Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2009, 114 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2009, 114 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 3 november 2008, nr. C/2008027300, directie juridische zaken, sector wet- en regelgeving;
Gelet op de artikelen 1, tweede lid, en 10, derde lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 3 december 2008, nr. W07.08.0476/II/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 31 december 2008, nr. C2008033279;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
opvarende als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;
munitie die is ontworpen om bij het treffen van een persoon niet het lichaam binnen te dringen;
functionaris die belast is met piketdienst;
misdrijf waarvoor in de strafwetgeving van de Nederlandse Antillen of van Aruba voorlopige hechtenis is toegelaten.
2. Onder het aanwenden van geweld wordt mede verstaan het dreigen met geweld.
1. Een kustwachtschip voert duidelijk kenbaar de volgende uiterlijke kentekenen:
a. het logo van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op de romp wordt aangebracht;
b. de belettering «Coast Guard».
2. Een kustwachtluchtvaartuig voert duidelijk kenbaar de Koninkrijksvlag.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen die kenbaar in gebruik zijn bij de krijgsmacht van het Koninkrijk.
Het gebruik van een geweldmiddel ter uitvoering van de taken van de Kustwacht is uitsluitend toegestaan aan de commandant, onderscheidenlijk aan een aangewezen opvarende:
a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, en
b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend.
Indien de aangewezen opvarende onder leiding van een ter plaatse aanwezige commandant optreedt, gebruikt hij geen geweld dan na een vooraf gegeven uitdrukkelijke last van deze commandant. De commandant geeft daarbij aan van welk geweldmiddel gebruik wordt gemaakt.
1. Tenzij de omstandigheden dit niet toelaten, gaat aan het gebruik van geweld een duidelijke waarschuwing vooraf.
2. Indien het gebruik van geweld bestaat in het gericht schieten met een vuurwapen op een persoon, kan de waarschuwing zo nodig worden vervangen door een waarschuwingsschot.
3. Een waarschuwingsschot wordt op een zodanige wijze gegeven dat gevaar voor personen of zaken zoveel mogelijk wordt vermeden.
De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, mag naast het gebruik van fysiek geweld uitsluitend gebruik maken van de volgende geweldmiddelen:
a. een vuurwapen;
b. een vuurwapen als slag- of stootwapen;
c. een hulpmiddel voor het afgeven van niet-penetrerende munitie;
d. een wapenstok;
e. handboeien;
f. pepperspray.
Bij gebruik van fysiek geweld dan wel een geweldmiddel wordt in verhouding tot het beoogde doel de meest lichte vorm van geweld gebruikt en worden de daaraan verbonden risico’s zo veel mogelijk beperkt.
1. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, die geweld heeft aangewend, waaronder begrepen het geven van een waarschuwingsschot, meldt de feiten en omstandigheden dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan, onverwijld aan een door de directeur van de Kustwacht aangewezen functionaris.
2. De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt door de daar bedoelde functionaris terstond vastgelegd in een schriftelijk rapport. De functionaris doet het rapport onverwijld toekomen aan de directeur van de Kustwacht.
3. De directeur van de Kustwacht brengt het rapport, zo nodig vergezeld van zijn kanttekeningen, onverwijld ter kennis van de officier van justitie ter standplaats waarbinnen het geweld is aangewend, indien:
a. de gevolgen van het aanwenden van geweld daartoe naar het oordeel van de directeur van de Kustwacht aanleiding geven;
b. het aanwenden van geweld lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis dan wel de dood heeft veroorzaakt; of
c. gebruik is gemaakt van een vuurwapen en daarmee één of meer schoten zijn gelost.
1. Het gebruik van een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur is slechts geoorloofd:
a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die persoon een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dat tegen personen zal gebruiken dan wel ander levensbedreigend geweld tegen personen zal gebruiken;
b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een ernstig misdrijf, dat bovendien moet worden aangemerkt als een grove aantasting van de rechtsorde.
2. Onder het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onder b, worden mede begrepen de poging en de deelnemingsvormen, bedoeld in de artikelen 49 en 50 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen en de artikelen 49 en 50 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Bij gebruik van een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur wordt het volgende in acht genomen:
a. zwaar lichamelijk letsel of erger wordt zo veel mogelijk voorkomen;
b. zo mogelijk wordt op de benen geschoten;
c. risico’s voor derden worden zo veel mogelijk vermeden.
De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, mag slechts uit voorzorg een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur ter hand nemen indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een situatie als bedoeld in artikel 9 ontstaat, waarin hij bevoegd is het vuurwapen te gebruiken. Zodra blijkt dat een dergelijke situatie zich niet voordoet, wordt het ter hand nemen van het vuurwapen beëindigd.
1. Het gebruik van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur is slechts geoorloofd tegen personen, vervoermiddelen, vaartuigen en luchtvaartuigen, waarin of waarop zich personen bevinden in een situatie waarin sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf.
2. Een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur mag slechts ter hand worden genomen:
a. ten behoeve van de opleiding; of
b. voor het verrichten van een aanhouding van een persoon van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken.
3. Het ter hand nemen van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur in het geval, bedoeld in het tweede lid, onder b, is slechts toegestaan na toestemming van de officier van justitie of, indien diens optreden niet kan worden afgewacht, van de officier van piket bij de Kustwacht.
1. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd om boordvuurwapens op een vaartuig te richten indien door de gezagvoerder van dat vaartuig niet terstond aan een vordering als bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba wordt voldaan.
2. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd om met behulp van een of meer hem ter beschikking staande vuurwapens schoten voor de boeg af te geven, dan wel gericht te vuren op niet-vitale delen van een vaartuig indien:
a. door de gezagvoerder van dat vaartuig niet terstond aan een vordering als bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba wordt voldaan; en
b. andere middelen om de vordering kracht bij te zetten ontbreken.
3. Bij toepassing van het tweede lid:
a. wordt niet-explosieve munitie gebruikt;
b. wordt niet geschoten over land of over andere vaartuigen;
c. worden niet meer schoten afgegeven dan strikt noodzakelijk is.
4. Aan het afgeven van schoten, bedoeld in het tweede lid, gaat een duidelijke waarschuwing vooraf, met vermelding van het tijdstip en, voor zover van toepassing, de delen van het vaartuig waarop zal worden geschoten. Deze waarschuwing blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.
5. Na iedere waarschuwing wordt de aan boord van het vaartuig aanwezige bemanning een redelijke tijd gegeven zich van de aangewezen delen van het vaartuig te verwijderen.
6. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is uitsluitend bevoegd om gericht op vitale delen van het vaartuig of op zijn bemanning te vuren indien van de zijde van een aangeroepen of gepraaide vaartuig geweld wordt gebruikt waardoor de veiligheid van de commandant of de opvarenden onmiddellijk en in ernstige mate wordt bedreigd.
Paragraaf 4 is niet van toepassing op het gebruik en het ter hand nemen van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie.
Het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie is slechts geoorloofd:
a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken; of
b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken.
De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht met een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie zal schieten, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat geschoten zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.
1. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd tot het dragen van handboeien.
2. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, is bevoegd tot het aanleggen van handboeien bij personen die zijn aangehouden in geval van ontdekking op heterdaad, indien de aangehouden personen zich trachten te onttrekken aan hun aanhouding of indien zij een gevaar vormen voor zijn leven of veiligheid of die van anderen en die onttrekking onderscheidenlijk dat gevaar niet op een andere wijze kan worden voorkomen.
1. Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd:
a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken;
b. om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;
c. ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren.
2. Pepperspray wordt niet gebruikt tegen:
a. personen die zichtbaar jonger dan 12 of ouder dan 65 jaar zijn;
b. vrouwen die zichtbaar zwanger zijn;
c. personen voor wie dit gebruik als gevolg van een zichtbare ademhalings- of andere ernstige gezondheidsstoornis onevenredig schadelijk kan zijn;
d. groepen personen.
3. Bij gebruik van pepperspray wordt niet op de mond gericht.
De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht pepperspray tegen een persoon zal gebruiken, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat pepperspray gebruikt zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing blijft achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing redelijkerwijs niet toelaten.
De Voorlopige regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 7 januari 2009
Beatrix
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Uitgegeven de twaalfde maart 2009
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Deze algemene maatregel van rijksbestuur geeft uitvoering aan de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Het besluit bevat bepalingen omtrent de uiterlijke kentekenen van kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen alsmede bepalingen omtrent de aanwending van geweld door Kustwachtpersoneel (de geweldsinstructie).
De Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba bedient zich, bij de uitoefening van haar functionele jurisdictie en haar bevoegdheden in de aansluitende zones en op volle zee, van vaartuigen en luchtvaartuigen. Hiermee wordt toezicht uitgeoefend en worden opsporingsacties ondernomen. De gezagvoerders van schepen die worden gepraaid of aangeroepen dan wel van vliegtuigen die worden onderschept, hebben zich te onderwerpen aan de bevelen die hen in dit kader gegeven worden. In dit verband is van groot belang dat de transportmiddelen waarvan de Kustwacht zich bedient beschikken over uiterlijke kentekenen waaruit met eenduidigheid voortvloeit dat zij bij de Kustwacht in gebruik zijn. In artikel 2 van dit besluit zijn de uiterlijke kentekenen vastgelegd die kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen moeten voeren.
In artikel 10 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is een algemene grondslag gegeven voor een bij algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen geweldsinstructie voor de Kustwacht. Deze instructie is vastgelegd in de artikelen 3 tot en met 21 van het onderhavige besluit. De geweldsinstructie is toepasselijk in het rechtsgebied van de Nederlandse Antillen en Aruba en daarbuiten voor zover het volkenrecht daarvoor een grondslag biedt bij het optreden op volle zee op en vanaf schepen van de Kustwacht. Bij de instructie is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij reeds bestaande geweldsinstructies voor de krijgsmacht en voor de Nederlandse, de Arubaanse en de Nederlands-Antilliaanse politie (het Besluit geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak, het Besluit geweldgebruik bij uitoefening buitengewone bevoegdheden en de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren en de Ambts- en geweldinstructie KPNA) en in een enkel geval (artikel 9, eerste lid, onderdeel b), die voor de douane (Douanebesluit).
In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, is de definitie van «aangewezen opvarende» vastgelegd. «Opvarende» is reeds gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de rijkswet en wel als: ieder die zich aan boord bevindt van een kustwachtschip, met uitzondering van de commandant. De «aanwijzing» ziet op de bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om in de rechtmatige taakuitoefening zonodig geweld te gebruiken, die in Hoofdstuk II van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba aan de Kustwacht worden toegekend. In beginsel is de commandant van het kustwachtvaartuig of kustwachtluchtvaartuig de centrale autoriteit die beslist of en in hoeverre van de rijkswet voorziene bevoegdheden gebruik wordt gemaakt en op welke wijze. Hij kan zich, ter uitvoering van de daartoe door hem gegeven bevelen, bedienen van opvarenden van zijn vaar- of luchtvaartuig. Ieder die zich aan boord van een dergelijk vaartuig of luchtvaartuig bevindt kan door de commandant worden aangewezen om, onder zijn gezag, de in de rijkswet opgenomen bevoegdheden uit te oefenen. Opvarenden die niet door de commandant zijn aangewezen beschikken niet over deze bevoegdheden. De geweldsinstructie, die is opgenomen in de artikelen 3 tot en met 21 van dit besluit, is op hen niet van toepassing.
Voor de begripsomschrijving van «niet-penetrerende munitie», in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 14 tot en met 17.
De definitie van «officier van piket», in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, is opgenomen in verband met de regeling over het ter hand nemen van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur in artikel 12. Deze definitie is gelijk aan die in artikel 40, onderdeel c, van de Ambts- en geweldinstructie KPNA (Hoofdstuk III, Maritieme rechtshandhaving).
Ook de definitie van «ernstig misdrijf» (een misdrijf waarvoor in de strafwetgeving van de Nederlandse Antillen of van Aruba voorlopige hechtenis is toegelaten) is ontleend aan de Ambts- en geweldinstructie KPNA. De definitie is nodig in verband met de bepaling omtrent vuurwapengebruik in artikel 9, eerste lid, onder b.
Artikel 2, eerste en tweede lid, bevat voorschriften omtrent uiterlijke kentekenen die kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen moeten voeren om als zodanig herkenbaar te zijn. Kustwachtschepen moeten voorzien worden van een logo dat op hun romp zal worden aangebracht. Daarnaast moeten deze schepen worden voorzien van de belettering «Coast Guard». Wat de kustwachtluchtvaartuigen betreft wordt volstaan met de eis dat het luchtvaartuig duidelijk kenbaar de Koninkrijksvlag voert. De kentekenen van kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen zullen via diplomatieke notificatie worden bekend gemaakt aan de kuststaten van het Caribisch zeegebied.
De voorschriften van artikel 2, eerste en tweede lid, gelden niet voor kustwachtschepen en kustwachtluchtvaartuigen die kenbaar in gebruik zijn bij de krijgsmacht van het Koninkrijk. Voor deze schepen en luchtvaartuigen volstaan de normale uiterlijke kentekenen.
Algemeen uitgangspunt voor geweldgebruik is dat er op een verantwoorde wijze met geweldmiddelen wordt omgegaan. Onderdeel b van dit artikel maakt duidelijk dat de commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, de plicht heeft om geoefend te zijn in het gebruik van geweldmiddelen.
Artikel 4 is ontleend aan vergelijkbare bepalingen in andere geweldsinstructies, zoals artikel 4 van het Besluit geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings- en Beveiligingstaak en artikel 4, eerste lid, van het Besluit geweldgebruik bij uitoefening buitengewone bevoegdheden. Anders dan in de laatstbedoelde artikelen wordt hier niet het begrip «meerdere», doch «commandant» gebruikt . De Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba stelt niet als eis dat de aangewezen opvarende militair-hiërarchisch ondergeschikt is aan de commandant. Een deel van het kustwachtpersoneel is immers niet militair maar civiel personeel – dat geen deel uitmaakt van de krijgsmacht van het Koninkrijk. Verder komt het in de praktijk van de Kustwacht voor dat bijvoorbeeld douaneambtenaren van de Nederlandse Antillen of Aruba meevaren, die geen lid zijn van de Kustwacht. Ook zij kunnen door de commandant als opvarende worden aangewezen om bevoegdheden uit te oefenen ter uitvoering van de taken van de Kustwacht.
In artikel 10, eerste lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is bepaald dat aan het gebruik van geweld, dus ook voordat gericht geschoten wordt, zo mogelijk een duidelijke waarschuwing voorafgaat. Een mondelinge waarschuwing verdient daarbij de voorkeur. Gezien de risico’s van een waarschuwingsschot zal dit slechts mogen worden gegeven, indien te verwachten is dat een waarschuwing, gelet op de omstandigheden, op andere wijze niet toereikend is. De waarschuwing dient kort voor het afgeven van een gericht schot te worden gegeven.
In artikel 10, tweede lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is reeds vastgelegd dat de uitoefening van de geweldbevoegdheid in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd dient te zijn. Artikel 6 bevat een limitatieve opsomming van de geweldmiddelen waarvan de Kustwacht zich in de praktijk bedient. De commandant of de aangewezen opvarende mag naast het gebruik van fysiek geweld uitsluitend gebruik maken van de geweldmiddelen, die zijn genoemd in de onderdelen a tot en met f. Overigens valt het gebruik van fysiek geweld wel onder het geweld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, maar niet onder het begrip geweldmiddel.
In artikel 7 is bepaald dat bij gebruik van fysiek geweld dan wel een geweldmiddel in verhouding tot het beoogde doel de meest lichte vorm van geweld moet worden gebruikt en dat de daaraan verbonden risico’s zo veel mogelijk moeten worden beperkt.
In artikel 8 is de meldingsprocedure bij geweldgebruik opgenomen. De commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, die geweld heeft aangewend dient dit onverwijld te melden aan een door de directeur van de Kustwacht aangewezen functionaris. Om redenen die zijn te vinden in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4 is er voor gekozen de geweldmelding steeds door tussenkomst van de directeur van de Kustwacht aangewezen functionaris te laten verlopen en niet via de «meerdere» zoals in andere geweldinstructies gebruikelijk is.
De door de directeur van de Kustwacht aangewezen functionaris maakt in alle gevallen van een melding van geweldgebruik een schriftelijk rapport op, ook in gevallen waarin het geweld gering is geweest. Doel van de melding is om de directeur van de Kustwacht inzicht te geven in de wijze waarop wordt omgegaan met de bevoegdheid om geweld te gebruiken. De geweldmelding heeft niet tot doel de betrokken Kustwachtfunctionaris te incrimineren.
In gevallen waarin de aanwending van geweld daartoe aanleiding geeft, is de directeur van de Kustwacht gehouden om het rapport, zo nodig vergezeld van zijn kanttekeningen, onverwijld ter kennis te brengen van de officier van justitie ter standplaats waarbinnen het geweld is aangewend.
De artikelen 9 tot en met 13 bevatten bepalingen met betrekking tot het gebruik van vuurwapens. Deze zijn grotendeels ontleend aan andere geweldsinstructies. In verband met de taken van de Kustwacht zijn tevens bijzondere bepalingen opgenomen over het gebruik van boord - en andere vuurwapens in situaties waarin een vordering als bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (aanroep of praaiing) wordt gedaan.
Artikel 9, eerste lid, bevat twee situaties waarin het gebruik van een vuurwapen ten behoeve van niet automatisch vuur is toegestaan, en wel (1) om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat die persoon een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dat tegen personen zal gebruiken dan wel ander levensbedreigend geweld tegen personen zal gebruiken, of (2) om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een ernstig misdrijf, dat bovendien moet worden aangemerkt als een grove aantasting van de rechtsorde.
Artikel 11 voorziet in een regeling inzake het uit voorzorg ter hand nemen van een vuurwapen ten behoeve van niet-automatisch vuur, welke regeling is ontleend aan artikel 11 van het Besluit geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak en artikel 11 van het Besluit geweldgebruik bij uitoefening buitengewone bevoegdheden. Anders dan in de laatstgenoemd besluiten is (in artikel 12) een afzonderlijke regeling opgenomen voor het ter hand nemen en het gebruik van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur. Als procedurele eis geldt daarbij dat het ter hand nemen van een vuurwapen ingesteld op automatisch vuur voor het verrichten van een aanhouding slechts is toegestaan na toestemming van de officier van justitie of, indien diens optreden niet kan worden afgewacht, van de officier van piket bij de Kustwacht.
Artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba geeft de commandant ten behoeve van de uitoefening van toezicht of ten behoeve van opsporing, de bevoegdheid van de gezagvoerder van een onderschept vaartuig te vorderen dat deze op eerste aanroep of praaiing het door hem gevoerde vaartuig doet bijdraaien en stilleggen. Ook kan de commandant vorderen dat de gezagvoerder het voertuig zodanig manoeuvreert dat de toegang tot het vaartuig mogelijk wordt gemaakt. De gezagvoerder moet daarop, indien de commandant zulks gelast, de noodzakelijke maatregelen nemen om toegang te verschaffen tot het aangehouden vaartuig, bijvoorbeeld door de valreep te laten zakken en de railing weg te nemen. De commandant kan opvarenden aanwijzen die namens hem op het aangehouden vaartuig dienen op te treden. Aan hen dient de gezagvoerder dan op gelijke voet als aan de commandant toegang te verschaffen. In artikel 13 van het onderhavige besluit is vastgelegd dat de commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, bevoegd is om zonodig boordvuurwapens op het aangeroepen of gepraaide vaartuig te richten indien door de gezagvoerder van dat vaartuig niet terstond aan een vordering als bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba wordt voldaan. Indien het richten van een boordvuurwapen geen resultaat heeft en ook andere middelen om de vordering van de commandant kracht bij te zetten ontbreken, dan kunnen schoten voor de boeg worden afgeven of kan, als volgende stap, gericht worden gevuurd op niet-vitale delen van het vaartuig.
Uitsluitend in gevallen waarin van de zijde van het aangeroepen of gepraaide vaartuig geweld wordt gebruikt waardoor de veiligheid van de commandant of de opvarenden onmiddellijk en in ernstige mate wordt bedreigd, is de commandant, onderscheidenlijk de aangewezen opvarende, bevoegd om gericht op andere delen van het vaartuig of op zijn bemanning te vuren.
De leden 2, 3 en 4 van artikel 13 bevatten nadere regels over de wijze waarop schoten voor de boeg, respectievelijk schoten op niet vitale delen van het aangeroepen of gepraaide vaartuig worden afgegeven, en de waarschuwingen die in dit kader moeten worden gegeven.
Ook niet-penetrerende munitie, waaronder de zogenoemde stunbag of beanbag, wordt door de Kustwacht bij toezichthoudende en opsporingstaken ingezet. Deze munitie is ontworpen om bij het treffen van een persoon niet het lichaam binnen te dringen en om bij het treffen zoveel mogelijk energie aan die persoon af te geven. Op het moment van treffen vervormt het projectiel zich naar de vorm van het doel. Het fysieke letsel wordt beperkt doordat de trefenergie hierdoor over een relatief groot oppervlak wordt verdeeld. De munitie heeft dus de potentie om letsel te veroorzaken maar de kans op blijvend letsel is uitermate gering. Met de definitie, die is opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van dit besluit, wordt tot uitdrukking gebracht dat het doel van de constructie (het ontwerp) van de niet-penetrerende munitie is om bij het treffen niet binnen te dringen in het lichaam.
Voor het gebruik en het ter hand nemen van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie gelden andere bepalingen dan voor het gebruik en het ter hand nemen van een vuurwapen dat is geladen met de standaardmunitie. Het gebruik van een vuurwapen met niet-penetrerende munitie heeft immers een ander effect dan het gebruik van een vuurwapen met standaardmunitie. Om die reden is in artikel 14 bepaald dat de artikelen 9 tot en met 13 niet van toepassing zijn op het gebruik en het ter hand nemen van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie.
In de artikelen 15 en 16 zijn de bepalingen met betrekking tot het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie neergelegd.De in artikel 15 opgenomen bepaling dat het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie geoorloofd is om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken, dient niet dermate ruim te worden geïnterpreteerd dat iedere vorm van passief of actief niet meewerken aanleiding kan zijn voor het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie. Dit hangt samen met de eis van proportionaliteit. Artikel 16 schrijft voor dat aan het gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie zo mogelijk steeds een waarschuwing vooraf gaat.
Het is mogelijk dat in de toekomst, vanwege technische ontwikkelingen, de niet-penetrerende munitie afgegeven zal worden met een ander hulpmiddel dan een vuurwapen. Artikel 17 regelt daarom dat de artikelen 15 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn indien de niet-penetrerende munitie met een ander hulpmiddel dan een vuurwapen wordt verschoten.
In artikel 8 is de meldingsprocedure bij geweldgebruik opgenomen. Deze dient ook bij gebruik van een vuurwapen dat is geladen met niet-penetrerende munitie te worden gevolgd.
Het aanleggen van handboeien vormt een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de betreffende persoon. Het gebruik van handboeien moet in ieder geval getoetst worden aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Indien het aanleggen van handboeien niet in verhouding staat tot de omstandigheden of het doel ervan, zal men daarvan geen gebruik mogen maken.
In artikel 18, tweede lid, zijn nadere voorwaarden vastgelegd waaronder het aanleggen van handboeien is toegestaan. Allereerst moet er sprake zijn van ontdekking op heterdaad. Daarnaast moet er sprake zijn van een situatie waarin de aangehouden personen zich trachten te onttrekken aan hun aanhouding of indien zij een gevaar vormen voor zijn leven of veiligheid of die van anderen en die onttrekking onderscheidenlijk dat gevaar niet op een andere wijze kan worden voorkomen. De bepalingen inzake het gebruik van het handboeien zijn ontleend aan artikel 12 van het Besluit geweldgebruik defensiepersoneel in de uitoefening van de bewakings - en beveiligingstaak.
In artikel 8 is de meldingsprocedure bij geweldgebruik opgenomen. Deze dient ook te worden gevolgd bij het aanleggen van handboeien.
De bepalingen over het gebruik van pepperspray zijn ontleend aan de artikelen 12a, 12b en12c van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren. In artikel 19 wordt opgesomd in welke gevallen het gebruik van pepperspray is toegestaan. Om het risico dat een persoon ten gevolge van het gebruik van pepperspray met gezondheidsproblemen krijgt te kampen zo beperkt mogelijk te houden, dient het gebruik van pepperspray tegen personen behorende tot risicogroepen te worden vermeden. Daartoe strekt artikel 19, tweede lid. Artikel 20 schrijft voor dat aan het gebruik van pepperspray zo mogelijk steeds een waarschuwing vooraf gaat. De intensiteit van het gebruik dient te allen tijde beperkt te blijven, hetgeen volgt uit artikel 21, en vermeden dient te worden dat bij het gebruik op de mond wordt gericht.
De meldingsprocedure bij geweldgebruik, bedoeld In artikel 8, dient ook te worden gevolgd bij het gebruik van pepperspray.
De huidige regeling met betrekking tot de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, neergelegd in de Voorlopige regeling Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, wordt met het inwerkingtreden van de Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en dit besluit overbodig en wordt daarom ingetrokken.
De Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en dit besluit treden in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreden is rekening gehouden met de afkondiging van deze regelingen in de Nederlandse Antillen en in Aruba.
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2009-114.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.