Wet van 29 december 2008, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van het Speciaal Tribunaal voor Libanon, mede ter uitvoering van Resolutie 1757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 30 mei 2007 (Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke voorzieningen te treffen voor de vervolging van personen door het Speciaal Tribunaal voor Libanon die verantwoordelijk zijn voor de aanslag van 14 februari 2005 die heeft geresulteerd in de dood van voormalig minister-president Rafiq Hariri en anderen, mede ter uitvoering van Resolutie 1757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 30 mei 2007, handelende krachtens Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, alsmede de bij de Resolutie aangegeven inwerkingtreding van de bepalingen van de bijlage bij de Resolutie 1757, inclusief het Statuut van het Speciaal Tribunaal voor Libanon op 10 juni 2007;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  • a. Speciaal Tribunaal: het Speciaal Tribunaal voor Libanon, inwerking gesteld bij Resolutie 1757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 30 mei 2007;

  • b. Statuut: het Statuut van het Speciaal Tribunaal voor Libanon, opgenomen in de bijlage bij resolutie 1757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 30 mei 2007;

  • c. overlevering: de terbeschikkingstelling van een persoon door Nederland aan het Speciaal Tribunaal ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek bij het Speciaal Tribunaal;

  • d. doorvoer: het begeleid vervoer over Nederlands grondgebied van een persoon ten behoeve van zijn terbeschikkingstelling door een vreemde staat aan het Speciaal Tribunaal, dan wel door het Speciaal Tribunaal aan een vreemde staat;

  • e. Onze Minister: Onze Minister van Justitie.

Artikel 2

Op verzoek van het Speciaal Tribunaal kunnen personen aan het Speciaal Tribunaal worden overgeleverd ter vervolging en berechting van strafbare feiten waarvan het Speciaal Tribunaal ingevolge zijn Statuut bevoegd is kennis te nemen.

Artikel 3

  • 1. Op verzoek van het Speciaal Tribunaal kunnen personen wier aanhouding als verdachte door het Speciaal Tribunaal is gelast en die in Nederland worden aangetroffen, voorlopig worden aangehouden.

  • 2. Iedere officier van justitie en hulpofficier van justitie is bevoegd de voorlopige aanhouding te bevelen.

  • 3. Het bepaalde in de artikelen 14, tweede tot en met het vijfde lid, 15, 16, eerste lid, onder a, en 17 van de Uitleveringswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aangehouden persoon zo spoedig mogelijk wordt voorgeleid aan de officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage.

Artikel 4

  • 1. Tot het in behandeling nemen van verzoeken van het Speciaal Tribunaal tot overlevering is de rechtbank te ’s-Gravenhage bij uitsluiting bevoegd.

  • 2. De artikelen 21 tot en met 27 – met uitzondering van artikel 26, derde lid, – en 28, eerste lid, van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De rechtbank kan bij zijn uitspraak over de vatbaarheid voor inwilliging van het verzoek van het Speciaal Tribunaal de overlevering slechts ontoelaatbaar verklaren indien:

    • a. ten aanzien van de aan hem voorgeleide persoon niet kan worden vastgesteld dat deze degene is wiens overlevering wordt gevraagd; of

    • b. de overlevering is gevraagd terzake van strafbare feiten waarvan het Speciaal Tribunaal ingevolge zijn Statuut kennelijk niet bevoegd is kennis te nemen.

  • 4. De uitspraak van de rechtbank is onmiddellijk uitvoerbaar.

  • 5. De artikelen 29, 30, eerste volzin, en tweede lid, 32, 33, eerste en tweede lid, 36, 41 tot en met 47 – met uitzondering van de verwijzing in artikel 47, derde lid, naar artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering – en 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

Na inwilliging van het verzoek om overlevering wordt de over te leveren persoon terstond ter beschikking van het Speciaal Tribunaal gesteld. Een overeenkomstig artikel 27 van de Uitleveringswet bevolen vrijheidsbeneming kan tot dan toe worden voortgezet.

Artikel 6

Personen die zich in Nederland bevinden en wier medebrenging als getuige of deskundige door het Speciaal Tribunaal is gelast, kunnen op last van de officier van justitie te ’s-Gravenhage worden aangehouden en ter beschikking worden gesteld van het Speciaal Tribunaal.

Artikel 7

  • 1. Doorvoer van verdachten en van andere personen die door de autoriteiten van een vreemde staat aan het Speciaal Tribunaal worden overgedragen of op verzoek van het Speciaal Tribunaal naar Nederland zijn overgedragen of gekomen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Tribunaal door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

  • 2. Doorvoer van verdachten en van andere personen die door het Speciaal Tribunaal vanuit Nederland aan de autoriteiten van een vreemde staat worden overgedragen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Tribunaal door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

  • 3. Het transport in Nederland buiten de onder het gezag van het Speciaal Tribunaal staande ruimten van de verdachten of van andere personen aan wie op last van het Speciaal Tribunaal hun vrijheid is ontnomen, geschiedt in opdracht van het Speciaal Tribunaal door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

  • 4. De in dit artikel bedoelde ambtenaren zijn bevoegd alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de betrokken personen en ter voorkoming van hun ontvluchting.

Artikel 8

Politiegegevens kunnen, ook zonder een daartoe strekkend verzoek, worden verstrekt aan het Speciaal Tribunaal indien dit voor de goede uitvoering van diens taak noodzakelijk is. De verstrekking vindt plaats door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 9

  • 1. Aan verzoeken van het Speciaal Tribunaal om enigerlei vorm van rechtshulp, gericht tot een al dan niet met name aangeduid orgaan van justitie of de politie in Nederland, wordt zoveel mogelijk gevolg gegeven.

  • 2. De artikelen 552i, 552j, 552n, 552o, tot en met 552q – met uitzondering van de verwijzing in artikel 552p, vierde lid, naar artikel 552d, tweede lid – van het Wetboek van Strafvordering en artikel 51, eerste en vierde lid, van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Vertegenwoordigers van het Speciaal Tribunaal wordt desgevraagd toegestaan bij de uitvoering van verzoeken als bedoeld in het eerste lid, tegenwoordig te zijn en de nodige vragen te stellen of doen stellen aan bij die uitvoering betrokken personen.

  • 4. De met de uitvoering van verzoeken om rechtshulp belaste Nederlandse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van daarbij betrokken personen en zijn te dien einde bevoegd voorwaarden te stellen aan de wijze waarop aan verzoeken om rechtshulp uitvoering wordt gegeven.

Artikel 10

  • 1. Getuigen of deskundigen, van welke nationaliteit ook, die, gehoor gevende aan een dagvaarding of oproeping van het Speciaal Tribunaal of als gevolg van een bevel tot medebrenging van het Speciaal Tribunaal, naar Nederland komen, kunnen in Nederland niet worden vervolgd, aangehouden of aan enige andere vrijheidsbeperkende maatregelen worden onderworpen voor feiten of veroordelingen die voorafgingen aan hun aankomst in Nederland.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde immuniteit vervalt indien de getuige of deskundige, hoewel hij gedurende vijftien achtereenvolgende dagen na het tijdstip waarop zijn aanwezigheid niet meer door het Speciaal Tribunaal werd vereist, de mogelijkheid had Nederland te verlaten maar hier te lande is gebleven of in Nederland is teruggekeerd na het te hebben verlaten.

Artikel 11

Personen die ingevolge het Statuut van het Speciaal Tribunaal geen aanspraak kunnen maken op immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht van het Speciaal Tribunaal, kunnen voor de toepassing van deze wet een dergelijke aanspraak evenmin maken ten aanzien van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de uitvoerbaarheid van zijn beslissingen.

Artikel 12

De Nederlandse wet is niet van toepassing op vrijheidsontneming, ondergaan op last van het Speciaal Tribunaal binnen aan het Speciaal Tribunaal in Nederland ter beschikking gestelde ruimten.

Artikel 13

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 december 2008

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de vijfde februari 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 365

Naar boven