Besluit van 15 december 2008 tot aanwijzing van voorschriften en vaststelling van boetetarieven als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, onderdelen a en b, en zevende lid, van de Gemeentewet (Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 november 2008, nr. 2008-0000547516;

Gelet op artikel 154b, eerste en zevende lid, van de Gemeentewet, artikel 74c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 26 november 2008, nr. W04.08.0491/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2008, nr. 2008-0000597650;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarbij behorende bijlage wordt verstaan onder:

a. wet:

de Gemeentewet;

b. college:

het college van burgemeester en wethouders;

c. bestuurlijke boete:

een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 154b van de wet.

Artikel 2

Geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van voorschriften als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, voor zover die voorschriften betrekking hebben op:

  • a. samenscholingen en ongeregeldheden;

  • b. betogingen op openbare plaatsen;

  • c. vechten op straat;

  • d. het meevoeren van inbrekerswerktuigen of van voorwerpen die er kennelijk toe zijn uitgerust om het plegen van winkeldiefstallen te vergemakkelijken;

  • e. het meevoeren van steekwapens;

  • f. het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;

  • g. bedelen;

  • h. bestrijding van heling van goederen;

  • i. hinderlijk drankgebruik;

  • j. het gebruik van verdovende middelen, met uitzondering van cannabis;

  • k. drugshandel op straat.

Artikel 3

Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van voorschriften als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, onderdeel b, van de wet, voor zover die voorschriften betrekking hebben op:

  • a. het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;

  • b. het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen;

  • c. het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen;

  • d. buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, een stof of voorwerp in de bodem brengen, storten, houden, achterlaten of anderszins plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu;

  • e. het achterlaten van straatafval in de openbare ruimte;

  • f. het doorzoeken of verspreiden van afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan;

  • g. het door de eigenaar plaatsen van afvalbakken bij een inrichting voor het verbruiken van eet- en drinkwaren;

  • h. het door de verspreider opruimen van weggeworpen reclamebiljetten of ander promotiemateriaal;

  • i. het achterlaten van zwerfafval bij vervoeren, laden of lossen van afvalstoffen;

  • j. het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen;

  • k. het zich ontdoen van een autowrak, afkomstig uit een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Artikel 4

  • 1. Bij overtreding van een voorschrift, genoemd in de bijlage van dit besluit, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in de bijlage is opgenomen bij het desbetreffende voorschrift, onverminderd artikel 154b, achtste en negende lid, van de wet.

  • 2. De boetebedragen, genoemd in de bijlage, gelden voor natuurlijke personen.

Artikel 5

Aan artikel 2 van het Transactiebesluit 1994 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid, wordt voor de in het vijfde lid aangewezen zaken geen transactiebevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van een gemeente, voor zover voor die zaken in de desbetreffende gemeente krachtens een verordening als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 6

In artikel 2, onderdeel b, van het Transactiebesluit milieudelicten wordt voor de puntkomma ingevoegd: , en voor zover niet voor die feiten in de desbetreffende gemeente krachtens een verordening als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 7

Aan artikel 3.2 van het Besluit OM-afdoening wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het vierde lid, aanhef en onderdeel c, wordt voor de in artikel 3.3, onderdeel b, aangewezen zaken geen strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente, voor zover voor die zaken in de desbetreffende gemeente krachtens een verordening als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in werking treedt.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 15 december 2008

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de vierentwintigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte

A. Voorschrift uit de plaatselijke verordening

Boete in euro’s

A.1

 

Zonder vergunning van de burgemeester

 

– op of aan de weg een evenement, feest of wedstrijd geven of houden

60

– een georganiseerde dropping houden of daaraan deelnemen op een ander terrein dan een daarvoor bestemd sportterrein

60

  

A.2

 

Zonder vergunning op of aan de weg als dienstverlener optreden of als zodanig diensten aanbieden

120

  

A.3

 

Als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids voor publiek optreden op of aan een door de burgemeester aangewezen (gedeelte van een) weg, waar dit niet is toegestaan

120

  

A.4

 

Zonder vergunning of anders dan de daarin gestelde voorwaarden, de weg of een weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan (bijv.: terrasverbod, reclameborden)

180

  

A.5

 

Als houder van een horecabedrijf, dit voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven, buiten de vastgestelde openingstijden

180

  

A.6

 

De weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is

 

– bekrassen of bekladden

90

– zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding dan wel met enigerlei stof enige afbeelding, letter, cijfer of teken hierop aanplakken of op andere wijze aanbrengen

90

  

A.7

 

Op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek verspreiden dan wel openlijk aanbieden, aanbevelen of bekendmaken

90

  

A.8

 

De weg of op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent of soortgelijk ander onderkomen als slaapplaats gebruiken

90

  

A.9

 

Tijdens uren waarop het niet is toegestaan op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben

90

  

A.10

 

Met een voertuig dat niet is voorzien van rubberbanden rijden over de berm, de glooiing en de zijkant van de weg

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

90

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

90

c. voor bromfietsers en snorfietsers

60

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

35

e. voor overige weggebruikers

35

  

A.11

 

Op de weg (binnen een door het college aangewezen gebied) skaten of skateboarden

60

  

A.12

 

Op of aan de weg

 

– klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair

60

– zich zodanig ophouden dat voor weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt

90

  

A.13

 

Op de weg (binnen een door het college aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen

60

  

A.14

 

Op de weg (binnen een door het college aangewezen gebied) aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

60

  

A.15

 

Zonder redelijk doel

 

– zich in een portiek of poort ophouden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen

60

– zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte

60

  

A.16

 

Op de weg vervoeren, bij zich dragen of anderszins voorhanden hebben van kerstbomen, autobanden en andere voorwerpen of stoffen, met het kennelijke doel deze op de weg te verbranden

60

  

A.17

 

(In of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte

 

– zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze ophouden

90

– verontreinigen

90

– voor een ander doel bezigen dan waarvoor de ruimte bestemd is

60

  

A.18

 

Op of aan de weg een fiets, snorfiets of bromfiets plaatsen of laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek, waardoor de doorgang wordt versperd, dan wel in strijd met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek

20

  

A.19

 

Een motorvoertuig, bromfiets of fiets op of aan de weg laten staan, anders dan deugdelijk afgesloten of onder behoorlijk toezicht

30

  

A.20

 

Zich met een fiets of bromfiets bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt

30

  

A.21

 

Zich met een winkelwagentje op of aan de weg bevinden op meer dan de toegestane afstand van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld

60

  

A.22

 

Zich in de nabijheid van een persoon, gebouw, woonwagen of woonschip ophouden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een zich in dat gebouw, die woonwagen of dat woonschip bevindende persoon te bespieden

90

  

A.23

 

Een persoon in een gebouw, woonwagen of woonschip door middel van een verrekijker bespieden

90

  

A.24

 

Als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen

 

– op een weg gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

60

– op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of andere door het college aangewezen plaats

90

– op een weg zonder dat de hond is voorzien van een halsband of een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

60

– op een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

60

  

A.25

 

Als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven/lopen op of aan de weg of op een terrein van een ander, terwijl na schriftelijke aanzegging van het college deze hond niet

 

– kort is aangelijnd

150

– kort is aangelijnd en gemuilkorfd

150

  

A.26

 

Als degene die één of meer dieren onder zijn hoede heeft, niet door voorzorgsmaatregelen die van hem mogen worden verwacht, voorkomen dat deze dieren voor de omgeving hinderlijk zijn

90

  

A.27

 

Als rechthebbende er niet voor zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat het vee/pluimvee in een aan een weg liggend weiland of terrein, die weg niet kan bereiken

90

  

A.28

 

Op de weg of weggedeelte (binnen een door het college aangewezen gebied) softdrugs gebruiken of openlijk voorhanden hebben

60

  

A.29

 

Als degene aan wie dit door of namens het college in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, zich anders dan in een openbaar middel van vervoer, bevinden op of aan de door het college aangewezen wegen en/of plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd

150

  

A.30

 

De weg niet (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden

 

– terstond, bij gevaar voor de verkeersveiligheid of bij gevaar voor beschadiging van het wegdek

150

– in overige gevallen, (iedere dag) na het beëindigen van de werkzaamheden

90

  

A.31

 

Binnen de bebouwde kom buiten een daarvoor bestemde inrichting/plaats op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte doen

90

  

A.32

 

Een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen

120

  

A.33

 

Een defect voertuig op een weg parkeren, langer dan de vastgestelde termijn

60

  

A.34

 

Een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn doen of laten staan

60

  

A.35

 

Een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

120

  

A.36

 

Een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied

 

– door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig of vaartuig

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

60

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

60

c. voor bromfietsers en snorfietsers

40

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

20

e. voor overige weggebruikers

20

f. voor schippers

60

g. voor een ieder

60

– anders dan tot doel van dagrecreatie

90

– door met geluid voortbrengende apparatuur overlast te veroorzaken

90

– door te graven of te spitten of doen graven of spitten op buiten het strand, de zandhelling, speelkuilen of zandbakken gelegen gedeelten

90

– door anders dan in de aanwezige afvalbakken wegwerpen, neerleggen en/of achterlaten van afval, vuilnis, resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of verpakkingsmateriaal

90

– door een afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp op andere wijze te gebruiken dan tot het deponeren van klein afval

90

– door zich als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in een vastgestelde periode bevinden buiten een aangewezen gebied, waar het verblijf van de hond is toegestaan

60

  

A.37

 

Een voertuig met stankverspreidende stoffen parkeren daar waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast (kunnen) ondervinden

90

  

A.38

 

Een voertuig parkeren of enig ander voorwerp plaatsen of laten staan op een weggedeelte waarvan door het bevoegde gezag is bekend gemaakt dat dit niet is toegestaan op de in die bekendmaking genoemde dagen en tijden (markt, evenement, kermis enz.)

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

60

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

60

c. voor bromfietsers en snorfietsers

40

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

20

e. voor overige weggebruikers

20

f. voor een ieder

60

  

A.39

 

Zonder vergunning een openbare inzameling van geld of goederen houden of daartoe een intekenlijst aanbieden

90

  

A.40

 

Zonder vergunning, in de uitoefening van de handel, op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats goederen te koop aanbieden, verkopen of afgeven

90

  

A.41

 

Op of aan de weg fietsen, bromfietsen en scooters te koop aanbieden, verkopen of kopen, anders dan direct vanuit een aan de weg gevestigd detailhandelsbedrijf voor rijwielen

90

  

A.42

 

Zonder vergunning op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats een standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden

90

  

A.43

 

Met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

 

a. voor schippers

60

b. voor een ieder

60

  

A.44

 

Als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

90

  

A.45

 

Zich zonder redelijk doel aan, op, of in een vaartuig in openbaar water vasthouden, klimmen, begeven of bevinden

60

  

A.46

 

Zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegde gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten

 

– met een vervoermiddel in gesloten tijd of gesloten gebied

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

90

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

90

c. voor bromfietsers en snorfietsers

60

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

35

e. voor overige weggebruikers

35

– met een motorvoertuig, bromfiets, fiets of paard buiten de (onverharde) wegen of gemarkeerde paden

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

90

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

90

c. voor bromfietsers en snorfietsers

60

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

35

e. voor overige weggebruikers

35

– met een rij- of trekdier buiten de daarvoor bestemde paden

 

a. voor overige weggebruikers

35

  

A.47

 

Met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de RadioSterrenWacht (storingsvrije zone), te weten

 

– rijdend

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

90

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

90

c. voor bromfietsers en snorfietsers

60

d. voor overige weggebruikers

35

– parkeren dan wel laten staan

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

60

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

60

c. voor bromfietsers en snorfietsers

40

d. voor overige weggebruikers

20

B. Voorschrift uit de plaatselijke verordening (milieu)

Boete in euro’s

B.1

 

Als particulier met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toelaten dat deze handelingen worden verricht

90

  

B.2

 

Zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op voor publiek toegankelijke parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken dan wel in/tussen aanplantingen, bloemperken, heester- of struikgewassen, die op of aan de weg liggen

30

  

B.3

 

Zonder daartoe bevoegd te zijn schade toebrengen aan bomen, heesters, bloemen of grasperken in een park, een bos of op andere dergelijke plaatsen

90

  

B.4

 

Met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

90

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

90

c. voor bromfietsers en snorfietsers

60

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

35

e. voor overige weggebruikers

35

  

B.5

 

Met een voertuig rijden (crossen) door een park/plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

 

a. voor bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

150

b. voor bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

150

c. voor bromfietsers en snorfietsers

100

d. voor fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor

60

e. voor overige weggebruikers

60

  

B.6

 

Roken in bos, duin dan wel andere dergelijke gebieden op tijd en plaats waarop dit niet is toegestaan

90

  

B.7

 

In de openlucht vuur aanleggen, stoken of hebben

180

  

B.8

 

Als eigenaar of houder van een hond er niet voor zorgen dat deze hond zich niet van uitwerpselen ontdoet

 

– op een weggedeelte (mede) bestemd voor voetgangers

90

– op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide

90

– op een andere dan door het college aangewezen plaats

90

  

B.9

 

Met een pleziervaartuig varen in/door rietkragen, biezen of ander opstaand gewas dan wel een pleziervaartuig daar afmeren

90

C. Voorschrift uit de afvalstoffenverordening, voor zover betrekking hebbend op:

Boete in euro’s

C.1

 

Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen

60

  

C.2

 

Het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

60

  

C.3

 

Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

60

  

C.4

 

Buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, een stof of voorwerp in de bodem brengen, storten, houden, achterlaten of anderszins plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu

150

  

C.5

 

Het achterlaten van straatafval in de openbare ruimte

90

  

C.6

 

Het doorzoeken of verspreiden van afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan

90

  

C.7

 

Het achterlaten van zwerfafval bij vervoeren, laden of lossen van afvalstoffen

90

  

C.8

 

Het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen

150

  

C.9

 

Het zich ontdoen van een autowrak, afkomstig uit een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken

150

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De gemeenten hebben door de introductie van de bestuurlijke boete in de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (de artikelen 154b tot en met 154n van de Gemeentewet) een zelfstandige bevoegdheid gekregen om op te treden tegen veel voorkomende en overlastveroorzakende overtredingen in de openbare ruimte. Gemeenten zijn overigens niet verplicht van deze mogelijkheid gebruik te maken. Zij kunnen er ook voor kiezen de handhaving aan politie en openbaar ministerie over te laten, dan wel – in de toekomst – kiezen voor de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking op grond van de Wet OM-afdoening. Echter, indien een gemeente kiest voor invoering van de bestuurlijke boete, dan geldt dit voor de overtreding van alle voorschriften, bedoeld in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet, voor zover zij niet krachtens artikel 2 van dit besluit zijn uitgezonderd.

Een aantal onderwerpen vereist uitwerking bij algemene maatregel van bestuur:

  • 1. Het uitgangspunt van artikel 154b van de Gemeentewet is dat de bestuurlijke boete geldt voor de overtreding van alle voorschriften uit de verordeningen van de raad betreffende gedragingen die kunnen leiden tot overlast in de publieke ruimte en die tevens krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar zijn gesteld. Hierop kunnen bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen worden gemaakt (de zgn. «negatieve lijst»). Deze uitzonderingen zijn limitatief opgenomen in artikel 2 van het onderhavige besluit.

  • 2. Ook overtreding van de afvalstoffenverordening valt onder het regime van de bestuurlijke boete, doch dit geldt uitsluitend voor de voorschriften die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen (de zgn. «positieve lijst»). Dit wordt geregeld in artikel 3 van het onderhavige besluit. Het betreft een limitatieve opsomming.

  • 3. Ten slotte moeten bij algemene maatregel van bestuur de verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete worden bepaald. Deze zijn opgenomen in de bijlage bij het besluit. Voor zover voor een voorschrift de hoogte van de boete niet in de bijlage is bepaald, moet de raad deze zelf bij verordening vaststellen. Dit geldt ook voor de hoogte van de bestuurlijke boete die aan rechtspersonen kan worden opgelegd.

De wet (artikel 154b, vijfde lid) bevat voorts nog een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere eisen te stellen aan de ondergeschikte die gemachtigd is tot het uitreiken van de aankondiging dat een bestuurlijke boete zal worden opgelegd. Voor het stellen van dergelijke eisen bestaat op dit moment evenwel geen noodzaak.

Reikwijdte artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet («APV-feiten»)

De gemeenteraad kan op grond van artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van voorschriften uit zijn verordeningen betreffende gedragingen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte, voor zover die overtreding krachtens artikel 154 van de Gemeentewet door de raad strafbaar is gesteld. Medebewindsverordeningen waarvan overtreding niet krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar is gesteld, maar krachtens de delegerende wet of bijvoorbeeld de Wet op de economische delicten, vallen derhalve niet onder het regime van de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 154b tot en met 154n van de Gemeentewet.

In de praktijk wordt in het kader van de voorschriften die onder het regime van de bestuurlijke boete vallen, nogal eens gesproken van «APV-feiten». Dit is echter niet geheel juist. De algemene plaatselijke verordening (APV) kan namelijk ook medebewindsbepalingen bevatten waarvan de overtreding wel strafbaar is, maar niet krachtens de strafbaarstelling door de raad als bedoeld in artikel 154 van de Gemeentewet; op dergelijke medebewindsbepalingen is artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet niet van toepassing. Daarnaast kunnen medebewindsverordeningen ook voorschriften bevatten die zijn vastgesteld op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de raad en waarvan de overtreding krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar is gesteld; daarop is artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet wél van toepassing. Niet doorslaggevend is derhalve in welke verordening het voorschrift is opgenomen, maar op grond waarvan overtreding van het desbetreffende voorschrift strafbaar is gesteld (op grond van artikel 154 van de Gemeentewet dan wel op grond van enige andere wet).

Indien de gemeente kiest voor de invoering van bestuurlijke boete, geldt het regime van de bestuurlijke boete voor overtreding van álle gemeentelijke voorschriften betreffende gedragingen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte, voor zover die overtreding krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar is gesteld, en voor zover die voorschriften niet zijn uitgezonderd krachtens artikel 2 van dit besluit. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met deze voorschriften worden bedoeld alle gemeentelijke voorschriften die door de raad op grond van zijn autonome verordenende bevoegdheid (artikel 149 van de Gemeentewet) zijn vastgesteld, en waarvan de raad overtreding krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar heeft gesteld. De raad moet bij het vaststellen van verordeningen op grond van zijn autonome verordenende bevoegdheid immers blijven binnen de algemene taakomschrijving van artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet, waar wordt gesproken van «de huishouding van de gemeente». Dit betekent dat de verordeningen het openbaar belang moeten raken en volgens vaste jurisprudentie niet mogen treden in een regeling van «de bijzondere belangen der ingezetenen». Zoals blijkt uit de toelichting op de wijzigingen voorgesteld door de regering (Kamerstukken II 2006/07, 30 101, nr. 22) werd met het (wederom) opnemen van het criterium «gedragingen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte» in de tekst van de wet slechts beoogd het doel van het wetsvoorstel, namelijk de aanpak van overlastgevende feiten in de openbare ruimte, duidelijk tot uitdrukking te laten komen in de tekst van de wet. Het was niet de bedoeling voor wat betreft dit onderdeel de reikwijdte van het door de Tweede Kamer aangenomen amendement-Wolfsen c.s. (Kamerstukken II 2005/06, 30 101, nr. 18) te beperken. In dat amendement werd gesproken van overtreding van verordeningen van de raad die zijn vastgesteld op grond van artikel 149 en artikel 151a van de Gemeentewet, en die krachtens artikel 154 van de Gemeentewet strafbaar zijn gesteld.

Zoals ook blijkt uit genoemd amendement, vallen onder de reikwijdte van de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte niet alleen vrijwel alle strafbaar gestelde overtredingen van de APV, maar bijvoorbeeld ook de strafbaar gestelde overtredingen van de prostitutieverordening, bedoeld in artikel 151a, eerste lid, van de Gemeentewet. Ook strafbaar gestelde overtredingen van de afvalstoffenverordening vallen onder dit onderdeel, voor zover het gaat om de overtreding van voorschriften die niet zijn gebaseerd op artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, maar op artikel 149 van de Gemeentewet. Een uitzondering op dit uitgangspunt kan uitsluitend worden gemaakt door een voorschrift op te nemen in de negatieve lijst, bedoeld in artikel 2 van dit besluit. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met de voorschriften die betrekking hebben op het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde (zie ook de toelichting bij artikel 2). Vanwege deze plaatsing op de negatieve lijst is overtreding van voorschriften uit de prostitutieverordening niet bestuurlijk beboetbaar, ook al vallen – zoals gezegd – de voorschriften uit de prostitutieverordening in beginsel onder de reikwijdte van de wet.

Reikwijdte artikel 154b, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet (afvalstoffenverordening)

Indien de gemeenteraad besluit tot invoering van de bestuurlijke boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet, dan geldt dit ook voor overtreding van voorschriften uit de gemeentelijke afvalstoffenverordening, voor zover die voorschriften zijn vastgesteld op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer en de overtreding daarvan strafbaar is gesteld. De strafbaarstelling van deze overtredingen geschiedt op grond van de Wet op de economische delicten. Artikel 1a, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten bepaalt dat overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, economische delicten zijn, voor zover die overtredingen zijn aangeduid als strafbare feiten. Deze aanduiding als strafbaar feit geschiedt door de gemeenteraad in de afvalstoffenverordening. De grondslag voor deze strafbaarstelling is evenwel niet artikel 154 van de Gemeentewet, maar artikel 1a, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten.

In tegenstelling tot de voorschriften op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de raad, gaat het bij de voorschriften uit de afvalstoffenverordening (een medebewindsverordening) om een «positieve lijst»: voor wat betreft voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, kan uitsluitend overtreding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde voorschriften bestuurlijk worden beboet.

Overtreding van voorschriften uit de afvalstoffenverordening die niet zijn gebaseerd op artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, maar op artikel 149 van de Gemeentewet, valt onder het regime van artikel 154b, eerste lid, onderdeel a.

Hoogte van de bestuurlijke boete

De overtreding van voorschriften van de APV of de afvalstoffenverordening waarvoor de bestuurlijke boete geldt, is tevens een strafbaar feit. De strafbaarstelling is bepaald in de APV dan wel, voor wat betreft de afvalstoffenverordening, vloeit voort uit de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijke handhaving blijft daarom mogelijk, opdat de politie een rol kan behouden bij escalatie of in geval van heterdaad. De gemeente draagt echter de volledige verantwoordelijkheid voor het handhavingsbeleid, indien zij heeft gekozen voor invoering van de bestuurlijke boete.

Een belangrijke consequentie van de keuze voor dit gemengde systeem is dat de hoogte van de bestuurlijke boete en die van de strafrechtelijke boete zoveel mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd. Dit betekent dat de hoogte van de bestuurlijke boete moet zijn afgestemd op de hoogte van de boetes zoals die door het openbaar ministerie wordt gehanteerd. Het openbaar ministerie hanteert landelijk vastgestelde lijsten met boetehoogten voor diverse overtredingen, waaronder overtreding van plaatselijke verordeningen. Deze lijsten zijn neergelegd in de «Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen» van het openbaar ministerie. Voor de boetebedragen, genoemd in de bijlage bij dit besluit, is uitgegaan van de dertiende uitgave, die van toepassing is vanaf 1 april 2008. Bij iedere nieuwe uitgave van de Tekstenbundel zal worden bezien in hoeverre aanpassing van de bijlage bij dit besluit noodzakelijk is.

De hoogte van de bestuurlijke boetes is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Echter, niet voor alle voorschriften is door het openbaar ministerie de hoogte van de boete vastgesteld. Voor die voorschriften waarvoor het openbaar ministerie geen bedrag heeft vastgesteld, is in dit besluit geen hoogte van de boete bepaald. Voor de voorschriften waarvoor de hoogte van de boete niet in de bijlage bij dit besluit is bepaald, moet de raad zelf op grond van artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet binnen de daar vastgestelde marges (ten hoogste € 340 per gedraging voor natuurlijke personen en ten hoogste € 2250 per gedraging voor rechtspersonen) de hoogte van de boete vaststellen in de verordening. Het verdient aanbeveling dat de voorgestelde boetebedragen eerst worden besproken in de lokale driehoek. Op deze wijze kan de hoogte van de bestuurlijke boetes worden afgestemd op het strafvorderingsbeleid van het openbaar ministerie.

De bijlage bij dit besluit bevat derhalve geen uitputtende opsomming van de verschillende boetebedragen. Voor een volledig overzicht moet de bijlage bij dit besluit worden gelegd naast de boetebedragen die raad bij verordening heeft vastgesteld op grond van artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet. Omwille van de overzichtelijkheid ligt het in de rede dat iedere gemeente die heeft gekozen voor de invoering van de bestuurlijke boete, zelf een volledig overzicht publiceert van de boetebedragen die binnen de gemeente gelden.

De in de bijlage vastgestelde boetebedragen gelden voor natuurlijke personen. Er is van afgezien boetebedragen voor rechtspersonen vast te stellen, nu het gaat om voorschriften die naar hun aard over het algemeen alleen voor natuurlijke personen gelden. Nu in de bijlage geen boetebedragen voor rechtspersonen zijn vastgesteld, moeten deze door de raad in de verordening worden bepaald. Dit kan bijvoorbeeld door in de verordening op te nemen dat de in de bijlage bij dit besluit vastgestelde boetebedragen ook voor rechtspersonen gelden. De raad kan echter, als hij dat aangewezen acht, voor bepaalde overtredingen een hoger boetebedrag voor rechtspersonen vaststellen. Ook dan ligt het voor de hand daarover eerst overleg te voeren met het openbaar ministerie.

In artikel 154b, achtste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat een lagere bestuurlijke boete kan worden opgelegd als de overtreder aannemelijk kan maken dat de bij dit besluit vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Deze bepaling wordt krachtens wetsvoorstel 31 124 (Aanpassingswet vierde tranche Awb) te zijner tijd in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen.

Als gevolg van artikel 154b, negende lid, van de Gemeentewet, wordt de boete gehalveerd voor personen die de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt. Een bestuurlijke boete kan overigens slechts worden opgelegd aan personen die ten tijde van de overtreding twaalf jaar of ouder waren.

Uitgebrachte adviezen

Het conceptbesluit is ter consultatie voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het College van procureurs-generaal, de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Raad van Hoofdcommissarissen en de Nederlandse Orde van Advocaten.

De VNG acht de Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte een goed instrument voor gemeenten om zelfstandig op adequate wijze overlast in de openbare ruimte aan te kunnen pakken. De rol van het lokale bestuur bij de bestrijding van overlast kan hierdoor worden versterkt.

De VNG kan zich voor een groot gedeelte vinden in de negatieve lijst. maar is van mening dat drankgebruik evenals het gebruik van alle verdovende middelen niet op de negatieve lijst thuishoren. Lang niet iedere overlast gerelateerd aan drankgebruik of het gebruik van softdrugs heeft immers een potentieel gevaarzettend karakter in zich.

Naar aanleiding van dit advies is in de toelichting verduidelijkt dat hinderlijk drankgebruik als bedoeld in artikel 2 uitsluitend betrekking heeft op het openlijk nuttigen van alcoholhoudende drank terwijl dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. Overtreding van andere voorschriften inzake het gebruik of meevoeren van alcoholhoudende drank in de openbare ruimte blijft dus, conform de wens van de VNG, bestuurlijk beboetbaar.

Met betrekking tot het gebruik van drugs heeft het advies geleid tot aanpassing van het besluit. Voorschriften inzake het openblijk gebruik van cannabis («blowverbod») zijn expliciet uitgezonderd van de negatieve lijst. Overtreding van het blowverbod is derhalve bestuurlijk beboetbaar.

De VNG adviseert voorts bedelen te schrappen van de negatieve lijst. Dit advies is niet overgenomen. Het opleggen van een bestuurlijke boete aan een bedelaar wordt al bemoeilijkt door de omstandigheid dat een dergelijke persoon veelal niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt. Bovendien is inning veelal ook onmogelijk vanwege het ontbreken van financiële middelen. Indien bedelen van de negatieve lijst zou worden geschrapt, zou een effectieve handhaving van het bedelverbod feitelijk praktisch onmogelijk worden, omdat het regime van de bestuurlijke boete, in tegenstelling tot het strafrecht, geen vervangende hechtenis kent.

Het advies van de VNG om de exploitatie van prostitutie toe te voegen aan de negatieve lijst, is overgenomen. Overtredingen met betrekking tot de exploitatie van prostitutie zijn doorgaans gerelateerd aan ernstige strafbare feiten en dragen een gevaarzettend karakter in zich, waardoor de openbare orde en veiligheid in het geding kan zijn.

De VNG kan zich vinden in de in de bijlage weergegeven boetebedragen, nu deze aansluiten bij de hoogten van het openbaar ministerie. De indeling zou volgens de VNG wel verduidelijkt kunnen worden door middel van tussenkopjes e.d. Hiervan is echter afgezien, omdat de bijlage de indeling volgt van de Tekstenbundel van het openbaar ministerie.

Nu er vooralsnog geen noodzaak is nadere eisen te stellen aan de toezichthouder, is er ook geen reden om – zoals de VNG adviseert – aan te geven welke eisen dat dan zouden kunnen zijn. Om eventuele misverstanden weg te nemen wordt nog opgemerkt dat de eisen aan de buitengewone opsporingsambtenaar niet hun grondslag vinden in de Gemeentewet, maar in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en het daarop gebaseerde Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Het College van procureurs-generaal is van mening dat de regeling in het conceptbesluit, inhoudende dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor rechtspersonen het zesvoudige bedraagt van de hoogte van de bestuurlijke boete voor natuurlijke personen, strijdig is met het uitgangspunt dat de hoogte van de bestuurlijke boete en die van de strafrechtelijke boete zoveel mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd. Het College adviseert de desbetreffende bepaling te laten vervallen. Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft bezwaar tegen deze bepaling.

Deze adviezen zijn overgenomen. Gevolg is dat het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete voor rechtspersonen wordt overgelaten aan de gemeenteraad. De raad kan ervoor kiezen de hoogte van de bestuurlijke boete voor natuurlijke personen onverkort van toepassing te verklaren op rechtspersonen, maar de raad kan voor rechtspersonen ook hogere boetebedragen vaststellen. Het ligt dan wel voor de hand zulks af te stemmen met het openbaar ministerie. Dat geldt ook voor het vaststellen van boetebedragen voor de overtreding van voorschriften waarvoor in de bijlage geen boetebedrag is vastgesteld.

Het onderscheid tussen de verschillende categorieën is, conform het advies van het College, niet langer in artikel 4 opgenomen. Bij de voorschriften waarbij dit onderscheid relevant is, vloeit het rechtstreeks voort uit de bijlage bij het besluit.

Het advies van het College inzake het zonder rubberbanden rijden over een berm, de glooiing en de zijkant van de weg wordt niet gevolgd, nu de formulering van het desbetreffende feit letterlijk is overgenomen uit de Tekstenbundel.

De Nederlandse Vereniging van Rechtspraak merkt op dat uit het conceptbesluit niet blijkt dat op grond van artikel 154, negende lid, van de Gemeentewet een bestuurlijke boete slechts kan worden opgelegd aan personen die ten tijde van de overtreding twaalf jaar of ouder waren, en wordt gehalveerd voor personen die ten tijde van de overtreding nog geen zestien jaar oud waren. Hieraan is tegemoetgekomen door in artikel 4, eerste lid, van het besluit een verwijzing op te nemen naar artikel 154, achtste en negende lid, van de Gemeentewet.

De bepaling over de hoogte van de bestuurlijke boete voor rechtspersonen, waartegen ook de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak bezwaar heeft, is hiervoor reeds aan de orde geweest.

De Raad voor de rechtspraak, de Raad van Hoofdcommissarissen en de Nederlandse Orde van Advocaten hebben geen inhoudelijke op- of aanmerkingen bij het conceptbesluit.

Op grond van artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet is het ontwerp van dit besluit overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal voordat het ontwerp ter advisering is aangeboden aan de Raad van State. De Tweede Kamer heeft over dit ontwerp feitelijke vragen gesteld, die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn beantwoord bij brief van 10 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 101, nr. 24).

Artikelsgewijs

Artikel 2

Uitgangspunt is dat – indien de gemeente kiest voor invoering van de bestuurlijke boete – alle overtredingen van de in artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde voorschriften onder het regime van de bestuurlijke boete vallen. Dit is slechts anders voor overtreding van de voorschriften die betrekking hebben op de onderwerpen die limitatief worden opgesomd in artikel 2 van dit besluit (de negatieve lijst). Uitgezonderd worden voorschriften waarvan de overtreding gepaard kan gaan met geweld, zoals voorschriften met betrekking tot het hinderlijk gebruik van alcohol of het gebruik van harddrugs, of voorschriften die – vanwege hun gevaarzettende karakter – onderdeel zijn van de ordehandhavingsbevoegdheden van de politie, zoals voorschriften met betrekking tot samenscholingen, ongeregeldheden, betogingen en vechten op straat. Ook voorschriften die evident raken aan ernstiger strafbare feiten, zoals voorschriften met betrekking tot de handel in drugs, heling, het meevoeren van inbrekerswerktuigen, rooftassen of steekwapens en de exploitatie van prostitutie (prostitutieverordening), worden uitgezonderd van de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen.

Voor wat betreft prostitutie heeft de negatieve lijst uitsluitend betrekking op voorschriften betreffende de exploitatie van prostitutie. Andere gemeentelijke voorschriften ter zake van prostitutie, zoals een plaatselijk tippelverbod, vallen onder regime van de bestuurlijke boete.

Op de negatieve lijst is ook vermeld het zgn. «bedelverbod» dat in een aantal APV’s is opgenomen. Het opleggen van een bestuurlijke boete aan een bedelaar – dikwijls zonder vaste woon- of verblijfplaats en veelal niet in het bezit van financiële middelen om de boete te voldoen – heeft weinig zin, omdat bij een bestuurlijke boete vervangende hechtenis niet mogelijk is.

Voor wat betreft het gebruik van alcohol geldt de negatieve lijst uitsluitend voor het hinderlijk gebruik daarvan. Onder hinderlijk gebruik wordt verstaan het openlijk nuttigen van alcoholhoudende drank terwijl dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. Voorschriften in de APV die het nuttigen of meevoeren van alcoholhoudende drank in door het college aangewezen gebieden geheel verbieden, vallen dus onder het regime van de bestuurlijke boete. Dit laatste geldt evenzeer voor het zgn. «blowverbod»: het verbod op het gebruik van softdrugs (cannabis) in door het college aangewezen verbieden.

Artikel 3

Benadrukt wordt nogmaals dat het bij de voorschriften uit de afvalstoffenverordening gaat om een positieve lijst: voor zover het gaat om voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, kan uitsluitend overtreding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde voorschriften bestuurlijk worden beboet.

Overtreding van voorschriften uit de afvalstoffenverordening die niet zijn gebaseerd op artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, maar op de autonome verordenende bevoegdheid van de raad, bedoeld in artikel 149 van de Gemeentewet, valt onder het regime van artikel 154b, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

Artikel 4

Uit het stelsel van artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet vloeit voort dat de boetebedragen deels worden vastgesteld in artikel 4 en de bijlage bij dit besluit en deels worden vastgesteld bij raadsverordening. Het ligt in de rede dat de gemeente zelf een volledig overzicht van de boetebedragen ter beschikking heeft ten behoeve van de burgers en de toezichthouders.

Artikelen 5 tot en met 7

De wijzigingen van het Transactiebesluit 1994, het Transactiebesluit milieudelicten en het Besluit OM-afdoening strekken ertoe dat in gemeenten die gekozen hebben voor de invoering van de bestuurlijke boete, niet langer door buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente een politietransactie kan worden aangeboden, respectievelijk een politiestrafbeschikking kan worden opgelegd, voor overtreding van feiten die op grond van artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet bestuurlijk beboetbaar zijn.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven