Besluit van 5 juni 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 april 2009, VGP/VV 2927343, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165 en 191), alsmede op de artikelen 13 en 33 van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2009, no. W13.09.0148/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 mei 2009, VGP/VV 2930982, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel b vervalt, waarna de onderdelen c tot en met s worden geletterd b tot en met r;

b. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • s. exportverklaring: een schriftelijke verklaring over in een bedrijf geproduceerde waren die bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land.

2. Het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid (oud) vervallen.

B

Artikel 9, eerste tot en met derde lid, komt te luiden:

  • 1. De exploitant, de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar van een ontvanger van boerderijmelk als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Zuivelverordening 2005, Grondslag uitbetaling boerderijmelk, is aan de VWA per jaar een retributie verschuldigd voor de controles op residuen van verboden stoffen op grond van richtlijn 96/23/EG, bedoeld in artikel 27, derde lid, van verordening (EG) 882/2004.

  • 2. De exploitant, de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar van een inrichting als bedoeld in bijlage IV, hoofdstuk 3, van richtlijn 96/23/EG, is aan de VWA per jaar een retributie verschuldigd voor de controles op residuen van verboden stoffen in aquacultuurproducten, bedoeld in artikel 27, derde lid, van verordening (EG) 882/2004.

  • 3. Het Productschap Pluimvee en Eieren is aan de VWA per jaar een retributie verschuldigd voor de controles op residuen van verboden stoffen op grond van richtlijn 96/23/EG, bedoeld in artikel 27, derde lid, van verordening (EG) 882/2004.

C

Na artikel 9b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9c

De exploitant, de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar van een inrichting op wiens verzoek de VWA een exportverklaring heeft afgegeven, is aan de VWA een retributie verschuldigd.

D

In artikel 12a vervalt het zinsdeel «richtlijn nr. 85/73/EEG,».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 juni 2009

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

NOTA VAN TOELICHTING

Het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen bevat regels voor retributies die in rekening worden gebracht door met name de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Bij en krachtens dat besluit was uitvoering gegeven aan onder andere richtlijn 85/73/EEG 1. Die richtlijn is sinds 1 januari 2008 ingetrokken bij en vervangen door verordening (EG) 882/2004. In verband hiermee waren enkele wijzigingen van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen noodzakelijk. Dit besluit zorgt daarvoor.

Voorts is bij dit besluit een nieuwe retributie vastgesteld, en is overgegaan op een andere wijze van heffing van bepaalde retributies in de eiersector.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven, en heeft ook verder geen bedrijfseffecten.

Artikel I, onder A

In artikel 1 van het Warenwetbesluit retributies is de definitie van de ingetrokken richtlijn 85/73/EEG geschrapt, en is een definitie van het begrip exportverklaring toegevoegd.

Het oude artikel 1, tweede lid, van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen had tot doel te voorkómen dat ten aanzien van visserijproducten, afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie, sprake zou kunnen zijn van retributieheffing in zowel de lidstaat van herkomst als in Nederland. Deze bepaling kon vervallen, aangezien bijlage IV, hoofdstuk V, van verordening (EG) 882/2004 2 inmiddels zodanig geformuleerd is dat van deze dubbele heffing geen sprake kan zijn. Uit die bepaling volgt dat uitsluitend ten aanzien van (a) het voor het eerst op de markt brengen van visserijproducten, (b) de eerste verkoop op de vismarkt, en (c) de eerste verkoop bij het ontbreken van of met een ontoereikende aanduiding voor versheid of grootte, vergoedingen dienen te worden geïnd.

Sinds de inwerkingtreding van dit besluit bevat artikel 1 dus geen leden meer.

Artikel I, onder B

Bij artikel I, onder B, zijn verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn 85/73/EEG in artikel 9, eerste tot en met derde lid, van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen, vervangen door verwijzingen naar verordening (EG) 882/2004.

Bij artikel I, onder B, is voorts een verwijzing naar regelgeving van het Productschap Zuivel voor boerderijmelk geactualiseerd (artikel 9, eerste lid, van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen).

Tot slot is bij artikel I, onder B, de wijze van retributieheffing in de eiersector gewijzigd. Op verzoek van en na overleg met het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) en de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren (ANEVEI) is uit praktische overwegingen bepaald dat de retributie voor controles op residuen van verboden stoffen, voortaan wordt geheven bij het PPE. Het PPE zal deze retributie bij verordening doorbelasten naar de betrokken ondernemingen in de eiersector.

Artikel I, onder C

Op verzoek geeft de VWA exportverklaringen af aan bedrijven ten behoeve van de export naar afnemers in derde landen. In een dergelijke verklaring doet de VWA een algemene uitspraak over het desbetreffende in Nederland gevestigde bedrijf en de aldaar geproduceerde of te exporteren waren. Een exportverklaring wordt toegevoegd aan een reeds door het bedrijf opgestelde eigen verklaring.

In de praktijk komen twee varianten voor: een milde en een zwaardere. In een milde exportverklaring geeft de VWA aan geen reden te hebben te twijfelen aan de juistheid van verstrekte documenten. Een bedrijf kan ook om een zwaardere exportverklaring vragen. Daarin wordt in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken verklaard dat regelmatig controles worden uitgevoerd bij het desbetreffende bedrijf.

Het doel van een exportverklaring is het bevorderen van het vrije verkeer van goederen. Een bedrijf is niet verplicht een exportverklaring aan te vragen.

Aan het opstellen van exportverklaringen zijn kosten verbonden. Bij het nieuwe artikel 9c van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen wordt hiervoor een retributie geheven.

Artikel II

Dit besluit is de dag na publicatie in werking getreden. Hiertegen bestond geen bezwaar, aangezien dit besluit geen bedrijfseffecten heeft.

Transponeringstabel

In onderstaande tabel is het verband tussen dit besluit en verordening (EG) 882/2004 weergegeven.

Dit besluit

Verordening (EG) 882/2004

art. I.A.1.a

art. 61

art. I.A.1.b

art. I.A.2

art. 27.1 en bijlage IV, hoofdstuk V

art. I.B.1

art. 27.3 en 61

art. I.B.2

art. 27.3 en 61

art. I.B.3

art. 27.3 en 61

art. I.C

art. I.D

art. 61

art. II

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW) 2. Van ondernemerszijde is daarbij bezwaar gemaakt tegen de introductie van een retributie voor onderzoek van hygiënecodes waarin gebruik is gemaakt van artikel 15, achtste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, voor het geval het noodzakelijk is dat de VWA onderzoek laat uitvoeren door het RIVM. Van invoering van deze retributie is daarom afgezien. Indien in de praktijk zou blijken dat dit tot onevenredige kosten voor de overheid leidt, zal dit punt heroverwogen worden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Richtlijn nr. 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 (PbEG L 32) inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG.

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165 en 191).

XNoot
2

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven