Besluit van 13 november 2009, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de indexering van de tarieven voor het jaar 2010 en de verstrekking van Nederlandse identiteitskaarten aan kinderen tegen een gereduceerd bedrag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 september 2009, nr. 2009-0000531944, CZW/WVOB;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 14 oktober 2009, nr. W04.09.0382/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 november 2009, nr. 2009-0000595582 BZK/CZW/WVOB;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met e, vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, indien:

    • a. het eerder geleverde reisdocument door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd, of

    • b. bij de uitreiking van het eerder geleverde reisdocument een verificatie van de vingerafdrukken heeft plaatsgevonden en bij deze verificatie anders dan door toedoen van de aanvrager niet kon worden vastgesteld dat diens vingerafdrukken overeenkomen met de vingerafdrukken, opgenomen in het reisdocument. In laatstgenoemde situatie wordt het verschil tussen het toepasselijke bedrag, genoemd in artikel 6, eerste lid, en het toepasselijke bedrag, genoemd in artikel 6, tweede lid, gerestitueerd aan de betreffende gemeente.

2. In het vierde lid wordt «artikel 6, eerste lid, onderdelen e en f» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdelen f en g,.

3. Het vijfde lid vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «artikel 2, derde en vijfde lid» vervangen door: artikel 2, derde lid.

2. Het derde lid, onderdeel b, eerste zin, komt te luiden:

  • b. de van de gemeente ontvangen mededelingen omtrent de gevallen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, en omtrent bij de leverancier geverifieerde gevallen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, het bedrag vast van de kosten die aan de gemeente worden gerestitueerd.

C

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument, als bedoeld in artikel 2, derde lid.

D

Aan het slot van artikel 5, eerste lid, tweede zin, wordt toegevoegd:

en, indien het in artikel 2, derde lid, onderdeel b, bedoelde geval zich heeft voorgedaan, verminderd met een overeenkomstig bedrag, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste volzin.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

      23,01

      ANG

      57,80

      AWG

      57,80

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

      29,01

      ANG

      72,90

      AWG

      72,90

    • c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      23,01

      ANG

      57,80

      AWG

      57,80

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart

      17,81

    • e. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      –/– €

      16,07

    • f. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met e, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      41,00

    • g. voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker

      19,50

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

      50,90

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

      56,90

    • c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      50,90

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart

      42,85

    • e. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

       8,97

    • f. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

       8,97

    • g. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

      20,93

    • h. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met e, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      41,00

    • i. voor de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker als bedoeld in onderdeel g, zijnde een toeslag op het in dat onderdeel genoemde bedrag

      19,50

  • 3. De rechten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a tot en met e, worden niet geheven in verband met de levering van documenten ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument als bedoeld in artikel 2, derde lid.

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

       60,11

      ANG

      151,00

      AWG

      151,00

    • b. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

       44,49

      ANG

      111,80

      AWG

      111,80

    • c. voor de verstrekking van een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

       66,10

      ANG

      166,10

      AWG

      166,10

    • d. voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort

       58,25

      ANG

      146,35

      AWG

      146,35

    • e. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

       51,82

    • f. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

       8,97

    • g. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

       44,05

      ANG

      110,65

      AWG

      110,65

    • h. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

       8,97

      ANG

       22,55

      AWG

       22,55

    • i. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

       20,93

      ANG

       52,60

      AWG

       52,60

2. Aan het slot van het derde lid wordt toegevoegd:

of indien de verstrekking plaatsvindt in verband met de vervanging van een eerder geleverd document als bedoeld in artikel 2, derde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 13 november 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de zesentwintigste november 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden, betreft in de eerste plaats een aanpassing van de op basis van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Paspoortwet vast te stellen kosten voor reisdocumenten die een gemeente dan wel een eilandgebied van de Nederlandse Antillen of Aruba aan het Rijk verschuldigd is, de op basis van artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet, genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen en de maximumtarieven die een gemeente ingevolge artikel 7, derde lid, van die wet ten hoogste aan een aanvrager van een reisdocument in rekening mag brengen. Dit gebeurt in de wijziging van de artikelen 6 en 12 van het Besluit paspoortgelden.

Daarnaast wordt er in voorzien dat tot en met 13 jaar een Nederlandse identiteitskaart (NIK) tegen gereduceerd tarief (jeugdtarief) kan worden aangevraagd. Dit wordt uitgewerkt in artikel 6, tweede lid, onderdeel e. Hiermee wordt invulling gegeven aan het kabinetsvoornemen zoals aangekondigd in de brief van 28 mei 2009 om de gevolgen van de afschaffing van de mogelijkheid van bijschrijving in verband met het beginsel van één paspoort per persoon (het 1p-1p beginsel) voor gezinnen in financiële zin te beperken. 1

Het gereduceerde tarief wordt gefinancierd uit de middelen voor de gratis NIK voor 14-jarigen. Zoals aangekondigd in genoemde brief, vervalt per 1 januari 2010 de gratis NIK voor 14-jarigen, waarin artikel 6, derde lid, voorzag. Dit artikellid is geschrapt.

In verband met de invoering van de opneming van vingerafdrukken in reisdocumenten is erin voorzien dat in de situatie dat bij de uitreiking van een reisdocument blijkt dat niet is vast te stellen dat de opgenomen vingerafdrukken overeenkomen met de vingerafdrukken van de houder en dit niet aan de houder is te wijten, de aan het Rijk af te dragen kosten voor de productie van het reisdocument, niet verschuldigd zijn. In dat geval worden ook de gemeentelijke kosten op de afdracht van de gemeente aan het Rijk in mindering gebracht. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba geldt een overeenkomstige bepaling.

Berekening van de bedragen

De in de artikelen 6, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk artikel 12, eerste lid, vermelde tarieven zijn voor 2010 als volgt geïndexeerd.

De aan het Rijk verschuldigde kosten zijn samengesteld uit de productiekosten van de reisdocumenten en de beheerkosten die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in verband met de uitgifte van de documenten maakt. Het gehanteerde indexcijfer is het gewogen gemiddelde van het indexcijfer van de stijging van de productiekosten van de reisdocumenten voor het jaar 2009 en het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie zoals dat door het Centraal Plan Bureau is gepubliceerd in het Centraal economisch plan 2009. Dit indexcijfer bedraagt, afhankelijk van de verhouding in de totale kostprijs tussen de productiekosten van het document en het deel van de kosten dat toegerekend dient te worden aan het ministerie van BZK gemiddeld 2,3%. De spoedtoeslagen worden niet geïndexeerd.

Ook de kosten die de paspoortverstrekkende autoriteiten zelf maken worden geïndexeerd met behulp van het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie. Deze bedraagt 2,8%.

De indexering resulteert erin dat de door de gemeente maximaal van de aanvrager te heffen rechten gemiddeld stijgen met gemiddeld 2,3%. De gemeenten mogen derhalve voor een nationaal paspoort maximaal € 50,90 (was € 49,60) bij de burger in rekening brengen en voor een Nederlandse identiteitskaart € 42,85 (was € 41,76). De op grond van artikel 12 ten bate van het Rijk van de burger te heffen rechten stijgen gemiddeld 2,7%. Dit resulteert er in dat een door het Rijk afgegeven nationaal paspoort € 60,11 (was € 58.47) kost en een Nederlandse identiteitskaart € 51,82 (was € 50,41).

Alle bedragen in euro zijn, waar van toepassing, omgerekend naar Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt aan de hand van de door het ministerie van Buitenlandse Zaken per maand vastgestelde administratiekoers zoals deze gold op 1 augustus 2009. Deze bedroeg toen € 0,398 voor één Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond. Hoewel de bedragen in euro stijgen, dalen de bedragen in de Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse munt. Dit omdat ten opzichte van een jaar geleden de administratiekoers van de Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse munt is gestegen ten opzichte van de euro.

Nederlandse identiteitskaart tegen jeugdtarief

De NIK tegen jeugdtarief wordt gefinancierd uit de middelen die vrijkomen door het afschaffen van de gratis NIK voor veertienjarigen. De afschaffing van de gratis NIK vindt plaats door het schrappen van artikel 6, derde lid, van het Besluit paspoortgelden. Voor een NIK is een aanvrager tot en met de leeftijd van 13 jaar (maximaal) € 8,97aan rechten verschuldigd (artikel 6, tweede lid, onderdeel e (nieuw)); artikel 12, eerste lid, onderdeel f (nieuw). De verschuldigde rechten voor een NIK tegen jeugdtarief zijn daarmee gelijk aan de verschuldigde rechten voor een bijschrijving.

Een gemeente ontvangt voor een «reguliere» NIK ten hoogste € 25,04. Dit is het verschil tussen het maximum bij de aanvrager in rekening te brengen bedrag (€ 42,85, artikel 6, tweede lid, onder d) verminderd met de aan het rijk verschuldigde kosten (€ 17,81, artikel 6, eerste lid, onder d). Deze inkomsten dienen ter dekking van de kosten die een gemeente maakt bij de afgifte van een reisdocument. De gemeentelijke kosten voor de afgifte van een «reguliere» NIK en een NIK tegen het jeugdtarief zijn gelijk. De gemeentelijke kosten kunnen derhalve niet door de van de aanvrager te heffen rechten worden gedekt. Het tekort aan dekking bedraagt € 16,07 (€ 25,04 – € 8,97). Dit dekkingstekort wordt in mindering gebracht op de afdracht van de gemeente aan het Rijk ingevolge artikel 6, eerste lid. Dat wordt bewerkstelligd door het negatieve bedrag dat is opgenomen in dat lid, onderdeel e. Artikel 2, vijfde lid, kan nu vervallen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 324 (R 1844), nr. 22.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven