Besluit van 21 januari 2009 tot uitvoering van de Bekendmakingswet (Bekendmakingsbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 15 oktober 2008, nr. 556829/08/6, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 1, vijfde lid, 8 en 10a, eerste en tweede lid, van de Bekendmakingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 12 november 2008, nr. W03.08.0457/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 15 december 2008, nr. 5577375/08/6, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Onze Minister:

  • a. in hoofdstuk 2: Onze Minister van Justitie;

  • b. in hoofdstuk 3: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Hoofdstuk 2. Uitgifte van het Staatsblad

Artikel 2

  • 1. Het Staatsblad wordt uitgegeven op door Onze Minister te bepalen tijdstippen op een bij ministeriële regeling te bepalen internetadres.

  • 2. Op het Staatsblad wordt vermeld wanneer het is uitgegeven.

Artikel 3

Onze Minister draagt er zorg voor dat het Staatsblad na de uitgifte elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar blijft.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister draagt er zorg voor dat de nodige maatregelen worden getroffen ter waarborging van de betrouwbaarheid en de beveiliging van de uitgifte en de beschikbaarstelling van het Staatsblad.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

Artikel 5

In het Staatsblad wordt opgenomen al hetgeen waarvan een wet of koninklijk besluit bekendmaking in het Staatsblad voorschrijft, alsmede datgene wat in verband hiermee naar het oordeel van Onze Minister moet worden vermeld.

Artikel 6

  • 1. Wetten en koninklijke besluiten die in het Staatsblad moeten worden geplaatst, worden daartoe na de in artikel 47 van de Grondwet bedoelde ondertekening aan Onze Minister toegezonden.

  • 2. De als eerste ondertekenende minister of staatssecretaris draagt er zorg voor dat de toezending op een zodanig tijdstip en op zodanige wijze plaatsvindt dat plaatsing in het Staatsblad tijdig kan geschieden.

Artikel 7

Wetten en koninklijke besluiten worden na plaatsing in het Staatsblad door Onze Minister teruggezonden aan het Kabinet der Koningin.

Hoofdstuk 3. Uitgifte van de Staatscourant

Artikel 8

  • 1. De Staatscourant wordt uitgegeven op door Onze Minister te bepalen tijdstippen op een bij ministeriële regeling te bepalen internetadres.

  • 2. Op de Staatscourant wordt vermeld wanneer zij is uitgegeven.

Artikel 9

Onze Minister draagt er zorg voor dat de Staatscourant na de uitgifte elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar blijft.

Artikel 10

  • 1. Onze Minister draagt er zorg voor dat de nodige maatregelen worden getroffen ter waarborging van de betrouwbaarheid en de beveiliging van de uitgifte en de beschikbaarstelling van de Staatscourant.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

Artikel 11

  • 1. In de Staatscourant worden opgenomen:

    • a. al hetgeen waarvan een wet, koninklijk besluit of ministerieel besluit bekendmaking of mededeling in de Staatscourant voorschrijft;

    • b. publicaties, afkomstig van de centrale overheid.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent publicaties als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 12

De eerste ondertekenaar van een publicatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, bepaalt het tijdstip van plaatsing van de publicatie in de Staatscourant en draagt er zorg voor dat de toezending op een zodanig tijdstip en op zodanige wijze plaatsvindt dat de plaatsing tijdig kan geschieden.

Hoofdstuk 4. Beschikbaarstelling van teksten in geconsolideerde vorm

Artikel 13

  • 1. De teksten van wetten, algemene maatregelen van bestuur en vanwege het Rijk anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door plaatsing op internet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. regelingen die zijn vervallen of uitgewerkt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;

    • b. regelingen voor zover deze strekken tot wijziging van een of meer regelingen;

    • c. wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de Grondwet;

    • d. wetten die uitsluitend strekken tot goedkeuring van verdragen;

    • e. bijlagen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Bekendmakingswet.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 14

Het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant wordt ingetrokken.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet elektronische bekendmaking in werking treedt.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Bekendmakingsbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 januari 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de derde februari 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit stelt nadere regels over de plaatsing van wetten en besluiten in het Staatsblad en de Staatscourant. Tevens bevat het nadere regels over de beschikbaarstelling van geconsolideerde teksten van algemeen verbindende voorschriften van het Rijk.

Het Bekendmakingsbesluit vervangt het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Vervanging van dat besluit is nodig nu Staatsblad en Staatscourant niet langer op papier, maar in elektronische vorm zullen worden uitgegeven. De Bekendmakingswet is daartoe gewijzigd (artikel I van de Wet elektronische bekendmaking). Dit besluit wijst internet aan als het elektronische medium waarop uitgifte van Staatsblad en Staatscourant in het vervolg zal plaatsvinden. Elektronische uitgifte van Staatsblad en Staatscourant leidt er ook toe dat de Staat deze bladen weer in eigen beheer zal uitgeven. De verzelfstandiging van de Sdu in 1988 leidde er destijds toe dat een publiekrechtelijk kader moest worden gesteld waarbinnen uitgifte van de zgn. officiële publicaties door een private uitgever kon plaatsvinden. Deze noodzaak vervalt nu de Staat de bladen opnieuw in eigen beheer uitgeeft. Met name artikel 2 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, dat de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verplichtte tot het sluiten van overeenkomsten met een gekwalificeerde uitgever, is hierdoor niet langer noodzakelijk. Voor dat artikel bestond geen wettelijke grondslag. Het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant was mede daarom een zelfstandige algemene maatregel van bestuur. Door het wegvallen van deze bepaling is daarvan nu geen sprake meer. Ook is in de nieuwe constellatie de grondslag komen te ontvallen aan het verplichte overleg tussen de Minister van Justitie en de uitgever over de tarieven voor het Staatsblad, dat was voorgeschreven in artikel 9, tweede lid, van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. In dit verband wijzen wij erop dat ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Bekendmakingswet voor het inzien van het Staatsblad (en de Staatscourant) geen kosten in rekening worden gebracht.

Ook aan artikel 8 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant («Voor publikatie in het Staatsblad worden geen kosten in rekening gebracht.») bestaat thans geen behoefte meer, omdat het evident is dat de Staat zichzelf geen kosten in rekening zal brengen voor publicatie in het Staatsblad. Eveneens is artikel 15 van het oude besluit geschrapt, waarin de mogelijkheid was opgenomen om voor andere publicaties in de Staatscourant, niet zijnde algemeen verbindende voorschriften van het Rijk, advertentiekosten in rekening te brengen. Deze schrapping vloeit voort uit het gewijzigde karakter van de Staatscourant (zie hierover nader de artikelsgewijze toelichting op artikel 11).

Evenmin keert in het nieuwe besluit de artikelen 9, eerste lid, en 16 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant terug. In die artikelen was de verkrijgbaarheid van het Staatsblad en de Staatscourant voor de burgers geregeld: bij abonnement en per afzonderlijk nummer. Tevens was bepaald dat afzonderlijke nummers van het Staatsblad op de dag van uitgifte en van de Staatscourant met ingang van de eerstvolgende verschijningsdag of in bijzondere gevallen op de verschijningsdag verkrijgbaar waren. Vanzelfsprekend blijft ook in de nieuwe constellatie van belang de uit de jurisprudentie voortvloeiende regel dat voor het tijdstip waarop een wettelijk voorschrift dat in het Staatsblad of de Staatsscourant is gepubliceerd in werking treedt, het tijdstip van verkrijgbaarheid van het desbetreffende publicatieblad bepalend is. Een regeling kan pas als bekendgemaakt worden beschouwd met ingang van het tijdstip waarop het betrokken publicatieblad verkrijgbaar is gesteld of feitelijk naar buiten is gebracht (HR 4 november 1975, NJ 1976, 173; CRvB 6 januari 1987, AB 1987, 300; ARRS 14 augustus 1987, AB 1988, 498). In dit verband zij ook gewezen op aanwijzing 175 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Door de publicatie op internet zal het tijdstip van verkrijgbaarheid samenvallen met het tijdstip van publicatie.

Het blijft overigens wel wenselijk een aantal andere regels te handhaven omtrent de uitgifte van Staatsblad en Staatscourant. Die regels zijn dan ook in dit nieuwe Bekendmakingsbesluit deels overgenomen uit het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Gelet op de veelheid aan wijzigingen is uit het oogpunt van overzichtelijkheid gekozen voor de vaststelling van een nieuw besluit in plaats van wijziging van het bestaande besluit.

De hierna opgenomen toelichting op de afzonderlijke artikelen is zo veel mogelijk gelijk aan de toelichting op de vergelijkbare artikelen uit het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De bepaling in het eerste lid dat het Staatsblad wordt uitgegeven op door de Minister van Justitie te bepalen tijdstippen komt overeen met artikel 6, eerste lid, van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Nieuw is de toevoeging dat het Staatsblad wordt uitgegeven op internet. Dit netwerk is op dit moment het meest toegankelijke elektronische medium en het ligt dan ook voor de hand dat dit medium gebruikt wordt voor de elektronische publicatie van het Staatsblad. De internetlocatie wordt door de Minister van Justitie aangewezen. Ook op andere internetsites van de rijksoverheid zal via een hyperlink naar het internetadres van het Staatsblad verwezen kunnen worden om de bereikbaarheid van het Staatsblad te vergroten.

Het tweede lid komt inhoudelijk overeen met artikel 6, tweede lid, van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Daarin was bepaald dat op het Staatsblad de datum van uitgifte wordt vermeld. De nieuwe formulering in biedt juridisch de mogelijkheid om op het Staatsblad niet alleen de datum van uitgifte, maar zonodig ook het tijdstip te vermelden. Hoewel het Staatsblad in het algemeen op een vast moment op de dag zal verschijnen, kan in bepaalde gevallen aan vermelding van het tijdstip van uitgifte behoefte bestaan. In zeer spoedeisende gevallen kan worden afgeweken van de vaste uitgiftetijdstippen.

Artikelen 3 en 4

Artikel 1, derde lid, van de Bekendmakingswet bepaalt dat het Staatsblad na uitgifte elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar blijft. Artikel 3 van dit besluit legt de Minister van Justitie de verplichting op, daarvoor zorg te dragen. Eenzelfde verplichting geldt ingevolge artikel 4 ten aanzien van de continuïteit en de integriteit van het uitgifteproces. Teneinde de teksten ook na publicatie elektronisch beschikbaar te houden, zijn bijzondere maatregelen nodig. Zo moeten de publicaties zodanig zijn beveiligd, dat zij niet door onbevoegden kunnen worden verwijderd of gewijzigd. Ook moeten maatregelen worden getroffen om de informatievoorziening bij grote belasting en bij calamiteiten in stand te houden. Om de teksten op uiteenlopende computersystemen en ook in de toekomst te kunnen (blijven) raadplegen, is de keuze van de juiste standaard van belang. Met het oog op digitale duurzaamheid wordt overeenkomstig het actieplan «Nederland open in Verbinding» (zie Kamerstukken II 2006/07, 26 643, nr. 98) gebruik gemaakt van open standaarden. De gekozen standaarden voldoen tevens aan de eisen die krachtens de Archiefwet 1995 op het gebied van de duurzaamheid aan digitale archiefbescheiden worden gesteld. Omdat de technische ontwikkelingen op dit gebied zeer snel gaan, zijn gedetailleerde regels hieromtrent niet in dit besluit opgenomen.

De zorgplicht van de minister strekt zich mede uit tot personen en bedrijven waarvan hij zich bedient bij de bekendmaking.

Artikel 5

Dit artikel is gelijk aan artikel 4 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Het artikel heeft een limitatieve strekking. Voor opneming van enige publicatie in het Staatsblad zal altijd nodig zijn dat een wet of een koninklijk besluit daartoe opdracht geeft. In de eerste plaats valt hier te denken aan de Bekendmakingswet (artikel 3), maar ook andere wetten, algemene maatregelen van bestuur en zogenaamde kleine koninklijke besluiten zullen opdrachten tot publicatie in het Staatsblad kunnen inhouden. Het Staatsblad zal echter in hoofdzaak gereserveerd moeten blijven voor de publicatie van wetten en algemene maatregelen van bestuur. In de meeste gevallen zal voor andere besluiten de Staatscourant het aangewezen publicatiemiddel zijn.

Met de zinsnede «alsmede datgene wat in verband hiermee naar het oordeel van Onze Minister moet worden vermeld» is uitdrukkelijk voorzien in de bevoegdheid van de Minister van Justitie om in het Staatsblad melding te maken van additionele gegevens, zoals vindplaatsen van Kamerstukken die op de totstandkoming van een wet betrekking hebben en vindplaatsen van adviezen van de Raad van State over een algemene maatregel van bestuur.

Artikel 6

Aan deze bepaling is, in vergelijking met artikel 5 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, toegevoegd dat de eerstverantwoordelijke minister de publicatie op zodanige wijze aanlevert dat tijdige plaatsing in het Staatsblad mogelijk is. Dit geeft de Minister van Justitie de mogelijkheid aanwijzingen te geven over de vorm waarin een publicatie wordt aangeleverd.

Artikel 7

Deze bepaling is identiek aan artikel 7 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. De bewaring van originele exemplaren van wetten en koninklijke besluiten wordt overigens geregeld in de Archiefwet 1995.

Artikelen 8, 9 en 10

Deze artikelen betreffende de Staatscourant komen overeen met hetgeen in de artikelen 2, 3 en 4 is bepaald met betrekking tot het Staatsblad. Wat de Staatscourant betreft, zal de praktijk worden voortgezet waarbij de Staatscourant op werkdagen verschijnt, en in uitzonderlijke gevallen in het weekeinde. Aan een uitdrukkelijke bepaling dienaangaande, zoals opgenomen in artikel 10 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, bestaat niet langer behoefte. Volstaan kan worden met een bepaling waarin aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid wordt toegekend om te bepalen op welke tijdstippen de Staatscourant wordt uitgegeven (artikel 8, eerste lid).

Artikel 11

In vergelijking met het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant (artikelen 11 en 13) beperkt dit artikel de mogelijkheden tot plaatsing in de Staatscourant. Voor redactionele artikelen met nieuws en achtergronden is in de nieuwe, elektronische Staatscourant geen plaats meer. Ook de restcategorie «publicaties van anderen» vervalt. De Staatscourant is voorts geen kanaal voor publicaties van decentrale overheden, voor zover geen wettelijke verplichting bestaat om deze in de Staatscourant op te nemen. Hiervoor zullen de publicatiebladen van de desbetreffende overheden moeten worden benut. Hiermee wordt aangesloten bij de tot nu toe gehanteerde praktijk.

De elektronische Staatscourant zal dus, meer dan voorheen, een zakelijk karakter als officieel publicatieblad van de Staat hebben. De belangrijkste categorie (eerste lid, onderdeel a) van publicaties wordt gevormd door de vanwege het Rijk anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, ten aanzien waarvan de Bekendmakingswet plaatsing in de Staatscourant voorschrijft. Daarnaast vallen onder het eerste lid, onder a, ook de zeer vele opdrachten in wetgeving tot bekendmaking of mededeling van allerlei (ontwerp)besluiten, mededelingen, voornemens, etc. in de Staatscourant. Via het eerste lid, onderdeel b, blijft daarnaast de mogelijkheid bestaan andere publicaties van de centrale overheid in de Staatscourant op te nemen. Evenals onder het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant het geval was (de aanwijzingsbevoegdheid in artikel 13, tweede lid) is in het nieuwe aritkel 11, tweede lid, voorzien in een bevoegdheid van de Minister van BZK terzake. Uit het oogpunt van eenduidigheid zullen zo nodig bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld.

Artikel 12

In dit artikel is onder meer vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor het bepalen van het tijdstip van publicatie in de Staatscourant en voor de tijdige toezending ter plaatsing berust bij de eerste ondertekenaar van de publicatie. Aan deze bepaling is, in vergelijking met artikel 12 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, toegevoegd dat de eerste ondertekenaar de publicatie op zodanige wijze aanlevert dat tijdige plaatsing in de Staatscourant mogelijk is. Dit geeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheid aanwijzingen te geven over de vorm waarin een publicatie wordt aangeleverd.

Artikel 13

De geconsolideerde teksten van wetten, algemene maatregelen van bestuur en vanwege het Rijk anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften zijn ingevolge het eerste lid te raadplegen op de overheidswebsite www.wetten.nl. De verplichting tot publiceren van teksten in geconsolideerde vorm is neergelegd in artikel 10a (nieuw) van de Bekendmakingswet. Zoals vermeld in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet elektronische bekendmaking (Kamerstukken II 2006/07, 31 084, nr. 3, blz. 3), heeft de publicatie van geconsolideerde teksten niet het karakter van rechtsgeldige bekendmaking.

Voor regelingen die reeds waren vervallen of uitgewerkt vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit is in het tweede lid een uitzondering gemaakt op de consolidatieverplichting. Deze uitzondering voorkomt dat een complete historische verzameling van algemeen verbindende voorschriften zou moeten worden gepubliceerd, hetgeen een onevenredige inspanning zou vergen. Voorts worden in het tweede lid uitzonderingen gemaakt voor regelingen waarbij het publiceren van eventuele geconsolideerde teksten geen redelijk doel dient. Dit betreft in de eerste plaats wijzigingsregelingen. Daarbij zij voor de goede orde opgemerkt dat het resultaat van de in die regelingen opgenomen wijzigingsopdrachten vanzelfsprekend wel zichtbaar wordt in de geconsolideerde teksten van de daarmee gewijzigde regelingen. Door de formulering «voor zover» wordt bewerkstelligd dat «zelfstandige» bepalingen in wijzigingsregelingen (bijvoorbeeld overgangsbepalingen) wel in geconsolideerde vorm worden opgenomen. In de tweede plaats gaat het om begrotingswetten en goedkeuringswetten van verdragen, die een «eenmalig» karakter hebben. Deze wetten vallen in hun oorspronkelijke (en enige) vorm uiteraard wel onder het bereik van de bekendmakingsverplichting in artikel 3 van de Bekendmakingswet en zijn daarmee dus traceerbaar in het (elektronische) Staatsblad. De laatste uitzondering heeft betrekking op bij een regeling behorende bijlagen die in hun oorspronkelijke vorm op grond van artikel 5 van de Bekendmakingswet om technische redenenen niet langs elektronische weg maar via terinzagelegging zijn bekendgemaakt. In deze gevallen zal elektronische publicatie van geconsolideerde teksten evenmin mogelijk zijn.

Ter voorkoming van misverstand wordt nog opgemerkt dat algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen niet onder het bereik van de consolidatieverplichting vallen, aangezien dit geen algemeen verbindende voorschriften zijn die vanwege het Rijk zijn vastgesteld.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven