Besluit van 12 december 2008, houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 2007, nr. HDJZ/I&O/2007-905, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 september 2007, nr. W09.07.0308/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1486 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

analyse:

analyse op het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen;

inspecteur:

hoofd, onderscheidenlijk de in artikel 123, derde lid, onder b, van de Waterschapswet, bedoelde ambtenaar van het waterschap;

vervuilingswaarde per m3 ingenomen water:

vervuilingswaarde als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k, tweede lid, van de Waterschapswet;

zuurstofverbruik:

zuurstofverbruik bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, uitgedrukt in kilogrammen.

Artikel 2

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt bepaald met behulp van de navolgende tabel.

Indien de bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan de volgende bedrijfscategorie betreft

vervuilingswaarde per m3ingenomen water

Werkplaatsen voor motorvoertuigen en motoren

0,028

Bij afwezigheid of onvoldoende functioneren van saneringsmaatregelen

0,083

Inrichtingen uitsluitend bestemd voor het uitwendig reinigen van motorvoertuigen*

0,0060

Aardappelverwerking

0,077

Champignonteeltbedrijven

0,0084

Fruitconservenfabrieken

0,0079

Groenteconservenbedrijven

0,027

Groentewasserijen

0,016

Distilleerderijen/bottelarijen*

0,033

Verf- en drukinktfabrieken producten op basis van organische oplosmiddelen (exclusief de lozing/afvoer van loogbaden)

0,021

Leerlooierijen

0,015

Limonadefabrieken

0,0091

Galvanische bedrijven, galvanische afdelingen binnen metaalverwerkende en overige bedrijven

0,021

Indien proceswater wordt geloosd/afgevoerd, waarvan de gebruikte hoeveelheid afzonderlijk wordt gemeten

0,0045

Indien proceswater wordt geloosd/afgevoerd, waarvan de gebruikte hoeveelheid afzonderlijk wordt gemeten, en geen ontvettingsen/of beitsbaden worden geloosd/afgevoerd

0,0027

Grafische bedrijven

0,021

Metaalproducten- en machineindustrie*

0,012

Indien geen ontvettings- en/of beitsbaden worden geloosd/afgevoerd

0,010

Bedrijfsonderdeel bestemd voor het uitwendig reinigen van schepen (na toepassing van een zuiveringstechniek zoals een olieafscheider, bezinkput en zandfiltratie)

0,0036

Elektrotechnische industrie*

0,0063

Indien geen ontvettings- en/of beitsbaden worden geloosd/afgevoerd

0,0045

Pelsbereidingsbedrijven

0,015

Pluimveeslachterijen

0,068

Slagerijen:

 

Winkel

0,021

Winkel met worstmakerij

0,031

Winkel met worstmakerij en slachterij

0,044

Slachthuizen*

0,079

Textielbedrijven

0,018

Vatenwasserijen*

0,33

Melkveehouderijen*:

 

Lozing/afvoer van voorspoelwater en spoelwater afkomstig van melkinstallaties

0,047

Indien voorspoelwater afkomstig van melkwinningsinstallaties niet wordt geloosd /afgevoerd maar separaat wordt verwerkt

0,0081

Visverwerkende bedrijven:

 

Rokerijen

0,026

Marineerbedrijven bij lozing/afvoer van voorbaden

0,34

Overige en/of gecombineerde activiteiten

0,063

Viswinkels alsmede bedrijfsruimten ten behoeve van ambulante handel

0,034

Bij het ontbreken van een goed functionerende combinatie van slibvangput en vetafscheider wordt de coëfficiënt van 0,034 verhoogd naar 0,063

 

Vleeswarenbedrijven

0,015

Snackbedrijven

0,055

Wasserijen:

 

Natwasserijen

0,012

Wassalons*

0,014

Zuivelindustrie (jaarlijkse melkaanvoer meer dan 10 miljoen kg)

0,012

Ambachtelijke zuivelverwerking

0,015

IJsbereiding

0,014

Zwem- en badinrichtingen

0,0036

Onderdelen voor suppletie en filterspoeling, voor zover de hoeveelheid water voor suppletie en filterspoeling afzonderlijk wordt vastgesteld.

0,0011

Sauna's

0,010

Onderwijsinstellingen, kazernes, bejaardencentra, woonwagen-centra, internaten, recreatiebedrijven, horecabedrijven etc.

0,021

Ziekenhuizen, verpleegtehuizen en psychiatrische inrichtingen

0,018

Vier- en vijfsterrenhotels volgens de Benelux-hotelclassificatie

0,015

Chocolade- en suikerwerkindustrie

0,036

Eierverwerkende industrie

0,068

De niet in deze tabel vermelde bedrijfsruimten of onderdelen van bedrijfsruimten

0,021

* Afvalwater afkomstig van de persoonlijke verzorging van werknemers werkzaam in bedrijfsruimten of onderdelen van bedrijfsruimten die in deze tabel met een * zijn aangeduid

0,021

Artikel 3

Indien in het heffingsjaar voorafgaande aan de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of artikel 122k van de Waterschapswet het zuurstofverbruik, voor de betrokken bedrijfsruimte of voor het betrokken onderdeel daarvan, is bepaald met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens, wordt in afwijking van artikel 2 de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bepaald aan de hand van de formule:

C / (D x 54,8)

waarbij:

C = het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de geloosde of afgevoerde stoffen over de etmalen van het voorafgaande heffingsjaar waarover meting, bemonstering en analyse hebben plaatsgevonden; en

D = het aantal m3 ingenomen water over de etmalen van het voorafgaande heffingsjaar waarover meting, bemonstering en analyse hebben plaatsgevonden.

Artikel 4

  • 1. De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water kan door de heffingplichtige op zijn kosten op aanvraag, dan wel ambtshalve door de inspecteur op kosten van de betrokken kwaliteitsbeheerder, in afwijking van de artikelen 2 en 3, worden bepaald aan de hand van monsterneming en analyse overeenkomstig het derde lid, onderscheidenlijk aan de hand van meting, bemonstering en analyse overeenkomstig het vierde lid.

  • 2. In dit artikel wordt onder geschatte vervuilingswaarde verstaan: de overeenkomstig artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikel 122k van de Waterschapswet en artikel 2 van dit besluit aan de hand van de geschatte hoeveelheid in te nemen water berekende vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik van de over het heffingsjaar te lozen of af te voeren stoffen.

  • 3. Bij een geschatte vervuilingswaarde van minder dan 100 vervuilingseenheden:

    • a. wordt over een aantal voor het heffingsjaar representatieve etmalen afzonderlijk een etmaalverzamelmonster van het geloosde of afgevoerde afvalwater samengesteld dat bestaat uit ten minste 8 deelmonsters die op verschillende voor het etmaal representatieve tijdstippen zijn genomen;

    • b. bedraagt het aantal van de onder a bedoelde etmalen bij een geschatte vervuilingswaarde van:

      • minder dan 25 vervuilingseenheden: 4

      • 25 tot 50 vervuilingseenheden: 6

      • 50 tot 75 vervuilingseenheden: 8

      • 75 tot 100 vervuilingseenheden: 10;

    • c. vindt analyse van het onder a bedoelde etmaalverzamelmonster plaats en wordt het resultaat van die analyse uitgedrukt in grammen per m3;

    • d. wordt de som van de onder c bedoelde resultaten van de analyses over de onder a bedoelde etmalen gedeeld door het aantal van die etmalen;

    • e. wordt de uitkomst van de toepassing van het onder d bepaalde gecorrigeerd voor het deel van het ingenomen water dat niet wordt geloosd of afgevoerd, indien de heffingplichtige aannemelijk maakt dat dat deel 25% of meer bedraagt;

    • f. bedraagt de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water de overeenkomstig d en e gevonden waarde gedeeld door 54,8 kilogrammen.

  • 4. Bij een geschatte vervuilingswaarde van 100 vervuilingseenheden of meer:

    • a. vindt in een aantal voor het heffingsjaar representatieve weken meting, bemonstering en analyse over de daarin gelegen etmalen plaats;

    • b. bedraagt het aantal van de onder a bedoelde weken bij een geschatte vervuilingswaarde van:

      • 100 tot 250 vervuilingseenheden: 1

      • 250 tot 500 vervuilingseenheden: 2

      • 500 tot 750 vervuilingseenheden: 3

      • 750 tot 1000 vervuilingseenheden: 4

      • 1000 en meer vervuilingseenheden: het door de inspecteur te bepalen aantal dat ten hoogste 12 kan bedragen;

    • c. wordt het zuurstofverbruik in de onder a bedoelde etmalen geloosde of afgevoerde stoffen gedeeld door de hoeveelheid in die etmalen ingenomen water;

    • d. bedraagt de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water de uitkomst van de toepassing van onderdeel c, gedeeld door 54,8 kilogrammen.

  • 5. Meting, bemonstering en analyse, alsmede de behandeling van het in het derde lid, onder a, bedoelde verzamelmonster geschieden overeenkomstig de nadere regels, bedoeld in artikel 20, derde lid, onderscheidenlijk in artikel 23, elfde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122g van de Waterschapswet.

  • 6. De inspecteur beslist op een in het eerste lid bedoelde aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking en geeft daarin in ieder geval voorschriften met betrekking tot:

    • a. de tijdstippen en de etmalen waarop monsterneming en analyse moeten plaatsvinden, onderscheidenlijk de meetweek dan wel meetweken gedurende welke meting, bemonstering en analyse moeten plaatsvinden;

    • b. de bepaling van de hoeveelheid ingenomen water;

    • c. de correctie bedoeld in het derde lid, onder e;

    • d. de melding van verandering of te verwachten veranderingen die van invloed kunnen zijn op de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water van de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte.

  • 7. Een op basis van dit artikel bepaalde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water geldt voor de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte tot het heffingsjaar waarin dit artikel hetzij door de heffingplichtige hetzij door de inspecteur opnieuw wordt toegepast.

Artikel 5

De veranderingen in de bedrijfsomstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water worden onverwijld aan de inspecteur gemeld.

Artikel 6

Het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 12 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de eenendertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Aanleiding

Dit besluit komt in de plaats van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water. Vervanging van laatstgenoemde besluit is nodig vanwege de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel op 29 december 2007. Door de Wet modernisering waterschapsbestel is de heffing op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) gesplitst in een zuiveringsheffing ter zake van het afvoeren van stoffen, geregeld in de Waterschapswet, en in een verontreinigingsheffing ter zake van het lozen van stoffen, geregeld in de Wvo. Een andere wijziging betreft de aanpassing van de maatstaf voor zuurstofverbruik van huishoudelijk afvalwater van 48,6 kilogram naar 54,6 kilogram zuurstof per jaar. Voor de achtergronden van deze wijzigingen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het betrokken wetsvoorstel (Kamerstukken II 2005/06, 30601, nr. 3, blz. 4, 14, 29–30 en 58–60).

De genoemde wet maakt een aantal technische wijzigingen van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water noodzakelijk. Allereerst is vanwege de introductie van de zuiveringsheffing de grondslag van het besluit verbreed. Het onderhavige besluit is behalve op artikel 22 van de Wvo ook gebaseerd op artikel 122k van de Waterschapswet. Daarnaast is in het besluit de boven vermelde wijziging van de maatstaf voor zuurstofverbruik doorgevoerd. De wijziging van deze maatstaf brengt tevens met zich mee dat de gemiddelde vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater daalt van 0,023 naar 0,021 vervuilingseenheden per m3. Aangezien de waarden in de tabel in artikel 2 zijn gerelateerd aan die gemiddelde vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater, is deze tabel aangepast. Verder wordt in het onderhavige besluit onderscheid gemaakt tussen «afvoeren» en «lozen». Sinds de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel wordt de term «afvoeren» alleen nog gebruikt voor indirect lozen op oppervlaktewater. Voor directe lozingen op oppervlaktewater wordt de term «lozen» gebruikt. Het ontwerpbesluit is aan deze wijziging in terminologie aangepast. Ten slotte is het woord «wet», waaronder in het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water de Wvo werd verstaan, in het onderhavige besluit vervangen door expliciete verwijzingen naar de Wvo en de Waterschapswet.

Omdat de wijzigingen vrijwel alle artikelen betreffen en de grondslag van het besluit moest worden aangepast, is besloten het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water in zijn geheel in te trekken en opnieuw vast te stellen. Met het oog op de zelfstandige leesbaarheid van het onderhavige besluit is de toelichting bij het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water overgenomen en waar nodig aangepast.

Bepaling vervuilingswaarde

De artikelen 22 van de Wvo en 122k van de Waterschapswet geven voor de vaststelling van de vervuilingswaarde een bijzondere regeling voor in beginsel kleinere bedrijven. Deze regeling houdt in dat de vervuilingswaarde wordt bepaald op basis van de hoeveelheid in het heffingsjaar ingenomen water en de van toepassing zijnde afvalwatercoëfficiënt uit de in artikel 22, derde lid, van de Wvo en artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet opgenomen tabellen (hierna: de tabellen). De heffingplichtige behoeft dan niet het afvalwater dat vanuit de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel daarvan is afgevoerd of geloosd te meten, bemonsteren en analyseren.

De afvalwatercoëfficiënt wordt ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wvo en artikel 122k, eerste lid, van de Waterschapswet bepaald op basis van de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m3 ingenomen water. Dit besluit regelt de vaststelling van deze vervuilingswaarde per m3 ingenomen water. Indien de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bijvoorbeeld 0,020 vervuilingseenheid bedraagt, valt deze binnen de klassengrenzen behorende bij klasse 8 (>0,018–0,029) van de tabellen. Dit betekent dat de afvalwatercoëfficiënt van 0,023 vervuilingseenheid van toepassing is. De toepassing van de artikelen 22 van de Wvo en artikel 122k van de Waterschapswet moet leiden tot een zo goed mogelijke benadering van de werkelijke verontreiniging zonder dat de heffingplichtige onnodige kosten voor meting, bemonstering en analyse hoeft te maken (Kamerstukken II 1998/99, 26 367, nr. 3, blz. 9 en 10). Tegen die achtergrond is in dit besluit een drietal bepalingswijzen voor de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water opgenomen. Het gaat om respectievelijk een forfaitaire bepalingswijze, een bepaling op basis van (beperkte) monsterneming en analyse en een bepaling op basis van (beperkte) meting, bemonstering en analyse.

Financiële gevolgen en administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven

Dit besluit heeft zelf geen directe financiële gevolgen voor het bedrijfsleven. De financiële gevolgen van toepassing van de tabellen afvalwatercoëfficiënten vloeien voort uit de Wvo en de Waterschapswet. De financiële gevolgen voor het bedrijfsleven zijn bij de introductie in de Wvo van deze mogelijkheid van berekening van het aantal vervuilingseenheden in de wetsgeschiedenis uitvoerig toegelicht (Kamerstukken II 1998/99, 26 367, nr. 3, blz. 19 en 20). Indien de heffingplichtige met instemming van de inspecteur artikel 4 van dit besluit toepast, heeft dit wel enige gevolgen voor de administratieve lastendruk. Ingevolge artikel 4, eerste lid, komt namelijk de toepassing van dat artikel op aanvraag van de heffingplichtige, voor zijn rekening. De heffingplichtige zal echter een zodanige aanvraag slechts doen indien hij verwacht dat hij ter zake van zijn bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte een lagere afvalwatercoëfficiënt kan bewerkstelligen dan op basis van artikel 2 dan wel artikel 3 het geval zou zijn.

Een lagere afvalwatercoëfficiënt leidt tot een lager bedrag aan te betalen zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing. De aanpassing van de vervuilingswaarden in de tabel van artikel 2 van het onderhavige besluit aan de wijziging van de maatstaf voor zuurstofverbruik door de Wet modernisering waterschapsbestel, heeft tot gevolg dat in een aantal gevallen een lagere afvalwatercoëfficiënt van toepassing is.

EU-notificatie

In artikel 4, vijfde lid, wordt verwezen naar de voorschriften omtrent meting, bemonstering en analyse van bijlage I van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (hierna: Uvr). Dit besluit bevat technische voorschriften als bedoeld in artikel 1, negende lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998 L 204). De technische voorschriften hebben in 1997 de voorgeschreven notificatieprocedure doorlopen.

Aangezien de werkingssfeer van de bovenbedoelde technische voorschriften is uitgebreid tot de bedrijven die de tabel afvalwatercoëfficiënten toepassen, zijn deze voorschriften met vermelding van de ruimere toepassing, in 2000 opnieuw bij de Europese Commissie genotificeerd. Het door de Europese Commissie toegekende notificatienummer is 2000/0467/NL.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder d

De inspecteur is op basis van deze omschrijving het hoofd van het bureau verontreinigingsheffing rijkswateren dan wel de ambtenaar van het waterschap belast met de inspecteurstaken.

Artikel 2

Op basis van dit artikel wordt de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water op forfaitaire wijze vastgesteld met behulp van de in dit artikel opgenomen tabel. In de tabel wordt per omschreven categorie van bedrijfsruimten of onderdelen van bedrijfsruimten een vaste vervuilingswaarde per m3 ingenomen water vermeld. De genoemde categorieën zijn ontleend aan de tabellen met afvalwatercoëfficiënten die opgenomen waren in het Uvr en in de belastingverordeningen van de met het waterkwaliteitsbeheer belaste waterschappen. De coëfficiënten in dit artikel zijn verkregen door de coëfficiënten van uit deze tabellen om te zetten in coëfficiënten op basis van de hoeveelheid ingenomen water. De omzetting is gebaseerd op een door Tauw Milieu B.V. in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitgevoerd onderzoek (Kamerstukken II 1998/99, 26 367, nr. 3, blz. 19). De in dit artikel vermelde categorieën bestrijken alle soorten bedrijfsruimten ten aanzien waarvan artikel 22 van de Wvo of artikel 122k van de Waterschapswet wordt toegepast.

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water van ongeveer 90% van die bedrijfsruimten bevindt zich binnen de klassengrenzen van klasse 8 (>0,018–0,029). Dit is gebleken uit het hiervoor vermelde onderzoek. De in dit artikel opgenomen tabel zal indien nodig worden aangepast. Aanpassing kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van onderzoekingen naar aanleiding van nieuwe productie- en zuiveringstechnieken of van de landelijke resultaten van de toepassing van artikel 4 van dit besluit. De tabel is overigens tot op heden niet gewijzigd.

De toepassing van de tabel in artikel 2 kan aan de hand van het volgende voorbeeld worden verduidelijkt. De bij de categorie limonadefabrieken vermelde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bedraagt 0,0091 vervuilingseenheid, hetgeen valt binnen de klassengrenzen van klasse 6 (>0,0075–0,012) van de tabellen in artikel 22, derde lid, van de Wvo en artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet. De afvalwatercoëfficiënt bedraagt dus 0,0094 vervuilingseenheid per m3 ingenomen water.

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt dat indien in het heffingsjaar voorafgaand aan de toepassing van artikel 22 van de Wvo of artikel 122k van de Waterschapswet de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik voor de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel daarvan is bepaald aan de hand van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens, artikel 2 geen toepassing vindt. De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt bij toepassing van artikel 3 afgeleid uit de gegevens met betrekking tot de etmalen waarover meting, bemonstering en analyse hebben plaatsgevonden. Dit zijn de etmalen die in een meetbeschikking als representatief zijn aangemerkt voor het gehele heffingsjaar. De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt berekend door het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de over die etmalen geloosde of afgevoerde stoffen te delen door het product van het aantal m3 ingenomen water over die etmalen en 54,8. Het aldus verkregen getal geeft de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water uitgedrukt in vervuilingseenheden weer.

Het voorgaande wordt aan de hand van een voorbeeld verduidelijkt. In het kalenderjaar 2009 wordt voor het eerst met betrekking tot een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan artikel 122k van de Waterschapswet toegepast. In het kalenderjaar 2008 is het zuurstofverbruik van de vanuit de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte afgevoerde stoffen bepaald aan de hand van meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. Meting, bemonstering en analyse hebben over vier bij meetbeschikking aangewezen etmalen plaatsgevonden. Het zuurstofverbruik van de afgevoerde stoffen en de hoeveelheid ingenomen water bedroegen over:

etmaal 1: 55 kilogrammen respectievelijk 30 m3

etmaal 2: 45 kilogrammen respectievelijk 20 m3

etmaal 3: 50 kilogrammen respectievelijk 25 m3

etmaal 4: 50 kilogrammen respectievelijk 25 m3

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bedraagt:

verkleinde afbeelding van stb-2008-609-001.png

Een vervuilingswaarde per m3 ingenomen water van 0,036 vervuilingseenheid valt binnen de klassengrenzen van klasse 9 (>0,029-0,045) van de in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet, opgenomen tabel, De toe te passen afvalwatercoëfficiënt is derhalve 0,036 vervuilingseenheid per m3 ingenomen water.

Artikel 4, eerste en zesde lid

De mogelijkheid bestaat dat de op de voet van artikel 2 dan wel artikel 3 bepaalde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water naar de mening van hetzij de heffingplichtige hetzij de inspecteur onvoldoende de werkelijke vervuilingswaarde per m3 ingenomen water weergeeft. Artikel 4 biedt in een dergelijk geval aan zowel de heffingplichtige als de inspecteur de mogelijkheid om aan de hand van monsterneming en analyse of van meting, bemonstering en analyse over een beperkt aantal etmalen de werkelijke vervuilingswaarde per m3 ingenomen water te bepalen. De toepassing door de heffingplichtige geschiedt op aanvraag en komt voor zijn rekening. De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking en neemt in die beschikking voorschriften op met betrekking tot de in artikel 4, zesde lid, genoemde onderwerpen. De ambtshalve toepassing door de inspecteur geschiedt voor rekening van de betrokken kwaliteitsbeheerder. De op basis van artikel 4 gevonden vervuilingswaarde per m3 ingenomen water geldt dan voor de toepassing van artikel 22 van de Wvo en artikel 122k van de Waterschapswet, in plaats van de op voet van artikel 2 of artikel 3 bepaalde waarde.

Artikel 4, tweede en zevende lid

Het aantal etmalen of weken waarin de heffingplichtige of de inspecteur monsterneming en analyse dan wel meting, bemonstering en analyse moet verrichten, is afhankelijk van de geschatte vervuilingswaarde over het heffingsjaar. De geschatte vervuilingswaarde is volgens het tweede lid van artikel 4 de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water berekend op basis van artikel 22 van de Wvo, artikel 122k van de Waterschapswet en artikel 2 van het onderhavige besluit. De bij die vervuilingswaarde behorende afvalwatercoëfficiënt vermenigvuldigd met de geschatte hoeveelheid over het heffingsjaar in te nemen water resulteert in de geschatte vervuilingswaarde over het heffingsjaar. Indien de geschatte vervuilingswaarde lager is dan 100 vervuilingseenheden, moeten monsterneming en analyse op de voet van het derde lid van het onderhavige artikel plaatsvinden. Indien de geschatte vervuilingswaarde 100 vervuilingseenheden of meer bedraagt, moeten meting, bemonstering en analyse op de voet van het vierde lid van dit artikel plaatsvinden. Indien in enig jaar de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water volgens dit artikel is bepaald, behoeven monsterneming en analyse of meting, bemonstering en analyse in daaropvolgende heffingsjaren niet meer plaats te vinden, totdat het artikel hetzij op aanvraag van de heffingplichtige hetzij ambtshalve door de inspecteur wederom wordt toegepast (lid 7).

Artikel 4, derde lid

Bij de toepassing van het derde lid worden gedurende een aantal etmalen op bepaalde tijdstippen deelmonsters genomen en samengevoegd tot een verzamelmonster over dat etmaal. Het aantal etmalen waarin de monsterneming en analyse moeten plaatsvinden, bedraagt ten minste vier en ten hoogste tien. Per etmaal waarin monsterneming en analyse plaatsvindt, wordt een etmaalverzamelmonster samengesteld dat bestaat uit ten minste 8 deelmonsters die op verschillende voor dat etmaal representatieve tijdstippen zijn genomen. Ieder etmaalverzamelmonster wordt geanalyseerd op zuurstofverbruik, hetgeen resulteert in een concentratie van een aantal milligrammen per liter. Aangezien 1 m3 gelijk staat aan 1000 liter is het aantal milligrammen per liter gelijk aan het aantal grammen per m3. De som van de gevonden concentraties zuurstofverbruik van de etmaalverzamelmonsters wordt gedeeld door het aantal etmalen waarin monsterneming en analyse hebben plaatsgevonden. Dit resulteert in een gemiddeld zuurstofverbruik per m3 uitgedrukt in grammen. Aangezien het zuurstofverbruik van 54,8 kilogrammen één vervuilingseenheid representeert, moet het gemiddeld zuurstofverbruik per m3 gedeeld worden door 54.800 om tot de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water te komen.

De geanalyseerde etmaalverzamelmonsters bestaan uit deelmonsters die genomen zijn uit het geloosde of afgevoerde afvalwater. Indien echter een aanzienlijk deel van het ingenomen water niet wordt geloosd of afgevoerd, wijkt de berekende vervuilingswaarde per m3 ingenomen water sterk af van de werkelijke vervuilingswaarde per m3 ingenomen water. Als de heffingplichtige aannemelijk kan maken dat het percentage ingenomen water dat niet wordt geloosd of afgevoerd 25% of meer bedraagt, wordt de gevonden vervuilingswaarde per m3 ingenomen water hiervoor gecorrigeerd, dat wil zeggen voor het verschil tussen het over het etmaal ingenomen water en de hoeveelheid geloosd of afgevoerd water. Het bovenstaande wordt aan de hand van een voorbeeld verduidelijkt.

De heffingplichtige ter zake van een groentewasserij doet een aanvraag tot toepassing van artikel 4. Op basis van een geschatte hoeveelheid ingenomen water over het heffingsjaar van 2.000 m3, bedraagt de geschatte vervuilingswaarde 32 vervuilingseenheden. Volgens het derde lid moeten monsterneming en analyse derhalve gedurende 6 etmalen plaatsvinden. Stel dat van de hoeveelheid ingenomen water 40% niet wordt afgevoerd.

De analyse van de zes etmaalverzamelmonsters levert de volgende concentraties zuurstofverbruik:

etmaal 1: 1.488 grammen/m3

etmaal 2: 1.116 grammen/m3

etmaal 3: 1.116 grammen/m3

etmaal 4: 1.116 grammen/m3

etmaal 5: 1.488 grammen/m3

etmaal 6: 1.116 grammen/m3

Het gemiddelde zuurstofverbruik in grammen per m3 bedraagt:

verkleinde afbeelding van stb-2008-609-002.png

1.240 grammen zuurstofverbruik per m3 staat gelijk aan 1.240/54.800 = 0,023 vervuilingseenheid per m3. Aangezien echter 40% van het ingenomen water niet wordt afgevoerd, moet de gevonden waarde hiervoor gecorrigeerd worden, hetgeen resulteert in een waarde van 0,023 vervuilingseenheid per m3 x 0,60 = 0,014 vervuilingseenheid per m3 ingenomen water. De gevonden vervuilingswaarde per m3 ingenomen water behoort bij klasse 7 (>0,012-0,018) van de tabel. De toe te passen afvalwatercoëfficiënt bedraagt 0,015 vervuilingseenheid per m3 ingenomen water.

Artikel 4, vierde lid

Bij de toepassing van het vierde lid vindt gedurende één of meer weken meting, bemonstering en analyse plaats. Het aantal weken bedraagt ten minste één en ten hoogste twaalf. De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt berekend door het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de over de week onderscheidenlijk weken geloosde of afgevoerde stoffen te delen door het aantal m3 over die week onderscheidenlijk die weken ingenomen water en vervolgens te delen door 54,8 kilogrammen. Op deze wijze wordt een vervuilingswaarde per m3 ingenomen water verkregen die niet meer gecorrigeerd behoeft te worden voor de hoeveelheid ingenomen water die niet wordt geloosd of afgevoerd. Het bovenstaande wordt aan de hand van het volgende voorbeeld verduidelijkt. De geschatte vervuilingswaarde van een ziekenhuis met een geschatte jaarlijkse hoeveelheid ingenomen water van 10.000 m3 bedraagt 230 vervuilingseenheden. Dit betekent dat bij toepassing van artikel 4 meting, bemonstering en analyse gedurende één week moeten plaatsvinden. Het gevonden zuurstofverbruik en de hoeveelheid ingenomen water bedragen over:

etmaal 1: 23,61 kilogrammen respectievelijk 28 m3

etmaal 2: 21,92 kilogrammen respectievelijk 26 m3

etmaal 3: 21,92 kilogrammen respectievelijk 26 m3

etmaal 4: 23,61 kilogrammen respectievelijk 28 m3

etmaal 5: 21,92 kilogrammen respectievelijk 26 m3

etmaal 6: 24,45 kilogrammen respectievelijk 29 m3

etmaal 7: 22,77 kilogrammen respectievelijk 27 m3

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bedraagt:

verkleinde afbeelding van stb-2008-609-003.pngverkleinde afbeelding van stb-2008-609-004.png

De gevonden vervuilingswaarde per m3 ingenomen water van het ziekenhuis behoort bij klasse 7(>0,012–0,018) van de tabel. De toe te passen afvalwatercoëfficiënt bedraagt 0,015 vervuilingseenheid per m3 ingenomen water.

Artikel 5

Artikel 5 bepaalt dat veranderingen in de bedrijfsomstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water onverwijld aan de inspecteur moeten worden gemeld. De inspecteur kan in die veranderingen aanleiding zien om artikel 4 ambtshalve toe te passen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven