Besluit van 15 december 2009 tot wijziging van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten in verband met de technische aanpassing aan de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juni 2009, nr. IVV/LZW/09/11167;

Gelet op artikel 2:68, derde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juli 2009, no. W12.09.0197/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2009, nr. IVV/LZW/09/15538,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET MAATREGELENBESLUIT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN

Het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden: Wet Wajong: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «verstaan» ingevoegd: de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, van de Wet Wajong.

2. In het vierde lid wordt na «de Wet WIA» ingevoegd: of artikel 2:32, tweede lid, van de Wet Wajong;

3. Er wordt een negende lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Indien het niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de Wet Wajong, de jonggehandicapte niet in overwegende mate kan worden verweten, weigert het UWV de uitkering over een periode van ten hoogste 26 weken gedeeltelijk door het bedrag aan uitkering te halveren.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «WAJONG» vervangen door: Wet Wajong.

2. In onderdeel c wordt «artikel 38, onderdeel d, van de WAJONG» vervangen door: 2:7, tweede lid, onderdeel d, en vierde lid, en 3:38, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Wajong.

3. In onderdeel d wordt «62 van de WAJONG» vervangen door: 2:7, eerste en vierde lid, en 3:74 van de Wet Wajong.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «37, eerste lid, onderdeel b, van de WAJONG» vervangen door: 2:7, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, en 3:37, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Wajong.

2. In onderdeel b wordt «37, eerste lid, onderdeel c, van de WAJONG» vervangen door: 2:7, zesde lid, en 3:37, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Wajong.

3. In onderdeel c wordt «37 van de WAJONG» vervangen door: artikel 2:7, tweede lid, onderdelen a en b, vierde lid, en 3:37 van de Wet Wajong.

4. In onderdeel d wordt «38, onderdeel j, van de WAJONG» vervangen door: 2:7, vijfde lid, en 3:38, eerste lid, onderdeel j, van de Wet Wajong.

5. In onderdeel e wordt «38, onderdeel a, van de WAJONG» vervangen door: 2:32, eerste lid, en 3:38, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Wajong.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «38, onderdeel g, van de WAJONG» vervangen door: 3:38, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Wajong.

2. In onderdeel b wordt «of het re-integratieplan» vervangen door «, het re-integratieplan of het participatieplan», en wordt «38, onderdeel h, van de WAJONG» vervangen door: 2:8, tweede lid, onderdeel a, 2:31, tweede lid, onderdeel b, en 3:38, eerste lid, onderdeel h, van de Wet Wajong.

3. In onderdeel c wordt «38, onderdeel i, van de WAJONG» vervangen door: 2:31, tweede lid, onderdeel c, en 3:38, eerste lid, onderdeel i, van de Wet Wajong.

4. In onderdeel d wordt «38, onderdeel b, van de WAJONG» vervangen door: 2:8, tweede lid, onderdeel b, 2:31, tweede lid, onderdeel a, en 3:38, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Wajong.

5. In onderdeel e wordt «38, onderdeel c, van de WAJONG» vervangen door: 2:31, tweede lid, onderdeel a, en 3:38, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Wajong.

6. In onderdeel f wordt «38, onderdeel a, van de WAJONG» vervangen door: 2:31, tweede lid, onderdeel a, en 3:38, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Wajong.

F

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Onverminderd artikel 5 wordt ingedeeld in de derde categorie de verplichting om het bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid te beperken, bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, van de Wet Wajong.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «38, onderdeel e, van de WAJONG» vervangen door: 3:38, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Wajong.

2. In onderdeel c wordt na «de Wet WIA» ingevoegd: , of door een jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en arbeid in dienstbetrekking verricht, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de Wet Wajong.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Stb. 580) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 15 december 2009

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten. Aanleiding hiervoor is de invoering van de Wet Wajong. Dit maakt het noodzakelijk de verwijzingen naar de verplichtingen uit de Wajong aan te passen en nieuwe verplichtingen uit de Wet Wajong toe te voegen. Er worden geen wijzigingen aangebracht in de regels over de hoogte en duur van de op te leggen maatregelen.

Op overtreding van een in de Wet Wajong opgenomen verplichting moet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een maatregel opleggen. Het UWV moet de maatregel afstemmen op de ernst van de gedraging en de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende verweten kan worden. Het UWV kan rekening houden met specifieke omstandigheden; als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het UWV afzien van het opleggen van een sanctie. Als elke mate van verwijtbaarheid ontbreekt, legt het UWV in ieder geval geen sanctie op. De maatregel wordt gerealiseerd door het percentage van de maatregel over de bruto verstrekte uitkering respectievelijk inkomensondersteuning te berekenen en in mindering te brengen op de uitkering respectievelijk inkomensondersteuning.

Voor de Wet Wajong is wel nieuw dat een maatregel ook moet worden opgelegd als geen inkomensondersteuning is aangevraagd of als de jongere niet aan de voorwaarden voor inkomensondersteuning voldoet, zodat wordt bereikt dat de jongere geen of lagere aanspraak heeft op inkomensondersteuning als hij die tijdens de duur van een maatregel alsnog inkomensondersteuning aanvraagt. In de situatie waarin geen inkomensondersteuning wordt ontvangen kan formeel, indien bepaalde verplichtingen niet worden nagekomen, geen maatregel worden opgelegd. Een maatregel houdt immers een – al dan niet gehele, tijdelijke of blijvende – korting op de uitkering in, terwijl die uitkering in deze situatie er niet is. Deze mogelijkheid bestaat omdat op grond van artikel 2:67 van de Wet Wajong een maatregel kan worden opgelegd bij niet naleving van de artikelen 2:7, tweede tot en met zesde lid, 2:8, 2:31 en 2:32. In artikel 2:7, derde lid, onderdeel a, en artikel 2:8 zijn de plichten van de ingezetene die een aanvraag om recht op arbeidsondersteuning heeft ingediend opgenomen. In de artikelen 2:31 en 2:32 zijn plichten neergelegd voor de jonggehandicapten die recht hebben op arbeidsondersteuning. Aangezien een maatregel kan worden opgelegd bij niet naleving van plichten die gelden voor de ingezetene die recht op arbeidsondersteuning heeft aangevraagd, dan wel de jonggehandicapte die recht op arbeidsondersteuning heeft, hoeft geen sprake te zijn van het daadwerkelijk ontvangen van inkomensondersteuning. Door te regelen dat in deze situaties toch een maatregel wordt opgelegd wordt bereikt dat de jongere alsnog geconfronteerd wordt met het effect van de maatregel, als hij tijdens de duur van de opgelegde maatregel alsnog inkomensondersteuning aanvraagt.

2. De indeling van verplichtingen in categorieën.

De Wet Wajong kent de volgende verplichtingen voor de jonggehandicapte:

  • de informatieplicht (mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het de jonggehandicapte redelijkerwijze duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte en de betaling van de inkomensvoorziening; dit geldt ook voor informatie in het kader van re-integratie;

  • het verschijnen op een oproep door het UWV;

  • het meewerken aan onderzoek door UWV;

  • het naleven van de controlevoorschriften;

  • het zich identificeren;

  • het onmiddellijk meedelen van de reden aan het re-integratiebedrijf waarom de jonggehandicapte zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt;

  • het voldoen aan het voorschrift zich ter observatie te doen opnemen of te verblijven in een aangewezen inrichting;

  • het beperken van het bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid, voor zover dit redelijkerwijs van hem verwacht mag worden;

  • het in voldoende mate trachten mogelijkheden tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid te behouden of te verkrijgen (zich geneeskundig laten behandelen en genezing niet belemmeren, meewerken aan het opstellen van het re-integratieplan en voldoen aan de verplichtingen die zijn opgenomen in het re-integratieplan);

  • bij het niet volledig benutten van de resterende verdiencapaciteit: het zich registreren als werkzoekende bij het UWV;

  • bij werken in dienstbetrekking: het zich onthouden van verwijtbaar gedrag dat aangemerkt kan worden als een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en het niet laten beëindigen van de dienstbetrekking door of op zijn verzoek zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.

De plichten in het kader van de socialezekerheidswetten zijn in het Maatregelenbesluit ingedeeld in vier, naar zwaarte oplopende, categorieën. Bij het indelen in categorieën is gekeken naar de soort plicht en het belang dat wordt gehecht aan het naleven van het type plicht. Bij het vaststellen van de hoogte van de maatregel wordt uitgegaan van een per categorie genoemd percentage (standaardmaatregel) van de uitkering.Afwijking is mogelijk naar boven of beneden, binnen de in het besluit vastgestelde boven- en ondergrenzen.

De meeste verplichtingen in de gewijzigde Wet Wajong zijn overgenomen uit de huidige Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en het ligt in de rede om de categorie-indeling die geldt voor verplichtingen uit de Wajong over te nemen in de Wet Wajong. Het gaat immers om dezelfde verplichtingen voor dezelfde doelgroep jonggehandicapten, met dat verschil dat voor de jonggehandicapten op wie de gewijzigde Wet Wajong van toepassing gaat worden een aantal extra verplichtingen zijn opgelegd, gericht op het meewerken aan het verkrijgen van arbeid, omdat in de Wet Wajong nog meer de nadruk komt te liggen op arbeid die de jonggehandicapte kan verrichten.

Allereerst worden hierna de verplichtingen genoemd die naar aard en strekking gelijk zijn aan die uit de huidige Wajong en die daaruit zijn overgenomen; vervolgens zal worden ingegaan op de nieuwe verplichtingen.

Informatieplicht (artikel 3:74 Wajong (was artikel 62, eerste lid)/artikel 2:7, eerste lid, Wet Wajong)

Om het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte van de inkomensondersteuning en de uitbetaling daarvan goed te kunnen beoordelen, heeft het UWV bepaalde informatie nodig. Zonder deze informatie kan het UWV niet vaststellen of er een recht op arbeidsondersteuning bestaat en als dat recht eenmaal is vastgesteld of dat nog steeds juist is.

De jonggehandicapte moet aan het UWV, op verzoek of onverwijld uit eigen beweging, mededeling doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte of de betaling van de inkomensvoorziening, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het UWV kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij een overtreding van de (spontane) inlichtingenplicht wordt een boete opgelegd.

Bij het niet nakomen van de verplichting om inlichtingen te verstrekken op verzoek van het UWV binnen een daarvoor door het UWV gestelde termijn wordt een maatregel opgelegd. Deze overtreding wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 1.

De verplichting om te voldoen aan een oproep van het UWV of van door het UWV aan te wijzen personen om te verschijnen teneinde vragen te beantwoorden die in verband met het recht op arbeidsondersteuning worden gesteld, mee te werken door zich te laten onderzoeken of tot naleving van controlevoorschriften (artikel 2:7, tweede lid, onderdeel a, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:37 van de Wajong. Deze verplichting in de Wet Wajong wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong dan ook ingedeeld in categorie 2.

De verplichting om vragen te beantwoorden die in verband met het recht op arbeidsondersteuning worden gesteld (artikel 2:7, tweede lid, onderdeel b, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:37, eerste lid, onderdeel a, van de Wajong en wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 2.

De verplichting mee te werken door zich te laten onderzoeken (artikel 2:7, tweede lid, onderdeel c, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:37, eerste lid, onderdeel b, van de Wajong en wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 2.

De verplichting tot naleving van de controlevoorschriften (artikel 2:7, tweede lid, onderdeel d, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:38 van de Wajong en wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 1.

De verplichting inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot en met 3, van de Wet op de identificatieplicht (artikel 2:7, tweede lid, onderdeel e, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:38, eerste lid, onderdeel d, van de Wajong en wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 1.

Alle hiervoor genoemde verplichtingen gelden ook voor de ingezetene die om arbeidsondersteuning heeft verzocht en de niet 18-jarige die bepaalde re-integratievoorzieningen krijgt of gaat krijgen (artikel 2:7, derde lid, Wet Wajong). De genoemde verplichtingen gelden ook ten aanzien van re-integratiebedrijven (artikel 2:7, vierde lid, Wet Wajong).

De verplichting om onmiddellijk aan het re-integratiebedrijf mee te delen waarom de jongere bij deelname aan een re-integratietraject zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt (artikel 2:7, vijfde lid, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:38, eerste lid, onderdeel j, van de Wajong en wordt in het maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 2.

De verplichting om te voldoen aan het voorschrift zich ter observatie te doen opnemen of te verblijven in een aangewezen inrichting (artikel 2:7, zesde lid, Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:37, eerste lid, onderdeel c, Wajong en wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 2.

De verplichting om in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid te behouden of te verkrijgen (artikel 2:31 Wet Wajong) is overgenomen uit artikel 3:38, onderdelen b, c en i, van de Wajong). Het gaat hier om mogelijkheden om de resterende verdiencapaciteit te behouden en het trachten mogelijkheden tot het verrichten van arbeid te verkrijgen. De jonggehandicapte moet zijn mogelijkheden tot medisch herstel benutten en mag zijn genezing in geen geval belemmeren. Het betreft hier overigens zowel medische mogelijkheden als mogelijkheden die zijn gericht op competenties die vereist zijn voor het verrichten van arbeid. Concreet wordt hier bedoeld: het zich geneeskundig laten behandelen en de genezing niet belemmeren, het meewerken aan het opstellen van het re-integratieplan en het voldoen aan verplichtingen opgenomen in re-integratieplan. Deze verplichting in de Wet Wajong wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong ingedeeld in categorie 3.

Het bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid beperken, voor zover dit redelijkerwijs van hem verwacht mag worden.

In het tweede lid van artikel 2:8 Wet Wajong wordt bepaald dat de jongehandicapte verplicht is mee te werken aan een participatieplan of een medische behandeling. Deze verplichting moet gezien worden in het kader van de meer algemene verplichting om het bestaan van arbeidsongeschiktheid of van verminderde arbeidsgeschiktheid te beperken en daarmee de schadelast. Het gaat dan om gedragingen die de jonggehandicapte moet nalaten om te voorkomen dat hij langer dan nodig arbeidsondersteuning nodig heeft.

Het niet meewerken aan een adequate medische behandeling of aan het opstellen van het participatieplan kan worden gezien als een gedraging die het voortbestaan van arbeidsongeschiktheid respectievelijk het voortbestaan van recht op ondersteuning vanuit de Wajong in stand houdt. Overtreding van deze verplichting komt naar aard en strekking overeen met de verplichting die was opgenomen in artikel 3:38, onderdeel c, Wajong, zijnde de verplichting om zich niet schuldig te maken aan gedragingen waardoor genezing wordt belemmerd of nalaten voldoende mee te werken om aanpassing van zijn ziekte of gebrek te verkrijgen. De nieuwe verplichting in de Wet Wajong wordt in het Maatregelenbesluit conform indeling van de overeenkomstige verplichting in de Wajong dan ook ingedeeld in categorie 3.

Als de resterende verdiencapaciteit niet volledig wordt benut moet de jonggehandicapte zich laten registreren als werkzoekende bij het UWV. Deze verplichting komt overeen met de verplichting voor de werkzoekende die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt en de arbeidsongeschikte werknemer die zijn restcapaciteit niet volledig benut (arbeidsongeschiktheidsregelingen). Deze verplichting is in het Maatregelenbesluit ingedeeld in categorie 2 en het ligt in de rede om hierbij voor de jonggehandicapte aansluiting te zoeken, zodat de verplichting voor de werkzoekende jonggehandicapte ook wordt ingedeeld in categorie 2.

De verplichting om (bij werken in dienstbetrekking) zich te onthouden van verwijtbaar gedrag dat aangemerkt kan worden als een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of om de dienstbetrekking niet door of op zijn verzoek te laten beëindigen zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd, is in de Wet Wajong opgenomen om te voorkomen dat de werknemer zelf ontslag neemt zonder dat aan voortzetting daarvan zodanige bezwaren verbonden zijn dat voortzetting redelijkerwijs van hem zou kunnen worden gevergd. Daardoor zou langer recht op arbeidsondersteuning blijven bestaan en eventuele inkomensondersteuning zou erdoor verhoogd kunnen worden. Ook kan iemand verwijtbaar zijn dienstbetrekking verliezen, al dan niet uit tijdelijke arbeid. Het moet hier gaan om gedrag, dat niet voldoet aan de normale, reguliere plichten die aan een werknemer worden gesteld. Daarbij kan gedacht worden aan het verwijtbaar verlies van een werkplekaanpassing of verlies van arbeid wegens een dringende reden, bijvoorbeeld in geval van diefstal of mishandeling. Verlies van arbeid als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek is veelal door de jonggehandicapte niet te voorkomen en in die gevallen ook niet verwijtbaar, evenals verlies van arbeid wegens economische omstandigheden.

Deze verplichting is in het Maatregelenbesluit ingedeeld in categorie 4. Overtreding van dezelfde verplichting in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA, artikel 30, derde lid) levert op grond van artikel 7 van het Maatregelenbesluit een blijvend gehele weigering op. Overtreding van dezelfde verplichting in de WW levert op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW eveneens een blijvend gehele weigering op. Het ligt in de rede om hierbij voor de jonggehandicapte als bedoeld in de Wet Wajong aansluiting te zoeken, zodat de verplichting voor de jonggehandicapte als hier bedoeld ook wordt ingedeeld in categorie 4. Overtreding van deze verplichting levert dus in beginsel een blijvende gehele weigering op. Evenals bij de WW en bij de Wet WIA is ook hier de mogelijkheid opgenomen om ten aanzien van de overtreder de maatregel te matigen, door de toevoeging van een nieuw negende lid aan artikel 2 van het Maatregelenbesluit. Indien de jonggehandicapte voor een bepaald aantal uren per week arbeid gaat verrichten maar die arbeid verwijtbaar verliest (ontslag wegens een dringende reden of zelf ontslag genomen als bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de Wet Wajong) is het niet redelijk als de maatregel zich zou uitstrekken over de gehele uitkering terwijl de gedraging slechts invloed heeft op een deel van de uitkering. Daarom is, evenals voor de WW en de Wet WIA, bepaald dat de maatregel zich uitstrekt over dat deel van de uitkering dat niet zou zijn uitbetaald wanneer de verplichting wel zou zijn nagekomen, door in artikel 2, vierde lid, van het Maatregelenbesluit de verplichting op grond van artikel 2:32, tweede lid, van de Wet Wajong toe te voegen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven