Besluit van 4 september 2009, houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de indexering van bedragen in die bijlage

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 25 juni 2009, nr. 5606743/09/6;

Gelet op de artikelen 7:15, vierde lid, 7:28, vierde lid, en 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2009, nr. W03.09.0223/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 26 augustus 2009, nr. 5612423/09/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In onderdeel B van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt «€ 322» telkens vervangen door: «€ 437» en wordt «€ 161» vervangen door: € 218.

ARTIKEL II

Ten aanzien van bezwaar of beroep dat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is ingesteld, blijft de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 4 september 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de vijftiende september 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Dit besluit wijzigt de in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) genoemde bedragen voor de berekening van de proceskostenveroordeling en -vergoeding in bestuursrechtelijke procedures. Deze bedragen worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex over de periode 1994 tot en met 2008 (35,62%). Het gaat bij deze wijziging om een in beginsel eenmalige indexering voor de periode 1994 tot en met 2008. Met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht wordt voorzien in een automatische jaarlijkse indexering van deze bedragen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarin wordt bepaald dat de bij of krachtens de Awb vastgestelde bedragen jaarlijks met ingang van 1 januari bij ministeriële regeling worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.

Proceskosten in het bestuursrecht

De artikelen 8:75, eerste lid, 7:15, vierde lid, en 7:28, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevatten bepalingen over de proceskostenveroordeling en -vergoeding in bestuursrechtelijke procedures. Het gaat hierbij met name om kosten die bestuursorganen moeten vergoeden aan burgers. Op grond van deze bepalingen worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de veroordelingen en vergoedingen uitsluitend betrekking kunnen hebben en over de wijze waarop het bedrag wordt vastgesteld. Deze nadere regels zijn gesteld in het Bpb. In het Bpb is een limitatieve opsomming opgenomen van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Onderdeel daarvan vormen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (artikel 1, onderdeel a, Bpb). Het bedrag van deze kosten wordt vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij het Bpb opgenomen forfaitaire tarief. Dit tarief wordt berekend door de in onderdeel A van de bijlage per proceshandeling vastgestelde punten te vermenigvuldigen met de in onderdeel B van die bijlage vastgestelde waarden per punt.

Vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit zijn de in onderdeel B vastgestelde waarden sinds de invoering ervan nooit geïndexeerd of aangepast aan andere ontwikkelingen. Griffierechten die moeten worden betaald voor bestuursrechtelijke procedures zijn sinds de inwerkingtreding van de Awb daarentegen regelmatig geïndexeerd. Het is niet goed verdedigbaar om de bedragen die de burger moet betalen in bestuursrechtelijke procedures wel te indexeren, en de bedragen die hij eventueel ontvangt niet. De kosten die partijen feitelijk moeten maken in het kader van een procedure zijn wel degelijk gestegen. Kosten en kostenveroordelingen hebben daardoor geen gelijke tred met elkaar gehouden. Het onderhavige besluit voorziet daarom in een verhoging van de in het Bpb genoemde bedragen. Deze bedragen worden daarbij geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex over de periode 1994 tot en met 2008 (35,62%). De consumentenprijsindex geeft de prijsontwikkeling weer van goederen en diensten die huishoudens aanschaffen voor consumptie. Dit cijfer wordt jaarlijks vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De indexering vindt zoals gezegd plaats vanaf 1994, het jaar waarin het Bpb inwerking is getreden. Het in de onderdelen B1 en B2 genoemde bedrag van € 322 wordt door deze indexering verhoogd tot € 437. Het in onderdeel B2 genoemde bedrag van € 161 wordt verhoogd tot € 218. De in onderdeel B2 genoemde bedragen zijn in 2002 ingevoerd, maar worden met hetzelfde percentage geïndexeerd als het in onderdeel B1 genoemde bedrag. De reden hiervoor is dat bij hun invoering deze bedragen zijn afgestemd op het op dat moment al geldende in onderdeel B1 genoemde bedrag van € 322. Het is dus altijd de bedoeling geweest om de in onderdeel B genoemde bedragen gelijke tred met elkaar te laten houden. Het ligt daarom voor de hand op alle bedragen dezelfde indexering toe te passen.

Gesubsidieerde rechtsbijstand

Met de verhoging van de in de bijlage bij het Bpb genoemde bedragen, wordt ook een bijdrage geleverd aan de in het financieel kader van het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 aangekondigde taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand. De wijziging van de hoogte van de proceskostenveroordelingen en -vergoedingen in het bestuursprocesrecht is aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 24 oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 753, nr. 1). Wanneer de burger op basis van een op grond van de Wet op de rechtsbijstand verleende toevoeging heeft geprocedeerd, wordt een proceskostenveroordeling of toegekende vergoeding aangewend ter compensatie van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Door indexering van de bedragen kan daardoor jaarlijks een hoger bedrag op de gesubsidieerde rechtsbijstand worden gecompenseerd. In bestuursrechtelijke procedures waarin niet op basis van een toevoeging wordt geprocedeerd, komen de toegekende bedragen ten goede van de burger. Deze kan daarmee de kosten van door hem ingeschakelde rechtsbijstandverleners dekken. Deze besparingen worden gedeeltelijk opgebracht door procederende overheden die hogere proceskosten verschuldigd zijn en er niet in slagen de kwaliteit van hun besluitvorming te verhogen c.q. op peil te houden.

Financiële consequenties

De maatregel van indexering van de proceskostenveroordelingen en -vergoedingen in het bestuursprocesrecht is onderdeel van een breder palet aan maatregelen om te komen tot een duurzaam stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze maatregel heeft met name een relatie met wat in de bovengenoemde brief van 24 oktober 2008 wordt aangeduid als het stimuleren van proactieve geschiloplossing door de overheid. Om de proactieve houding van bestuursorganen te stimuleren, zijn verschillende maatregelen voorgesteld, waaronder het invoeren van financiële prikkels. Eén van die prikkels is het op (prijs)peil te brengen van de proceskostenveroordeling.

Zoals hierboven al is toegelicht, levert de indexering een besparing op voor de uitgaven op de gesubsidieerde rechtsbijstand. In de brief van 24 oktober 2008 werd daarbij – indicatief – uitgegaan van een verhoging van € 322 naar € 450 per procespunt. De besparingen als gevolg hiervan werden grofweg ingeschat op € 1,3 mln. per jaar. De indexering over de periode 1994 tot en met 2008 komt uiteindelijk uit op een bedrag van € 437 per procespunt, respectievelijk € 218 voor bepaalde besluiten inzake belastingen of premieheffing. Deze verhoging levert, tezamen met een jaarlijkse indexering van deze bedragen, afgerond ongeveer dezelfde jaarlijkse besparing op. De onderstaande tabel geeft een overzicht van verwachte besparingen. Deze opbrengst is al verwerkt in de begroting van het Ministerie van Justitie over 2008 in het kader van de structurele taakstelling op de rechtsbijstand.

Bedragen x € 1,0 mln.

Maatregel

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Proceskostenveroordeling bestuursorganen

0,7

1,3

1,3

1,3

1,3

1,3

Als gevolg van de indexering zullen mogelijk kosten neerslaan bij diverse bestuursorganen, met name bestuursorganen die in de praktijk veel beschikkingen nemen. De hoogte van deze kosten is moeilijk in schatten, omdat het totaalpakket aan maatregelen ter stimulering van de proactieve geschiloplossing door de overheid tevens zal leiden tot een afname van het aantal procedures. Als gevolg van deze volumereductie nemen ook de kosten af die bestuursorganen voor deze zaken maken. De mate waarin een bestuursorgaan «proactief» handelt, bepaalt mede de totale kosten c.q. de totale opbrengsten van de maatregelen.

Aan dit besluit zijn geen additionele bedrijfseffecten, administratieve lasten of andere nalevingskosten voor het bedrijfsleven of de burger verbonden.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven