Wet van 12 juni 2009, houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Wet op de lijkbezorging te wijzigen, onder meer naar aanleiding van een evaluatie van de wet en van de wens te komen tot het terugdringen van de administratieve lasten, alsmede om bij onverklaard overlijden van minderjarigen nader onderzoek naar de doodsoorzaak mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In artikel 1, in het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk II, in de artikelen 11, 12, 13, tweede lid, 14, tweede lid, 16, 17, eerste lid, en 29, derde lid, in het opschrift van hoofdstuk IV, in de artikelen 49, 58, eerste lid, 76, derde lid, en 80 onder 2°, wordt «verbranding» telkens vervangen door: crematie.

2. In de artikelen 12a, tweede lid, 18, tweede lid, 29, derde lid, 31, derde lid, en in artikel 76, derde lid, wordt «verbrand» telkens vervangen door: gecremeerd.

3. In artikel 50 lid, eerste lid, wordt «verbrande» vervangen door: gecremeerde.

4. In artikel 80, onder 3°, wordt «verbranden» vervangen door: cremeren.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. lijk:

    het lichaam van een overledene of doodgeborene;

    b. doodgeborene:

    de na een zwangerschapsduur van ten minste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht.

  • 2. Deze wet is niet van toepassing op een menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken

    • a. levenloos ter wereld is gekomen dan wel

    • b. binnen 24 uur na de geboorte is overleden.

Ba

In artikel 3 wordt na «geschiedt» ingevoegd: , zo spoedig mogelijk na het overlijden,.

Bb

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer.

C

In artikel 7, tweede lid, wordt «artikel 293, tweede» vervangen door: artikel 293, tweede lid.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Op de kist of op een ander omhulsel van het lijk wordt een registratienummer aangebracht, dat correspondeert met het nummer, vermeld op een bijgevoegd document dat tevens de namen, de data van geboorte en overlijden van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat, nadat is vastgesteld dat het document betrekking heeft op het lijk.

  • 2. Tot begraving of crematie wordt niet overgegaan dan nadat de houder van de begraafplaats of van het crematorium de overeenkomst heeft vastgesteld tussen het op de kist of het omhulsel vermelde registratienummer en het nummer, vermeld op het document, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien er reden is om aan te nemen dat de gegevens op het document dan wel op de kist of het omhulsel niet juist zijn, vindt zo mogelijk de identificatie van het lijk plaats door twee personen die de overledene bij leven hebben gekend, in tegenwoordigheid van de houder van de begraafplaats of het crematorium.

E

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. Indien de schouwing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een minderjarige betreft en is verricht door de behandelende arts, geeft deze een verklaring van overlijden slechts af na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer.

  • 2. De gemeentelijke lijkschouwer kan, na de minderjarige te hebben geschouwd, in afwijking van artikel 10, eerste lid, zorg dragen voor een nader onderzoek naar de doodsoorzaak. Een nader onderzoek vindt niet plaats, indien de lijkschouwer vermoedt dat het overlijden het gevolg is van een strafbaar feit.

  • 3. De behandelende arts en andere betrokken hulpverleners verstrekken de gemeentelijke lijkschouwer die het nader onderzoek leidt, op diens verzoek terstond de informatie dan wel inzage in of afschrift van bescheiden over de overleden minderjarige, die hij noodzakelijk acht in het kader van het nader onderzoek. De lijkschouwer gebruikt de informatie uitsluitend met het doel de doodsoorzaak vast te stellen.

  • 4. Na het onderzoek geeft de lijkschouwer een verklaring van overlijden af dan wel brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand.

F

1. In de artikelen 11 en 87, tweede lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. In de artikelen 12a, derde lid, en 71, eerste lid, wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Fa

Na artikel 11 wordt een artikel 11a ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Onverminderd artikel 2, tweede lid, kan een menselijke vrucht als bedoeld in dat artikel worden begraven of gecremeerd mits een verklaring van de behandelende arts wordt overgelegd, waaruit blijkt dat het een menselijke vrucht als bedoeld in dat artikel betreft.

Fb

In artikel 16 wordt «vijfde dag na die van het overlijden» vervangen door: zesde werkdag na het overlijden.

G

Aan artikel 21 worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld, draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt afgenomen.

  • 4. Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen reeds in opdracht van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.

  • 6. Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.

H

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.

Ha

Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a

Ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf doet de houder van de begraafplaats daarvan schriftelijk mededeling aan de belanghebbende bij dat graf wiens adres hem bekend is.

I

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «tenminste twintig jaren» vervangen door: ten minste tien jaar.

b. In het eerste lid komt de derde volzin te luiden: Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.

c. In het tweede lid vervallen de woorden: of redelijkerwijs bekend kan zijn.

d. Het derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid komen te luiden:

  • 3. Indien niet binnen drie maanden na verzending van de mededeling, bedoeld in het tweede lid, om verlenging van het recht is verzocht, maakt de houder van de begraafplaats de mededeling bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, tot het einde van de periode waarvoor het recht was gevestigd.

  • 4. In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.

  • 5. Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.

  • 6. Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.

  • 7. Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.

J

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a. De tekst van het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een lijk wordt slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.

b. In het derde lid vervalt: met schriftelijk verlof van de officier van justitie van de plaats van opgraving.

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Crematie binnen een jaar na de begraving vindt slechts plaats met schriftelijk verlof van de officier van justitie van de plaats van opgraving.

K

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het ruimen geschiedt niet dan op last van de houder van de begraafplaats en na verloop van tien jaar nadat in het graf laatstelijk een lijk is geplaatst, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.

b. In het vierde lid komt de eerste volzin te luiden: Gedeputeerde staten kunnen besluiten de in het tweede lid genoemde termijn te verlengen.

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Ten minste twee maanden voordat een graf van een onbekende wordt geruimd, geeft de houder de burgemeester daarvan kennis. De burgemeester is bevoegd, uitsluitend ten behoeve van de identificatie van de onbekende en opsporing van vermiste personen, van de overblijfselen van de onbekende door of onder verantwoordelijkheid van een arts lichaamsmateriaal af te doen nemen of een gebitsstatus te doen opmaken. Indien de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maakt, wordt de ruiming opgeschort, ten minste tot het moment dat de uitslag van de poging tot identificatie bekend is, waarna een nabestaande in de lijkbezorging voorziet dan wel de ruiming kan worden voltooid.

Ka

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

Wij kunnen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf, het ruimen van de graven, het verwijderen van grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken bij algemene maatregel van bestuur regelen stellen.

Kb

Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

Gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden, is artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing op hetgeen op dat graf is geplaatst.

L

Artikel 34 vervalt.

M

In artikel 40 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

Ma

In artikel 45, tweede lid, wordt de zinsnede «een graf waarop een uitsluitend recht berust en» vervangen door: een particulier graf.

N

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt de zinsnede «voor zover het een graf betreft waarop een uitsluitend recht berust» vervangen door «indien het een particulier graf betreft» en vervalt: , de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar gehoord,.

b. In het vierde lid wordt de zinsnede «Een graf waarop een uitsluitend recht berust» vervangen door: Een particulier graf.

Na

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

Een begraafplaats houdt op dit te zijn, indien de grond die bestemming heeft verloren en zich daarin geen graf bevindt.

O

Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De as wordt geborgen in één of meer asbussen. Een asbus wordt gesloten en op de bus worden de naam en de voorletters van de overledene, alsmede een registratienummer, vermeld.

P

In artikel 59, tweede lid, onder c, wordt de zinsnede «een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt» vervangen door: de nabestaande door of namens wie de opdracht tot de crematie is gegeven.

Pa

In artikel 62, derde lid, wordt de zinsnede «een graf waarop een uitsluitend recht berust» vervangen door: een particulier graf.

Q

In artikel 63, eerste lid, wordt de zinsnede «een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt» vervangen door: de nabestaande door of namens wie de opdracht tot bijzetting is gegeven.

R

Artikel 66, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het ruimen van een asbus geschiedt door of in opdracht van de houder van de plaats van bijzetting en vindt binnen tien jaar nadat de as in de bus is geborgen niet plaats dan met toestemming van de rechthebbende op de ruimte waar de asbus is bijgezet.

S

Artikel 66b wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.».

b. Het tweede lid vervalt.

T

In artikel 68, eerste lid, vervalt de derde volzin en komen de eerste en tweede volzin te luiden: Ontleding geschiedt slechts met schriftelijk verlof van de burgemeester. Het verlof wordt binnen drie dagen kosteloos afgegeven en vermeldt de plaats van ontleding.

U

Aan artikel 71 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een lijk worden onderworpen aan een conserverende bewerking die ten hoogste tien dagen effect heeft.

  • 5. Een bewerking als bedoeld in het vierde lid vindt eerst plaats nadat is vastgesteld dat verwijdering van een of meer organen als bedoeld in de Wet op de orgaandonatie niet zal plaatsvinden.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de opleiding en de vakbekwaamheid van degenen die de bewerking, bedoeld in het vierde lid, uitvoeren alsmede aan de wijze van bewerking.

Ua

In artikel 73 wordt «de betrokken hoofdinspecteur van de volksgezondheid » vervangen door: de betrokken hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

V

Na artikel 73 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 74

  • 1. Indien een gemeentelijke lijkschouwer in het kader van het nader onderzoek, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, sectie noodzakelijk acht, kan hij bij gebreke van toestemming van een ouder van de minderjarige de rechtbank verzoeken vervangende toestemming te verlenen.

  • 2. Bevoegd is de rechtbank van de plaats waar het ziekenhuis of andere instelling waarin het nader onderzoek plaatsvindt, is gelegen.

  • 3. De rechtbank verleent de toestemming, tenzij het belang om de doodsoorzaak van minderjarigen vast te stellen niet opweegt tegen de gevolgen die inwilliging van het verzoek voor de ouder zou hebben.

W

In artikel 75 wordt «de artikelen 72 en 73» vervangen door: de artikelen 72, 73 en 74.

X

In artikel 76, tweede lid, wordt »conservering als bedoeld in artikel 71, eerste lid» vervangen door: conservering als bedoeld in artikel 71, eerste en vierde lid.

Y

In artikel 81, onder 1°, wordt «7, eerste en tweede lid,, 8, tweede lid, 10» vervangen door: 7, eerste en tweede lid, 8, eerste en tweede lid, 10, 12a, eerste lid.

Z

Na artikel 84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 84a

Indien ten aanzien van een graf waarop voor 1 januari 2009 een uitsluitend recht is gevestigd, voor 1 januari 2024 een verklaring van verwaarlozing als bedoeld in artikel 28, vierde lid, is opgesteld, vervalt het recht, in afwijking van artikel 28, zesde lid,

  • a. met ingang van 1 januari 2029, mits op dat tijdstip dertig jaar is verstreken sinds de laatste begraving in dat graf dan wel

  • b. op een later gelegen tijdstip waarop dertig jaar is verstreken sinds de laatste begraving in dat graf.

AA

De tekst van artikel 89 komt te luiden:

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de artikelen 20 en 68, eerste lid.

ARTIKEL II

Een gemeentelijke lijkschouwer die niet is ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de lijkbezorging, kan tot drie jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Bb, als zodanig benoemd blijven.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 juni 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de achtentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 30 696

Naar boven