Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2008, 69 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2008, 69 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 januari 2008 nr. HDJZ/LUV/2007-1635, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315) en de artikelen 1.2, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.3, tweede, vijfde en zesde lid, 2.4, tweede, derde en vierde lid, 2.7, vierde lid, en 2.9, eerste lid, en 3.30 van de Wet luchtvaart;
De Raad van State gehoord (advies van 24 januari 2008, nr. W09.08.0008/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 februari 2008, nr. HDJZ/LUV/2008-116 Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende onderdelen ingevoegd:
FB: categorie vrije ballonnen (free balloons);
LPE: taalvaardigheidsaantekening (language proficiency endorsement);
MOA: erkenning als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part 145 (Maintenance Organisation Approval);
MOA-F: erkenning als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part M (Maintenance Organisation Approval-F);
MPL: meervliegervliegbewijs voor vliegtuigen (Multi-crew Pilot Licence);
Part-M: deel betreffende de blijvende luchtwaardigheid van EASA-luchtvaartuigen (bijlage 1 bij de verordening (EG) nr. 2042/2003);
verordening (EG) nr. 1592/2002: verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PbEG L 240);
verordening (EG) nr. 2042/2003: verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315);.
2. Het onderdeel betreffende JAR-66 komt te luiden:
Part-66: deel betreffende trainings- en exameneisen voor onderhoudspersoneel (bijlage 3 bij de verordening (EG) nr. 2042/2003);.
3. Het onderdeel betreffende JAR-66-AML komt te luiden:
Part-66-AML: bewijs van bevoegdheid krachtens Part-66;.
4. Het onderdeel betreffende JAR-145 komt te luiden:
Part-145: Part betreffende erkende onderhoudsbedrijven (bijlage 2 bij de verordening (EG) nr. 2042/2003);.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, c, en d, komen te luiden:
b. PPL als bedoeld in JAR-FCL 1 en 2, subdeel C, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden genoemd in JAR-FCL 1.110 en JAR-FCL 2.110;
c. CPL als bedoeld in JAR-FCL 1 en 2, subdeel D, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.150 en JAR-FCL 2.150;
d. ATPL als bedoeld in JAR-FCL 1 en 2, subdeel G, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.275 en JAR-FCL 2.275;.
2. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. Part-66-AML, dat voorzien van een of meer bijzondere bevoegdverklaringen:
1°. de bevoegdheid geeft tot het onderhouden van luchtvaartuigen en het toezicht daarop, alsmede het vrijgeven voor gebruik van die luchtvaartuigen na dat onderhoud, binnen de grenzen gesteld in Part-M; en
2°. in combinatie met een daartoe strekkende bevoegdverklaring van de houder van een MOA of een MOA-F de bevoegdheid geeft tot het afgeven van certificaten van vrijgave voor gebruik van luchtvaartuigen namens de houder van die erkenning na onderhoud aan die luchtvaartuigen;.
3. Na nieuw onderdeel g wordt in het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. MPL als bedoeld in JAR-FCL 1, subdeel K, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.510, 1.520, 1.525 en de bijlage behorende bij JAR-FCL 1.520 en 1.525.
4. In het tweede lid wordt in de tabel «JAR-66-AML» vervangen door «Part-66- AML» en wordt aan de tabel een rij toegevoegd waarbij in de eerste kolom «MPL» wordt opgenomen en waarbij in de tweede kolom met het opschrift «vliegtuigen (A)» een «X» komt te staan.
5. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot het derde tot en met zesde lid komt het derde lid te vervallen.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan houders van een PPL, CPL, MPL of ATPL kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, een of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:
a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van het Luchtverkeersreglement, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen, te onderhouden;
b. IR als bedoeld in JAR-FCL 1 en 2, subdelen E, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.180 en JAR-FCL 2.180;
c. CSR, dat de bevoegdheid geeft om een luchtvaartuig te bedienen waarmee stoffen ter bescherming of bevordering van het milieu of de land-, tuin-, of bosbouw vanuit de lucht worden verspreid;
d. FI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 2.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.330 en JAR-FCL 2.320(C);
e. TRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 2.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.360 en JAR-FCL 2.330(A);
f. CRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.375;
g. IRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 2.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.390 en JAR-FCL 2.340(A);
h. MCCI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.416;
i. SFI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 2.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven als bedoeld in JAR-FCL 1.405 en JAR-FCL 2.350(A);
j. STI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 2.310, onderdeel a, vliegonderricht te geven, als bedoeld in JAR-FCL 1.419, onderdeel a, en JAR-FCL 2.360(A);
k. night qualification, dat de bevoegdheid geeft om de bevoegdheden van het bewijs van bevoegdheid waarvoor de bevoegdverklaring wordt afgegeven 's nachts uit te voeren, en dat uitsluitend wordt afgegeven aan de houder van een PPL of CPL;
l. LPE als bedoeld in JAR-FCL 1 en 2 met de bevoegdheden en voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.010 en JAR-FCL 2.010 en Bijlage 1 bij het verdrag.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het derde tot en met vijfde lid komt het derde lid te vervallen.
3. In het vijfde lid wordt «onderdelen a en k» vervangen door: onderdelen a en j.
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot het tweede tot en met vierde lid.
3. Het nieuwe tweede en derde lid komen te luiden:
2. De in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel c, genoemde bevoegdverklaringen worden voor de duur van ten hoogste twee jaar afgegeven.
3. De in artikel 3, tweede lid, onderdelen d tot en met j, en vijfde lid, genoemde bevoegdverklaringen worden voor de duur van ten hoogste drie jaar afgegeven.
4. In het vierde lid wordt «het tweede, derde en vierde lid» vervangen door: het tweede en derde lid.
Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:
1. De leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een bewijs van bevoegdheid in aanmerking te komen, bedraagt voor:
a. RPL: 16 jaar;
b. CPL(FB): 18 jaar;
c. CFEL: 18 jaar;
d. AML: 18 jaar;
e. Part-66-AML: 18 jaar.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 6» vervangen door: «de artikelen 2, 3 en 6».
2. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel b door «, en,» een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. voldoet aan de in JAR-FCL 1.010 , JAR-FCL 2.010 of de in Bijlage 1 bij het verdrag gestelde vereisten inzake het vermogen tot beheersing van de Engelse taal op de niveaus 4, 5 of 6, indien het de aanvraag betreft van een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, tweede lid, waaraan de algemene bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt verbonden.
Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het verkrijgen van de algemene bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel l.
1. Een PPL, CPL of ATPL waarop de bevoegdverklaring RT is afgegeven en dat is verkregen voor 5 maart 2008 wordt tot 5 maart 2011 aangemerkt als een bewijs van bevoegdheid afgegeven in overeenstemming met de bepalingen van het bij dit besluit gewijzigde Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.
2. Aan de houder van een in het eerste lid bedoeld bewijs van bevoegdheid wordt ambtshalve een bewijs van bevoegdheid overeenkomstig de bepalingen van het bij dit besluit gewijzigde Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart verstrekt waarop de bevoegdverklaring LPE met taalvaardigheidsniveau 4 vermeld is, met dien verstande dat de bevoegdverklaring LPE uiterlijk tot 5 maart 2011 haar geldigheid behoudt. Indien de afgifte van de bevoegdverklaring LPE op aanvraag geschiedt, is artikel 8, derde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart van overeenkomstige toepassing.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die voor 5 maart 2008 een opleiding heeft aangevangen ter verkrijging van een PPL, CPL of ATPL en voor deze datum de examens voor de afgifte van de bevoegdverklaring RT heeft afgerond.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
Uitgegeven de vierde maart 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Het onderhavige wijzigingsbesluit bevat een wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en implementeert diverse Europese en overige internationale afspraken.
Ten eerste worden in het onderhavige wijzigingsbesluit de internationale afspraken die zijn vastgelegd door de luchtvaartautoriteiten die zijn aangesloten bij de Joint Aviation Authorities (JAA) geïmplementeerd. De JAA is een Europese organisatie waarbinnen lidstaten zich bezighouden met een gemeenschappelijk niveau van veiligheid in de luchtvaart. De JAA bevindt zich momenteel in een overgangsfase en zal naar verwachting in 2008 opgaan in het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). De afspraken van de JAA worden vastgelegd in Joint Aviation Requirements – Flight Crew Licensing (JAR-FCL). Het onderhavige besluit implementeert de amendementen 6 en 7 van JAR-FCL 1, inzake de brevettering van vliegtuigpersoneel, en de amendementen 4, 5, en 6 van JAR-FCL 2, inzake de brevettering van helikopterpersoneel. Het onderhavige wijzigingsbesluit bevat twee belangrijke wijzigingen. Ten eerste wordt een taalvaardigheidsaantekening op bepaalde bewijzen van bevoegdheid verplicht gesteld indien de houders van deze bewijzen de radio bedienen, dat wil zeggen de algemene bevoegdverklaring radiotelefonie (hierna: RT) hebben. Deze taalvaardigheidsaantekening vloeit weer voort uit Annex 1 bij het Verdrag van Chicago inzake de Burgerluchtvaart (ICAO-verdrag), welke de luchtvaartindustrie zo snel mogelijk verplicht Engelse taalvaardigheidseisen te implementeren. De implementatie van het ICAO-verdrag en de JAR-FCL sluiten dan ook zeer nauw op elkaar aan. Per 5 maart 2008 moeten houders van de betrokken bewijzen van bevoegdheid met RT formeel over de taalvaardigheidsaantekening beschikken. Het onderhavige besluit geeft betrokkenen tot 5 maart 2011 de tijd om aan te tonen dat men ook materieel aan de vereisten voldoet.
Voorts wordt met de JAA voorschriften een nieuw bewijs van bevoegdheid geïntroduceerd, het meervliegervliegbewijs. Dit bewijs van bevoegdheid geeft een vlieger de mogelijkheid dienst te doen als tweede piloot van een meervlieger-gecertificeerd vliegtuig. De overige bepalingen van de amendementen bevatten kleine wijzigingen en zijn met name technisch van aard. Er is voor gekozen om dynamisch naar de relevante bepalingen van de JAR-FCL te verwijzen om snel in te kunnen springen op eventuele toekomstige wijzigingen en om de leesbaarheid van de bepalingen te bevorderen.
De JAR-FCL ligt ter inzage bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat (Saturnusstraat 50, 2132 HB, Hoofddorp, tel. 023-5663000) en in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Koningskade 4, 2596 AA, Den Haag). Wijzigingen in JAR-FCL zullen bekend worden gemaakt in de Staatscourant en eveneens ter inzage worden gelegd.
Het onderhavig wijzigingsbesluit implementeert tevens enkele bepalingen van het ICAO-verdrag met betrekking tot taalvaardigheidseisen voor commerciële ballonvaarders.
Ten slotte bevat het onderhavige wijzigingsbesluit wijzigingen in verband met de nieuwe Europese regelgeving betreffende de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen. Deze regelgeving is neergelegd in Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315). De verordening is een uitvoeringsverordening van Verordening (EG) nr. 1592/2002 (PbEG L 240), de zogenaamde basisverordening waarmee onder meer EASA werd opgericht. Dit agentschap geeft uitvoering aan de verordeningen.
Voor de onderhavige wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn volgende vier bijlagen bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 van belang:
– Part M, subpart M (Bijlage I); inzake blijvende luchtwaardigheid:
– Part 145 (Bijlage II), inzake erkende onderhoudsbedrijven;
– Part 66 (Bijlage III), inzake kwalificaties van onderhoudspersoneel;
– Part 147 (Bijlage IV), inzake erkenning van opleidingsinstituten voor JAR-66 kwalificaties.
De wijziging voorziet in voorschriften voor de brevettering van onderhoudstechnici.
De wijzigingen in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart hebben gevolgen voor een aantal onder het besluit vallende ministeriële regelingen. De betreffende regelingen zullen dan ook worden aangepast.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Door de invoering van de taalvaardigheidseis zullen alle bestaande bewijzen van bevoegdheid voor privévliegers (PPL), voor beroepsvliegers (CPL), en voor verkeersvliegers (ATPL) die de radio bedienen en die de bevoegdverklaring radiotelefonie (RT) hebben moeten worden aangepast aan de bindende internationale normen van de JAA en ICAO. Zonder de aanpassing zullen bovenstaande bewijzen van bevoegdheid in het buitenland niet geaccepteerd worden. Het betreft hier ongeveer 8000 bewijzen van bevoegdheid. Houders van een geldig bewijs van bevoegdheid zullen dit bewijs kunnen inwisselen voor een bewijs van bevoegdheid waarop de taalvaardigheidsaantekening (LPE) op het minimaal vereiste niveau 4, is opgenomen. De administratieve lasten voor de omwisseling van de bewijzen van bevoegdheid worden geschat op eenmalig € 80.000.
Alle houders zullen binnen drie jaar een officiële taaltest moeten afleggen om het taalvaardigheidsniveau formeel vast te stellen. Een inventarisatie van de kosten van de taaltest in het buitenland doet vermoeden dat de test ongeveer € 50 zal kosten. Afhankelijk van het niveau hoeven luchtvarenden hierna geen test meer af te leggen (niveau 6), of om de drie (niveau 4) of zes jaar (niveau 5). Deze termijnen zijn bindend vastgelegd door ICAO en de JAA. Op basis van de vooropleiding van de vliegers en de huidige taalvaardigheid wordt verwacht dat 20% van de vliegers daadwerkelijk op taalniveau 4 zit, 70% op niveau 5 en 10% op niveau 6. Deze houders moeten respectievelijk om de 3 of 6 jaar of nooit meer een test afleggen. De keuring van de taalvaardigheid wordt vervolgens meegenomen in de normale cyclus met betrekking tot het aantonen van het behoud van de vakbekwaamheid die houders van een bewijs van bevoegdheid regelmatig moeten ondergaan. De administratieve lasten voor het aanvragen van de LPE test worden geschat op eenmalig € 80.000, verdeeld over de 3 jaren waarbinnen de eerste test moet worden afgelegd, en daarna jaarlijks op € 16.000 voor vervolgtesten die afhankelijk van het behaalde niveau om de 3 of 6 jaar afgelegd moeten worden. De bedrijfseffecten van de LPE testen worden geschat op eenmalig € 400.000, verdeeld over 3 jaar waarbinnen de eerste test gedaan moet worden, en vervolgens op € 80.000 per jaar, uitgaande van gemiddeld 1600 testen per jaar.
Opleidingsinstellingen die de test voor de taalvaardigheidsaantekening willen verzorgen moeten met betrekking tot die test door Onze Minister erkend worden. Verwacht wordt dat huidige opleidingsinstellingen de taalvaardigheid in hun bestaande opleidingen zullen integreren. Deze erkenning wordt zo laagdrempelig mogelijk gehouden. De administratieve lasten worden geschat op eenmalig € 20.000.
De invoering van het meervliegervliegbewijs (MPL) zal met betrekking tot de administratieve lasten voor de luchtvarenden kostenneutraal zijn, aangezien het deels andere bewijzen van bevoegdheid zal vervangen en aan luchtvarende een extra keuze geeft met betrekking tot de bewijzen van bevoegdheid. Opleidingsinstellingen die de opleiding voor het MPL aanbieden zullen hiervoor gekwalificeerd moeten worden door Onze Minister en in feite door de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Het aantal instellingen dat daadwerkelijk de opleiding zal aanbieden wordt geschat op 3 instellingen. De verwachting is dat de opleiding enkel zal worden aangeboden door opleidingsinstellingen die ook al andere opleidingen verzorgen en op grond daarvan al gekwalificeerd zijn. Zij zullen enkel een aanvullende kwalificatie voor de opleiding voor het MPL hoeven aan te vragen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De administratieve lasten voor de opleidingsinstellingen worden geschat op eenmalig € 18.000.
Het onderhavige wijzigingsbesluit is beoordeeld door het Adviescollege toetsing administratieve lasten en is niet voor een toets geselecteerd.
Artikel | Nationale implementatie |
---|---|
Artikel 1 Doelstelling en toepassingsgebied | n.v.t. rechtstreekse werking |
Artikel 2 Begripsbepalingen | n.v.t. rechtstreekse werking |
Artikel 3 Normen permanente luchtwaardigheid | artikel 1, eerste lid, en artikel 2 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart |
Artikel 4 Goedkeuring als onderhoudsorganisatie | |
– Lid 1 en 2 | – artikel 1, eerste lid, en artikel 2 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart; |
– Lid 3 | – n.v.t. rechtstreekse werking |
Artikel 5 Certificeringspersoneel | |
– Lid 1 | – artikel 1, eerste lid, en artikel 2 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart; |
– Lid 2 | – n.v.t. rechtstreekse werking |
Artikel 6 Eisen betreffende opleidingsinstellingen | artikel 1, eerste lid, en artikel 2 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart |
Artikel 7 inwerkingtreding | |
– Lid 1 | – n.v.t. rechtstreekse werking; |
– Lid 2 | – idem |
– Lid 3 | – Artikel III wijzigingsbesluit Besluit bewijzen van bevoegdheid |
In dit onderdeel worden definities toegevoegd aan de opsomming van artikel 1. In amendement 7 van de JAR-FCL 1 en amendement 5 van de JAR-FCL 2 wordt de taalvaardigheidsaantekening (Language Proficiency endorsement - LPE) geïntroduceerd. In amendement 7 van de JAR-FCL 1 is het meervliegervliegbewijs voor vliegtuigen, de (Multi-crew pilot licence aeroplane - MPL(A)), geïntroduceerd. Daarnaast zijn in verband met de nieuwe Europese regelgeving inzake de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, definities toegevoegd. Tevens is een aantal definities in artikel 1, eerste lid, waarin verwezen werd naar de begrippen in JAR’s, vervangen door begrippen uit de EASA-verordening.
In onderdeel B is de structuur van artikel 2 aangepast aan de dynamische manier van verwijzen naar de JAR-FCL. Tevens is het artikel aangepast aan de wijzigingen in JAR-FCL 2. Met amendement 4 van JAR-FCL 2 is de vormgeving van de artikelen ten aanzien van de bewijzen van bevoegdheid PPL, CPL en ATPL voor helikopterpersoneel namelijk gewijzigd, waardoor het noodzakelijk werd de relevante onderdelen van JAR-FCL 2 expliciet in artikel 2 te benoemen. Hiernaast is in onderdeel B het MPL toegevoegd aan de lijst van bewijzen van bevoegdheid die door Onze Minister kunnen worden afgegeven. Dit bewijs van bevoegdheid is door amendement 7 van JAR-FCL 1 geïntroduceerd. Ten slotte zijn in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, en in de tabel bij het tweede lid, de JAR-begrippen vervangen door de in de verordeningen genoemde begrippen uit de betreffende Parts. De inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2042/2003 heeft naast de naamgeving nog twee wijzigingen voor de JAR-66-AML geïntroduceerd. De Part-66-AML als vervanger van een JAR-66-AML, is niet meer beperkt tot luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 5700 kg. Met de introductie van Part-M zijn er voor het luchtvaartonderhoud de volgende opties bijgekomen die niet in de JAR’s geregeld waren. Een houder van een Part-66-AML mag zelfstandig niet-complex onderhoud uitvoeren aan vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa kleiner dan 5700 kg of eenmotorige helikopters. Complex onderhoud aan deze luchtvaartuigen moet worden uitgevoerd door daartoe erkende onderhoudsorganisaties, die moeten beschikken over certificeringspersoneel dat zowel een Part-66-AML bezit als een autorisatie van het erkende onderhoudsbedrijf. Naast de onderhoudserkenning van Part-145 is de onderhoudserkenning volgens Part-M, subpart F, geïntroduceerd. De eis om binnen een Part-M, subpart F, erkende organisatie te beschikken over certificeringspersoneel is analoog aan de situatie bij de JAR/Part-145 erkende onderhoudsbedrijven voor de grote luchtvaart, waar dezelfde constructie bestaat.
Amendement 7 van JAR-FCL 1 en amendement 4 van JAR-FCL 2 hebben de structuur van diverse artikelen aangaande bewijzen van bevoegdheid gewijzigd. Tevens zijn kleine wijzigingen op de inhoud aangebracht. Onderdeel C past artikel 3 aan deze wijzigingen aan en verwijst dynamisch naar de relevante onderdelen van de JAR-FCL. Zo is het onderscheid verdwenen tussen de bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) voor een eenmotorig (SE) en een meermotorig (ME) luchtvaartuig. Hiervoor in plaats is een algemene bevoegdverklaring IR gekomen, zoals geregeld in Subdeel E van JAR-FCL 1. Hiernaast kan de algemene bevoegdverklaring om onderwijs te geven op een flight simulator (SFI) nu ook verbonden worden aan de bewijzen van bevoegdheid voor helikopterpersoneel, zoals geregeld in amendement 4 bij JAR-FLC 2.
Onderdeel past artikel 4 aan aan de veranderde opsomming van de artikelen 2 en 3. Ook is dit artikel aangepast aan de dynamische manier van verwijzen naar de JAR-FCL. Voorwaarden die expliciet in de JAR-FCL zijn opgenomen en die geen ruimte voor beleidsvrijheid laten, worden niet langer in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart opgenomen. Onderdeel D verwijdert dan ook de door de JAR-FCL vastgestelde termijn waarvoor bevoegdverklaringen worden verleend; aan de termijnen zelf verandert niets.
Ook dit onderdeel past het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart aan aan de dynamische manier van verwijzen naar de JAR-FCL. Voorwaarden die expliciet in de JAR-FCL zijn opgenomen en die geen ruimte voor beleidsvrijheid laten, worden niet langer opgenomen. De leeftijdsgrenzen voor PPL, CPL, ATPL en MPL zijn in de JAR-FCL opgenomen. Onderdeel E verwijdert deze bindende grenzen uit artikel 6. De facto verandert er niets aan de leeftijdsgrenzen voor deze bewijzen van bevoegdheid.
Door de dynamische verwijzing van de artikelen 2 en 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid naar de JAR-FCL wordt al deels invulling gegeven aan de eisen en voorwaarden waaraan men moet voldoen om de betrokken bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen te verkrijgen. Enkel indien die vereisten verduidelijking behoeven of indien uitzonderingen gemaakt mogen worden, zullen zij nog mogen worden opgenomen in een ministeriële regeling. Onderdeel F voegt daarom de artikelen 2 en 3 toe aan de aanhef van het eerste lid van artikel 8.
Communicatie tussen personen van verschillende nationaliteiten is een veel voorkomend verschijnsel in de luchtvaart. Met het oog op de veiligheid bepaalt Bijlage 1 bij het ICAO-verdrag dat personen die de radio bedienen aan bepaalde taalvaardigheidseisen moet voldoen. Aangezien voor de Nederlandse luchtvaart Engels de meest gehanteerde vreemde taal is, wordt in het onderhavige wijzigingsbesluit een taalvaardigheidsaantekening voor het Engels verplicht gesteld. Bijlage 1 bij het ICAO-verdrag bevat kennisniveaus die uiteen lopen van niveau een tot en met zes, waarbij men ten minste moet voldoen aan niveau vier. JAR-FCL 1 en 2 verwijzen naar het ICAO-Verdrag en stellen dezelfde taaleisen verplicht en maken de taalvaardigheidsaantekening een verplicht onderdeel van het PPL, CPL, ATPL en MPL indien zij de radio bedienen. De betrokken piloten dienen vanaf 5 maart 2008 een bewijs van bevoegdheid te hebben met hierop een taalvaardigheidsaantekening. Het vermogen tot beheersing van de Engelse taal wordt volgens het onderhavige wijzigingsbesluit aangetoond door het met goed gevolg afleggen van een taalvaardigheidstest. De kwaliteit en het niveau van de test worden geborgd doordat de instellingen die de taalvaardigheidstest aanbieden door de minister erkend moeten worden. Deze erkenning zal laagdrempelig zijn om een goede marktwerking te bevorderen en zal worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Een vlieger wordt vervolgens vrijgelaten in de keuze van de opleidingsinstelling waar hij het bewijs van zijn taalvaardigheid wil behalen. Op deze manier wordt aangesloten bij de wijze waarop vliegers hun vliegvaardigheid kunnen aantonen. Afhankelijk van het behaalde taalvaardigheidsniveau moet om de paar jaar een test worden ondergaan om het taalvaardigheidsniveau opnieuw vast te stellen. Voor taalvaardigheidsniveau 4 is deze frequentie vastgesteld op drie jaar en voor niveau vijf op zes jaar. Houders van een LPE op niveau zes zijn vrijgesteld van toetsen. Niveau 6 wordt voornamelijk gehaald door personen die het Engels als moedertaal hebben.
Vanaf 5 maart 2008 zijn de houders van een PPL, CPL en ATPL die de radio bedienen verplicht over de algemene bevoegdverklaring LPE te beschikken. In artikel II wordt een overgangsregeling vastgesteld om de rechten van bestaande houders te beschermen. Bewijzen van bevoegdheid waarop de bevoegdverklaring RT is opgenomen en die zijn verkregen onder de huidige regelgeving behouden tot 5 maart 2011 hun geldigheid. Personen die aan de opleiding beginnen beschikken minimaal over taalvaardigheid op het niveau van HAVO-5. In aanvulling hierop leren zij tijdens de huidige opleiding voor RT relevante fraseologie in het Engels. De combinatie hiervan maakt dat deze personen inhoudelijk minimaal aan de eisen van het LPE op niveau 4 voldoen. Hiervan wordt door IVW melding gemaakt bij de JAA en ICAO zodat de vliegers er in het buitenland geen hinder van ondervinden dat de taalvaardigheidsaantekening nog niet fysiek op het bewijs van bevoegdheid is weergegeven. Zolang de bewijzen van bevoegdheid geacht worden geldig te zijn, dus tot 5 maart 2011, zal IVW de taalvaardigheidsaantekening ambtshalve op het bewijs van bevoegdheid aanbrengen bij de eerstvolgende vervanging van het bewijs van bevoegdheid. Deze aantekening is geldig tot uiterlijk 5 maart 2011. Houders die niet kunnen of willen wachten tot de eerstvolgende vervanging van hun bewijs van bevoegdheid, kunnen een aanvraag indienen voor de afgifte van de LPE. Alle betrokkenen dienen vervolgens binnen die termijn van drie jaar volgens de officiële manier van artikel 14 hun taalvaardigheidsniveau door middel van een test aan te tonen. Hetzelfde regime is van toepassing op personen die met een opleiding bezig zijn en de examens voor RT al afgerond hebben. Andere personen die in opleiding zijn worden geacht tijdens hun opleiding nog tijd en ruimte te hebben om via artikel 14 het daadwerkelijke taalvaardigheidsniveau aan te tonen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-69.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.