Besluit van 3 juli 2009 tot wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer in verband met de aanvulling en uniformering van regels inzake de diplomering van personeel en de certificering van bedrijven (aanvulling en uniformering van regels inzake diplomering van personeel en certificering van bedrijven)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 2009, nr. BJZ2009034149, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 16), de artikelen 6, eerste en tweede lid, 9, eerste en tweede lid, 10, eerste lid, en 11, eerste lid, van verordening (EG) nr. 303/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot instelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van bedrijven en personeel betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (PbEU L 92), de artikelen 6, derde lid, 9, tweede lid, 10, eerste lid, en 11, eerste lid, van verordening (EG) nr. 304/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge van verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 92), de artikelen 5, eerste lid, en 6, eerste lid, van verordening (EG) nr. 305/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars (PbEU L 92), artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) nr. 306/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur (PbEU L 92), artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) nr. 307/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma’s en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsvoorschriften voor personeel op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen (PbEU L 92), de artikelen 16, vijfde lid, en 17, eerste lid, van verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEG L 244) en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2009, nr. W08.09.0157/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 juli 2009, nr. BJZ2009044639, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

brandblusapparaat:

voor het bestrijden van brand bestemd draagbaar of verrijdbaar apparaat, welke door middel van eenvoudige handgreep in werking kan worden gesteld en gehouden, en waarvan de constructie zodanig is dat de bestrijding van brand geschiedt door middel van een zich in de apparatuur bevindend blusmiddel;

EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen:

verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Europese Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 333);

EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties:

verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Europese Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (PbEU L 335);

f-gassenverordening:

verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 161);

gefluoreerde broeikasgassen:

gefluoreerde broeikasgassen als bedoeld in artikel 2, onder 1, van de f-gassenverordening;

hoogspanningsschakelaars:

hoogspanningsschakelaars als bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 305/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars (PbEU L 92);

koelsysteem:

drukapparatuur of drukapparaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Warenwetbesluit drukapparatuur, waarin zich gefluoreerde broeikasgassen bevindt of daartoe bestemd is;

mobiel koelsysteem:

koelsysteem dat

  • niet hermetisch gesloten is en drie kilogram of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat, of

  • hermetisch gesloten is en zes kilogram of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat,

en zich bevindt in of op een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Spoorwegwet of een voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c of d, van de Wegenverkeerswet 1994;

stationair brandbeveiligingssysteem:

brandbeveiligingssysteem als bedoeld in artikel 1 van de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen.

B

In artikel 2 wordt «verordening» vervangen door: f-gassenverordening.

C

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

De EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties en artikel 3, eerste tot en met zesde lid, van de f-gassenverordening zijn van overeenkomstige toepassing op mobiele koelsystemen.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «verordening» telkens vervangen door: f-gassenverordening.

3. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het is verboden:

    • a. te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste tot en met derde lid, 3 en 4 van verordening (EG) nr. 1494/2007 van de Europese Commissie van 17 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van de vorm van etiketten en aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en apparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 332);

    • b. te handelen in strijd met de artikelen 2 tot en met 7 van de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen;

    • c. te handelen in strijd met de artikelen 2 tot en met 10 van de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties;

    • d. te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 306/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur (PbEU L 92).

E

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de examinering en diplomering van personen die werkzaamheden aan koelsystemen, stationaire brandbeveiligingssystemen, brandblusapparaten, of hoogspanningsschakelaars verrichten.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de certificering van bedrijven die werkzaamheden aan koelsystemen of brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten verrichten.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de aanwijzing van instellingen die met de examinering en diplomering van personen, bedoeld in het eerste lid, of met de certificering van bedrijven, bedoeld in het tweede lid, zijn belast.

  • 4. Het is verboden in strijd te handelen met de krachtens het eerste tot en met derde lid te stellen regels.

  • 5. Bedrijven die de in de artikelen 3 en 4 van de f-gassenverordening genoemde activiteiten verrichten, voldoen aan artikel 5, vierde lid, van die verordening.

ARTIKEL II

Het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, 2 en 3 wordt «Verordening» telkens vervangen door: ozonverordening.

B

In artikel 3, onder b, wordt «artikel 16, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 16, eerste tot en met vierde lid.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van artikel 16, vijfde lid, eerste volzin, van de ozonverordening.

  • 2. Degene die een inrichting drijft draagt er zorg voor dat de gegevens over de hoeveelheden gebruikte gereguleerde stoffen als bedoeld in artikel 16, zesde lid, van de ozonverordening, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels worden geregistreerd en worden toegezonden aan Onze Minister.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter uitvoering van artikel 17, eerste lid, eerste volzin, derde en vierde lid, van de ozonverordening.

2. Het derde tot en met het vijfde lid vervallen.

E

De artikelen 6 tot en met 8 komen te luiden:

Artikel 6

  • 1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de examinering en diplomering van personen die werkzaamheden aan apparatuur als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening verrichten.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de certificering van bedrijven die werkzaamheden aan apparatuur als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening verrichten.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de aanwijzing van instellingen die met de examinering en diplomering van personen, bedoeld in het eerste lid, of met de certificering van bedrijven, bedoeld in het tweede lid, zijn belast.

Artikel 7

Het is verboden in strijd te handelen met de krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, en 6 te stellen regels.

Artikel 8

Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de artikelen 1 tot en met 6 van de Inzamelingsregeling CFK en halonen op artikel 4, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, van dit besluit.

ARTIKEL III

In de bijlage, bedoeld in artikel 2 van het Transactiebesluit milieudelicten wordt in nummer M 442 «5, derde lid, BOAS» vervangen door: 5, tweede lid, BOAS.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 juli 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de eenentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Het wijzigingsbesluit wijzigt het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer.

Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer strekt ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (hierna: f-gassenverordening).1 Op grond van de f-gassenverordening zijn inmiddels een aantal uitvoeringsverordeningen vastgesteld. Met de onderhavige wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer wordt uitvoering gegeven aan een aantal van die uitvoeringsverordeningen, te weten:

  • a) Verordening (EG) nr. 1494/2007 van de Europese Commissie van 17 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van de vorm van etiketten en aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en apparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;2

  • b) Verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Europese Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (hierna: EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen);3

  • c) Verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Europese Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat;4

  • d) Verordening (EG) nr. 303/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot instelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van bedrijven en personeel betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (hierna: EG-verordening stationaire koelinstallaties);5

  • e) Verordening (EG) nr. 304/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge van Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (hierna: EG-verordening brandveiligheid);5

  • f) Verordening (EG) nr. 305/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars (hierna: EG-verordening SF6);5

  • g) Verordening (EG) nr. 306/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur;5

  • h) Verordening (EG) nr. 307/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma’s en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsvoorschriften voor personeel op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen (hierna: EG-verordening airco’s motorvoertuigen).5

EG-verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten. Om een volledige en werkelijke toepassing van de genoemde EG-verordeningen in de Nederlandse rechtsorde te verwezenlijken, zijn een aantal uitvoeringsbepalingen in de nationale regelgeving noodzakelijk. Enkele van de uitvoeringsverordeningen geven de lidstaten de uitdrukkelijke opdracht om een aantal zaken in de nationale regelgeving nader uit te werken.

Het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer strekt ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2037/2000 van Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (hierna: ozonverordening).6

2. Inhoud besluit

2.1 Wijziging Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer

De voornaamste redenen voor de wijziging van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer zijn:

  • a. de uniformering van de eisen voor het voorkomen en het herstel van lekkage van gefluoreerde broeikasgassen in grote stationaire koelsystemen en mobiele koelsystemen;

  • b. het opnemen van een aantal verbodsbepalingen, zodat bij niet naleving van de betreffende bepalingen handhavend kan worden opgetreden;

  • c. een betere afstemming van de formulering van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer op de inhoud van de EG-verordening stationaire koelinstallaties, de EG-verordening airco’s motorvoertuigen, de EG-verordening SF en de EG-verordening brandbeveiliging.

Ter uitvoering van het gestelde onder a is in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld inzake de examinering, diplomering en bedrijfscertificering van personen en bedrijven die werkzaamheden aan koelsystemen, stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten, of hoogspanningsschakelaars verrichten waarbij gefluoreerde broeikasgassen vrij kunnen komen.7

Op enkele punten gaan de verplichtingen in het onderhavige besluit verder dan de genoemde Europese regelgeving. Dit betreft de van toepassing verklaring van de verplichtingen uit artikel 3, eerste tot en met zesde lid, van de f-gassenverordening voor mobiele koelsystemen. Hieronder vallen het bijhouden van een logboek en de kwalificaties voor het personeel en de bedrijven. Deze eisen zijn echter niet nieuw en sluiten aan op de eisen die reeds in Nederland worden gehanteerd voor mobiele koelsystemen. Het stellen van eisen aan het gebruik van dergelijke koelsystemen blijft van belang omdat de kans op verlies van gefluoreerde broeikasgassen door lekkage bij dergelijke systemen relatief groot is. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat deze systemen aan beweging en temperatuurwisselingen onderhevig zijn.

2.2 Wijzigingen Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer

Ter uitvoering van de ozonverordening waren er in het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer reeds mogelijkheden opgenomen om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen voor bedrijven en personeel betrokken bij werkzaamheden met gefluoreerde stoffen en voor instellingen die diploma’s afgeven. Met de wijziging van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer wordt geen afbreuk gedaan aan de uitvoering van de ozonverordening. Met de onderstaande transponeringstabel is aangegeven op welke wijze uitvoering is gegeven aan de ozonverordening na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Transponeringstabel

Artikel Verordening 2037/2000

Uitvoering: artikel Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer (Boas)/Wet economische delicten (Wed)

1

Behoeft geen uitvoering

2

1, onder b, Boas

3, eerste lid

3, onder a, Boas

3, tweede lid

3, onder e, Boas

3, derde lid

3, onder b, Boas

3, vierde lid

Behoeft geen uitvoering

3, vijfde tot en met achtste lid

2 Boas (behoeft verder geen uitvoering)

3, negende en tiende lid

Behoeft geen uitvoering

4, eerste lid, jo. vierde lid, en zesde lid

3, onder a, Boas

4, tweede lid

Geregeld krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

4, derde en vijfde lid

3, onder b, Boas

5, eerste tot en met vijfde lid

3, onder a, Boas

5, zesde en zevende lid

Behoeft geen uitvoering

6, eerste lid

2, en 3 onder c, Boas

6, tweede lid

2 Boas (behoeft geen verdere uitvoering)

6, derde tot en met vijfde lid

Behoeft geen uitvoering

7

Behoeft geen uitvoering

8

3, onder a, Boas

9, eerste lid

3, onder a, Boas

9, tweede lid

Behoeft geen uitvoering

10

Behoeft geen uitvoering

11

3, onder a, Boas

12, eerste lid

3, onder c, Boas

12, tweede lid

Behoeft geen uitvoering

12, derde lid

3, onder b, Boas

12, vierde lid

3, onder c, Boas

13

3, onder d, Boas

14, eerste lid

3, onder a, Boas

14, tweede lid

Behoeft geen uitvoering

15

Behoeft geen uitvoering

16, eerste lid

3, onder b, Boas

16, tweede lid

3, onder b, Boas

16, derde en vierde lid

3, onder b, Boas

16, vijfde lid

4, eerste lid, Boas

16, zesde lid

4, tweede lid, Boas

16, zevende lid

Behoeft geen uitvoering

17, eerste lid

5, eerste en tweede lid, en 6, eerste lid, Boas

17, tweede lid

Geregeld krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

17, derde en vierde lid

5, tweede lid, Boas

17, vijfde lid

Behoeft geen uitvoering

18

Behoeft geen uitvoering

19, eerste, derde, vierde lid en lid4 bis

3, onder b, Boas

19, tweede, vijfde en zesde lid

Behoeft geen uitvoering

20

Behoeft geen uitvoering

21

1a, onder 1°, jo. 6 e.v. van de Wed

22, eerste lid

3, onder a, Boas

22, tweede lid

Behoeft geen uitvoering

23

Behoeft geen uitvoering

24

Behoeft geen uitvoering

Met de onderhavige wijziging zijn enkele wijzigingen in het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer aangebracht om de terminologie uit het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer zoveel mogelijk gelijkluidend te laten zijn. De wijzigingen doen op geen enkele wijze afbreuk aan de – oorspronkelijke – uitvoering van de ozonverordening.

In de gewijzigde artikelen is direct verwezen naar de relevante bepalingen in de ozonverordening (in plaats van dat de teksten van de betreffende bepalingen als zodanig in het besluit zijn overgenomen). Op deze wijze wordt voorkomen dat datgene wat er in de ozonverordening staat en de tekst zoals geformuleerd in het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer verschillend wordt geïnterpreteerd. Inhoudelijk is het laatstgenoemde besluit verder niet gewijzigd. Door de wijziging van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer is het mogelijk dat de ministeriële regeling die op grond van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer wordt vastgesteld inzake de examinering, diplomering en bedrijfscertificering van personen en bedrijven die werken met gefluoreerde broeikasgassen bevattende apparaten, ook kan gelden voor koelsystemen waarin gereguleerde stoffen aanwezig zijn. Voor de praktijk is dat het meest efficiënt en overzichtelijk, omdat bedrijven en personeel vaak met zowel gefluoreerde broeikasgassen als met gereguleerde stoffen werken.

Voor het gebruik van koelsystemen gelden op grond van de uitvoeringregeling exact dezelfde regels, wat in overeenstemming is met de aard van de werkzaamheden die onderwerp zijn van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer. Het maakt daarbij dus niet uit of deze met gereguleerde stoffen of met gefluoreerde broeikasgassen zijn gevuld.

3. Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

Voor zover uit de verbodsbepaling in artikel I, onder C, van het onderhavige wijzigingsbesluit administratieve lasten voortvloeien volgen deze direct uit de uitvoering van verordening (EG) nr. 1494/2007, verordening (EG) nr. 1497/2007, de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties en verordening (EG) nr. 306/2008.

Op enkele punten gaan de verplichtingen in het onderhavige besluit verder dan de genoemde Europese regelgeving. Dit betreft de van toepassing verklaring van de verplichtingen uit artikel 3 van de f-gassenverordening voor mobiele koelsystemen. Hieronder vallen het bijhouden van een logboek en de kwalificaties voor het personeel en de bedrijven. Deze eisen zijn echter niet nieuw en gelijk aan de eisen die reeds in Nederland worden gehanteerd voor mobiele koelsystemen. Hieruit zijn geen nieuwe administratieve lasten te verwachten.

Aan het stelsel van examinering, diplomering en certificering zijn administratieve lasten verbonden. In het onderhavige wijzigingsbesluit wordt slechts de basis gecreëerd om dat stelsel nader in te vullen. En die nadere invulling is neergelegd in de uitvoeringsregeling. Daar zullen de administratieve lasten ook worden geconcretiseerd. De grondslag voor de uitvoeringsregeling om regels te stellen voor de examinering, diplomering en certificering te stellen bestond grotendeels al in het oorspronkelijke Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer (daarin aangeduid als voorschriften inzake «opleiding» en «examinering», «een te verkrijgen diploma», en «opleidingseisen»).

Aangezien het onderhavige wijzigingsbesluit geen (nieuwe) gevolgen voor de administratieve lasten heeft, is het niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

4. Handhaving en uitvoerbaarheid

4.1 Sancties

Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer zijn gebaseerd op artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm). De normadressant van beide besluiten is in de eerste plaats degene die een inrichting drijft. Het op grond van hoofdstuk 8 Wm bevoegde gezag voor de milieuvergunning (dat wil zeggen: provincie of gemeente) heeft op grond van artikel 18.2 van de Wm tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften op grond van de Wm voor degene die een inrichting drijft. De voorschriften van beide besluiten gelden ook voor bedrijven die niet zijn aan te merken als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, De uitvoeringsregeling zal ook regels bevatten die (onderhouds)bedrijven, personeel, en instellingen voor examinering en certificering als normadressanten hebben. Ten aanzien van die normadressanten is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bevoegd tot handhaving op grond van artikel 18.2b van de Wet milieubeheer.

Een en ander betekent dat het toezicht op de naleving van beide besluiten wordt uitgeoefend door de VROM-Inspectie. De VROM-Inspectie is daartoe aangewezen in het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving. Verschillende andere inspectiediensten zijn op grond van het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving ook aangewezen om toezicht te houden op de naleving van bepaalde bij of krachtens de Wm gestelde voorschriften.

Overtreding van een voorschrift van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer of het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer is tevens een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (hierna: Wed). De rechtsbasis van genoemde algemene maatregelen van bestuur is opgenomen in artikel 1a, onder 1°, van de Wed. In dat artikel wordt voor de strafbaarstelling verwezen naar voorschriften die bij of krachtens algemene maatregel als bedoeld in artikel 9.2.2.1 van de Wm zijn gesteld.

4.2 Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

Door de aanpassingen in het besluit zijn de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen verbeterd met name ten aanzien van de examinering, diplomering en certificering van personeel en bedrijven. Voor koelsystemen gaan ter zake dezelfde voorschriften gelden, of deze nu met gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen zijn gevuld. Ook voor grote stationaire koelsystemen en mobiele koelsystemen gelden voortaan dezelfde eisen voor het voorkomen en het herstel van lekkage van gefluoreerde broeikasgassen. Ook dit zal de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid bevorderen.

Tot de inwerkingtreding van het onderhavige wijzigingsbesluit en de uitvoeringsregeling gold de Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf. Die aanwijzingsregeling is ingetrokken door de uitvoeringsregeling. Doordat de rechtsbasis van die aanwijzingsregeling in het verleden verschillende malen is aangepast, was niet goed duidelijk wat de reikwijdte van de aanwijzingsregeling was. Dit had consequenties voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Door het onderhavige wijzigingsbesluit en de uitvoeringsregeling zijn de verplichtingen waaraan moet worden voldaan en de grondslag voor de uitvoeringsregelgeving weer duidelijk en eenduidig geformuleerd, hetgeen een positief effect heeft op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan.

In de taken van het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning te verlenen krachtens artikel 8.1 van de Wm (hierna: Wm bevoegd gezag) en de VROM-Inspectie zal als gevolg van dit wijzigingsbesluit weinig veranderen. Deze instanties zagen al toe op de naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit de f-gassenverordening, de ozonverordening, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer en de hierop gebaseerde regelgeving. Het wijzigingsbesluit verandert hier niets aan.

Om de uitvoerbaarheid verder te bevorderen wordt veel aandacht besteed aan de communicatie en de voorlichting over de verplichtingen voortvloeiend uit het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer, en met name de daarop gebaseerde uitvoeringsregeling. Om alle betrokken partijen tijdig van de inhoud van de uitvoeringsregeling op de hoogte te stellen zodat zij zich kunnen voorbereiden, was een ontwerp van de uitvoeringsregeling vanaf maart 2009 tot de inwerkingtreding van die regeling op diverse internetsites (SenterNovem, VROM, Infomil) ter kennisneming te vinden.

Ten behoeve van de uitvoering van het besluit en de uitvoeringsregeling is aan alle relevante organisaties begeleiding geboden. Om met name personeel, bedrijven en het op grond van hoofdstuk 8 van de Wm bevoegd gezag goed te informeren over de consequenties wordt uitgebreid informatie verstrekt op de diverse internetsites van SenterNovem, VROM en Infomil. Via overleg met branches en koepelorganisaties heeft bilaterale afstemming en voorlichting plaats gevonden. Ook worden ter zake door SenterNovem specifieke informatiebladen ontwikkeld voor koelsystemen, hoogspanningsschakelaars en brandbeveiliging.

Voor zover interbestuurlijk toezicht op het op grond van hoofdstuk 8 van de Wm bevoegd gezag noodzakelijk is, zal worden aangesloten bij de bestaande bevoegdheden, zoals neergelegd in het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving.

Voor wat betreft de gevolgen voor de rechterlijke macht en het openbaar ministerie kan het volgende worden opgemerkt. De verplichtingen waaraan moet worden voldaan zijn eenduidig en duidelijk geformuleerd. De gevolgen voor de rechterlijke macht zijn op dit moment niet volledig te overzien. De verwachting is echter dat het aantal bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures op grond van dit wijzigingsbesluit zeer beperkt zal zijn. Er worden vijftien bezwaarschriften en drie beroepschriften per jaar verwacht.

5. Milieutoets

Het wijzigingsbesluit heeft beperkte milieu-effecten. De milieu-effecten worden in hoofdzaak gerealiseerd door de rechtstreeks werkende voorschriften van de bij de f-gassenverordening behorende uitvoeringsverordeningen. Alleen daar waar het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer de regels van de verordening van overeenkomstige toepassing verklaart op mobiele koelsystemen (artikel I, onder B) is sprake van milieu-effecten. Immers, in die gevallen zal er als gevolg van de voorschriften sprake zijn van een betere insluiting van gefluoreerde broeikasgassen tijdens werkzaamheden aan dergelijke apparatuur en systemen. Overigens is dat niet een beduidende verbetering van de milieu-effecten ten opzichte van de situatie voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit. Voor de inwerkingtreding golden er namelijk ook al voorschriften voor de insluiting van gefluoreerde broeikasgassen aan dergelijke systemen, waarvan de milieu-effecten nu worden gecontinueerd.

6. Procedure

6.1 Melding in het kader van de Dienstenrichtlijn

Op grond van het wijzigingsbesluit worden eisen gesteld aan het verrichten van diensten, namelijk aan personen en bedrijven die handelingen uitvoeren met gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen. Het wijzigingsbesluit is daarom gemeld bij de Europese Commissie op grond van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).

6.2 Inspraakreacties

Ter uitvoering van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer is een ontwerp van dit wijzigingsbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal gezonden en is het gepubliceerd in de Staatscourant om een ieder de gelegenheid te geven zijn of haar zienswijze kenbaar te maken (Stcrt. 2009, 64).

De vaste kamercommissie voor VROM van de Tweede Kamer heeft het ontwerpbesluit voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van de voorpublicatie in de Staatscourant zijn geen reacties binnengekomen.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Artikel 1

Ingevolge dit artikel zijn een aantal begripsomschrijvingen aan artikel 1 van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer toegevoegd. Bovendien zijn de begripsomschrijvingen in alfabetische volgorde geplaatst. In dit artikel is voor een aantal verordeningen een begripsomschrijving opgenomen omdat meermalen in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer wordt verwezen naar die verordeningen.

F-gassenverordening

Nu door het besluit in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer naar verschillende verordeningen verwezen wordt, is de term «verordening» in het oorspronkelijk artikel 1, onder a, duidelijkheidshalve vervangen door: f-gassenverordening. Voor het overige is de begripsomschrijving niet gewijzigd.

Gefluoreerde broeikasgassen

De begripsomschrijving «gefluoreerde broeikasgassen» is ongewijzigd met dien verstande dat nu naar de f-gassenverordening in plaats van de «verordening» verwezen wordt.

Hoogspanningsschakelaars

Onder hoogspanningsschakelaars worden de hoogspanningsschakelaars, bedoeld in artikel 2 van de EG-verordening nr. 305/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars (EG-verordening SF6)8 verstaan. Dat zijn schakelaars en de combinaties daarvan met de bijbehorende controle-, meet-, beschermings- en regelapparatuur, en samenstellingen van dergelijke toestellen en apparatuur met bijbehorende onderlinge verbindingen, accessoires, behuizingen en dragende structuren, bedoeld voor gebruik in verband met het opwekken, het doorgeven, de distributie en de omzetting van elektrische energie bij nominale spanningen van meer dan 1.000 Volt.

Koelsysteem

«Koelsysteem» is gedefinieerd als drukapparatuur en drukapparaat als bedoeld in artikel 1, onder e, van het Warenwetbesluit drukapparatuur. Dit zijn drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, alsmede, voor zover van toepassing, de elementen die bevestigd zijn aan onder druk staande delen waarvan de maximaal toelaatbare druk meer dan 0,5 bar bedraagt.9 Onder drukvat wordt vervolgens verstaan een omhulling, bestaande uit een of meer ruimten, die is ontworpen en vervaardigd voor stoffen onder druk, met inbegrip van rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur (artikel 1, onder f, van het Warenwetbesluit drukapparatuur). Installatieleidingen zijn onderdelen van een leidingstelsel die voor verplaatsing van stoffen dienen, wanneer zij zijn verbonden om in een ander onder druk staand systeem te worden geïntegreerd, met name bestaande uit een pijp of pijpenstelsel, buizen, fittingen, expansieverbindingen en slangen of eventueel andere onder druk staande delen alsmede warmtewisselaars bestaande uit pijpen voor het koelen of verhitten van lucht (artikel 1, onder g, van het Warenwetbesluit drukapparatuur). Veiligheidsappendages zijn voorzieningen voor de beveiliging van drukapparatuur tegen overschrijding van de toegestane grenzen. Die bestaan uit:

  • a. voorzieningen voor de rechtstreekse drukbegrenzing, en

  • b. begrenzingsvoorzieningen die corrigerende organen in werking stellen of zorgen voor vergrendeling of voor vergrendeling of blokkering (artikel 1, onder h, van het Warenwetbesluit drukapparatuur).

Onder druk staande appendages zijn voorzieningen met een operationele functie waarvan de omhulling onder druk staat. Verder vallen onder de begripsomschrijving van «koelsysteem» verschillende drukapparaten die een fabrikant tot een geïntegreerd en functioneel geheel heeft geassembleerd en op een druksysteem, zijnde een stelsel van verschillende drukapparaten of samenstellen die onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker op zijn bedrijfsterrein tot een geïntegreerd en functioneel geheel is geassembleerd (artikel 1, onder i, van het Warenwetbesluit drukapparatuur).

Het gaat om drukapparatuur of drukapparaten die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of daartoe bestemd zijn.

Mobiel koelsysteem

Voorts is een begripsomschrijving van «mobiel koelsysteem» opgenomen. Mobiele koelsystemen bevinden zich in een trein, een tram, een metro of een voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c of d, van de Wegenverkeerswet 1994. Onder «voertuig» wordt een motorrijtuig of een aanhangwagen verstaan. Een motorrijtuig is een voertuig dat bestemd is om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stoomtoevoer van elders. Een aanhangwagen is een voertuig dat kennelijk bestemd is om te worden voortbewogen door motorrijtuigen. Hieronder wordt tevens verstaan voertuigen die door andere voertuigen worden voortbewogen of kennelijk zijn bestemd om door andere voertuigen te worden voortbewogen.

Het koelsysteem kan zowel bestemd zijn voor transport- als voor comfortkoeling. Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer heeft dus alleen betrekking op grote mobiele koelsystemen, dat wil zeggen koelsystemen die:

  • niet hermetisch gesloten zijn en meer dan drie kilogram gefluoreerde broeikasgassen bevatten,

  • hermetisch gesloten zijn en meer dan zes kilogram gefluoreerde broeikasgassen bevatten.

Koelsystemen in vliegtuigen vallen buiten de reikwijdte evenals kleine mobiele koelsystemen.

Stationair brandbeveiligingssysteem

Voor een stationair brandbeveiligingssysteem wordt verwezen naar de begripsomschrijving van stationair brandbeveiligingssysteem in artikel 1 van de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen. Hieronder wordt een stationair systeem verstaan bestaande uit een of meer onderling verbonden reservoirs, met inbegrip van de bijbehorende onderdelen, die met het oog op een specifiek brandrisico in een welomschreven ruimte zijn geïnstalleerd.

Onderdeel C
Artikel 2a

Er is een nieuw artikel 2a ingevoegd in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer. Dit artikel strekt er toe de regels in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, van de f-gassenverordening van overeenkomstige toepassing te verklaren op mobiele koelsystemen. Artikel 3 van de f-gassenverordening bevat regels voor het voorkomen en het herstel van lekkage van gefluoreerde broeikasgassen. Voor grote stationaire koelsystemen en mobiele koelsystemen gelden voortaan dus dezelfde eisen voor het voorkomen en het herstel van lekkage.

Onderdeel D
Artikel 3

Aan het oorspronkelijke artikel 3 van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer is een lid toegevoegd, waarbij de oorspronkelijke tekst is vernummerd tot het eerste lid. Dit lid bevat het verbod een aantal bepalingen van de f-gassenverordening te overtreden, waaronder artikel 4, vierde lid, van de f-gassenverordening. Ingevolge laatstgenoemd artikel is terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen verplicht bij het buiten bedrijf stellen van de apparatuur bedoeld in artikel 4, eerste tot en met derde lid, van de f-gassenverordening (tijdens onderhoud of voor ontmanteling of verwijdering van de apparatuur).

In artikel 3, tweede lid, zijn een aantal aanvullende verbodsbepalingen opgenomen in verband met de uitvoeringsverordeningen. Dit is nodig omdat de grondslagen van de f-gassenverordening niet altijd dekkend zijn voor de uitvoeringsverordeningen. Met andere woorden: het is onvoldoende om alleen voor bepalingen uit de f-gassenverordening verbodsbepalingen op te nemen. Volgens artikel 3, tweede lid (nieuw) van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer is het voortaan ook verboden in strijd te handelen met:

a. De artikelen 2, eerste tot en met derde lid, 3 en 4 van verordening (EG) nr. 1494/2007.

Deze artikelen bevatten etiketteringvoorschriften voor producten en apparatuur als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de f-gassenverordening.

b. De artikelen 2 tot en met 7 van de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen.

Deze artikelen bevatten onder meer eisen met betrekking tot het gebruik van een systeemregister (logboek) en het laten verrichten van visuele-, manuele- en vervolgcontroles en de reparatie en vervangingen van de brandbeveiligingsapparatuur door een juist gekwalificeerd persoon. Onder een juist gekwalificeerd persoon wordt iemand verstaan die over een juist diploma beschikt dat voldoet aan de eisen neergelegd in de uitvoeringsregeling.

c. De artikelen 2 tot en met 10 van de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties.

Deze artikelen regelen de standaardlekcontroles voor de grote stationaire koelsystemen. Onder grote koelsystemen worden koelsystemen verstaan die drie kilogram of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten of zes kilogram of meer, wanneer het een hermetisch gesloten systeem betreft (zie artikel 1 van de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties). Deze artikelen bevatten onder meer eisen met betrekking tot het gebruik van een apparatuurregister (logboek) en het laten verrichten van systematische controles en het gebruik van directe of indirecte meetmethoden door een juist gekwalificeerd persoon. Onder een juist gekwalificeerd persoon wordt iemand verstaan die over een juist diploma beschikt dat voldoet aan de eisen neergelegd in de uitvoeringsregeling. Ook de reparatie van lekken en vervolgcontroles worden uitgevoerd door een juist gekwalificeerd persoon.

d. Artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 306/2008.

Volgens artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 306/2008 beschikt personeel dat bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen terugwint uit apparatuur over een certificaat, als bedoeld in artikel 4, van die verordening. In Nederland komt het gebruik van dergelijke oplosmiddelen niet voor. Volgens artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) nr. 306/2008 behoeven lidstaten die geen oplosmiddelen op basis van broeikasgassen gebruiken geen instellingen aan te wijzen die met de certificering worden belast. Wel dient een voorziening te worden getroffen voor het geval er in de toekomst gebruik gemaakt zal gaan worden van dergelijke oplosmiddelen. Hiertoe dient de betreffende bepaling in artikel 3, tweede lid, onder d, van het besluit. Een certificaat kan worden verkregen in een van de andere lidstaten waar voor oplosmiddelen op basis van broeikasgassen wel een standaardvoorziening is getroffen.

Onderdeel E
Artikel 4

De formulering van het oorspronkelijke artikel 4 van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer is herzien. Hiermee wordt beter aangesloten op de inhoud van de EG-verordening stationaire koelinstallaties, de EG-verordening airco’s motorvoertuigen, de EG-verordening SF6 en de EG-verordening brandbeveiliging die ter uitvoering van met name artikel 5, eerste lid, van de f-gassenverordening zijn opgesteld.

Volgens het (nieuwe) artikel 4, eerste lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer worden in de uitvoeringsregeling regels opgenomen inzake de examinering en diplomering van personen die werkzaamheden aan koelsystemen, stationaire brandbeveiligingssystemen, brandblusapparaten, of hoogspanningsschakelaars verrichten.

Volgens het (nieuwe) artikel 4, tweede lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer worden in de uitvoeringsregeling tevens regels opgenomen inzake de certificering van bedrijven die werkzaamheden aan koelsystemen of stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten verrichten.

Het nieuwe artikel 4, derde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer bepaalt dat in de uitvoeringsregeling regels worden gesteld inzake de aanwijzing van instellingen die met de examinering of certificering van personen of bedrijven zijn belast. Dit vormt de basis voor de aanwijzing van exameninstellingen en keuringsinstanties en de vaststelling van hieraan verbonden voorwaarden in de uitvoeringsregeling.

Het nieuwe artikel 4, vierde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer bevat een verbodsbepaling: er mag niet in strijd gehandeld worden met de regels die krachtens artikel 4, eerste tot en met derde lid, in de uitvoeringsregeling worden vastgesteld. Op deze manier wordt een heldere basis geboden om bij overtredingen van de uitvoeringsregeling handhavend te kunnen optreden.

Artikel 4, vijfde lid, is afgeleid van het oorspronkelijke artikel 4, tweede lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer. Hierin wordt nu direct verwezen naar artikel 5, vierde lid, van de f-gassenverordening. Uit artikel 5, vierde lid, van de f-gassenverordening volgt dat bedrijven die gefluoreerde broeikasgassen in ontvangst nemen10 voor installatie, onderhoud, terugwinning, recycling of vernietiging dit laten verrichten door juist gediplomeerd personeel.

Artikel II

Onderdeel A
Artikelen 1, 2 en 3

De begrippen uit artikel 1 zijn tevens van toepassing op de uitvoeringsregeling. Omdat in de uitvoeringsregeling zowel verwezen wordt naar de f-gassenverordening als de ozonverordening is ten behoeve van de duidelijkheid de term «Verordening» in de artikelen 1, 2 en 3 vervangen door: ozonverordening.

Onderdeel B

Het is wenselijk de terminologie van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer en het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer meer op elkaar aan te laten sluiten (zie paragraaf 2.2. van het algemeen deel van deze nota van toelichting). Hiertoe is in artikel 3, onder b, bepaald dat het tevens verboden is om te handelen in strijd met artikel 16, eerste en tweede lid, van de ozonverordening. Vanwege deze rechtstreekse verwijzing in artikel 3 naar artikel 16, eerste en tweede lid, van de ozonverordening is artikel 4 ook gewijzigd. In artikel 4, eerste lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer zoals dit artikel luidde, voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit was de inhoud van artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening overgenomen. Deze wijziging van de artikelen 3 en 4 doet op geen enkele wijze afbreuk aan de oorspronkelijke uitvoering van de ozonverordening. Kern van de wijzigingen in dit artikel is dat veel directer verwezen is naar de relevante bepalingen in de ozonverordening (in plaats van dat teksten van de betreffende bepalingen als zodanig in het besluit zijn opgenomen).

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vóór de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit onder «door partijen goedgekeurde technieken» (artikel 4, eerste lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer in verbinding met artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening) wordt verstaan de technieken zoals goedgekeurd in Besluit XV/9 door de Bijeenkomst der Partijen bij het Montreal Protocol en vermeld in Annex II bij het verslag van deze Bijeenkomst der Partijen. Deze invulling van het begrip «door partijen goedgekeurde technieken» is niet veranderd na de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit. Voorts wordt volledigheidshalve vermeld dat uit artikel 16, eerste en vijfde lid, van de ozonverordening volgt dat terugwinning verplicht is bij buiten bedrijfstellen van de apparatuur, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening.

Onderdeel C
Artikel 4

Zoals bij artikel II onderdeel B, al is aangegeven is artikel 4 aangepast vanwege de aanvulling in artikel 3, onder b. Daarnaast is de inhoud van artikel 4, tweede lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, opgenomen in artikel 4, eerste lid. In artikel 16, vijfde lid, van de ozonverordening is voorgeschreven dat de lidstaat maatregelen moet nemen om de terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gereguleerde stoffen te bevorderen. In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat ter uitvoering van artikel 16, vijfde lid, van de ozonverordening een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Onderdeel D
Artikel 5

Ook artikel 5 is aangepast om de gebruikte terminologie in het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer beter aan te laten sluiten op de terminologie die wordt gebruikt in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer (zie paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting). Kern van de wijzigingen in dit artikel is dat ook hier veel directer verwezen is naar de relevante bepalingen in de ozonverordening (in plaats van dat de teksten van de betreffende bepalingen als zodanig in het besluit zijn opgenomen).

Op grond van artikel 5, tweede lid, worden regels in een ministeriële regeling opgenomen ter uitvoering van artikel 17, eerste lid, eerste volzin, derde en vierde lid, van de ozonverordening. Op grond van artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de ozonverordening moeten alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen worden getroffen om lekkage van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken. Op grond van het derde en vierde lid van laatstgenoemd artikel moeten alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen worden getroffen om lekkage van gereguleerde stoffen die als grondstof of technische hulpstof in chemicaliën worden gebruikt of van gereguleerde stoffen die onopzettelijk bij de vervaardiging van andere chemicaliën worden geproduceerd te voorkomen of tot een minimum te beperken.

Voorts is een deel van artikel 5, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, nu opgenomen in het afzonderlijke artikel 6. Artikel 6 sluit aan op de gebruikte formuleringen in artikel 4, eerste tot en met derde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer (artikel I, onderdeel D, van het besluit).

Artikel 6, lid, is in de plaats gekomen van het oorspronkelijke artikel 5, derde lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer (zie de toelichting bij artikel 5a).

Onderdeel E
Artikel 6

Een gedeelte van het oorspronkelijke artikel 5 van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer is nu opgenomen in een afzonderlijke artikel: artikel 6 van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer. Dit artikel 6 sluit aan op de gebruikte formulering in artikel 4, eerste tot en met derde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer (artikel I, onderdeel D, van het besluit).

Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer worden in de uitvoeringsregeling regels opgenomen inzake de examinering en diplomering van personen die werkzaamheden aan koelsystemen verrichten.

Op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer worden in de uitvoeringsregeling tevens regels opgenomen inzake de certificering van bedrijven die werkzaamheden aan koelsystemen verrichten.

Voorts bepaalt artikel 6, derde lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer dat in de uitvoeringsregeling regels worden gesteld inzake de aanwijzing van instellingen die met de examinering of certificering van personen of bedrijven zijn belast. Dit vormt de basis voor de aanwijzing van exameninstellingen en keuringsinstanties en de vaststelling van hieraan verbonden voorwaarden in de uitvoeringsregeling.

Het oorspronkelijke artikel 5, derde lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer is vervallen. Dit lid bepaalde dat bij ministeriële regeling alleen regels inzake opleiding en examinering konden worden gesteld voor zover dergelijke voorschriften niet al krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden waren gesteld. De voorschriften krachtens die wet hebben alleen betrekking op de ozonlaagafbrekende stof methylbromide. Methylbromide wordt niet gebruikt in de apparatuur, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de ozonverordening. Aangezien de uitvoeringsregeling alleen regels zal bevatten voor dergelijke apparatuur is kon het oorspronkelijke derde lid vervallen.

Artikel 7

Het gewijzigde artikel 7 van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer bevat een verbodsbepaling: er mag niet in strijd gehandeld worden met de regels die krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, en 6 zijn gesteld. Op deze manier wordt een heldere basis geboden om bij overtredingen van bij ministeriële regeling te stellen regels handhavend te kunnen optreden.

Artikel 8

De Inzamelingsregeling CFK en halonen is gebaseerd op het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer. Vanwege de wijzigingen in dat besluit is met artikel 8 van het onderhavige wijzigingsbesluit aangegeven op welke artikelen van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer de Inzamelingsregeling CFK en halonen is gebaseerd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

PbEU L 161.

XNoot
2

PbEU L 332.

XNoot
3

PbEU L 333.

XNoot
4

PbEU L 335.

XNoot
5

PbEU L 92.

XNoot
6

PbEG L 244.

XNoot
7

NB: In de f-gassenverordening en de ozonverordening wordt over «opleidingsprogramma’s», «opleidingsvoorschriften» respectievelijk «opleidingseisen» gesproken. Deze terminologie is ook in het oorspronkelijke Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer gehanteerd. Omdat in de Europese regelgeving onder «opleidingsvoorschriften» en dergelijke eisen voor de diplomering en examinering bedoeld worden, zijn deze laatste begrippen nu als zodanig in het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer opgenomen. Dit bevordert de duidelijkheid.

XNoot
8

PbEU L 92.

XNoot
9

Artikel 3, eerste lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur.

XNoot
10

NB: In de Nederlandse vertaling van de f-gassenverordening is abusievelijk het begrip «leveringen» in plaats van «in ontvangst nemen» gebruikt.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven