Besluit van 9 december 2009 houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (kwaliteit en maatregelen met betrekking tot zwemwater)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2009, nr. BJZ2009045523, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op richtlijn 2006/7/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64), de artikelen 1, derde lid, 10b, vierde lid, 10ca, eerste en tweede lid, 10e, 10f en 11, vierde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, en artikel IV van de wet tot wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren) (Stb. 2009, 312);

De Raad van State gehoord (advies van 24 september 2009, nr. W08.09.0297/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 december 2009, nr. BJZ2009064641, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «In dit besluit» de zinsnede ingevoegd: en de daarop berustende bepalingen.

2. De begrippen worden in alfabetische volgorde geplaatst.

3. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:

aangewezen locatie:

plaats in oppervlaktewater die is aangewezen op grond van artikel 10b, tweede lid, van de wet;

abnormale situatie:

gebeurtenis of combinatie van gebeurtenissen die de zwemwaterkwaliteit op de betrokken locatie beïnvloedt en die zich naar verwachting gemiddeld niet meer dan eens in de vier jaar zal voordoen;

beheersmaatregelen:

maatregelen als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de zwemwaterrichtlijn die met betrekking tot aangewezen locaties worden genomen;

kortstondige verontreiniging:

microbiologische besmetting als bedoeld in bijlage I, kolom A, van de zwemwaterrichtlijn met duidelijk aantoonbare oorzaken waarvan normaliter niet wordt verwacht dat zij de zwemwaterkwaliteit langer zal aantasten dan 72 uur vanaf het begin van de aantasting en waarvoor het bevoegd bestuursorgaan overeenkomstig bijlage II van de zwemwaterrichtlijn procedures voor de voorspelling en de aanpak heeft vastgesteld;

proliferatie van cyanobacteriën:

ophoping van cyanobacteriën in de vorm van bloei, tapijt of drijflaag;

reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens:

gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 44d;

verontreiniging:

aanwezigheid van microbiologische besmetting of van andere organismen of afval die de zwemwaterkwaliteit aantast en een risico voor de gezondheid van de zwemmers inhoudt als bedoeld in de artikelen 44e en 44f en in bijlage I, kolom A, van de zwemwaterrichtlijn.

4. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

5. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan stelt met ingang van 24 maart 2010 overeenkomstig bijlage II van de zwemwaterrichtlijn procedures voor de voorspelling en de aanpak bij een kortstondige verontreiniging vast. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot die procedures.

B

Artikel 35 vervalt.

C

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het aantal bacteriën van de coligroep en thermotolerante bacteriën van de coligroep en» vervangen door: de bacteriën Intestinale Enterokokken en Escherichia coli, alsmede.

2. In het vierde lid wordt «het ingevolge artikel 3 en artikel 6, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573) bevoegde gezag» vervangen door: het bevoegd bestuursorgaan en aan gedeputeerde staten.

D

Hoofdstuk V komt te luiden:

Hoofdstuk V

§ 1. Algemeen
Artikel 44

Dit hoofdstuk is van toepassing op aangewezen locaties.

§ 2. Kwaliteitstoestand van het water
Artikel 44a
  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan verzamelt voor elke aangewezen locatie een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan voert na afloop van elk badseizoen met ingang van het badseizoen van 2012 voor elke aangewezen locatie de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling uit:

    • a. overeenkomstig de criteria van bijlage II van de zwemwaterrichtlijn, en

    • b. aan de hand van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die verzameld zijn over een periode bestaande uit dat badseizoen en de drie voorgaande badseizoenen.

  • 3. De beoordelingsperiode kan eenmaal in de vijf jaar worden gewijzigd in een periode bestaande uit de drie voorgaande badseizoenen, dan wel een periode bedoeld in het tweede lid, onder b.

  • 4. Een zwemwaterkwaliteitsbeoordeling kan worden uitgevoerd aan de hand van zwemwaterkwaliteitsgegevens die betrekking hebben op minder dan vier badseizoenen, indien:

    • a. de locatie minder dan vier badseizoenen geleden is aangewezen;

    • b. wijzigingen zijn opgetreden die de indeling, bedoeld in artikel 44b, van de aangewezen locatie zullen of redelijkerwijs zullen beïnvloeden, in welk geval de beoordeling wordt uitgevoerd aan de hand van een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die alleen bestaan uit de resultaten voor monsters die genomen zijn nadat de wijzigingen zijn opgetreden.

  • 5. Een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die wordt gebruikt voor zwemwaterkwaliteitsbeoordeling is gebaseerd op een bij ministeriële regeling te bepalen aantal monsters.

  • 6. Aangewezen locaties mogen ten behoeve van de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling worden onderverdeeld of gegroepeerd.

  • 7. Aangewezen locaties worden alleen gegroepeerd indien zij:

    • a. aangrenzend zijn,

    • b. tijdens de vier voorgaande jaren op dezelfde wijze beoordeeld zijn op grond van het tweede, derde en vierde lid, en

    • c. een zwemwaterprofiel vertonen met gemeenschappelijke risicofactoren, dan wel zonder risicofactoren.

Artikel 44b
  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan deelt met ingang van het badseizoen van 2012 een aangewezen locatie overeenkomstig de criteria uit bijlage II van de zwemwaterrichtlijn in de volgende klassen in:

    • a. slecht;

    • b. aanvaardbaar;

    • c. goed, of

    • d. uitstekend.

  • 2. De indeling vindt jaarlijks na afloop van het badseizoen plaats op grond van de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 44a.

  • 3. Het bevoegd bestuursorgaan deelt de indeling jaarlijks mee aan gedeputeerde staten zodra zij bekend is.

  • 4. Het bevoegd bestuursorgaan neemt de nodige maatregelen opdat het zwemwater aan het einde van het badseizoen van 2015 ten minste voldoet aan de klasse aanvaardbaar.

  • 5. Het bevoegd bestuursorgaan neemt de naar zijn oordeel realistische en evenredige maatregelen om het aantal als uitstekend of goed ingedeelde locaties te doen toenemen.

  • 6. In afwijking van de termijn, genoemd in het vierde lid, kan het bevoegd bestuursorgaan een locatie in de klasse slecht indelen, indien met ingang van het badseizoen volgend op dat van de indeling:

    • a. gedeputeerde staten passende beheersmaatregelen nemen, waaronder toepassing geven aan artikel 11, eerste lid, van de wet door onderscheidenlijk sluiting van de betrokken badinrichting te gelasten, een zwemverbod in te stellen of een negatief zwemadvies uit te brengen teneinde de blootstelling van zwemmers aan verontreiniging te voorkomen,

    • b. het bevoegd bestuursorgaan de oorzaken waarom de klasse aanvaardbaar niet is bereikt identificeert en passende maatregelen neemt om de oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen, en

    • c. gedeputeerde staten het publiek overeenkomstig artikel 44g voorlichten.

§ 3. Zwemwaterprofiel
Artikel 44c
  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan stelt met ingang van 24 maart 2011 voor een aangewezen locatie een zwemwaterprofiel op overeenkomstig bijlage III van de zwemwaterrichtlijn.

  • 2. Een zwemwaterprofiel mag betrekking hebben op één aangewezen locatie of op meerdere aangrenzende aangewezen locaties.

§ 4. Onderzoek van het water en te treffen maatregelen
Artikel 44d
  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan onderzoekt de in bijlage I, kolom A, van de zwemwaterrichtlijn genoemde parameters.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan voert het onderzoek uit overeenkomstig bijlage IV en V van de zwemwaterrichtlijn met een bij ministeriële regeling bepaalde frequentie.

  • 3. Voor de aanvang van elk badseizoen stelt het bevoegd bestuursorgaan voor elke aangewezen locatie een tijdschema voor het onderzoek vast.

  • 4. Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen vier dagen na de in het tijdschema bepaalde datum.

  • 5. Tijdens een kortstondige verontreiniging genomen monsters mogen buiten beschouwing worden gelaten. Zij worden vervangen door overeenkomstig bijlage IV van de zwemwaterrichtlijn genomen monsters.

  • 6. In een abnormale situatie kan het tijdschema, bedoeld in het derde lid, worden geschorst. De uitvoering wordt, zodra de abnormale situatie een einde heeft genomen, hervat waarna zo spoedig mogelijk nieuwe monsters worden genomen ter compensatie van het monstervrije interval.

  • 7. Het controlepunt is de locatie in het zwemwater waar:

    • a. de meeste zwemmers worden verwacht, of

    • b. volgens het zwemwaterprofiel het grootste risico van verontreiniging wordt verwacht.

  • 8. Het bevoegd bestuursorgaan voert de zwemwateranalyse uit in overeenstemming met een bij ministeriële regeling bepaalde referentiemethode.

Artikel 44e
  • 1. Wanneer het zwemwaterprofiel, bedoeld in artikel 44c, wijst op een mogelijke proliferatie van cyanobacteriën of een neiging tot proliferatie van macroalgen of marien fytoplankton, voert het bevoegd bestuursorgaan met ingang van 2012 een passend onderzoek uit ten einde gezondheidsrisico’s te kunnen vaststellen.

  • 2. Gedeputeerde staten beoordelen op grond van de resultaten van het onderzoek, genoemd in het eerste lid, de gezondheidsrisico’s.

  • 3. Indien zich een proliferatie van cyanobacteriën voordoet en gedeputeerde staten een gezondheidsrisico vaststellen of vermoeden, nemen gedeputeerde staten en het bevoegd bestuursorgaan onmiddellijk passende beheersmaatregelen ter voorkoming van blootstelling. In ieder geval lichten gedeputeerde staten het publiek voor.

  • 4. Indien zich een proliferatie van macroalgen of marien fytoplankton voordoet en gedeputeerde staten een gezondheidsrisico vaststellen of vermoeden, nemen gedeputeerde staten en het bevoegd bestuursorgaan passende beheersmaatregelen. In ieder geval lichten gedeputeerde staten het publiek voor.

  • 5. De wijze waarop en de frequentie waarmee het onderzoek wordt uitgevoerd, kan bij ministeriële regeling nader worden geregeld.

Artikel 44f
  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan inspecteert met ingang van het badseizoen van 2012 het zwemwater op aangewezen locaties visueel op verontreiniging door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval.

  • 2. Indien het bevoegd bestuursorgaan een verontreiniging als bedoeld in het eerste lid vaststelt, nemen het bevoegd bestuursorgaan en gedeputeerde staten passende beheersmaatregelen. Indien zij oordelen dat dit nodig is, lichten gedeputeerde staten het publiek voor.

§ 5. Voorlichting aan het publiek
Artikel 44g

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de voorlichting van het publiek die gedeputeerde staten met ingang van het badseizoen van 2012 op een passende wijze in de nabijheid van een aangewezen locatie en via passende media en technologie verstrekken omtrent zwemwater.

E

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

Het bevoegd bestuursorgaan neemt tijdig passende beheersmaatregelen wanneer het op de hoogte is van onverwachte situaties die een negatief effect hebben of redelijkerwijs kunnen hebben op de zwemwaterkwaliteit en op de gezondheid van zwemmers. In ieder geval lichten gedeputeerde staten het publiek voor en gelasten, zo nodig, sluiting van een badinrichting, dan wel stellen een zwemverbod in.

F

Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

Gedeputeerde staten zijn bevoegd om een locatie die op grond van artikel 10b, eerste lid, van de wet is aangemerkt niet aan te wijzen indien voor die locatie toepassing is gegeven aan artikel 11, tweede lid, van de wet door onderscheidenlijk sluiting van de betrokken inrichting te gelasten, een zwemverbod in te stellen of een negatief zwemadvies uit te brengen indien de maatregelen teneinde ten minste te voldoen aan de klasse aanvaardbaar niet uitvoerbaar of onevenredig kostbaar zijn.

G

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor «en VI» een zinsnede ingevoegd, luidende: , V voor zover het een badinrichting betreft.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Hoofdstuk V en, voor zover het geen badinrichtingen betreft, hoofdstuk VI, gelden slechts voor de krachtens artikel 1, tweede lid, van de wet bepaalde duur van het badseizoen.

H

Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 49

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan verstrekt aan Onze Minister en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat:

    • a. de uitkomsten van de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 44a, tweede lid;

    • b. de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 44d, eerste lid;

    • c. iedere schorsing van het tijdschema, bedoeld in artikel 44d, derde lid, en de reden hiervoor, en

    • d. een beschrijving van de uitgevoerde beheersmaatregelen met betrekking tot aangewezen locaties.

  • 2. Gedeputeerde staten verstrekken aan de in het eerste lid genoemde ministers informatie over iedere toepassing van artikel 11 van de wet.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald op welke wijze de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verstrekt.

I

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel vervallen de rij van parameters «bacteriën van de coligroep», «thermotolerante bacteriën van de coligroep», «zuurgraad», «faecale streptokokken», «salmonellae» en «entero-virussen».

2. De titel «Voorschriften ten aanzien van de toetsing» en de daaronder staande voorschriften vervallen.

J

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel vervallen de rij van parameter «bacteriën van de coligroep» en «thermotolerante bacteriën van de coligroep».

2. De parameters met de nummers 4 tot en met 14 worden vernummerd tot 2 tot en met 12.

ARTIKEL II

De wet tot wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren) (Stb. 2009, 312) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 9 december 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de negenentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit implementeert richtlijn 2006/7/EG 1 (hierna: zwemwaterrichtlijn). De zwemwaterrichtlijn is voor een aantal verplichtingen al geïmplementeerd in de implementatiewet. 2 De implementatiewet bevat daarnaast de delegatiebepalingen voor het implementeren van andere verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn in dit besluit.

De eerdere richtlijn over zwemwaterkwaliteit, richtlijn 76/160/EEG (hierna: zwemwaterrichtlijn uit 1976), werd geïmplementeerd in het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (hierna: Bhvbz) en in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (hierna: Bkmw). De kwaliteitseisen en monitoringsverplichtingen uit het Bkmw zullen komen te vervallen zodra de desbetreffende bepalingen uit dit besluit in werking treden.

Het is kabinetsbeleid om bij de implementatie van Europese regelgeving geen andere regels dan welke voor de implementatie van een richtlijn noodzakelijk zijn te regelen in Nederlandse regelgeving.

2. Verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn

2.1. Verplichtingen

Zoals hierboven is opgemerkt werd een aantal verplichtingen geïmplementeerd in de implementatiewet. De verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn zijn al voor een aanzienlijk deel toegelicht in de memorie van toelichting behorende bij de implementatiewet (hst. 3 van het algemeen deel). De verplichtingen waarvoor een delegatiebasis in de implementatiewet is opgenomen en die nu door middel van dit besluit worden geïmplementeerd zijn onder te verdelen in drie categorieën: de monitoringsverplichtingen, de kwaliteitsnormen en de beoordeling daarvan en de maatregelen. Terwijl de monitoringsverplichtingen en de kwaliteitsdoelstelling en -beoordeling geheel in dit besluit worden geïmplementeerd, zijn de maatregelen gedeeltelijk opgenomen in de implementatiewet en worden zij gedeeltelijk geïmplementeerd door middel van dit besluit.

De zwemwaterrichtlijn bepaalt in artikel 3 en bijlage I dat twee parameters, Intestinale Enterokokken en Escherichia coli, structureel en met een minimale frequentie moeten worden onderzocht. Deze parameters zijn bepalend voor de indeling van locaties in een kwaliteitsklasse. De zwemwaterrichtlijn vereist dat locaties aan het einde van het badseizoen van 2015 minimaal in de klasse aanvaardbaar kunnen worden ingedeeld. De klasse aanvaardbaar is de kwaliteitsnorm van de zwemwaterrichtlijn. Het bereiken van deze norm is een resultaatsverplichting waarvan slechts in een bepaald aantal gevallen kan worden afgeweken.

Er zijn daarnaast een aantal andere parameters in de artikelen 8 en 9 van de zwemwaterrichtlijn opgenomen die geen gevolgen hebben voor de kwaliteitsklasse van een locatie. Deze parameters zijn opgenomen, omdat ze in bepaalde hoeveelheden negatieve gevolgen voor de gezondheid van de zwemmer kunnen hebben. Indien wordt verwacht dat deze parameters op een locatie kunnen voorkomen wordt dit opgenomen in het zwemwaterprofiel en moet er een onderzoek plaatsvinden om de gezondheidsrisico’s vast te stellen.

Naast de onderzoeksverplichtingen en de maatregelen om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren, is een belangrijk doel van de zwemwaterrichtlijn dat het publiek goed wordt voorgelicht over de kwaliteit van het water op een locatie. De algemene verplichting is in artikel 12 van de zwemwaterrichtlijn opgenomen. Dit artikel bepaalt de informatie en op welke wijze deze moet worden verspreid. Een aantal specifieke opdrachten tot voorlichting bevindt zich in de artikelen 7, 8 en 9 van de zwemwaterrichtlijn.

2.2. Termijnen voor het uitvoeren van verplichtingen

De nieuwe verplichtingen treden gefaseerd in werking in samenhang met het beëindigen van de verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976. De verplichtingen van de zwemwaterrichtlijn gaan in op in de zwemwaterrichtlijn genoemde uiterste data. Het gaat hierbij om het tijdschema voor controle dat de eerste keer voor het begin van het derde badseizoen na inwerkingtreding van de zwemwaterrichtlijn moet zijn vastgesteld voor locaties. De zwemwaterprofielen moeten uiterlijk 24 maart 2011 door de waterbeheerder zijn vastgesteld. De voorlichtingsverplichting gaat uiterlijk in voor het badseizoen 2012. De eerste indeling van locaties in klassen vindt tegelijkertijd met de eerste beoordeling plaats in 2012. Over de indeling moet het publiek vanaf 2012 worden voorgelicht. In beginsel kan er voor die tijd al begonnen worden met de uitvoering van deze verplichtingen.

Verder zijn er verplichtingen in de zwemwaterrichtlijn opgenomen waarvoor geen uiterste datum is opgegeven voor de uitvoering dan de datum dat de zwemwaterrichtlijn uit 1976 wordt ingetrokken, namelijk 31 december 2014. Nederland kan zelf bepalen wanneer zij deze gaat uitvoeren.

Het betreft allereerst de verplichtingen uit de artikelen 7, 8 en 9 van de zwemwaterrichtlijn. Deze zullen vanaf het badseizoen 2012 worden uitgevoerd. Artikel 3 van de zwemwaterrichtlijn bepaalt dat de monitoring van de parameters uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976 wordt gestaakt zodra Nederland met monitoring van de parameters uit de zwemwaterrichtlijn begint. De artikelen uit het Bkmw waarin de onderzoeksverplichting van de zwemwaterrichtlijn uit 1976 is opgenomen komen dan te vervallen. De beoordeling op grond van de zwemwaterrichtlijn dient in beginsel plaats te vinden op grond van de monitoringresultaten uit vier badseizoenen. Hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk. In verband met de eerste beoordeling en indeling in 2012 moet in 2010 begonnen worden met de monitoring van de nieuwe parameters.

3. Implementatie

3.1. Algemeen

Bij de implementatie van de zwemwaterrichtlijn is ervoor gekozen om de verplichtingen bij de waterbeheerder en gedeputeerde staten neer te leggen. Hiermee wordt aangesloten bij de al bestaande bevoegdheidsverdeling in Nederland. Zie voor een nadere toelichting hierover hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting bij de implementatiewet.

Dit besluit sluit zo dicht mogelijk aan bij de bestaande structuur van het besluit. Volledig kan hieraan niet worden vastgehouden. Omdat hoofdstuk IV van het Bhvbz de verplichtingen voor de houder bevat, worden de verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn grotendeels opgenomen in hoofdstuk V. De reikwijdte van dit hoofdstuk wordt daarmee uitgebreid en zal ook gelden voor badinrichtingen in oppervlaktewater. Hoofdstuk V zal de bevoegdheden voor alle aangewezen locaties in oppervlaktewater bevatten voor de waterbeheerder, die voorheen opgenomen waren in het Bkmw, en voor gedeputeerde staten.

De verplichtingen van de houder van een badinrichting op grond van de voorschriften in hoofdstuk IV staan los van de verplichtingen uit hoofdstuk V die gericht zijn aan de waterbeheerder en gedeputeerde staten. De onderzoeksverplichtingen van de houder zijn de bestaande onderzoeksverplichtingen uit bedrijfsmatige overwegingen. Echter kunnen gedeputeerde staten in overeenstemming met de bestaande bevoegdheid in artikel 37 van het Bhvbz opdracht geven aan de houder om parameters uit de zwemwaterrichtlijn en andere door gedeputeerde staten aangewezen parameters te onderzoeken. Het gaat hierbij dan niet om resultaten die zijn verkregen aan de hand van het tijdschema dat bepalend is voor het bepalen van de kwaliteitsklasse van een aangewezen locatie (zie toelichting artikelsgewijs bij artikel 44d).

3.2. Kwaliteitsnorm
Algemeen

Het doel van de kwaliteitsnorm voor zwemwater op aangewezen locaties is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens. Gestreefd wordt daarom naar het verbeteren van de waterkwaliteit waarbij een bepaald minimum in acht moet worden genomen, behalve in geval van een beperkt aantal uitzonderingen. In deze paragraaf volgt een beschrijving van de kwaliteitsnorm. De doorwerking van de kwaliteitsnorm naar instrumenten voor het realiseren daarvan wordt nader toegelicht in paragraaf 3.5.

Indeling in kwaliteitsklassen

Het besluit regelt de indeling van aangewezen locaties in kwaliteitsklassen in overeenstemming met bijlage II van de zwemwaterrichtlijn. Dit zijn de kwaliteitsklassen slecht, aanvaardbaar, goed en uitstekend. De kwaliteitsklassen worden bepaald aan de hand van twee verschillende parameters, Intestinale Enterokokken en Escherichia coli, gemeten over een periode van een aantal jaar. Ook de kans op een kortstondige verontreiniging op een locatie is van belang bij het bepalen van de klasse waarin de locatie wordt ingedeeld. Indien een dergelijke verontreiniging zich kan voordoen, moet voldaan worden aan een aantal cumulatieve voorwaarden om de locatie in die klasse in te delen. Onder andere moeten er passende beheersmaatregelen worden genomen, zoals een systeem van vroegtijdige waarschuwing en controle om het publiek voor een kortstondige verontreiniging te kunnen voorlichten over de verontreiniging en bijvoorbeeld oorzaken van verontreiniging wegnemen. Een voorwaarde is ook dat er slechts een maximaal aantal of percentage monsters buiten beschouwing kan worden gelaten.

De klassen goed en uitstekend vormen kwaliteitsnormen waarnaar gestreefd wordt op de langere termijn. Aan het realiseren van deze klassen is geen uiterste datum verbonden. Wel draagt de waterbeheerder er zorg voor binnen zijn bevoegdheden dat maatregelen worden genomen die erop gericht zijn deze kwaliteitsnormen te bereiken. Het moet hierbij gaan om uitvoerbare en evenredige maatregelen. Dit zijn maatregelen die voor wat betreft de kosten redelijk en evenredig zijn.

Naast het streven naar deze goede en uitstekende klassen wordt in ieder geval een minimumnorm gehandhaafd waarvoor een bepaalde ingangsdatum geldt. De klasse aanvaardbaar is de ondergrens die uiterlijk aan het einde van het badseizoen 2015 bereikt moet zijn. Om deze kwaliteitsnorm te bereiken moeten de nodige maatregelen worden genomen, voor zover deze redelijk zijn.

In paragraaf 5.2 van het algemeen deel van de toelichting 3 van de implementatiewet wordt ingegaan op de rol van de waterbeheerder en de provincie bij de afweging van het bereiken en handhaven van de aanvaardbare kwaliteit van het water. Daarnaast gaat het om de afweging van de uitvoerbaarheid en evenredigheid van maatregelen om de in goed en uitstekend ingedeelde locaties te doen toenemen. Hoewel de waterbeheerder, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het waterbeheer, hoofdverantwoordelijke is voor het realiseren van een goede waterkwaliteit zal de provincie vanuit haar verantwoordelijkheid voor onder andere de ruimtelijke ordening, toerisme en volksgezondheid ook een taak hebben in de voorgenoemde afweging. Vanuit haar rol als terreinbeheerder en de verdeling van taken in de Waterwet zodra deze inwerking is getreden, heeft ook de gemeente een rol in het oppervlaktewaterbeheer, waaronder zwemwater. Over het treffen van maatregelen door de verschillende partijen staat meer beschreven in paragraaf 3.5.

Afwijken van aanvaardbare kwaliteit

Afwijken van de aanvaardbare kwaliteit is slechts onder bepaalde limitatieve voorwaarden mogelijk. In het geval dat de waarden van de gemeten parameters in de reeks kwaliteitsgegevens hoger zijn dan die voor de klasse aanvaardbaar wordt een aangewezen locatie ingedeeld in de klasse slecht. De zwemwaterkwaliteit is dan onder het minimaal aanvaardbare. Bij deze indeling is het alleen mogelijk om aan de voorwaarden van de richtlijn te voldoen indien er passende beheersmaatregelen worden genomen waaronder maatregelen die moeten voorkomen dat zwemmers worden blootgesteld aan verontreiniging. Dit houdt in het opleggen van een zwemverbod, of uitbrengen van een negatief zwemadvies, dan wel het gelasten tot sluiting van een badinrichting. Gedeputeerde staten informeren het publiek over de kwaliteitstoestand van het water en getroffen maatregelen. De waterbeheerder identificeert de oorzaken van de onvoldoende kwaliteit en treft binnen zijn bevoegdheden maatregelen om de kwaliteit te verbeteren.

3.3. Zwemwateronderzoek
Algemeen

De verplichting voor onderzoek geldt enerzijds ten aanzien van een tweetal hierboven genoemde parameters die de kwaliteitsnorm van het zwemwater op een locatie bepalen en anderzijds een aantal andere parameters die de kwaliteitsnorm van het zwemwater niet beïnvloeden. Het is van belang dat dit onderzoek op de juiste wijze en met de juiste frequentie wordt uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor het nemen van de watermonsters en voor het uitvoeren van de analyses in het laboratorium.

De behoefte aan het onderzoek berust op verschillende gronden. Het is van belang dat er juiste informatie beschikbaar is voor het waterkwaliteitsbeheer en het beheer van een locatie. De beschikbaarheid van juiste informatie is noodzakelijk in verband met de voorlichtingsplicht van gedeputeerde staten en hun bevoegdheid dan wel verplichting om een zwemverbod op te leggen, een negatief zwemadvies uit te brengen of een badinrichting te sluiten. De waterbeheerder heeft de informatie daarnaast nodig voor de indeling van de locatie en om inzicht te krijgen in de kwaliteit van het water om de mate en de oorzaken van de vervuiling te kunnen bepalen. Zo kan worden nagegaan hoe de kwaliteit van het water kan worden verbeterd en, als er al een plan voor verbetering van de kwaliteit bestaat, of de verbetering goed verloopt.

Parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn

De controle van de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn, die voor de indeling in klassen worden gebruikt, wordt uitgevoerd met een frequentie die bij ministeriële regeling wordt bepaald. De voorschriften voor het aantal te nemen monsters per badseizoen staan aangegeven in bijlage IV van de zwemwaterrichtlijn. De zwemwaterrichtlijn geeft een minimale frequentie voor het onderzoek aan – verspreid over het badseizoen moeten minimaal 4 monsters genomen worden naast het monster dat voor het begin van het badseizoen wordt genomen en met een maximale tussenperiode van één maand. Mocht het in speciale omstandigheden naar het oordeel van de waterbeheerder noodzakelijk zijn om met een hogere frequentie te monitoren is dat mogelijk. Een dergelijk speciale omstandigheid kan bijvoorbeeld zijn dat er dan een vermoeden bestaat van een verontreiniging van het zwemwater.

Voor iedere locatie stelt de waterbeheerder een tijdschema op waarin staat aangegeven wanneer een bemonstering moet plaatsvinden. Er is een marge van vier dagen na de datum die in het tijdschema staat aangegeven waarbinnen moet worden gecontroleerd. Dit tijdschema kan worden geschorst als er zich een abnormale situatie voordoet. Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij uitzonderlijke weersomstandigheden die zich gemiddeld niet meer dan eens per vier jaar voordoen en de zwemwaterkwaliteit op de betrokken locatie beïnvloedt. Meetresultaten die voortvloeien uit een onderzoek onder die omstandigheden vormen geen representatief beeld van de kwaliteit van het water. Een soortgelijke situatie doet zich voor bij een kortstondige verontreiniging waardoor zich opeens hoge concentraties van stoffen in het water bevinden. Ook deze incidentele metingen kunnen het representatieve beeld van de kwaliteit van het water verstoren. Een monster dat tijdens een dergelijk verontreiniging wordt genomen wordt niet meegenomen in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens mits er voldaan is aan de eisen voor een kortstondige verontreiniging (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel A). Om te controleren dat de situatie voorbij is, moet de waterbeheerder een extra monster nemen dat dit bevestigt. Vervolgens wordt zeven dagen later een monster genomen dat meetelt voor de kwaliteitsbeoordeling. Het monster wordt dus opgenomen in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens. Het protocol «Controle zwemwaterlocaties conform de Europese zwemwaterrichtlijn 2006/7/EG» dat ontwikkeld is in samenwerking met waterbeheerders zal een handleiding bieden voor de waterbeheerder met betrekking tot de voorschriften voor het monitoren van parameters uit de zwemwaterrichtlijn.

De monsters worden volgens de voorschriften uit bijlage V van de zwemwaterrichtlijn behandeld. Deze bijlage geeft voorschriften over het punt van bemonstering, de sterilisatie van monsterflessen, monsterneming en het bewaren en het vervoer van monsters voor de analyse. Het betreft hier een bijlage met technische voorschriften die duidelijk genoeg is om te kunnen volstaan met een verwijzing in het besluit.

Hoewel de waterbeheerder de verantwoordelijkheid heeft voor het onderzoek van de microbiologische parameters, zal de houder van een zweminrichting in overeenstemming met de bestaande situatie opdracht kunnen krijgen om extra onderzoek te verrichten naar deze parameters. Dit bedrijfsgericht onderzoek wordt gedaan op grond van artikel 37 van het Bhvbz dat gewijzigd wordt om de oude parameters door de parameters uit de zwemwaterrichtlijn te vervangen.

Overige parameters

De controle van de overige parameters wordt bepaald door de uitkomsten van het onderzoek voor de vaststelling van het zwemwaterprofiel. De waterbeheerder beoordeelt de mogelijke proliferatie van cyanobacteriën, macroalgen en marien fytoplankton voor iedere locatie en neemt de beoordeling op in het zwemwaterprofiel. Indien uit deze beoordeling blijkt dat er een mogelijkheid is op een proliferatie van deze parameters, voert de waterbeheerder onderzoek uit om vast te stellen of er gezondheidsrisico’s bestaan voor zwemmers. De frequentie van het onderzoek kan variëren afhankelijk van het risico op proliferatie op de locatie tijdens het badseizoen. In het besluit staan geen normen voor deze parameters opgenomen omdat er geen specifieke normstelling in de zwemwaterrichtlijn is opgenomen. Wel wordt er op dit moment een protocol, het blauwalgenprotocol, ontwikkeld dat een handleiding gaat bieden voor de waterbeheerder en gedeputeerde staten. In dit protocol staat opgenomen hoe de controle kan worden uitgevoerd en de risico’s voor de gezondheid van de zwemmer door gedeputeerde staten kunnen worden beoordeeld met betrekking tot cyanobacteriën. In het besluit is een grondslag voor een ministeriële regeling opgenomen om later nog nadere regels te kunnen stellen over het onderzoek naar cyanobacteriën. De Europese Commissie kan in overleg met de lidstaten dit onderzoek nog verder uitwerken. Deze regels kunnen dan opgenomen worden in de ministeriële regeling.

Tot slot moet het zwemwater visueel geïnspecteerd worden op verontreiniging door teerachtige residuen glas, plastic, rubber of ander afval. Dit onderzoek wordt door de waterbeheerder gedaan wanneer deze het onderzoek uitvoert naar de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn. Voor de houder van een badinrichting geldt dat deze dagelijks in het kader van een bedrijfsgericht onderzoek een visuele inspectie verricht. Parameters daarvoor zijn al opgenomen in bijlage II van het Bhvbz. Dit is in overeenstemming met de bestaande onderzoeksverplichtingen van de houder.

Zwemwaterprofiel

Voor elke locatie stelt de waterbeheerder een zwemwaterprofiel vast in overeenstemming met bijlage III van de zwemwaterrichtlijn. Het betreft een omgevingsonderzoek van de desbetreffende locatie. Daarbij worden de kenmerken van het zwemwater beschreven en van andere oppervlaktewateren in de omgeving die de kwaliteit van het water van de locatie kunnen beïnvloeden. Het doel van het zwemwaterprofiel is om een beter inzicht te verkrijgen van een locatie. Door een onderzoek zal in kaart worden gebracht wat eventuele bronnen van verontreiniging zijn van het water. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel wordt gebruik gemaakt van historische gegevens van de waterkwaliteit en zal een onderzoek op de locatie worden uitgevoerd om de situatie ter plekke te beoordelen. Hierbij kan het ook nuttig zijn om informatie van bezoekers van de aangewezen locatie in te winnen over hun ervaringen op die locatie. De waterbeheerder kan voor het vaststellen van het zwemwaterprofiel gebruik maken van gegevens die al verzameld zijn in een ander kader.

Het profiel bevat een beschrijving en beoordeling van de oorzaken van verontreiniging die de kwaliteit van het water op een locatie kunnen aantasten en schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van zwemmers. Het profiel moet verschillende gegevens bevatten indien deze beoordeling een risico van een kortstondige verontreiniging aantoont. Dat wil zeggen dat er naar verwachting verhoogde concentraties van de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn kunnen voorkomen gedurende een periode van niet langer dan 72 uur. De vermoedelijke aard, frequentie en duur van de verwachte kortstondige verontreiniging worden dan omschreven. Verder neemt de waterbeheerder gegevens over oorzaken, de genomen beheersmaatregelen en het tijdschema voor het wegnemen van de verontreiniging en de tijdens deze incidenten genomen beheersmaatregelen op in het profiel. Tot slot staan in het profiel de identiteit en contactgegevens van de instanties die met het nemen van de maatregelen belast zijn. Afhankelijk van de indeling in een van de vier kwaliteitsklassen actualiseert de waterbeheerder het profiel met een verschillende frequentie die is opgenomen in bijlage III van de zwemwaterrichtlijn. Voor het opstellen van het zwemwaterprofiel is een handreiking gedaan in de vorm van een protocol.

3.4. Beoordeling
Reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens

Ten behoeve van de indeling van aangewezen locaties beoordeelt de waterbeheerder de kwaliteit van het water aan de hand van de resultaten van het onderzoek. Hij verzamelt reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens die bestaan uit de resultaten van het onderzoek van de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn. In beginsel zijn dit de resultaten van de monsters van de 3 voorgaande badseizoenen en het badseizoen van het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt. Het aantal monsters dat wordt gebruikt voor de beoordeling is afhankelijk van het aantal door de waterbeheerder genomen monsters. Zoals hierboven al is toegelicht, schrijft de richtlijn minimaal 4 monsters per badseizoen voor, hoewel dit meer monsters kunnen zijn afhankelijk van de duur van het badseizoen en de indeling van de locatie. In een ministeriële regeling zal geregeld worden hoeveel monsters voor de reeks gebruikt moeten worden. De waterbeheerder beoordeelt de waterkwaliteit in overeenstemming met de criteria uit bijlage II en de waarden uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn. Bij de verzameling van de reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens kunnen monsters genomen tijdens kortstondige verontreinigingen buiten beschouwing worden gelaten, mits dit aantal niet meer dan 15% van het totaal genomen monsters is dat in het tijdschema is voorzien of niet meer dan één monster per badseizoen, al naargelang welk aantal het grootst is. Dit heeft te maken met de representativiteit van de monsters voor de kwaliteit van het water op de locatie. Zie voor een nadere toelichting over de kortstondige verontreiniging paragraaf 3.3.

Uitzonderingsbepalingen

De zwemwaterrichtlijn regelt een aantal uitzonderingsbepalingen die het mogelijk maken om van de beoordelingsperiode van vier badseizoenen af te wijken. De uitzonderingsbepalingen zijn in het besluit opgenomen. Mocht het badseizoen slechts 8 weken duren is in bijlage IV van de zwemwaterrichtlijn een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt slechts 3 monsters per badseizoen te gebruiken voor de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens. Bovendien biedt het besluit de mogelijkheid bij ministeriële regeling een beoordelingsperiode van drie badseizoenen te bepalen. Tot slot is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de beoordelingsperiode geclausuleerd tot het geval dat een locatie recentelijk is aangewezen of er wijzigingen zijn opgetreden die de indeling van de locatie zullen beïnvloeden. Gedacht kan daarbij worden aan maatregelen die de waterbeheerder heeft genomen om de waterkwaliteit structureel te verbeteren. De monitoringsgegevens van voor deze verandering in omstandigheden hoeven dan niet te worden meegenomen in de waterkwaliteitsbeoordeling. Het besluit regelt in artikel II ook een overgangssituatie voor het geval dat de waterkwaliteit is beoordeeld op grond van de parameters uit de zwemwaterrichtlijn van 1976. In dat geval worden de parameters 2 en 3 uit de bijlage van die zwemwaterrichtlijn gebruikt bij de beoordeling op grond van de zwemwaterrichtlijn.

Onderverdeling en groepering van locaties

De waterbeheerder kan, in samenspraak met de provincie, locaties onderverdelen of groeperen ten behoeve van de beoordeling. Uitgangspunt bij groepering van locaties zijn de overeenkomsten tussen deze locaties. Het besluit regelt in overeenstemming met de zwemwaterrichtlijn dat groeperen alleen mogelijk is als locaties aangrenzend zijn, tijdens de afgelopen beoordelingsperiode van vier jaar op dezelfde wijze zijn beoordeeld en het zwemwaterprofiel van de te groeperen locaties gemeenschappelijke risicofactoren vertonen of geen risicofactoren vertonen. Gemeenschappelijke risicofactoren houdt onder andere in dat er een vergelijkbaar risico bestaat dat zich een kortstondige verontreiniging voordoet.

3.5. Maatregelen
Algemeen

Het begrip beheersmaatregelen wordt zoals blijkt uit artikel 2, zevende lid, van de zwemwaterrichtlijn gebruikt voor het hele scala aan maatregelen, dus ook de verplichting tot het opstellen van een zwemwaterprofiel, de indeling en de voorlichting. In deze paragraaf wordt ingegaan op de maatregelen die met name de waterbeheerder treft om de vereiste kwaliteit te realiseren. Het gaat dus om maatregelen die worden genomen om de gevaren van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen. Ook andere partijen als provincies, gemeenten en houders van badinrichtingen kunnen aan de lat staan om waterkwaliteitsverbeterende maatregelen op een locatie te nemen. Zoals in paragraaf 3.2 al uiteen is gezet is het realiseren van de kwaliteit in de klasse aanvaardbaar een resultaatsverplichting. Daarnaast geldt een inspanningsverplichting om de klasse goed en uitstekend op termijn op zoveel mogelijk locaties te realiseren.

Waterbeheerplannen

De lange termijn maatregelen die nodig zijn om de kwaliteitsnorm te realiseren worden opgenomen in de waterplannen die op grond van de artikelen 5 en 9 van de Wet op de waterhuishouding (hierna: Wwh) worden opgesteld en die het integrale waterkwaliteitsbeheer in Nederland waarborgen. Wanneer de Waterwet 4 in werking treedt zullen deze maatregelen worden opgenomen in de plannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet. Dit is geregeld in de implementatiewet.

De kwaliteitsnormen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, werken door naar de waterplannen waarin de functie zwemwater wordt opgenomen voor alle op grond van artikel 10b van de implementatiewet aangewezen locaties. In deze waterbeheerplannen worden de maatregelen opgenomen die nodig zijn om de doelstellingen uit de zwemwaterrichtlijn te realiseren. Maatregelen die nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren zullen dus gericht moeten zijn op het tegengaan of wegnemen van bronnen van verontreiniging. Maatregelen kunnen onder andere zijn de aanpak van riooloverstorten of de verbetering van het rendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties. Daarnaast kunnen stroomopwaarts heersende omstandigheden de waterkwaliteit op de locatie beïnvloeden. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel onderzoekt en beoordeelt de waterbeheerder deze factoren per locatie. In de waterbeheerplannen worden dan de maatregelen opgenomen die gericht zijn op het bereiken van de vereiste kwaliteitsnormen.

Lozingsvergunning en algemene regels voor lozingen in het oppervlaktewater

Een belangrijk instrument bij het realiseren van de kwaliteitsnormen voor zwemwater is de vergunning die is vereist voor het lozen van verontreinigende stoffen op oppervlaktewater. Dit gebeurt via de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo). Artikel 1, zesde lid, van de Wvo regelt dat bij het verlenen van een vergunning voor het lozen van verontreinigende stoffen in oppervlaktewater rekening wordt gehouden met de plannen op grond van artikel 5 en 9 van de Wwh. Dit betekent dat er in beginsel geen vergunning zal worden afgegeven waar een lozing negatief effect kan hebben op de kwaliteit van het zwemwater, tenzij dit zeer goed gemotiveerd is. Na inwerkingtreding van de Waterwet worden lozingen op oppervlaktewaterlichamen gereguleerd via de Waterwet.

Er gelden bovendien algemene regels voor lozingen. Voor directe lozingen in een oppervlaktewater vormt de Wvo en na inwerkingtreding de Waterwet het wettelijke kader. De waterbeheerder is voor de kwaliteit van oppervlaktewateren verantwoordelijk. De waterbeheerder of een ander bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het afvalwater dat wordt geloosd op oppervlaktewater. In geval van riolering zal gemeente of provincie bevoegd gezag zijn. Overschrijdingen van kwaliteitsdoelstellingen voor bepaalde oppervlaktewateren, zoals zwemwater, die geconstateerd worden door de waterbeheerder zullen tot acties van de waterbeheerder leiden. Of de waterbeheerder is zelf bevoegd tot het stellen van maatwerkvoorschriften of er is een ander bevoegd gezag. In het geval dat een ander bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de lozing zal de waterbeheerder het bevoegd gezag kunnen verzoeken om maatwerkvoorschriften te stellen. Wanneer dit verzoek niet gehonoreerd wordt, zal dit een beschikking zijn waartegen de waterbeheerder in bezwaar kan.

Doorwerking naar de ruimtelijke ordening

De doorwerking naar de ruimtelijke ordening is indirect. Na de inwerkingtreding van de Waterwet, waarin bepaald wordt dat het nationale waterplan en het regionale waterplan voor wat betreft de ruimtelijke aspecten een structuurvisie krachtens de Wet ruimtelijke ordening zijn, wordt de ruimtelijke doorwerking nog duidelijker. In de Waterwet is een beleidsmatige afstemming vastgelegd met de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). De Waterwet regelt dat het nationale en regionale waterplan voor wat betreft de daarin opgenomen ruimtelijke beleidsaspecten «structuurvisies» zijn in de zin van de Wro. Dit houdt in dat de vaststellende overheid in het desbetreffende waterplan expliciet kan aangeven wat volgens haar in de komende beleidsperiode aan ruimtelijk beleid nodig is om de ingevolge dit besluit vereiste kwaliteit van het water te realiseren. Voor zover de beleidsvoornemens relevant zijn voor de vaststelling van bestemmingsplannen door gemeenten, kan het Rijk of de provincie zo nodig de bevoegdheden aanwenden die de Wro hen daartoe biedt, zoals het stellen van algemene regels of het geven van specifieke aanwijzingen. Een waterschap kan haar beleid in het bestemmingsplan laten doorwerken in goed overleg met de gemeente, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de watertoets.

Het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) bepaalt in artikel 3.1.1 dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan of projectbesluit overleg voert met de betrokken waterbeheerders en met de diensten van rijk en provincies die belast zijn met de behartiging van de belangen die in het voorgenomen ruimtelijk besluit in het geding zijn. Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de initiatiefnemer – veelal een gemeentelijk bestuursorgaan – al in een vroegtijdig stadium van de ruimtelijke besluitvorming met de voor het waterbeheer verantwoordelijke instantie in contact treedt over de mogelijke gevolgen van de ruimtelijke voornemens voor het kwalitatieve waterbeheer. Van de waterbeheerder wordt verwacht dat deze mogelijke gevolgen aangeeft en hoe deze zouden kunnen worden voorkomen of gemitigeerd, of aan welke criteria de verdere uitwerking zou moeten voldoen. De waterbeheerder zal vanuit zijn deskundigheid en verantwoordelijkheid de initiatiefnemer behulpzaam zijn indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de beoogde nieuwe bestemmingen voor de waterkwaliteit plaatsvindt. Dit onderzoek vindt plaats indien niet al bij de vaststelling van het waterplan met het voorgenomen initiatief rekening is gehouden. Tot slot brengt de waterbeheerder advies uit over het definitieve ontwerp voor het ruimtelijk besluit.

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat de toelichting op een bestemmingsplan, dan wel de ruimtelijke onderbouwing van een projectbesluit een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van dat besluit voor de waterhuishouding, de waterparagraaf. Het bevat het advies van de waterbeheerder en, voor zover dat advies niet is overgenomen, een verantwoording van de daarbij gemaakte keuzes. Een ruimtelijk besluit dat op de hierboven beschreven wijze tot stand is gekomen, voldoet aan de eisen van zorgvuldige afweging en motivering.

Rol van de waterbeheerder

Gezien de bevoegdheden van de waterbeheerder, die beperkt zijn tot maatregelen met betrekking tot het waterbeheer, zal het voor de waterbeheerder niet altijd mogelijk zijn om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om de kwaliteit van het zwemwater te verbeteren. Het verlenen van een lozingsvergunning is een bevoegdheid die de waterbeheerder uitoefent. Andere maatregelen zoals het verplaatsen van een stortplaats of een hondenweide vallen niet onder de verantwoordelijkheden van de waterbeheerder, maar kunnen in onderling overleg worden getroffen met andere betrokken partijen als de provincie, de gemeente of de houder. De doorwerking van de waterkwaliteitsnorm naar de ruimtelijke ordening is indirect zoals hierboven werd toegelicht. De waterbeheerder zal een signalerende rol kunnen vervullen door het identificeren van de noodzakelijke maatregelen en deze actief te communiceren naar de betrokken partijen. De afstemming van de waterplannen en de plannen in het kader van de ruimtelijke ordening kunnen daarvoor gebruikt worden. Bovendien is de toekomstige Waterwet mede gericht op het samenwerken tussen overheden ten behoeve van het waterbeheer. In de Waterwet (artikel 3.8) staat opgenomen dat waterschappen en gemeenten zorg dragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden.

Los van de maatregelen die door andere betrokken partijen worden genomen en die daarvoor ook de kosten zullen dragen, is de waterbeheerder bevoegd om een afweging te maken met betrekking tot de kosteneffectiviteit van maatregelen die hijzelf kan treffen. De zwemwaterrichtlijn (artikel 5) verplicht niet tot het nemen van onevenredig dure of onuitvoerbare maatregelen. Deze afweging met betrekking tot de kosteneffectiviteit kan leiden tot het niet toekennen van de functie zwemwater in de waterplannen (artikel 10b, tweede lid, van de implementatiewet), een zwemverbod of negatief zwemadvies (artikel 11, tweede lid, van de implementatiewet) en onder omstandigheden tot het afvoeren van een zwemwaterlocatie (artikel 10b, derde lid, van de implementatiewet).

Rol van de provincie

Bij het opstellen van voorgenoemde plannen spelen de provincies ook een rol in het realiseren van de noodzakelijke maatregelen vanuit hun verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening. Bij het aanwijzen van een zwemwaterlocatie moet worden nagedacht over de noodzakelijke maatregelen en door wie deze moeten worden getroffen, zodat de locatie gehandhaafd kan worden. De provincie vervult in dit kader een belangrijke aansturende rol.

Daarnaast spelen gedeputeerde staten ook een rol bij de afweging van de kosteneffectiviteit van maatregelen. Jaarlijks merken gedeputeerde staten locaties die aan de omschrijving van artikel 10b, eerste lid, van de wet voldoen, aan als zwemwaterlocatie. Indien in dit stadium blijkt dat het treffen van de maatregelen die nodig zijn om de vereiste klasse aanvaardbaar niet uitvoerbaar of onevenredig kostbaar zijn, zullen zij niet tot aanwijzing van de locatie als zwemwater overgaan ondanks dat die functie in de waterplannen is toegekend. In dat geval moeten gedeputeerde staten toepassing geven aan artikel 11, tweede lid, van de wet (artikel 45a van dit besluit).

Deze bevoegdheid tot niet aanwijzing in combinatie met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de wet staat los van de voorwaarde dat gedeputeerde staten gebruik moeten maken van hun bevoegdheid op grond van artikel 11, eerste lid, van de implementatiewet om sluiting van een badinrichting te gelasten, een zwemverbod in te stellen of een negatief zwemadvies uit te brengen als de aangewezen locatie is ingedeeld in de klasse slecht. Bij toepassing van artikel 11, eerste lid, van de wet is er sprake van een tijdelijke indeling van een aangewezen locatie in de klasse slecht. Op grond van artikel 10b, derde lid, wordt een locatie die ondanks getroffen maatregelen na 5 jaar nog in de klasse slecht moet worden ingedeeld niet langer aangewezen door gedeputeerde staten. Hierbij is niet relevant of de kosten niet uitvoerbaar of onevenredig kostbaar zijn, maar speelt slechts het aantal badseizoenen dat een locatie in de klasse slecht staat ingedeeld een rol.

4. Gevolgen van het besluit

4.1. Administratieve lasten en overige bedrijfseffecten

De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in dit besluit zijn neergelegd bij bestuursorganen. De enige gevolgen voor een houder bij een aangewezen locatie is het vervangen van de parameters uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976 in artikel 37 van het Bhvbz door de parameters uit de zwemwaterrichtlijn. Dit heeft geen extra lasten tot gevolg, aangezien onderzoek naar de nieuwe parameters geen extra kosten met zich meebrengen. Zie voor een toelichting van de analysekosten van de nieuwe parameters paragraaf 7.2 van de memorie van toelichting bij de implementatiewet.

4.2. Bestuurslasten
Algemeen

In paragraaf 7.2 van de memorie van toelichting bij de implementatiewet is een uitvoerige uiteenzetting van de verwachte bestuurslasten gegeven in verband met de implementatie van de verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn. Daarbij is aangegeven dat er een verwaarloosbare toename van de bestuurslasten wordt verwacht. Op grond van nieuwe gegevens is gebleken dat de toename van bestuurslasten voor de provincies niet verwaarloosbaar is. Hieronder volgt nog een kort overzicht van de gevolgen voor de bestuurslasten van de waterbeheerders en de provincies.

Waterbeheerder

De waterbeheerder kan een lichte kostenstijging verwachten als het gevolg van het opstellen van de zwemwaterprofielen. Deze kostenstijging kan opgevangen worden binnen het bestaande budget.

De maatregelen voor het zwemwater maken integraal deel uit van de impuls die op dit moment aan het waterkwaliteitsbeleid wordt gegeven voor de implementatie van de kaderrichtlijn water 5. De investeringen die voor zwemwater noodzakelijk zijn, zijn zeer beperkt ten opzicht van de totale investeringen voor het realiseren van de doelstellingen uit de kaderrichtlijn water.

Het onderzoek van de nieuwe parameters kunnen tot een kostenbesparing leiden voor de waterbeheerders, gezien het verminderde aantal parameters en de lagere frequentie waarmee het onderzoek wordt uitgevoerd.

In totaal zullen de kosten beperkt toenemen en kunnen deze worden opgevangen binnen het bestaande budget.

Provincie

Voor de provincies volgt een kostenstijging uit de verplichting om informatie te verspreiden over de actuele zwemwaterkwaliteit door middel van borden bij locaties vanwege de gedetailleerde informatie die op de borden moet staan op een locatie. Deze verplichting volgt uit het besluit. Ook een grotere personele inzet is hierdoor noodzakelijk. Naast de kosten voor de voorlichting van het publiek vloeien ook kosten voort uit de op grond van de implementatiewet verplichte inspraak van het publiek op de aanwijzing van zwemwaterlocaties.

Vanwege de hierboven beschreven toename van de bestuurslasten zal eenmalig een bedrag van € 4,8 miljoen aan de provincies worden uitgekeerd.

4.3. Uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheid

Dit besluit richt zich tot de waterbeheerder, Rijkswaterstaat en de waterschappen, en de provincies. Bij de implementatie van de zwemwaterrichtlijn is aangesloten bij de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling. Voor het besluit betekent dit dat de waterbeheerder verantwoordelijk is voor onderzoeksverplichtingen, het vaststellen van zwemwaterprofielen en het treffen van waterkwaliteitsverbeterende maatregelen die binnen zijn bevoegdheden liggen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de publieksvoorlichting en het beoordelen van gezondheidsrisico’s om zo zwemverboden te kunnen opleggen of negatieve zwemadviezen uit te brengen.

Zoals in paragraaf 7.3 van de memorie van toelichting bij de implementatiewet is toegelicht zijn er in dit kader afspraken gemaakt tussen het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW). Bij rijkswateren zal overleg tussen Rijkswaterstaat en provincies plaatsvinden om verplichtingen goed te kunnen uitvoeren.

Zowel het IPO als de UvW heeft kennis genomen van dit besluit. Deze hebben aangegeven niet te verwachten dat de uitvoering en handhaving van de gewijzigde regelgeving problemen op zal leveren.

Ten aanzien van de overzichtelijkheid van de te verstrekken informatie voor het publiek en de blauwalgenproblematiek heeft IPO aangegeven dat hier aandacht aan moet worden besteed. De UvW heeft aangegeven dat de relatie met de vogel- en habitatrichtlijn aandacht behoeft.

De VROM Inspectie heeft kennis genomen van dit besluit en geen opmerkingen gemaakt dat de bepalingen hierin niet handhaafbaar zijn.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Sommige definities van de zwemwaterrichtlijn betreffen begrippen die in het Nederlandse wetsysteem bekend zijn zoals het begrip oppervlaktewater of zijn al opgenomen in de implementatiewet zoals het begrip badseizoen en bevoegd bestuursorgaan.

Het begrip aangewezen locatie is niet gedefinieerd in de implementatiewet. Het begrip locatie in de implementatiewet heeft betrekking op plaatsen die onder de reikwijdte van de zwemwaterrichtlijn vallen. In dit besluit worden de bepalingen uit de zwemwaterrichtlijn geïmplementeerd die van toepassing zijn op locaties in oppervlaktewater die op grond van artikel 10b van de implementatiewet zijn aangewezen. Dit geldt zowel voor badinrichtingen in oppervlaktewater als locaties in oppervlaktewater waar geen badinrichting is.

Een abnormale situatie doet zich naar verwachting niet meer dan eens in de vier jaar voor en is een gebeurtenis of een combinatie van gebeurtenissen die de zwemwaterkwaliteit op een aangewezen locatie beïnvloedt. Deze definitie is relevant bij het bepalen of het tijdschema voor controle kan worden geschorst.

Bij het begrip beheersmaatregelen wordt naar de omschrijving uit de zwemwaterrichtlijn verwezen. Bij beheersmaatregelen wordt in het Nederlandse spraakgebruik overwegend gedacht aan maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit. De zwemwaterrichtlijn verstaat hieronder echter het hele scala aan maatregelen dat getroffen moet worden voor aangewezen locaties op grond van de zwemwaterrichtlijn. Het begrip is daarmee breder dan hier gewoonlijk onder wordt verstaan. Kortheidshalve wordt verwezen naar het desbetreffende artikellid uit de zwemwaterrichtlijn. De verschillende beheersmaatregelen zijn voor de verschillende onderdelen afzonderlijk opgenomen in dit besluit. Het gaat hierbij om:

  • vaststelling en actualisering van het zwemwaterprofiel,

  • vaststelling van een tijdschema voor controle,

  • controle van het zwemwater,

  • beoordeling van de zwemwaterkwaliteit,

  • indeling van het zwemwater,

  • een beschrijving en beoordeling van oorzaken van verontreiniging die het zwemwater kunnen aantasten en schade toebrengen aan de gezondheid van de zwemmers,

  • verstrekken van informatie aan het publiek,

  • uitvoering van maatregelen om blootstelling van zwemmers aan verontreiniging te voorkomen, en

  • uitvoering van maatregelen om de gevaren van verontreiniging te verminderen.

Een kortstondige verontreiniging is een microbiologische besmetting in de zin van hoge concentraties van de bacteriën Intestinale Enterokokken en/of Escherichia coli. De oorzaak van deze besmetting is duidelijk aantoonbaar en zal naar verwachting de waterkwaliteit niet langer dan 72 uur aantasten. De kortstondige verontreiniging is relevant voor de beoordeling en indeling, alsook voor de bevoegdheid om monsters buiten beschouwing te mogen laten. Het bevoegd bestuursorgaan moet dan beschikking hebben over een procedure van voorspelling en aanpak conform bijlage II van de zwemwaterrichtlijn. Dat houdt in dat er passende beheersmaatregelen worden genomen zoals bewaking, systemen voor vroegtijdige waarschuwing en controle. Er moeten passende beheersmaatregelen worden genomen om oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen. De maatregelen kunnen worden genomen voordat zich een kortstondig verontreiniging heeft voorgedaan, maar moeten in ieder geval worden genomen indien zich een kortstondige verontreiniging voordoet. In paragraaf 3.5 van het algemeen deel van de toelichting wordt nader ingegaan op de maatregelen en de verantwoordelijkheid daarvoor.

Proliferatie van cyanobacteriën betekent dat er een sterke vermenigvuldiging van deze organismen ontstaat. De aanwezigheid van cyanobacteriën kan tot gezondheidsrisico’s leiden.

De definitie van reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens is uit de zwemwaterrichtlijn overgenomen. Het betreft het verzamelen van gegevens van de monitoring van de parameters Intestinale Enterokokken en Escherichia coli.

De definitie van verontreiniging betreft een aantasting van de zwemwaterkwaliteit door de aanwezigheid van alle genoemde parameters in de zwemwaterrichtlijn die de gezondheid van de zwemmer kunnen aantasten. Dit zijn de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn, maar ook de parameters uit artikel 8 en 9 van de zwemwaterrichtlijn.

Het tweede lid regelt de bevoegdheid van de waterbeheerder om procedures voor de voorspelling en de aanpak van verontreiniging vast te stellen. Tevens regelt het een grondslag voor een ministeriële regeling om de procedures van voorspelling nader te kunnen regelen.

Onderdeel B

Artikel 35 komt te vervallen, omdat dit artikel voorheen de normen bevatte uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976. De kwaliteitsnormen die gaan gelden op grond van de zwemwaterrichtlijn zijn de kwaliteitsnormen uit bijlage II behorende bij de zwemwaterrichtlijn en de daarbij behorende waarden van parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn. De doelstelling voor de waterkwaliteit wordt nu opgenomen in hoofdstuk V van het Bhvbz, nu dit hoofdstuk ook voor badinrichtingen in oppervlaktewater gaat gelden. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel C

Gedeputeerde staten kunnen een houder opdragen onderzoek te verrichten naar bepaalde parameters. In dit onderdeel komen de parameters uit de te implementeren zwemwaterrichtlijn in plaats van de parameters uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976. Hoewel in eerste instantie de waterbeheerder het onderzoek van deze parameters uitvoert op grond van de zwemwaterrichtlijn en er wordt uitgegaan van diens metingen kan de houder op grond van artikel 37 van het Bhvbz opdracht krijgen van gedeputeerde staten om deze en andere parameters te onderzoeken onafhankelijk van het onderzoek van de waterbeheerder. Dit is in lijn met bestaande verantwoordelijkheidsverdeling.

Onderdeel D
Artikel 44

Artikel 44 regelt de toepassing van hoofdstuk V. Terwijl dit hoofdstuk eerder slechts gold voor plaatsen in oppervlaktewater waar geen badinrichting is, gaat het nu gelden voor alle aangewezen locaties. Dus ook voor badinrichtingen in oppervlaktewater. De verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn met betrekking tot kwaliteitsnormen, onderzoek en maatregelen worden daarom in dit hoofdstuk opgenomen. Dit hoofdstuk bevat echter geen verplichtingen voor de houder van een badinrichting. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk IV van het Bhvbz.

Artikel 44a

Artikel 44a regelt de beoordeling van het zwemwater ten behoeve van de indeling uit het voorgaande artikel ter implementatie van artikel 4 van de zwemwaterrichtlijn en op grond van artikel 10f van de implementatiewet. Op grond van het eerste lid verzamelt de waterbeheerder een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens met de resultaten die op grond van het onderzoek van de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn zoals dat geregeld is in artikel 44d van dit besluit.

Het tweede lid bepaalt dat de beoordeling wordt uitgevoerd volgens de criteria uit bijlage II van de zwemwaterrichtlijn. De reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens is gebaseerd op de metingen van het desbetreffende badseizoen en de drie voorafgaande badseizoenen.

De beoordelingsperiode kan een keer in de vijf jaar worden gewijzigd. In beginsel geldt de periode uit het tweede lid waarbij de zwemwaterkwaliteitsgegevens van de drie badseizoenen voorafgaand aan het huidige badseizoen en het huidige badseizoen worden gebruikt. Het alternatief is enkel de gegevens uit de drie badseizoenen voorafgaand aan het huidige badseizoen te gebruiken voor de beoordeling. Een wijziging van de beoordelingsperiode moet gemeld worden aan de Europese Commissie.

Het vierde lid bepaalt dat de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens op minder dan vier badseizoenen betrekking kan hebben indien het kort geleden is aangewezen of als er zich wijzigingen hebben voorgedaan die de indeling kunnen beïnvloeden.

Het vijfde lid biedt de grondslag voor een ministeriële regeling waarin het aantal monsters per reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens wordt bepaald. De zwemwaterrichtlijn clausuleert het aantal tot minimaal 16 monsters, of onder omstandigheden minimaal 12 monsters.

Omdat een reeks in beginsel op minimaal 16 monsters moet zijn gebaseerd, heeft dit tot gevolg dat bij een nieuwe locatie tijdens de eerste badseizoenen meer monsters moeten worden genomen dan het vereiste minimum van vier monsters. Zo kan er aan het vereiste van een minimum van 16 monsters in een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens worden voldaan. Ook na een wijziging in omstandigheden kunnen monsters voor de wijziging buiten acht worden gelaten omwille van het representatieve beeld van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens. Weer geldt de voorwaarde van een minimum aantal monsters. Dit zal in de regeling worden geregeld.

Het zevende lid bepaalt dat locaties ten behoeve van de indeling kunnen worden onderverdeeld of gegroepeerd onder de voorwaarden genoemd in het achtste lid.

Artikel 44b

Artikel 44b regelt de indeling in verschillende klassen ter implementatie van artikel 5, eerste lid, van de zwemwaterrichtlijn en op grond van artikel 1, derde lid, van de implementatiewet. Het eerste lid bepaalt welke klassen er zijn en dat de indeling wordt gedaan volgens de criteria van bijlage II van de zwemwaterrichtlijn. Het tweede lid regelt dat de indeling op grond van de zwemwaterbeoordeling die in artikel 44a van het besluit is geregeld.

In het vierde en vijfde lid zijn een resultaatsverplichting en een inspanningsverplichting opgenomen om een bepaalde kwaliteitsnorm te bereiken ter implementatie van artikel 5 van de zwemwaterrichtlijn en op grond van artikel 10f van de implementatiewet. De resultaatsverplichting in het vierde lid tot het behalen van de klasse aanvaardbaar komt tot uitdrukking doordat de nodige maatregelen moeten worden genomen.

De inspanningsverplichting is in het vijfde lid opgenomen. De maatregelen die worden genomen om het aantal in de klasse goed of uitstekend ingedeelde locaties te doen toenemen zijn naar het oordeel van de waterbeheerder uitvoerbaar en evenredig. Hierbij zal de waterbeheerder met andere partijen overleg voeren (zie toelichting bij paragraaf 3.5 van het algemeen deel van de toelichting).

In het zesde lid zijn de voorwaarden geregeld waaronder een locatie in de klasse slecht kan worden ingedeeld. De indeling in de klasse slecht is alleen mogelijk indien bepaalde maatregelen worden genomen met ingang van het volgende badseizoen. Deze maatregelen zijn opgesomd onder a t/m c. De in de onderdelen a en c genoemde maatregelen vallen onder de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten. Met betrekking tot de onder b genoemde maatregelen is met name de waterbeheerder verantwoordelijk (zie ook toelichting bij paragraaf 3.5 van het algemeen deel).

Artikel 44c

Het zwemwaterprofiel moet aan bepaalde eisen voldoen. De zwemwaterprofielen worden uiterlijk op 24 maart 2011 voor het eerst opgesteld. Dit artikel dient ter implementatie van artikel 6 van de zwemwaterrichtlijn. De grondslag is artikel 10f van de implementatiewet. Voor iedere locatie wordt een zwemwaterprofiel opgesteld in overeenstemming met bijlage III van de zwemwaterrichtlijn. In deze bijlage staat ook welke aspecten moeten worden meegenomen en met welke frequentie het zwemwaterprofiel moet worden geactualiseerd. De frequentie van het actualiseren is verschillend naar gelang de klasse-indeling van de locatie.

Het tweede lid bepaalt dat locaties gegroepeerd kunnen worden voor het opstellen van een zwemwaterprofiel. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel kan uit oogpunt van efficiëntie gebruik worden gemaakt van onder andere gegevens die al zijn verzameld ter uitvoering van de kaderrichtlijn water.

Artikel 44d

Artikel 44d regelt het onderzoek van de waterbeheerder voor wat betreft de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn ter implementatie van artikel 3 van de zwemwaterrichtlijn en op grond van artikel 10e van de implementatiewet. De toegestane concentratie verschilt per categorie water.

Het tweede lid verwijst naar de voorschriften voor het onderzoek uit bijlage IV en V van de zwemwaterrichtlijn. In bijlage IV staan voorschriften voor het minimale aantal monsters dat per badseizoen mag worden genomen afhankelijk van de duur van het badseizoen en het maximale tijdsverloop tussen monsters. Ook staat in deze bijlage hoe moet worden omgegaan met het nemen van een vervangend monster indien zich een kortstondige verontreiniging heeft voorgedaan. In bijlage V staan voorschriften voor de behandeling van monsters. Het betreft voorschriften over het punt van bemonstering, de sterilisatie van monsterflessen, de monsterneming en de bewaring en het vervoer van monsters voor analyse. Er is daarnaast een delegatiebepaling voor een ministeriële regeling opgenomen waarin de frequentie van het onderzoek kan worden geregeld. Dit is noodzakelijk in verband met variatie in frequenties bij meer recent aangewezen zwemwaterlocaties. Zie voor een verdere toelichting de artikelsgewijze toelichting bij artikel 44a.

Het derde en vierde lid regelen dat er voor iedere locatie een tijdschema wordt opgesteld waarin wordt vastgelegd wanneer een controle moet worden uitgevoerd. De controle moet uiterlijk vier dagen na de in het tijdschema vastgelegde datum worden uitgevoerd.

Het vijfde en zesde lid regelen hoe er moet worden omgegaan met abnormale situaties en kortstondige verontreiniging op een locatie. Bij abnormale situaties wordt het tijdschema geschorst tot de situatie voorbij is. Er wordt dan een monster genomen na afloop dat voor de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling deel gaat uitmaken van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens. Een tijdens een kortstondige verontreiniging genomen monster kan buiten acht worden gelaten. Na een kortstondige verontreiniging wordt een extra monster genomen om het einde van de verontreiniging te bevestigen. Zeven dagen later wordt een monster genomen ter vervanging van het buiten acht gelaten monster en dat deel gaat uitmaken van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens.

Het zevende lid regelt de plaats waar de controle op een locatie wordt uitgevoerd.

Het achtste lid biedt een grondslag voor een ministeriële regeling voor het bepalen van referentiemethode. De keuze zal worden gemaakt voor een referentiemethode uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn zijn die nationaal zal gelden.

Artikel 44e

Artikel 44e regelt de controle van cyanobacteriën en macroalgen of marien fytoplankton. Het artikel dient ter implementatie van artikel 8 en artikel 9, eerste lid, van de zwemwaterrichtlijn en is gebaseerd op artikel 10e van de implementatiewet. De controle wordt door de waterbeheerder uitgevoerd indien er bij het opstellen van het zwemwaterprofiel is gebleken dat er een kans bestaat op proliferatie van deze organismen op de desbetreffende locatie. Bij proliferatie gaat het erom dat de organismen in een dusdanige manier aanwezig zijn dat een gezondheidsrisico voor de zwemmer ontstaat. In Nederland wordt als handreiking voor de uitvoering van het onderzoek en de beoordeling van een gezondheidsrisico een protocol ontwikkeld.

Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek beoordeelt gedeputeerde staten zoals blijkt uit het tweede lid of er gezondheidsrisico’s bestaan. Is dit het geval dan worden er passende beheersmaatregelen genomen om te voorkomen dat zwemmers worden blootgesteld aan verontreiniging. In ieder geval moet het publiek worden voorgelicht. Ook andere beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een negatief zwemadvies indien dit nodig is. Bovendien kunnen waterbeheerders of andere maatregelen treffen die de aanwezigheid van deze organismen in het water verminderen.

In het vijfde lid is een grondslag voor een ministeriële regeling opgenomen om nadere regels te kunnen stellen ten aanzien van het onderzoek naar de proliferatie van cyanobacteriën, marcoalgen en marien fytoplankton mocht dit nodig blijken in verband met regelgeving die nog door de Europese Commissie wordt opgesteld of inzichten uit de praktijk. Vooralsnog volstaat het protocol voor cyanobacteriën als handleiding voor de waterbeheerder en provincies.

Artikel 44f

Artikel 44f dient ter implementatie van artikel 9, tweede lid, van de zwemwaterrichtlijn. De grondslag hiervoor is artikel 10f van de implementatiewet. Het artikel regelt de visuele inspectie door de waterbeheerder van zichtbare verontreiniging van het water op een aangewezen locatie. Het gaat hierbij om de aanwezigheid van afval als glas, plastic en rubber, maar ook teerachtige residuen in het water. Gedacht kan bij dit laatste worden aan bijvoorbeeld olie die op het wateroppervlak drijft. De zwemwaterrichtlijn schrijft geen frequentie voor van dit onderzoek. De waterbeheerder zal dit onderzoek echter uit kunnen voeren samen met het onderzoek naar andere parameters.

Als de waterbeheerder een verontreiniging door dit soort afval vaststelt, worden passende maatregelen genomen. Is de verontreiniging in sterke mate aanwezig is het aannemelijk dat voorlichting nodig is. Hiervoor zijn gedeputeerde staten verantwoordelijk. Een andere passende maatregel is bijvoorbeeld het verwijderen van het vuil. Indien het om een badinrichting gaat waar een houder aanwezig is zal deze het vuil verwijderen. Bij locaties waar geen badinrichting aanwezig is, zal de waterbeheerder zelf maatregelen treffen, dan wel met betrokken partijen overleg voeren over te treffen maatregelen (zie ook toelichting bij paragraaf 3.5 van het algemeen deel van de toelichting).

Artikel 44g

Artikel 44g regelt een grondslag voor een ministeriële regeling voor de voorlichtingsverplichting op grond van artikel 12 van de zwemwaterrichtlijn. De grondslag is artikel 10ca van de implementatiewet. Gedeputeerde staten zullen het publiek moeten voorlichten. Dit moet enerzijds op een plaats dicht bij de aangewezen locatie waar zwemmers gemakkelijk bij kunnen zodat het gemakkelijk zichtbaar is voor bezoekers van de locatie. Anderzijds wordt het publiek voorgelicht over aspecten van de locatie via moderne media. In ieder geval wordt gebruik gemaakt van het internet. Gedacht kan ook worden aan teletekst, televisie en folders. De informatie die verspreid moet worden betreft informatie over de kwaliteit van het water, maatregelen die zijn getroffen, zoals zwemverboden, en andere relevante informatie. Dit gebeurt zo nodig ook in andere talen dan het Nederlands.

Onderdeel E
Artikel 45

Artikel 45a dient ter implementatie van artikel 7 van de zwemwaterrichtlijn. Indien zich onverwachte situaties voordoen waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat ze een negatief effect hebben of kunnen hebben op de zwemwaterkwaliteit en op de gezondheid van zwemmers moeten er passende beheersmaatregelen worden getroffen om de gezondheid van zwemmers te beschermen. Gedeputeerde staten zullen zwemmers moeten voorlichten over de omstandigheden en als er een gezondheidsrisico wordt geconstateerd maatregelen treffen om te voorkomen dat er gezwommen wordt. In dit geval kan niet worden volstaan met een negatief zwemadvies, maar wordt een zwemverbod ingesteld. Bovendien is een zekere voorzorg vereist door deze maatregelen ook te treffen als redelijkerwijs kan worden verwacht dat zich negatieve effecten voordoen op de zwemwaterkwaliteit en daarmee de gezondheid van de zwemmer.

Onderdeel F
Artikel 45a

Artikel 45a regelt dat gedeputeerde staten de bevoegdheid hebben om locaties niet aan te wijzen wanneer een badinrichting is gesloten, een zwemverbod is opgelegd of een negatief zwemadvies is uitgebracht op grond van artikel 11, tweede lid, van de implementatiewet. Het kan hierbij gaan om locaties die in het voorgaande jaar waren aangewezen en opnieuw voor aanwijzing worden aangemerkt op grond van artikel 10b, eerste lid, van de implementatiewet of om locaties die nog niet eerder zijn aangewezen, maar enkel op grond van artikel 10b, eerste lid, daarvoor zijn aangemerkt. Een locatie hoeft niet te worden aangewezen indien het treffen van maatregelen om de minimaal vereiste kwaliteitsklasse aanvaardbaar te bereiken niet uitvoerbaar of onevenredig kostbaar is. Het is aan gedeputeerde staten om die afweging te maken. De afweging zal ook in goed overleg met de waterbeheerder of houder van een locatie gebeuren.

Onderdeel G

Door verandering van de toepassing van hoofdstuk V moet de duur van de toepassing worden aangepast. Het eerste lid regelt dat hoofdstuk V gaat gelden voor badinrichtingen als deze zijn opengesteld. Het tweede lid regelt dat hoofdstuk V gaat gelden voor aangewezen locaties waar geen badinrichting is voor de duur van het badseizoen. De duur wordt op grond van artikel 1, tweede lid, van de implementatiewet bij ministeriële regeling bepaald.

Onderdeel H
Artikel 49

Dit artikel regelt het verstrekken van informatie door de waterbeheerder aan de rijksoverheid ten behoeve van de jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie.

Onderdeel I

Ingevolge het eerste en tweede lid komen in bijlage II de parameters uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976 en de toetsingsvoorschriften te vervallen. Immers gaan de parameters uit bijlage I van de zwemwaterrichtlijn gelden en de voorschriften uit bijlage V van de zwemwaterrichtlijn. Dit wordt in onderdeel D geregeld.

Onderdeel J

In bijlage IV komen de parameters uit de zwemwaterrichtlijn uit 1976 te vervallen.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de implementatiewet.

Artikel III

Het besluit treedt in werking de dag na publicatie. Daarmee treden besluit en wet op hetzelfde tijdstip in werking.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

BIJLAGE I

Transponeringstabel

Afkortingen:

Whvbz = Wet op de hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Wwh = Wet op de waterhuishouding, zoals die komt te luiden na implementatie

Richtlijn = Zwemwaterrichtlijn

Implementatie = plaats na inwerkingtreding van dit besluit

Wettelijke implementatie = reeds geïmplementeerd in de Whvbz en de Wwh

Richtlijn

Implementatie

1, 1

Behoeft geen implementatie

1, 2

Behoeft geen implementatie

1, 3, aanhef, eerste volzin

Wettelijke implementatie

1, 3, onderdeel a

Behoeft geen implementatie

1, 3, onderdeel b en c

Wettelijke implementatie

2, 1

Behoeft geen implementatie

2, 2

Behoeft geen implementatie

2, 3

Wettelijke implementatie

2, 4

Wettelijke implementatie

2, 5

Art. 1 Bhvbz

2, 6

Wettelijke implementatie

2, 7

Art. 1 Bhvbz

2, 8

Art. 1 Bhvbz

2, 9

Art. 1 Bhvbz

2, 10

Art. 1 Bhvbz

2, 11

Art. 44a Bhvbz

2, 12

Art. 1 Bhvbz

2, 13

Behoeft geen implementatie

3, 1

Wettelijke implementatie

3, 2 t/m 4, 6 t/m 9

Art. 44d Bhvbz

3, 5

Behoeft geen implementatie

4

Art. 44a Bhvbz

5, 1 t/m 5, 3

Art. 44b Bhvbz

5, 4, onderdeel a

Art. 44b Bhvbz

5, 4, onderdeel b

Wettelijke implementatie

6, 1 en 2

Art. 44c Bhvbz

6, 3

Behoeft geen implementatie

7

Art. 45 Bhvbz

8

Art. 44e Bhvbz

9, 1

Art. 44e Bhvbz

9, 2

Art. 44f Bhvbz

10

Wettelijke implementatie

11

Wettelijke implementatie

12

Art. 44g Bhvbz

13, 1

Art. 49 Bhvbz

13, 2

Wettelijke implementatie

13, 3 en 4

Behoeft geen implementatie

14

Behoeft geen implementatie

15

Behoeft geen implementatie

16

Behoeft geen implementatie

17

Behoeft geen implementatie

18

Behoeft geen implementatie

19

Behoeft geen implementatie

20

Behoeft geen implementatie

Bijlage I

Art. 44d Bhvbz

Bijlage II

Art. 44a en 44b Bhvbz

Bijlage III

Art. 44c Bhvbz

Bijlage IV

Art. 44d Bhvbz

Bijlage V

Art. 44d Bhvbz


XNoot
1

Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 (PbEU L 64).

XNoot
2

Wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren) (Stb. 312).

XNoot
3

Kamerstukken II 2007/08, 31 527, nr. 3, blz. 13 en 14.

XNoot
5

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven