Besluit van 18 maart 2008, houdende wijziging van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (aanvulling en verduidelijking van bouwvergunningsvrije categorieën van bouwwerken en enige technische verbeteringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 15 januari 2008, nr. DJZ2008004026, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 43, eerste lid, onderdeel c, en 44, tweede lid, van de Woningwet en op artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

De Raad van State gehoord (advies van 15 februari 2008, nr. W08.08.0016/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 12 maart 2008, nr. DJZ2008026213, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van antenne-installatie «in een techniekkast» vervangen door: in een of meer techniekkasten.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, aanhef, wordt na «telecommunicatie,» ingevoegd: met inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een zodanige antenne-installatie op of aan een bouwwerk als bedoeld onder 2°,.

2. In het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, vervallen in onderdeel a) de zinsnede «en de techniekkast:» en de onderdelen 1), 2) en 3).

3. In het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, onderdeel b), vervalt onderdeel 2) en worden de onderdelen 3) en 4) vernummerd tot de onderdelen 2) en 3).

4. In het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, aanhef, wordt na «of op een bouwvergunningplichtige antenne-installatie» toegevoegd: dan wel een antenne-installatie ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten.

5. In het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, onderdeel a), wordt na «5 m,» toegevoegd: en.

6. In het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, onderdeel b), wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

7. In het eerste lid, onderdeel e, onder 2°, vervalt onderdeel c).

8. In het eerste lid, onderdeel h, aanhef, wordt na «nutsvoorziening,» ingevoegd: het meten van de luchtkwaliteit,.

9. In het derde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt na «ten behoeve van» ingevoegd: het weren van voorwerpen die de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen,.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b tot en met e worden geletterd a tot en met d.

D

Artikel 10 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 maart 2008

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding en achtergrond van het besluit

Het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb) bevat voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning is vereist.

Het voorliggende besluit bevat een aantal inhoudelijke wijzigingen alsmede enige technische verbeteringen van het Bblb. De inhoudelijke wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

1. het wijzigen van de regeling voor het bouwvergunningsvrij plaatsen van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie; in dat kader zijn de gedetailleerde eisen inzake de plaatsing van techniekkasten komen te vervallen en is het plaatsen van hekwerken ter beveiliging van dergelijke installaties onder omstandigheden bouwvergunningsvrij gemaakt;

2. het mogelijk maken dat op antenne-installaties ten behoeve van de C2000-infrastructuur bouwvergunningsvrij antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie worden bijgeplaatst;

3. het mogelijk maken dat er bouwvergunningsvrij gebouwen worden gebouwd met apparatuur om de luchtkwaliteit te meten;

4. het verduidelijken van de mogelijkheid om in de onmiddellijke nabijheid van een weg, railweg of water bouwvergunningsvrij afschermende constructies te plaatsen, zoals hekwerken en netten, als onderdeel van de aanpak van «stenengooiers» op genoemde locaties.

2. Voorbereidingsprocedure

Het ontwerpbesluit is voorbereid in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de operators van mobiele telecommunicatie, waarbij tevens de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan is getoetst. Het ontwerpbesluit is niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal), omdat de voorgestelde wijzigingen geen effecten hebben voor de administratieve lastendruk.

In het kader van de in de artikelen 43, derde lid, en 44, tweede lid, van de Woningwet voorgeschreven voorhangprocedure is het ontwerpbesluit toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal voordat het voor advies aan de Raad van State is voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B, onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 (antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie; vervallen eisen inzake plaatsing techniekkasten en bouwvergunningsvrij maken van hekwerken ter beveiliging van die installaties)

Bij uitspraak van 22 maart 2006, no. 200507811/1 (Bouwrecht 2006, p. 631), heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel e, onder 2°, van het Bblb geoordeeld dat een bouwvergunningsvrije antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie niet meer dan één techniekkast kan omvatten. Naar aanleiding van deze uitspraak hebben de operators van mobiele telecommunicatie verklaard in de problemen te komen met de plaatsing van de antenne-installaties, omdat deze in de praktijk veelal zijn voorzien van meer dan één techniekkast, waardoor, gelet op voornoemde uitspraak, voor de plaatsing van die installaties een bouwvergunning is vereist.

Vaststaat dat daarmee aan dit onderdeel van het Bblb grotendeels zijn effect is ontnomen, hetgeen onwenselijk is. Gelet hierop, alsmede in aanmerking genomen de omstandigheid dat, naar de huidige inzichten, het ruimtelijk effect van de techniekkasten niet van dien aard is dat er gedetailleerde eisen noodzakelijk zijn – het aantal en de omvang van de techniekkasten zijn niet groter dan nodig en deze worden in het merendeel van de gevallen inpandig of op het dak nabij de antennemast geplaatst – zijn bij het voorliggende besluit de specifieke belemmerende vereisten in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 1° en 2°, van het Bblb met betrekking tot de plaatsing van de bij een antenne-installatie behorende techniekkast vervallen (artikel I, onderdeel B, onder 2, 3, 5, 6 en 7). In verband hiermee is tevens de definitie van antenne-installatie in artikel 1, eerste lid, van het Bblb aangepast teneinde duidelijk te maken dat onder een antenne-installatie in de zin van het Bblb ook een antenne-installatie wordt verstaan met meer dan een techniekkast (artikel I, onderdeel A).

Overigens wordt, hoewel dat niet wettelijk is verankerd, van de zijde van de operators verwacht dat zij bij de plaatsing van techniekkasten ernaar zullen streven het ruimtelijke effect zo gering mogelijk te laten zijn. Dit is onder meer mogelijk door rekening te houden met plaatsing, materiaalgebruik en kleurstelling.

Artikel I, onderdeel B, onder 1, van dit besluit maakt het mogelijk dat bij een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie ook bouwvergunningsvrij een hekwerk ter beveiliging van die installatie wordt geplaatst, indien het gaat om een installatie die wordt gebouwd op of aan een bouwwerk als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van het Bblb. Het betreft hier een aantal nader genoemde solitaire bouwwerken, te weten een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast, een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, een bouwvergunningplichtige antenne-installatie of, zoals toegevoegd bij artikel I, onderdeel B, onder 4, van dit besluit, een antenne-installatie ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten.

Het hekwerk is met name van belang om de op de grond geplaatste techniekkast of techniekkasten die onderdeel zijn van de antenne-installatie te beschermen tegen vernieling door derden.

Concrete afmetingseisen aan het te plaatsen hekwerk zijn niet gesteld. Redelijkerwijs mag worden verwacht dat de eis dat het hekwerk moet strekken ter beveiliging van de desbetreffende antenne-installatie, afgezet tegen het ondernemersbelang om geen andere of grotere hekwerken te plaatsen dan noodzakelijk, terzake een voldoende beperking vormt.

Aan de invoering van de mogelijkheid om bouwvergunningsvrij hekwerken te plaatsen ter beveiliging van antenne-installaties als hiervoor bedoeld, ligt ten grondslag dat het ruimtelijk effect van die hekwerken in relatie tot het ruimtelijk effect van de antenne-installaties en van de bouwwerken waarop of waaraan die installaties zijn gebouwd gering is en dat het daarnaast vanuit een oogpunt van lastenbeperking niet zinvol is om de plaatsing van een antenne-installatie wel bouwvergunningsvrij te maken, maar de plaatsing van een hekwerk ter beveiliging van die installatie niet.

De mogelijkheid om bouwvergunningsvrij hekwerken ter beveiliging te plaatsen is niet doorgetrokken naar andere onderdelen van het Bblb die het bouwvergunningsvrij plaatsen van utiliteitsvoorzieningen mogelijk maken, omdat daarbij sprake kan zijn van een grotere variatie aan voorzieningen en locaties waar deze kunnen worden geplaatst, zodat het ruimtelijk effect van een bij te plaatsen hekwerk niet op voorhand als gering kan worden beschouwd.

Onderdeel B, onder 4 (bouwvergunningsvrij bijplaatsen antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie op antenne-installatie ten behoeve van de C2000-infrastructuur)

Met de wijziging van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, aanhef, van het Bblb, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel B, onder 4, van dit besluit, wordt het mogelijk gemaakt om een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie bouwvergunningsvrij bij te plaatsen op een antenne-installatie ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten. Aanvankelijk is er bij de opstelling van het Bblb van uitgegaan dat bijplaatsing op C2000-antenne-installaties uit technisch oogpunt bezwaren zou opleveren en dat om die reden geen mogelijkheid zou bestaan tot sitesharing. Dat blijkt bij nader inzien echter niet het geval. Om sitesharing optimaal te kunnen bevorderen is het wenselijk dat bestaande antenne-installaties zo veel mogelijk zonder belemmeringen worden benut voor het bijplaatsen van andere antenne-installaties. Vandaar dat artikel 3, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, aanhef, van het Bblb nu zo is verruimd dat ook bouwvergunningsvrije plaatsing van antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie op C2000–antenne-installaties is toegestaan.

Onderdeel B, onder 8 (gebouwen ten behoeve van het meten van de luchtkwaliteit)

Ter uitvoering van de regelgeving inzake luchtkwaliteit dienen metingen te worden verricht naar een aantal componenten in de lucht. Om hieraan te kunnen voldoen dient verspreid door het land een aantal nieuwe meetstations te worden geplaatst. Het gaat om gebouwen van geringe omvang met een hoogte tot maximaal 3 meter en een oppervlakte tot maximaal 15 m2. Met de wijziging van artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van het Bblb, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel B, onder 8, van dit besluit, zijn deze bouwwerken, vergelijkbaar aan bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer, openbaar vervoer en het wegverkeer, bouwvergunningsvrij gemaakt.

Onderdeel B, onder 9 (afschermingen nabij een weg, railweg of water)

Een van de maatregelen van het kabinet in de aanpak van «stenengooiers» is het plaatsen van hekwerken dan wel netten op de meest risicovolle viaducten en bruggen (zie onder andere Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 XII, nr. 61). Bij een restrictieve interpretatie van artikel 3, derde lid, aanhef en onderdeel a, onder 5°, van het Bblb zou de conclusie kunnen worden getrokken dat voor deze afschermende constructies een bouwvergunning is vereist. Dat laatste is ongewenst. Om eventuele twijfel op dit punt op voorhand weg te nemen is in artikel I, onderdeel B, onder 9, van dit besluit artikel 3, derde lid, onderdeel a, onder 1°, van het Bblb gewijzigd. Hiermee is zeker gesteld dat het plaatsen van hekwerken en andere afschermende constructies in de onmiddellijke nabijheid van een weg, railweg of water ten behoeve van het weren van voorwerpen die de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen, bouwvergunningsvrij is.

Onderdeel C (wijziging artikel 6 Bblb)

Onderdeel C betreft een technische verbetering, waarbij artikel 6, onderdeel a (oud), van het Bblb is vervallen. De reden hiervoor is dat aan dit artikelonderdeel geen praktisch belang meer toekwam als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2006, houdende wijziging van de Woningwet en enkele andere wetten (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving) met ingang van 1 april 2007. Sinds die datum is voor het bouwen in, op, aan of bij een monument of in een beschermd stads- of dorpsgezicht geen bouwvergunning meer vereist, indien sprake is van bouwen als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen a en b, van de Woningwet. Artikel 6, onderdeel a (oud), van het Bblb had betrekking op de situatie waarin die vergunningplicht nog wel aanwezig was en behoefde derhalve niet langer te worden gehandhaafd.

Onderdeel D (wijziging artikel 10 Bblb)

Onderdeel D betreft een technische verbetering, waarbij artikel 10 van het Bblb is vervallen. Dit artikel bevatte een wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 die inmiddels is geëffectueerd. Artikel 10 van het Bblb is daardoor uitgewerkt, zodat ook dit artikel niet langer behoefde te worden gehandhaafd.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 april 2008, nr. 68.

Naar boven