Besluit van 18 juli 2009, houdende vaststelling van de voorraadheffing op aardolieproducten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 10 juni 2009, nr. WJZ / 9095083;

Gelet op artikel 22, tweede lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001;

De Raad van State gehoord (advies van 24 juni 2009, nr. W10.09.0205/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 6 juli 2009, nr. WJZ / 9114300;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De in artikel 22, eerste lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 genoemde bedragen komen telkens te luiden: € 5,90.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Tavarnelle, 18 juli 2009

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de achtentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 21 van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 (hierna Wva) is een voorraadheffing voorzien ter financiering van de exploitatiekosten van de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (hierna COVA). De COVA voldoet voor circa 85% aan de Nederlandse voorraadverplichting van aardolieproducten. Deze Nederlandse voorraadverplichting volgt uit internationale afspraken in het kader van het International Energy Agency en de Europese Unie. Het is de bedoeling dat een positief saldo van circa € 30 miljoen wordt aangehouden op de egalisatierekening van de COVA. Het saldo op de egalisatierekening is het verschil tussen de ontvangen heffingen en de beheerskosten van de COVA.

De hoogte van de voorraad heffing is bepaald in artikel 22, eerste lid, van de Wva en bedroeg bij de totstandkoming van de wet voor lichte olie, halfzware olie en gasolie € 5,90 per 1000 liter en voor vloeibaar gemaakt petroleumgas € 5,90 per 1000 kilogram. Op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wva is de voorraadheffing bij besluit van 13 september 2004 tijdelijk en bij besluit van 20 oktober 2006 voor onbepaalde tijd verlaagd naar € 5,30 per 1000 liter onderscheidenlijk 1000 kilogram. Het doel van deze verlaging was te voorkomen dat het positieve saldo op de egalisatierekening van de COVA onnodig hoog zou oplopen en te komen tot een geleidelijke eliminatie van het als overschot te beschouwen bedrag.

Dit besluit strekt ertoe de hoogte van de tarieven terug te brengen naar het oorspronkelijke niveau van € 5,90 per 1000 liter onderscheidenlijk 1000 kilogram. Hoewel er nog steeds een overschot is op de egalisatierekening ten behoeve van de exploitatie kosten van de COVA, is het noodzakelijk om het tarief vast te stellen op € 5,90, om te zorgen voor een positief saldo van circa € 30 miljoen in de komende jaren. Achterliggende redenen zijn dat het opslaan van benzine, ruwe olie en gasolie duurder is geworden als gevolg van de toenemende schaarste aan opslagcapaciteit en dat de betalingen aan rente voor kapitaalmarktleningen en geldmarktleningen hoger zijn geworden als gevolg van de gestegen voorraadverplichtingen. Het tarief zal vanaf 1 augustus 2009 in werking treden voor alle categorieën.

Het besluit leidt niet tot wijziging van de administratieve lasten of overige nalevingskosten en heeft geen gevolgen voor het milieu als bedoeld in de milieueffectentoets.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven