Besluit van 17 december 2009, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met het toekennen van een vergoeding voor het verschuiven van diensten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 november 2009, 2009-0000623571, CZW/WVOB;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 2 december 2009, nr. W04.09.0476/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2009, nr. 2009-0000707107;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 12 van het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bevoegd gezag kan in een regeling als bedoeld in artikel 1:4, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet afspraken maken inzake rusttijd en pauze, de arbeidstijd, arbeid op zondag en arbeid in nachtdienst, met dien verstande dat in die regeling geen afspraken worden opgenomen die afwijken van het bepaalde in dit artikel en de krachtens het zeventiende lid vastgestelde landelijke regels inzake arbeidstijden.

2. In het achtste lid wordt «dienstrooster» vervangen door: rooster.

3. Het negende en tiende lid komen te luiden:

  • 9. Uiterlijk 28 dagen voor aanvang van de periode van 28 dagen waarop het betrekking heeft, maakt het bevoegd gezag het perioderooster bekend waarin op grond van artikel 4:2, derde lid, van de Arbeidstijdenwet de vrije zondagen en wekelijkse rust worden vastgesteld. Een verschuiving van een vastgestelde vrije zondag of wekelijkse rust wordt vastgesteld in het dienstrooster, bedoeld in het tiende lid.

  • 10. Uiterlijk zeven dagen voor aanvang van de periode van 28 dagen waarop het betrekking heeft, maakt het bevoegd gezag het dienstrooster bekend waarin wordt vastgesteld op welke dagen arbeid wordt verricht en welke dagen vrije dagen zijn. Een verschuiving van een vastgestelde vrije dag wordt vastgesteld in het dagrooster, bedoeld in het twaalfde lid.

4. Het elfde tot en met dertiende lid worden vernummerd tot vijftiende tot en met zeventiende lid.

5. Na het tiende lid worden de volgende leden ingevoegd:

  • 11. Een vrije dag, als bedoeld in het tiende lid, is een kalenderdag waarop geen dienst dan wel activiteiten door het bevoegd gezag zijn vastgesteld. Een kalenderdag waarop vakantie of verlof, bedoeld in artikel 27, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie is vastgesteld en geen dienst dan wel activiteiten zijn vastgesteld wordt gelijkgesteld aan een vrije dag, als bedoeld in het tiende lid.

  • 12. Uiterlijk vier dagen voor de dag waarop dienst moet worden gedaan, maakt het bevoegd gezag het dagrooster bekend waarin wordt vastgesteld welke de tijdstippen zijn van aanvang en einde van de dienst. Een verschuiving van de vastgestelde tijdstippen van aanvang en einde van de dienst binnen deze vier dagen kan uitsluitend:

    • a. met instemming van de betrokken ambtenaar en na schriftelijke vastlegging of

    • b. indien op grond van artikel 2:2 of 2:5 van de Arbeidstijdenwet die wet niet van toepassing is.

  • 13. Een verschuiving als bedoeld in het twaalfde lid heeft niet tot gevolg dat in het dagrooster een minder aantal te werken uren wordt opgenomen dan het voorafgaande aan die verschuiving in het dagrooster reeds vastgestelde aantal te werken uren.

  • 14. Indien het bevoegd gezag de ambtenaar niet houdt aan het verrichten van de dienst, zoals vastgesteld in het dagrooster, of indien het bevoegd gezag die dienst verkort zonder instemming van de ambtenaar, wordt de ambtenaar geacht de volledige dienst te hebben verricht.

6. Aan het vijftiende lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende: Het tijdstip van 07.00 uur kan door het bevoegd gezag in overeenstemming met de ondernemingsraad worden vervroegd naar 06.00 uur.

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan de titel van Hoofdstuk 8 wordt toegevoegd: en verschoven diensten.

B

Na artikel 27a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27b

  • 1. Aan de ambtenaar die is ingedeeld in salarisschaal 12 of lager, wordt een vergoeding toegekend als er sprake is van een verschuiving in de vastgestelde roosters, bedoeld in artikel 12, negende, tiende of twaalfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, indien de verschuiving plaatsvindt in het dienstbelang en geen verband houdt met een omstandigheid als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet. Voor de toepassing van dit lid berust het oordeel omtrent het dienstbelang bij het bevoegd gezag dan wel bij de door deze aangewezen ambtenaar.

  • 2. Aan de ambtenaar die is ingedeeld in salarisschaal 13 of 14, wordt een vergoeding als bedoeld in het eerste lid toegekend indien er sprake is van een verschuiving van diensten in het kader van:

    • a. deelname aan een rampenstaf;

    • b. deelname aan grootschalig bijzonder optreden;

    • c. inzet als lid van een mobiele eenheid;

    • d. deelname aan een team grootschalige opsporing.

  • 3. De vergoeding wordt berekend per gewerkt verschoven uur en is gelijk aan de toeslag in geld bij overwerk, bedoeld in artikel 27, achtste lid.

  • 4. Een verschuiving van een vrije zondag of een dag die in de wekelijkse rusttijd valt, bedoeld in artikel 12, negende lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, wordt gesteld op acht uren, ongeacht de betrekkingsomvang of werktijdenmodaliteit van de ambtenaar.

  • 5. De vergoeding voor een verschuiving in het dagrooster, bedoeld in artikel 12, twaalfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, wordt slechts toegekend indien de verschuiving ten minste een half uur bedraagt.

  • 6. De vergoeding voor een verschuiving in de roosters, bedoeld in artikel 12, negende of tiende lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, wordt eerst toegekend indien meer dan acht uren zijn verschoven op grond van één van deze leden of beide leden gezamenlijk.

  • 7. Voor de toepassing van dit artikel worden verschoven uren en gedeelten van uren berekend over een periode van vier weken, opgeteld en naar boven afgerond op hele uren.

  • 8. De vergoeding kan niet samenvallen met de vergoeding voor overwerk, bedoeld in artikel 27. De vergoeding wordt ook niet toegekend aan de ambtenaar die als gevolg van arbeidsongeschiktheid feitelijk niet werkzaam is volgens het rooster waarin de wijziging plaatsvindt.

  • 9. De vergoeding wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, doch uiterlijk bij gelegenheid van de tweede salarisbetaling volgende op de periode van vier weken waarin de verschuiving heeft plaatsgevonden.

  • 10. Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar die deel uitmaakt van een eenheid als bedoeld in artikel 60 Politiewet 1993 en artikel 8 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

C

Na artikel 27b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 27c

  • 1. Aan de ambtenaar, werkzaam in de periode van 1 januari 2008 tot 9 augustus 2008, wordt een eenmalige vergoeding toegekend voor verschoven diensten.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld op negen maal het bedrag dat de ambtenaar in de vier perioden, gelegen tussen 6 september 2008 tot en met 31 december 2008, gemiddeld per periode aan vergoeding, bedoeld in artikel 27b van dit besluit, heeft genoten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt voor de aspirant de vergoeding op negen maal het bedrag dat alle aspiranten in het korps in de vier perioden, gelegen tussen 6 september 2008 tot en met 31 december 2008, gemiddeld per periode per aspirant aan vergoeding, bedoeld in artikel 27b van dit besluit, hebben genoten.

  • 4. Indien de ambtenaar in de periode van 1 januari 2008 tot 9 augustus 2008 in dienst is getreden, wordt de vergoeding naar evenredigheid van de aanstellingsduur tussen 1 januari 2008 en 9 augustus 2008 vastgesteld.

  • 5. Indien de ambtenaar in de periode van 1 januari 2008 tot 9 augustus 2008 ontslag is verleend, wordt de vergoeding naar evenredigheid van de aanstellingsduur tussen 1 januari 2008 en 9 augustus 2008 vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op het moment van ontslag deel van uitmaakte.

  • 6. Indien de ambtenaar na 6 september 2008 doch uiterlijk op 31 december 2008 ontslag is verleend, wordt de vergoeding vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op het moment van ontslag deel van uitmaakte.

  • 7. Indien de ambtenaar door eigen toedoen of schuld geen dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 9 augustus 2008 wordt de vergoeding naar evenredigheid van de periode dat hij wel dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 9 augustus 2008 vastgesteld.

  • 8. Indien de ambtenaar in de periode van 6 september 2008 tot en met 31 december 2008 niet of niet volledig dienst heeft kunnen verrichten, wordt de vergoeding vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op 6 september 2008 deel van uitmaakte.

  • 9. Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar die deel uitmaakt van een eenheid, als bedoeld in artikel 60 Politiewet 1993 en artikel 8 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Artikel 27d

  • 1. In afwijking van artikel 27c wordt voor de ambtenaar, aangesteld door het bevoegd gezag van de regio’s Fryslan, IJsselland, Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden, de eenmalige vergoeding vastgesteld op veertien maal het bedrag dat de ambtenaar in de vier perioden, gelegen tussen 24 januari 2009 tot en met 15 mei 2009, gemiddeld per periode aan vergoeding, bedoeld in artikel 27b, heeft genoten, en wordt de vergoeding slechts toegekend indien de ambtenaar werkzaam is geweest in de periode van 1 januari 2008 tot 24 januari 2009.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt voor de aspirant de vergoeding vastgesteld op veertien maal het bedrag dat alle aspiranten in de vier perioden, gelegen tussen 24 januari 2009 tot en met 15 mei 2009, gemiddeld per periode per aspirant aan vergoeding, bedoeld in artikel 27b, hebben genoten.

  • 3. Indien de ambtenaar in de periode van 1 januari 2008 tot 24 januari 2009 in dienst is getreden, wordt de vergoeding naar evenredigheid van de aanstellingsduur tussen 1 januari 2008 en 24 januari 2009 vastgesteld.

  • 4. Indien de ambtenaar in de periode van 1 januari 2008 tot 24 januari 2009 ontslag is verleend, wordt de vergoeding naar evenredigheid van de aanstellingsduur tussen 1 januari 2008 en 24 januari 2009 vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op het moment van ontslag deel van uitmaakte.

  • 5. Indien de ambtenaar op of na 24 januari 2009 doch uiterlijk op 15 mei 2009 ontslag is verleend, wordt de vergoeding vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op het moment van ontslag deel van uitmaakte.

  • 6. Indien de ambtenaar door eigen toedoen of schuld geen dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 24 januari 2009 wordt de vergoeding naar evenredigheid van de periode dat hij wel dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 24 januari 2009 vastgesteld.

  • 7. Indien de ambtenaar in de periode van 24 januari 2009 tot en met 15 mei 2009 niet of niet volledig dienst heeft kunnen verrichten, wordt de vergoeding vastgesteld op de gemiddelde vergoeding van de ambtenaren van de roostereenheid waar hij op 24 januari 2009 deel van uitmaakte.

  • 8. Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar die deel uitmaakt van een eenheid, als bedoeld in artikel 60 Politiewet 1993 en artikel 8 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Artikel 27e

  • 1. In afwijking van artikel 27c wordt voor de ambtenaar, aangesteld in salarisschaal 12 of lager door het bevoegd gezag van de regio Amsterdam-Amstelland en werkzaam in de periode 1 januari 2008 tot 1 januari 2010, de vergoeding over deze periode vastgesteld op € 1540 bij een betrekking van gemiddeld 36 uur per week of meer, of een evenredig lager bedrag bij een deeltijdbetrekking.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de in het eerste lid genoemde vergoeding voor de aspirant € 770.

  • 3. Indien de ambtenaar in de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010 in dienst is getreden of ontslag is verleend, wordt de vergoeding naar evenredigheid van de aanstellingsduur in die periode vastgesteld.

  • 4. De vergoeding wordt slechts toegekend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, voor zover deze over zowel het jaar 2008 als het jaar 2009 voor ten minste 96 uur aanspraak had op de toelage, bedoeld in artikel 14.

  • 5. Indien de in het vierde lid bedoelde ambtenaar in een of meer van de perioden in 2008 of 2009 wegens ziekte of zwangerschap niet of niet volledig dienst heeft kunnen verrichten, wordt het aantal uren, bedoeld in het vierde lid, in die periode of perioden bepaald aan de hand van het aantal uren dat de ambtenaar in de drie perioden onmiddellijk voorafgaand aan de periode waarin de ziekte of zwangerschap is aangevangen, gemiddeld aanspraak heeft gehad op de toelage, bedoeld in artikel 14.

  • 6. Indien de ambtenaar door eigen toedoen of schuld geen dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 wordt de vergoeding naar evenredigheid van de periode dat hij wel dienst heeft verricht tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 vastgesteld.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar die deel uitmaakt van een eenheid als bedoeld in artikel 60 Politiewet 1993 en artikel 8 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

D

Na artikel 49d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 49e

Artikel 27b is tot 24 januari 2009 niet van toepassing op de ambtenaar, aangesteld door het bevoegd gezag van de regio’s Fryslan, IJsselland, Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden, en is tot 1 januari 2010 niet van toepassing op de ambtenaar, aangesteld door het bevoegd gezag van de regio Amsterdam-Amstelland.

E

In artikel 50 wordt «de artikelen 14, 18, 27, 27a en 28» vervangen door: de artikelen 14, 18, 27, 27a, 27b en 28.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 juli 2008.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel II, onderdelen B en E, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 augustus 2008.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel II, onderdeel C, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2010. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treedt artikel II, onderdeel C, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 februari 2010.

  • 4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II, onderdeel D, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 9 augustus 2008 en vervalt met ingang van 1 januari 2010. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treedt artikel II, onderdeel D, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 februari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 december 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

De invoering van de verschuivingsvergoeding volgt uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007, hierna: het akkoord. De verschuivingsvergoeding is een systeemwijziging om rust in het rooster te bevorderen. Afgesproken is een verschuivingsvergoeding op basis van een regeling, die de sector Politie in een aantal regio’s al kent. Ter voorbereiding daarop is voor een passende landelijke regelgeving eerst een pilot gehouden. Bij deze pilot is onder andere aan de orde gekomen de samenloop met andere vergoedingen of toelagen, de te hanteren definities en besluitvorming over het verschuiven van diensten. Naar aanleiding van de uitkomsten van de pilot is met de Commissie voor georganiseerd overleg in politieambtenarenzaken overeenstemming bereikt over het onderhavige besluit tot wijziging van de politierechtspositie ter introductie van een verschuivingsvergoeding. De systematiek van de vaststelling van verschillende typen roosters en de daarin mogelijke verschuivingen worden geregeld in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De aanspraak op financiële vergoeding voor verschuivingen wordt ingevolge deze wijziging opgenomen in het Besluit bezoldiging politie (Bbp).

De totstandkoming van de afspraak rond de verschuivingsvergoeding vond gelijk plaats met de realisatie van een nieuw geautomatiseerd roostersysteem genaamd Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM). In dit systeem worden de roosters opgemaakt en vastgesteld aan de hand van te verrichten activiteiten en worden de arbeid- en rusttijden geregistreerd. De uitrol van dit systeem vindt gefaseerd plaats in de korpsen tussen juli 2008 en december 2009.

Artikelsgewijs

Artikel I Wijzigingen Besluit algemene rechtspositie politie

In artikel 12, tweede lid, is – vanwege de wens om de regeling met betrekking tot arbeids- en rusttijden zo veel mogelijk te uniformeren in een landelijke arbeidstijdenregeling – vastgelegd dat het bevoegd gezag op regionaal niveau geen afspraken mag maken over die onderwerpen die in artikel 12 van het Barp zijn geregeld of hiervan afwijken, dan wel afspraken mag maken over de onderwerpen die krachtens artikel 12 zijn opgenomen in een ministeriële regeling (een landelijke arbeidstijdenregeling).

In artikel 12, achtste, negende, tiende en twaalfde lid, zijn de vier verschillende roosters opgenomen; het indicatieve halfjaarlijkse rooster, het zogenaamde perioderooster, het dienstrooster en het dagrooster.

Het achtste lid omschrijft het halfjaarlijkse, indicatieve rooster van 26 weken waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Verschuivingen in dit rooster vallen, gelet op het indicatieve karakter van het rooster, buiten de systematiek van verschuivingen en komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het negende lid omschrijft het zogenaamde perioderooster of 28-dagenrooster waarin overeenkomstig de Arbeidstijdenwet de vrije zondagen en wekelijkse rust worden vastgesteld. Verschuivingen van de vrije zondagen en de wekelijkse rust in dit rooster komen in aanmerking voor een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het Bbp, mits deze verschuiving door het bevoegd gezag nodig werd geoordeeld in het dienstbelang en als zodanig is vastgesteld in het dienstrooster.

Het tiende lid omschrijft het dienstrooster dat betrekking heeft op 28 dagen en zeven dagen voor aanvang van de periode waarop het rooster betrekking heeft, bekend wordt gemaakt en waarin de dagen waarop arbeid wordt verricht en de vrije dagen worden vastgesteld. Verschuivingen van de vrije dagen in dit rooster komen in aanmerkingen voor een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het Bbp, mits de verschuiving door het bevoegd gezag nodig werd geoordeeld in het dienstbelang en als zodanig is vastgesteld in het dagrooster.

In het elfde lid is een vrije dag in het dienstrooster gedefinieerd. In het dienstrooster is een vrije dag zichtbaar als op deze dag van 0:00 uur tot 24:00 uur geen dienst dan wel activiteiten zijn gepland. Indien uit het vastgestelde dagrooster blijkt dat op deze dag een dienst dan wel activiteit is gepland, is er sprake van een verschuiving in het dienstrooster. Een dergelijke verschuiving kan bijvoorbeeld zijn dat een gedeelte van een late dienst, die is aangevangen op de voorgaande dag, doorloopt op de vrije dag; er is dan arbeid op deze vrije dag ingepland. Met een vrije dag voor het dienstrooster wordt gelijkgesteld een dag waarop alleen vakantie en/of verlof ter compensatie van overwerk als activiteit is gepland.

Het twaalfde lid omschrijft het dagrooster waarin vier dagen voorafgaand aan de dienst de tijdstippen van aanvang en einde van de dienst worden vastgesteld. Verschuivingen in deze vastgestelde tijden kunnen alleen met instemming van de ambtenaar en na schriftelijke vastlegging. Deze verschuivingen komen eveneens voor een vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het Bbp in aanmerking.

Op grond van het dertiende en veertiende lid heeft de ambtenaar de rechtszekerheid dat de duur van een dagrooster vastgestelde dienst niet meer wordt aangetast. Indien door gewijzigde omstandigheden de inzet van de ambtenaar bij een door dagrooster vastgestelde dienst niet meer nodig zou zijn, komt de eventuele verkorting van de dienst voor rekening van het bevoegd gezag. Zodoende heeft de ambtenaar de zekerheid dat hij deze uren niet op een later tijdstip alsnog zou moeten verrichten.

In de CAO 2005–2007 is overeengekomen dat van de regel dat een dienst, volgend op een vrije dag, niet eerder mag beginnen dan om 07.00 uur, mag worden afgeweken in overeenstemming met de ondernemingsraad. Indien daarover een afspraak is gemaakt met de ondernemingsraad, mag de dienst, volgend op een vrije dag niet eerder beginnen dan om 06.00 uur. Deze mogelijkheid wordt vastgelegd in artikel 12, zeventiende lid (nieuw), van het Barp. Afwijking van de eindtijd van 23.00 uur is niet aan de orde.

Artikel II Wijzigingen besluit bezoldiging politie

Onderdelen A en B

In artikel 27b is de financiële vergoeding van verschuivingen in de roosters vastgelegd. Overeenkomstig de overwerkvergoeding is bepaald dat de verschuivingsvergoeding in beginsel geldt voor ambtenaren, ingedeeld in salarisschaal 12 of lager. Ambtenaren, ingedeeld in salarisschaal 13 of 14 komen alleen in aanmerking voor de verschuivingsvergoeding in geval van bijzondere inzet als benoemd in het tweede lid. De vergoeding wordt berekend over de gewerkte verschoven uren. Met de hoogte van de vergoeding per verschoven uur is aansluiting gezocht bij de toeslag in geld bij overwerk. Voor de verschillende verschuivingen is een ondergrens opgenomen. Verschuivingen in de aanvangs- en eindtijden van het dagrooster komen eerst voor vergoeding in aanmerking als de verschuiving ten minste een half uur (30 minuten) bedraagt. Verschuivingen van minder dan een half uur worden niet zwaarwegend genoeg geacht om deze in aanmerking te brengen voor een vergoeding. Verschuivingen in de vrije dagen in het dienstrooster of in de wekelijkse rust of vrije zondagen in het 28-dagenrooster komen eerst voor vergoeding in aanmerking als de verschuiving in totaal meer dan acht uur bedraagt. Dit kan een verschuiving zijn van meer dan acht uur in één van beide roosters of meerdere verschuivingen in beide roosters waarmee het totaal van acht uur wordt overschreden. Daarbij geldt dat een verschuiving van een vrije zondag of een dag die in de wekelijkse rusttijd valt altijd acht uren bedraagt, ongeacht de arbeidsduur van de ambtenaar. De vergoeding wordt berekend over een periode van vier weken en wordt afgerond naar boven op hele uren. Verschuivingen die verband houden met rampsituaties, zoals beschreven in artikel 2:2 van de Arbeidstijdenwet, alsmede verschuivingen die plaatsvinden in een ander belang dan het dienstbelang, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Van dienstbelang bij een verschuiving is sprake in alle gevallen met uitzondering van de situatie dat de ambtenaar zelf om een verschuiving verzoekt. Een verschuiving op eigen verzoek blijft mogelijk, maar er is dan geen sprake van een verschuiving in het belang van de dienst en leidt derhalve niet tot een aanspraak op de verschuivingsvergoeding. De beoordeling van de vraag of sprake is van dienstbelang, ligt bij het bevoegd gezag.

Evenals de overwerkvergoeding behoort de verschuivingsvergoeding niet tot de bezoldiging en telt daarmee dus niet mee voor berekeningsbasis van de vakantie-uitkering en de ambtsjubileumgratificatie. Bij arbeidsongeschiktheid van de ambtenaar wegens ziekte vindt ook geen doorbetaling plaats van de verschuivingsvergoeding.

Voor het personeel bij de Dienst Speciale Interventies en de Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden geldt een toelage, die ondermeer ook is bedoeld om tegemoet te komen aan inbreuken op korte termijnen op het rooster van deze eenheden. Om deze reden komen deze eenheden ingevolge artikel 27b, tiende lid, vooralsnog niet in aanmerking voor de verschuivingsvergoeding. In de CGOP is overeengekomen de verschuivingen in de roosters van deze eenheden tot 1 januari 2009 wel te registeren en op basis van deze informatie in de CGOP verder overleg te voeren over de toelage en het recht op verschuivingsvergoeding.

De verschuivingsvergoeding geldt ook voor aspiranten, behalve tijdens het theoretische deel van de opleiding. Artikel 12 is op dat moment ingevolge artikel 100 immers niet van toepassing. Indien aspiranten tijdens de leerkwartielen in bijzondere situaties toch worden ingeroosterd bij het korps, is op die momenten geen sprake van het theoretische opleidingsdeel, en is artikel 12, en daarmee artikel 27b, gewoon van toepassing.

Onderdeel C

Aangezien de verschuivingsvergoeding op een latere datum in werking treedt dan in het akkoord is overeengekomen, zie hiervoor ook de toelichting bij artikel III, is een eenmalige compensatie overeengekomen in artikelen 27c, 27d en 27e van het Bbp. In de meeste regio’s gaat de aanspraak op de verschuivingsvergoeding, bedoeld in artikel 27b, in met ingang van 9 augustus 2008. Voor die regio’s is de compensatievergoeding op grond van artikel 27c van toepassing. Voor de regio’s Fryslan, IJsselland, NO Gelderland en Gelderland Midden, voor welke regio’s de aanspraak op de verschuivingsvergoeding geldt vanaf 24 januari 2009, is de compensatievergoeding gebaseerd op artikel 27d, en voor de regio Amsterdam-Amstelland, waarvoor de verschuivingsvergoeding pas geldt vanaf 1 januari 2010 is de compensatievergoeding gebaseerd op artikel 27e.

De eenmalige compensatievergoeding in artikel 27c wordt vastgesteld op basis van de gemiddelde verschuivingsvergoeding in een referteperiode. De 28-daagse roosterperioden 10-2008 tot en met 13-2008 zijn als referteperiode vastgesteld en het gemiddelde bedrag aan verschuivingsvergoeding uit deze referteperiode maal negen wordt als compensatie uitbetaald, zie artikel 27c, tweede lid. Voor de korpsen, genoemd in artikel 27d is een andere referteperiode vastgesteld. Voor deze korpsen geldt dat de perioden 2-2009 tot en met 5-2009 als referteperiode zijn vastgesteld en dat op basis van deze referteperiode veertienmaal het gemiddelde bedrag aan verschuivingsvergoeding als compensatie wordt betaald, zie artikel 27d, eerste lid, van het Bbp.

In artikel 27c, derde lid, en artikel 27d, tweede lid, is de compensatie voor aspiranten opgenomen. Op grond van artikel 100, eerste lid, van het Barp is artikel 12 van het Barp tijdens de schoolkwartielen, wanneer de aspirant feitelijk niet werkzaam is bij het korps, niet van toepassing op de aspiranten. Bij aspiranten wordt de compensatie vastgesteld op het gemiddelde bedrag aan verschuivingsvergoeding in de referteperiode van alle aspiranten van een korps. Op deze wijze telt van zowel aspiranten in de werkkwartielen als in de schoolkwartielen de betaalde verschuivingsvergoeding in de referteperiode mee voor de berekeningsbasis van de compensatie. De effecten van enerzijds de schoolkwartielen en anderzijds de werkkwartielen worden dan meegewogen in de vaststelling van de compensatie.

In artikel 27c, vierde lid, en artikel 27d, derde lid, is opgenomen dat ambtenaren, die in dienst zijn getreden na 1 januari 2008, naar evenredigheid van het begin van hun dienstverband tot 9 augustus 2008 respectievelijk 24 januari 2009 in aanmerking komen voor de compensatie.

Voor enkele groepen vormt de gemiddelde verschuivingsvergoeding op basis van de referteperiode geen goede basis om de compensatie vast te stellen of is er geen gemiddelde verschuivingsvergoeding op basis van de referteperiode vast te stellen.

Van ambtenaren, die na 1 januari 2008 maar voor het begin van de referteperiode ontslag is verleend, is geen gemiddelde verschuivingsvergoeding bekend, die als basis voor de compensatie kan dienen. In artikel 27c, vijfde en artikel 27d, vierde lid, is voor deze groep ambtenaren bepaald dat zij de compensatie ontvangen op basis van de gemiddelde verschuivingsvergoeding uit de referteperiode van de ambtenaren van het rooster waar deze ambtenaar op het moment van ontslag deel van uitmaakte. Uiteraard wordt de compensatie naar evenredigheid van de duur van het dienstverband tussen 1 januari 2008 en 9 augustus 2008 respectievelijk 24 januari 2009 vastgesteld. Het rooster van de groep ambtenaren, waar deze gewezen ambtenaar deel van uitmaakte, kent vermoedelijk dezelfde mate van verschuivingen waarmee de gewezen ambtenaar tijdens zijn dienstverband werd geconfronteerd. Bij een onderdeel met veel verschuivingen ontvangt een gewezen ambtenaar een hoge vergoeding en omgekeerd geldt hetzelfde.

Voor de groep ambtenaren, die in de referteperiode ontslag wordt verleend, geldt hetzelfde als voor de ambtenaren, genoemd in artikel 27c, vijfde lid, en artikel 27d, vierde lid. Alleen deze groep ambtenaren, genoemd in artikel 27c, zesde lid, en artikel 27d, vijfde lid, komt wel in aanmerking voor de volledige compensatie.

Ambtenaren, die door eigen schuld of toedoen, voorafgaande aan de referteperiode geen dienst hebben verricht, bijvoorbeeld in het geval van een schorsing, komen voor de periode van afwezigheid niet in aanmerking voor de compensatie. Het betreft niet een periode van vakantie. In artikel 27c, zevende lid, en artikel 27d, zesde lid, is bepaald dat deze ambtenaren alleen naar evenredigheid van de periode dat zij dienst hebben verricht voorafgaande aan de referteperiode in aanmerking komen voor de compensatie.

In artikel 27c, achtste lid, en artikel 27d, zevende lid, is de vaststelling van de compensatie opgenomen voor ambtenaren, die in de referteperiode door bijvoorbeeld langdurige ziekte of detachering buiten het korps, niet of niet volledig dienst hebben verricht. Gelijk aan de vaststelling van de compensatie voor ambtenaren, genoemd in artikel 27c, vijfde lid, en artikel 27d, vierde lid, wordt de compensatie voor deze ambtenaren vastgesteld op basis van de gemiddelde verschuivingsvergoeding uit de referteperiode van de ambtenaren van het rooster waar deze ambtenaar op 6 september 2008 respectievelijk 24 januari 2009 deel van uitmaakte.

Voor een toelichting op artikel 27c, negende lid, en artikel 27d, achtste lid, zij verwezen naar de toelichting op artikel 27b, tiende lid,

Voor de regio Amsterdam-Amstelland is in artikel 27e een afwijkende regeling overeengekomen, omdat de verschuivingsvergoeding voor die regio pas in kan gaan op 1 januari 2010. Overeengekomen is een vast bedrag als afkoopsom over de periode tot die datum van twee maal € 770,–, op basis van een aanstelling van gemiddeld 36 uur per week of meer. Het bedrag over het betreffende jaar wordt naar rato verminderd bij een deeltijdaanstelling of wanneer sprake is van aanstelling of ontslag in de loop van genoemde periode.

Het bedrag geldt alleen voor medewerkers met een executieve status tot en met schaal 12. Aspiranten ontvangen 50% van de afkoopsom voor executieven. Niet-executieven tot en met schaal 12 kunnen in aanmerking komen voor de vergoeding op voorwaarde dat zij tenminste 96 uur per jaar voor de operationele toelage in aanmerking komen, te bezien over heel 2008 en over heel 2009. Voor medewerkers zonder executieve status wordt bij ziekte de gemiddelde operationele toelage over de drie maanden voorafgaande aan de ziekte vastgesteld en over de ziekteperiode geëxtrapoleerd (heeft alleen betrekking op het aantal uren).

Onderdeel D

Zie toelichting bij artikel III

Onderdeel E

Tijdens het theoretische opleidingsdeel geldt artikel 12 van het Barp niet voor de aspirant. Immers hij volgt dan onderwijs aan de Politieacademie. Derhalve is de aspirant ook uitgezonderd van de verschuivingsvergoeding tijdens het theoretische opleidingsdeel.

Artikel III Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de verschuivingsvergoeding was in het akkoord afgesproken voor 1 januari 2008. Om verschillende redenen was deze inwerkingtredingsdatum niet haalbaar. Een geautomatiseerde uitvoering van de verschuivingsvergoeding was, uitgezonderd een aantal korpsen, eerst mogelijk voor verschuivingen die betrekking hadden op de periode vanaf 9 augustus 2008. Een eerdere inwerkingtredingsdatum voor de verschuivingsvergoeding was niet haalbaar, omdat achteraf de verschuivingen niet vastgesteld kunnen worden. In de Commissie voor georganiseerd overleg in politieambtenarenzaken is overeengekomen dat eenmalige compensatie voor verschoven diensten voor de periode van 1 januari 2008 tot 9 augustus 2008 respectievelijk 24 januari 2009 dan wel 1 januari 2010 wordt toegekend. Deze compensatie en de uitwerking daarvan is opgenomen in de artikelen 27c, 27d en 27e van het Bbp (artikel II, onderdeel C).

De datum van 9 augustus 2008 is gelijk aan het begin van de negende vierweekse periode van 2008. Indien na 9 augustus 2008 op grond van het dienstbelang een vastgestelde vrije zondag of wekelijkse rust wordt verschoven is het regime van het nieuwe artikel 12, negende lid, van het Barp en artikel 27b van het Bbp van toepassing. De invoeringsdatum van 9 augustus 2008 betekent dat voor verschuivingen in het dienstrooster en het dagrooster het nieuwe regime van artikel 27b van het Bbp van toepassing is op verschuivingen nadat het dienstrooster en dagrooster voor het eerst zijn vastgesteld op 2 augustus 2008 respectievelijk 5 augustus 2008.

Voor de korpsen Fryslan, IJsselland, Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden geldt niet de invoeringsdatum van 9 augustus 2008. Aangezien de geautomatiseerde uitvoering voor het eerst mogelijk is vanaf 1 januari 2009, geldt als invoeringsdatum 24 januari 2009. De datum van 24 januari 2009 is gelijk aan het begin van de tweede vierweekse periode van 2009. In de eerste vierweekse periode zijn eventuele verschuivingen in de vastgestelde vrije zondag of wekelijkse rust geregistreerd en in het dienstrooster of dagrooster zijn eventuele verschuivingen in de eerste of tweede vierweekse periode geregistreerd. De vergoeding op grond van artikel 27b van het Bbp wordt dan voor het eerst berekend in de tweede vierweekse periode van 2009.

Voor het korps Amsterdam-Amstelland geldt eveneens een andere invoeringsdatum van de verschuivingsvergoeding. In die regio is geautomatiseerde uitvoering voor het eerst mogelijk vanaf 1 januari 2010, zodat als invoeringsdatum van de verschuivingsvergoeding geldt het begin van de eerste vierweekse periode in 2010, te weten op 1 januari 2010.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven