Besluit van 20 maart 2009 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen teneinde de in dat besluit opgenomen vrijstelling van de tewerkstellingsvergunning op een aantal nieuwe categorieën van vreemdelingen van toepassing te doen zijn

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 januari 2009, nr. AV/SDA/09/1151,

Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Raad van State gehoord haar advies van 18 februari 2009, nr. W12.09.0018/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 maart 2009, nr. AV/SDA/09/4363;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. het voeren van zakelijke besprekingen of het sluiten van overeenkomsten met bedrijven en instellingen;.

2. Onderdeel a, onder 3°, komt te luiden:

  • 3°. het voorbereiden, inrichten, houden of afbreken van een tentoonstelling of stand voor een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. die in het kader van een ontwikkelingssamenwerkingsproject voor maximaal vier aaneengesloten weken per kalenderjaar naar Nederland komt om in samenwerking met Nederlandse ondernemers, vakspecialisten of experts van het project uitzending managers kennis en ervaring op te doen inzake de bedrijfsvoering van bedrijven, en zich door hen laat adviseren.

B

Artikel 1g komt te luiden:

Artikel 1g

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing op de vreemdeling die:

  • a. een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft aangevraagd, aanspraken op voorzieningen geniet voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat aanspraken op voorzieningen regelt en op basis van artikel 8, onderdeel f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijft; dan wel

  • b. minderjarig is en houder is van een op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de Vreemdelingenwet 2000 verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking voor verblijf om redenen van medische nood of vanwege medische behandeling, en

in Nederland een beroepsopleiding volgt bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling die een beroepsopleiding verzorgt waarvan op grond van artikel 1.4.1. Wet educatie en beroepsonderwijs aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens een diploma of certificaat is verbonden, en in het kader van die beroepsopleiding te werk wordt gesteld op grond van een beroepspraktijkvormingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

C

In artikel 2, onderdeel d, wordt «genoemd in onderdeel a,» vervangen door: genoemd in de onderdelen a en f,.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 20 maart 2009

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achtentwintigste april 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De voorgestelde wijzigingen betreffen uitzonderingen op de hoofdregel dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Daarbij strekken de wijzigingen tot doel om de regelgeving transparanter en beter handhaafbaar te maken.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, onder 1

Op basis van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen is er geen tewerkstellingvergunning vereist voor het kortdurend voeren van zakelijke besprekingen met als doel het afsluiten van een contract. Gezien de voortschrijdende internationalisering van de economie is deze bepaling te beperkend geworden. Zakelijke besprekingen zonder dat het sluiten van een overeenkomst het doel is, komen steeds frequenter voor. Daarnaast hebben veel bedrijven en instellingen vestigingen in het buitenland en is het soms noodzakelijk dat in het buitenland werkzame vreemdelingen voor een kortdurend zakelijk verblijf naar de vestiging in Nederland komen. Om deze ontwikkelingen beter te faciliteren is besloten om bij het voeren van zakelijke besprekingen de eis te laten vervallen dat gelijktijdig een overeenkomst gesloten dient te worden, evenals de eis dat de werknemer in dienst moet zijn van een buitenlandse opdrachtgever. Dit bekent dat een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning kortdurend arbeid mag verrichten bestaande uit zakelijke besprekingen. Dit zijn besprekingen die verband houden met de ontwikkeling of de bedrijfsvoering van het bedrijf of de instelling. Uitvoerende werkzaamheden die betrekking hebben op het primaire productieproces of de kernactiviteiten van het bedrijf of de instelling behoren hier in ieder geval niet toe.

Artikel I, onderdeel A, onder 2

Dit betreft een technische aanpassing van artikel 1, a, onder 3°, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. De aanpassing houdt in dat op deze manier duidelijker geformuleerd is dat de afbrekende partij niet persé dezelfde partij hoeft te zijn als de opbouwende partij. De vreemdeling hoeft niet alle genoemde werkzaamheden te verrichten, maar kan ook slechts een deel van die werkzaamheden verrichten.

Artikel I, onderdeel A, onder 3

Momenteel geldt een tewerkstellingsvergunningsplicht voor vreemdelingen die in samenwerking met (gepensioneerde) Nederlandse ondernemers, vakspecialisten of experts van het project uitzending managers in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsprojecten gericht op de versterking van (onder andere) het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, voor korte duur naar Nederland komen om bedrijven te bezoeken en aldaar contacten te leggen. In de praktijk worden in 2 à 3 weken tijd vaak meerdere bedrijven bezocht.

Gezien de zeer korte duur van het verblijf en het doel van de komst naar Nederland wordt voor deze categorie vreemdelingen dan ook de tewerkstellingsvergunningsplicht geschrapt als zij korter dan 4 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken in Nederland zijn.

Artikel I, onderdeel B

Voor kinderen (onder de 18 jaar) die in Nederland verblijven op basis van een tijdelijke vergunning om medische redenen (dat is een zogenaamde verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd om redenen van medische nood of vanwege medische behandeling, artikel 3.4, eerste lid, onder r, Vreemdelingenbesluit), in het kader van hun – die in het kader van een erkende – opleiding stage moeten lopen, hoeft voor de stage geen tewerkstellingsvergunning meer te worden aangevraagd. Voor minderjarigen is het gewenst dat zij de mogelijkheid hebben om onderwijs te volgen. In het kader van het onderwijs wordt regelmatig van de kinderen verlangd dat zij stage gaan lopen.

Ook bij deze groep geldt dat de voorwaarden beter aansluiten bij de voorwaarden die reeds gelden voor buitenlandse studenten en asielzoekers die stage lopen. Een hoofdoverweging is echter dat deze kinderen nu geen stage kunnen lopen, omdat zij als afgeleide vergunninghouder dezelfde rechten en plichten hebben als de vreemdeling die om medische redenen verblijfsrecht heeft gekregen. Voor de ouder, en daarmee ook voor diens kind geldt namenlijk dat arbeid – al dan niet in de vorm van een stage – tijdens de eerste drie verblijfsjaren niet is toegestaan, en na drie jaar alleen met tewerkstellingsvergunning. Het kind zelf is echter niet ziek.

Artikel I, onderdeel C

Het betreft een technische wijziging zodanig dat de aantekening, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, niet wordt verlengd voor de vreemdeling die een verblijf heeft op basis van artikel 2 onderdeel f van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, indien deze vreemdeling in een later stadium verblijf als kennismigrant krijgt. Immers op basis van artikel 2, onderdeel d, zou een vreemdeling die in het verleden beschikt heeft over een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd, deze aantekening dienen te behouden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven