Besluit van 9 februari 2008, met betrekking tot de inwerkingtreding van enkele
bepalingen van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de
Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels
omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van
Economische Zaken van 5 februari 2008, nr. WJZ
8009271;
Gelet op
artikel XIII, eerste lid, van de wet van
23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de
Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer
(Stb. 614);
Hebben goedgevonden en
verstaan:
Artikel 1
Artikel I,
onderdeel Ma, artikel 93, vierde lid, en artikel II, onderdeel Ma,
artikel 85, vierde lid, van de wet van 23 november 2006 tot wijziging
van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere
regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) treden in werking
met ingang van 1 maart 2008.
Artikel 2
In het enig
artikel in het besluit van 21 juli 2007 tot vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de wet
van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een
onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) wordt bij de opsomming van artikel I
«onderdeel B» vervangen door «onderdeel B, artikel
10b, eerste lid» en wordt bij de opsomming van artikel II
«onderdeel B» vervangen door: onderdeel B, artikel 2c,
eerste lid.
Artikel 3
Artikel I,
onderdeel B, artikel 10b, tweede en derde lid, en artikel II, onderdeel
B, artikel 2c, tweede en derde lid, van de wet van 23 november 2006 tot
wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met
nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) treden in
werking met ingang van 1 januari
2011.
Onze
Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit
besluit, dat met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad
zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 9
februari
2008
Beatrix
De
Minister van Economische
Zaken,
M. J. A. van
der
Hoeven
Uitgegeven de achtentwintigste februari 2008
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel
1
De artikelen 93, vierde lid, van de
Elektriciteitswet 1998 en 85, vierde lid, van de Gaswet, zoals die zijn
gewijzigd bij de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de
Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels
omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614) bepalen dat bij algemene
maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent het verlenen van
instemming met wijzigingen van de rechten op aandelen in een
netbeheerder. Die algemene maatregel van bestuur, het Besluit aandelen
netbeheerders, wordt een dezer dagen vastgesteld en bekendgemaakt. De
genoemde bepalingen kunnen derhalve met ingang van 1 maart
2008 in werking treden. Het Besluit aandelen netbeheerders treedt dan
eveneens in werking.
Artikelen 2 en 3
Het besluit van 21 juli 2007 tot vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de wet van
23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de
Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer
(Stb. 614) bewerkstelligt dat het zogenaamde groepsverbod, vervat in
het in die wet opgenomen artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 en
artikel 2c van de Gaswet met ingang van 1 juli 2008 in werking treedt.
Op grond van de overgangsbepaling van artikel VIII van die wet, die
eveneens op de genoemde datum in werking treedt, behoeven netbeheerders
die voor dat tijdstip zijn aangewezen, eerst met ingang van 1 januari
2011 aan dat verbod te voldoen. Artikel VIII zondert alleen artikel
10b, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2c, van de nalevingsplicht
uit. Het tweede en derde lid van de genoemde artikelen zou
tegelijkertijd met het aflopen van de overgangsregeling in werking
treden, zodat deze bepalingen geen belemmering zouden vormen voor de
wijze van herstructurering van de energiebedrijven als gevolg van het
splitsingsgebod. Een en ander is ook aangegeven in de tabel aan het
slot van de memorie van toelichting bij het voorstel tot de genoemde
wet (Kamerstukken II 2004/2005, 30 212, nr. 3). In het besluit
van 21 juli 2007 was dit onderscheid evenwel niet gemaakt. De artikelen
2 en 3 van dit besluit strekken ertoe een en ander alsnog te
bewerkstelligen.
De
Minister van Economische
Zaken,
M. J. A. van
der
Hoeven