Besluit van 16 november 2009 tot wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 september 2009, nr. 5619026/09/6;

Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;

De Raad van State gehoord (advies van 15 oktober 2009, nr. W03.09.0390/II);

Gezien het nader rapport van de Minister van Justitie van 10 november 2009, nr. 5627544/09/6,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

De vergoeding en de voorwerpen waarop deze rust, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit. De stichting die is aangewezen overeenkomstig artikel 16e van de Auteurswet kan Onze Minister van Justitie voorstellen doen tot wijziging van deze bijlage.

B

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Artikel 1 en de bijlage bij dit besluit vervallen met ingang van 1 januari 2013.

C

De bijlage komt te luiden:

Bijlage bij het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet

Op de volgende voorwerpen, bestemd om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, rust de volgende vergoeding, als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet:

Audio analoog

€ 0,23 p/u

Video analoog

€ 0,33 p/u

Minidisk

€ 0,32 p/u

Audio cd-r/rw

€ 0,42 p/u

Data cd

€ 0,14 per disk

DVD-R/RW

€ 0,60 per 4,7 Gb

DVD+R/RW

€ 0,40 per 4.7 Gb

HI MD

€ 1,10 per drager

Voor blanco dvd’s van het type –R/RW resp. +R/RW met een kleinere of grotere opslagcapaciteit dan 4,7 gigabite geldt een proportionele vergoeding.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 16 november 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de twintigste november 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De huidige thuiskopieregeling, zoals vervat in het Besluit van 5 november 2007 (Stb. 435) eindigt op 1 januari 2010. In 2008 en 2009 zijn zowel de voorwerpen waarover een vergoeding is verschuldigd als de hoogte van de thuiskopievergoedingen bevroren op het niveau van 2007. Dit besluit voorziet ook na 1 januari 2010 in een thuiskopieregeling door de bevriezing van het stelsel met drie jaar te verlengen tot 1 januari 2013, met inbegrip van de adviserende rol van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT).

Het debat over de toekomst van het thuiskopiestelsel zal worden gevoerd naar aanleiding van het rapport van de parlementaire werkgroep auteursrechten (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 29 838 en 31 766, nr. 19 herdruk). In dat rapport wordt ten aanzien van de thuiskopieregeling opgemerkt dat de werkgroep vindt dat inhoud los moet worden gezien van de drager en dat de huidige thuiskopieheffing daarmee ten dode lijkt te zijn opgeschreven. De werkgroep stelt voor om de heffing stapsgewijs terug te brengen naar nul voor alle dragers. In die tijd moet het volgens de werkgroep voor de entertainmentindustrie mogelijk zijn om zelf businessmodellen op te zetten om op internet geld te verdienen. Het kabinet sluit in de kabinetsreactie van 30 oktober 2009 bij deze aanbeveling van de werkgroep aan.

In afwachting van de uitkomst van de discussie over de toekomst van het stelsel is het niet wenselijk om het bestaande stelsel ingrijpend te wijzigen of uit te breiden. Daarom is gekozen voor een voortzetting van de bevriezing tot 2013. Deze langere periode geeft gelegenheid om het debat over de toekomst van het stelsel te voeren en eventuele daaruit voortvloeiende maatregelen ter hand te nemen. De Raad van State adviseerde in de toelichting in te gaan op de positie van betrokkenen. Voor de verschillende categorieën betrokkenen verandert er door de verlenging van de bevriezing van het thuiskopiestelsel niets ten opzichte van de afgelopen periode. Consumenten gaan niet meer betalen nu de heffing op blanco dragers gelijk blijft en de heffing niet wordt uitgebreid tot andere dragers van muziek. Nu het systeem met heffingen wordt bevroren, zal ook de positie van de betalende en de ontvangende partij niet veranderen. Er worden geen nieuwe verplichtingen voorgesteld en geen andere werkwijze.

De Raad van State heeft geadviseerd in de toelichting aandacht te schenken aan het onverdeeld blijven van gelden. Onder toezicht van het College Toezicht Auteursrechten (CvTA) heeft de Stichting de Thuiskopie vorderingen gemaakt ten aanzien van de onverdeelde gelden. Het CvTA heeft op 23 september 2008 geoordeeld dat van het totaalbedrag van € 9.203.000 een bedrag van € 5.610.000 definitief onverdeelbaar is en zal moeten terugvloeien naar de betalingsplichtigen. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 3.329.000 geldt dat de Stichting de Thuiskopie gelegenheid heeft gekregen om in 2008 alsnog de rechthebbenden te vinden. Hoewel het definitieve besluit van het CvTA over deze laatste gelden nog niet is genomen, vertrouw ik erop dat de problematiek van de onverdeelde gelden binnenkort zal zijn opgelost.

Omdat dit besluit een bestendiging behelst van het huidige thuiskopiestelsel, brengt het geen administratieve lasten of nalevingskosten mee.

Artikelen

Artikel I

In dit artikel wordt de continuering van de huidige situatie tot 2013 tot uitdrukking gebracht.

Artikel II

Overeenkomstig Aanwijzing voor de regelgeving nr. 168 voorziet artikel II in de mogelijkheid om terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 te geven. Dit houdt verband met de in artikel 17d Auteurswet geregelde nahangprocedure, op grond waarvan een wijziging van een krachtens artikel 16c, zesde lid, Auteurswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

Bij publicatie in het Staatsblad na 5 november 2009 kan zich de noodzaak voordoen aan het besluit een beperkte terugwerkende kracht te verlenen tot 1 januari 2010. Omdat dit besluit voorziet in een handhaving van de status quo en publicatie in het Staatsblad bovendien als vooraankondiging kan gelden, bestaat daartegen geen bezwaar.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven