Besluit van 10 augustus 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit cosmetische producten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 juli 2009, kenmerk VGP/PSL 2939252, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Justitie;

Gelet op richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 februari 2003 (PbEU L 66) tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten, alsmede op artikel 4, eerste lid, 5, eerste lid, 13, en 32b, eerste lid, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2009, no. W13.09.0227/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 augustus 2009, VGP/PSL 2944325, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2 van het Warenwetbesluit cosmetische producten wordt als volgt gewijzigd:

A

Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Het is verboden cosmetische producten te verhandelen indien met betrekking tot de ingrediënten, combinaties van ingrediënten of de eindsamenstelling van deze producten dierproeven zijn verricht, voorzover die dierproeven zijn verricht in het belang van de eisen gesteld bij of krachtens dit besluit.

B

Onder vernummering van het zesde tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid is het toegestaan cosmetische producten te verhandelen ten behoeve waarvan ingrediënten, combinaties van ingrediënten of de eindsamenstelling van deze producten in verband met toxiciteit bij herhaalde toediening, toxiciteit met betrekking tot de voortplanting en toxicokinetiek, zijn beproefd voor zover geen andere methode wordt gebruikt dan een door Onze Minister voor die beproeving aangewezen alternatieve methode, vanaf het tijdstip dat deze alternatieve methode is aangewezen.

ARTIKEL II

De bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

A

In de inhoudsopgave wordt in onderdeel C-24 «Warenwetbesluit kosmetische produkten» vervangen door:

Warenwetbesluit cosmetische producten

B

In de rubriek C wordt in onderdeel C-24 «Warenwetbesluit kosmetische produkten» vervangen door:

Warenwetbesluit cosmetische producten

ARTIKEL III

In onderdeel 3.1.7 van bijlage I bij het Besluit gastoestellen wordt «Electriciteitsbesluit 1976 (Stb. 75)» vervangen door: Warenwetbesluit elektrotechnische produkten.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 10 augustus 2009

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de achtentwintigste augustus 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 11 maart 2003 is gepubliceerd richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 februari 2003 (PbEU L 66) tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (hierna: richtlijn 2003/15/EG). Richtlijn 2003/15/EG is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit cosmetische producten (Besluit van 11 oktober 2004, houdende wijziging van het Warenwetbesluit kosmetische produkten en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ter implementatie van richtlijn nr. 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 151), richtlijn nr. 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PbEU L 66) en richtlijn nr. 2003/80/EG van de Commissie van 5 september 2003 tot vaststelling van het symbool dat de houdbaarheid van cosmetische producten aangeeft, in bijlage VIII bis bij richtlijn 76/768/EEG van de Raad (PbEU L 224) (Stb. 549)).

Richtlijn 2003/15/EG heeft artikel 4 bis aan de Cosmeticarichtlijn (richtlijn nr. 76/768/EEG van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten (PbEG L 262)) toegevoegd. Bij de implementatie van richtlijn 2003/15/EG is een transponeringstabel opgenomen. Voor artikel 4 bis is in deze transponeringstabel het volgende opgenomen:

Richtlijn 2003/15

Warenwetbesluit cosmetische producten

Artikel 1

 

Onderdeel 2 (artikel 4 bis, eerste lid, onderdelen a en b)

Artikel 2, vijfde en zesde, lid

Onderdeel 2 (artikel 4 bis, eerste lid, onderdelen c en d)

Behoeft geen implementatie

Onderdeel 2 (artikel 4 bis, tweede lid, onderdelen 2.1 tot en met 2.4)

Behoeft geen implementatie

Onderdeel 2 (artikel 4 bis, derde lid, onderdelen a en b)

Artikel 1

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 4 bis, tweede lid, van de Cosmeticarichtlijn bepaalt dat het met ingang van 11 maart 2009 (zes jaar na inwerkingtreding van richtlijn 2003/15/EG) verboden is cosmetische producten te verhandelen indien met betrekking tot de ingrediënten, combinaties van ingrediënten of de eindsamenstelling van deze producten dierproeven zijn verricht. Dit handelsverbod is echter tot op heden niet in het Warenwetbesluit cosmetische producten opgenomen. Dit besluit zorgt daarvoor (artikel I, onderdeel A). Het handelsverbod heeft slechts betrekking op cosmetische producten indien met betrekking tot ingrediënten, combinaties van ingrediënten of de eindsamenstelling van deze producten dierproeven zijn verricht in het belang van de eisen die gesteld zijn bij of krachtens het Warenwetbesluit cosmetische producten. Door te spreken van «in het belang van», wordt tot uitdrukking gebracht dat het handelsverbod ook geldt indien de dierproeven in het kader van cosmeticaregelgeving niet afkomstig uit de EU zijn verricht en daarbij dezelfde doelen dienen als het Warenwetbesluit cosmetische producten.

Het handelsverbod is overigens niet van toepassing met betrekking tot het gebruik van dierproeven voor de toxiciteit bij herhaalde toediening, toxiciteit met betrekking tot de voortplanting en toxicokinetiek (artikel 4 bis, lid 2.1, van de Cosmeticarichtlijn). Deze uitzondering is opgenomen in artikel I, onderdeel B, van dit besluit. De uitzondering voor deze drie categorieën proeven geldt tot 11 maart 2013 (tien jaar na inwerkingtreding van richtlijn 2003/15/EG). Deze termijn is echter niet opgenomen in dit besluit. De reden hiervoor is dat er een gerede kans is dat deze termijn wordt uitgesteld. Bovendien wordt er in de EU onderhandeld over een Cosmeticaverordening. Deze verordening gaat de Cosmeticarichtlijn volledig vervangen. Indien dit aan de orde is, zal het Warenwetbesluit cosmetische producten aan de nieuwe ontwikkelingen worden aangepast.

Artikel II

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een oude spelling te corrigeren.

Artikel III

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een technische wijziging aan te brengen in het Besluit gastoestellen.

In bijlage I bij het Besluit gastoestellen werd nog verwezen naar het Elektriciteitsbesluit 1976. Laatstgenoemd besluit is inmiddels vervangen door het Warenwetbesluit elektrotechnische produkten. In verband hiermee diende een verwijzing in bijlage I bij het Besluit gastoestellen naar het ingetrokken Elektriciteitsbesluit 1976 te worden vervangen door een verwijzing naar het Warenwetbesluit elektrotechnische produkten. Artikel III van dit besluit zorgt daarvoor.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven en kent ook verder geen bedrijfseffecten.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW) 1. Naar aanleiding van deze consultatie heeft de Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV) verzocht het handelsverbod op cosmetische producten ten behoeve waarvan dierproeven zijn verricht nader te clausuleren. Dit verzoek wordt in zoverre ingewilligd dat in artikel I, onderdeel A, wordt opgenomen dat het handelsverbod betrekking heeft op cosmetische producten indien dierproeven zijn verricht in het belang van de eisen die zijn gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit cosmetische producten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven