Besluit van 18 december 2008 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 6 oktober 2008, nr. DB 2008-555M, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 3, 37a en 39 van de Wet waardering onroerende zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 6 november 2008, nr. W06.08.0426/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2008, nr. DB 2008-634U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Directe Belastingen, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 3 en 39» vervangen door: de artikelen 3, 37a en 39.

2. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. afnemers: bestuursorganen die de waardegegevens gebruiken ten behoeve van de heffing van belastingen;.

3. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. belastingen: belastingen geheven door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de tweede en derde volzin.

2. Het derde en vierde lid worden vervangen door:

  • 3. De waterschappen betalen aan het Rijk jaarlijks een vergoeding van € 21 810 013 voor het aandeel van de waterschappen in de kosten van de waardering. Dit bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar bij regeling van Onze Minister aangepast vanwege een verwachte prijsmutatie en een volumeopslag. De verwachte prijsmutatie is daarbij het percentage zoals dat door het Centraal planbureau in het Centraal Economisch Plan is gepubliceerd als «prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie» voor het kalenderjaar. De volumeopslag wordt gesteld op 0,9 procent.

  • 4. Ingeval het in het derde lid genoemde bedrag hoger is dan € 21 810 013, wordt het verschil toegevoegd aan de algemene middelen van het Rijk.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden regels gesteld omtrent de verdeling over de individuele waterschappen van hetgeen de waterschappen samen aan het Rijk vergoeden voor het aandeel van de waterschappen in de kosten van de waardering, alsmede omtrent het tijdstip van de betaling aan het Rijk. Daarbij wordt de in het derde lid bedoelde vergoeding van de waterschappen gedeeld door het totale aantal objecten in alle waterschappen samen en over de individuele waterschappen verdeeld naar rato van het aantal objecten in die individuele waterschappen. Jaarlijks doet de Unie van Waterschappen aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een opgave van het aantal objecten per individueel waterschap. Daarbij kan de Unie van Waterschappen uitgaan van het aantal objecten in een voorgaand jaar, gecorrigeerd met een volumeopslag.

C

Artikel 2a vervalt.

D

In artikel 3 wordt « de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de waardering» vervangen door: de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de waardering, de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de uitvoering van de basisregistratie waarde onroerende zaken (basisregistratie WOZ).

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw), onderdeel b, komt te luiden:

  • b. onroerende zaken waarvan de waarde op grond van artikel 121, tweede lid, van de Waterschapswet bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking wordt gelaten.

3. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De authentieke gegevens uit andere basisregistraties die worden opgenomen in de basisregistratie WOZ, bedoeld in artikel 37a, tweede lid, van de wet, zijn de in de bijlage genoemde gegevens met de codenummers 10.20, 11.10, 11.20, 11.30, 11.40, 11.70, 51.10, 51.20, 51.30, 51.40, 51.50, 41.20, 01.10, 02.30, 04.05, 03.10, 02.31, 02.41, 08.10 en 08.11.

F

In artikel 8, eerste en derde lid, vervalt de zinsnede «of de in artikel 1, tweede lid, van de wet bedoelde gemeenteambtenaar».

G

In artikel 9 wordt «de levering van gegevens» vervangen door: de levering van gegevens aan de afnemers.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2. Het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 2, derde lid, tweede volzin, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken vindt voor het eerst toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de negenentwintigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De Wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 269) (hierna: Wet BRI/BR WOZ) voorziet met ingang van 1 januari 2009 in een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken. Basisregistraties fungeren voor de overheid als unieke bron van essentiële, zogenoemde authentieke gegevens. In het bestuurlijke verkeer met burgers en bedrijven is de overheid verplicht deze gegevens te gebruiken opdat gegevens die bekend zijn bij de overheid niet telkens opnieuw verstrekt hoeven te worden. In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ (hierna: het besluit) wordt uitvoering gegeven aan het ingevolge de Wet BRI/BR WOZ in de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet) geïntroduceerde artikel 37a en worden authentieke gegevens uit andere basisregistraties die zijn opgenomen in de basisregistratie waarde onroerende zaken (hierna: BR WOZ) aangewezen. Daarnaast wordt het besluit aangepast in verband met de aanpassing van de systematiek van de vergoeding van de kosten bij de uitvoering van de wet en de aanpassing van het percentage van de volumeopslag. Ten slotte wordt het besluit nog op enkele anderen punten gewijzigd als gevolg van de invoering van de BR WOZ.

Wijziging van de systematiek vergoeding waarderingskosten

In het bestuurlijk overleg WOZ dat de staatssecretarissen van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regelmatig hebben met de gemeenten en waterschappen is afgesproken de financieringswijze van de bijdrage die het Rijk en de waterschappen aan de gemeenten betalen voor de kosten die zij maken bij de waarderingen in het kader van de wet, te veranderen. De bijdrage van het Rijk is met ingang van 1 januari 2009 overgeheveld naar en toegevoegd aan de algemene uitkering in het gemeentefonds. Ook de – eveneens via het Rijk lopende – bijdrage van de waterschappen wordt per 2009 overgeheveld naar het gemeentefonds.

Door de overheveling van beide bedragen hebben de gemeenten meer vrijheid bij de besteding van de middelen. Om deze reden worden uit het onderhavige besluit de bepalingen geschrapt over de wijze waarop het Rijk haar bijdrage in de kosten voor waardering levert en over de hoogte van die bijdrage. Het bedrag dat het Rijk per 1 januari 2009 naar de algemene uitkering (het gemeentefonds) overhevelt is € 58 160 033 (dit is inclusief BTW en de indexatie voor 2009). Het bedrag dat het Rijk namens de waterschappen in 2009 naar de algemene uitkering overhevelt is € 21 810 013. Ook dit bedrag is reeds geïndexeerd voor 2009.

In 2010 en verdere jaren zal de aanpassing van het totale bedrag dat in het gemeentefonds terecht komt, meelopen met de normeringssystematiek van het gemeentefonds.

De waterschappen betalen jaarlijks aan het Rijk een vergoeding voor de kosten in de waardering. De indexatie van de vergoeding van de waterschappen aan het Rijk blijft vastgesteld worden op basis van een verwachte prijsmutatie en een volumeopslag. Deze indexatie wordt toegevoegd aan de algemene middelen van het Rijk en wordt dus niet toegevoegd aan het gemeentefonds.

Voor zover de kosten van de waardering hoger zijn dan de bedragen die hiervoor namens het Rijk en namens de waterschappen beschikbaar zijn in het gemeentefonds, komen deze kosten voor rekening van de gemeenten.

Bij de verdeling naar gemeenten vanaf 1 januari 2009 wordt zoveel mogelijk aangesloten bij dezelfde verdeelmaatstaven als voorheen, te weten woonruimten, bedrijfsvestigingen, oppervlakte land en het vaste bedrag. Zie ook de Meicirculaire gemeentefonds van 20 mei 2008, paragraaf 3.10. (www.minbzk.nl).

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vanaf 2009 voorlopig een bedrag van € 1,0 miljoen wordt afgezonderd van de algemene uitkering en ter beschikking gesteld aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor gezamenlijke activiteiten voor een efficiënte uitvoering van de Wet WOZ. Te denken valt aan het ontwikkelen van actuele taxatiewijzers voor incourante objecten en verdere uitbouw van het WOZ-datacenter. In 2011 wordt geëvalueerd of dit bedrag structureel naar de VNG moet gaan voor de financiering van activiteiten die collectief gefinancierd moeten worden.

Aanpassing percentage volumeopslag

Tot 1 januari 2009 werden de kosten van waardering jaarlijks geïndexeerd. Deze indexering vond plaats met gebruikmaking van het zogenoemde volumeopslagpercentage: dit was gerelateerd aan de toename van de woningvoorraad in Nederland. Bij invoering van deze regeling in 2003 is er omwille van de financiële stabiliteit en de eenvoud voor gekozen om het percentage van de volumeopslag voor een aantal jaren gelijk te houden. Destijds is het percentage vastgesteld op 0,75 % met de belofte dat het na vier jaar opnieuw geijkt zou worden. Inmiddels is gebleken dat het percentage van 0,75 % behoorlijk in de buurt ligt van het gerealiseerde gemiddelde van 0,77 % per jaar. Voor de toekomst is echter wel een bijstelling van het percentage nodig, dat zoals uit het voorgaande volgt met ingang van 1 januari 2010 overigens alleen nog van belang is voor de vaststelling van de vergoeding van de waterschappen aan het Rijk. De eerstvolgende vier jaar is de verwachting dat de woningvoorraad gemiddeld met 0,9 % stijgt. Daarna vlakt de stijging naar verwachting weer af.

Om deze reden is het percentage van de volumeopslag in (het bij het begin van het kalenderjaar 2010 voor het eerst toe te passen) artikel 2, vierde lid, van het besluit vastgesteld op 0,9 %. Het is de bedoeling om deze volumeopslag voor de komende vier jaren op dat percentage te handhaven. Na deze vier jaar zal wederom een herijking plaatsvinden.

Effecten voor overheid, bedrijven en burgers

De invoering van de BR WOZ heeft, omdat burgers niet meer om hun WOZ-waarde zal worden gevraagd, zoals uiteengezet in de memorie van toelichting bij de wet BRI/BR WOZ een administratieve lastenverlichting bij burgers tot gevolg. De in dit besluit opgenomen wijzigingen betreffen vrijwel alleen bestuursorganen die afnemer zijn van het waardegegeven uit de BR WOZ en hebben daardoor geen administratieve lastenverlichting tot gevolg voor het bedrijfsleven.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

In de definitie van afnemers is de terminologie aangepast aan de in de wet gehanteerde ruimere definitie. Daarnaast is het begrip belastingen gedefinieerd omdat dit begrip niet langer in de wet is gedefinieerd en toch duidelijk moet zijn dat het hier gaat om belastingen geheven door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen.

Artikel I, onderdeel B (artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

Artikel 2 geeft uitvoering aan artikel 3 van de wet waarin is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld die betrekking hebben op de verrekening van de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de wet. Deze kosten worden verdeeld over de afnemers, te weten het Rijk, de waterschappen en de gemeenten (tweede lid). Ten aanzien van de kosten die de gemeenten maken bij de waarderingen die zij in het kader van de wet doen verandert de systematiek van de vergoeding aan de gemeenten.

Nadere toelichting op dit onderdeel is opgenomen in het algemeen deel van deze toelichting onder «Wijziging van de systematiek vergoeding waarderingskosten».

Artikel I, onderdeel C (artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

Artikel 2a kan komen te vervallen, nu de vergoeding van de kosten van waardering niet meer geschiedt aan de individuele gemeenten, maar via de algemene uitkering uit het gemeentefonds plaatsvindt.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

In artikel 4, tweede lid, van de wet is de uitvoering van de BR WOZ toegevoegd aan de toezichtstaken van de Waarderingskamer. Ook in artikel 3 van het besluit is deze bijkomende taak zo tot uitdrukking gebracht en zijn de daaraan verbonden kosten onder de te maken kosten van de Waarderingskamer gebracht. Deze extra taken zullen geen verhoging van de begroting van de Waarderingskamer opleveren.

Artikel I, onderdeel E (artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

Bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van de wet en de BR WOZ worden gegevens uit andere basisregistraties gebruikt. Met behulp van authentieke gegevens uit andere basisregistraties zullen de noodzakelijke koppelingen gelegd worden van het WOZ-object met een adres uit de basisregistratie adressen, een kadastrale aanduiding uit de basisregistratie Kadaster, een belanghebbende/gebruiker wat betreft de natuurlijke personen uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) of voor de niet-natuurlijke personen uit het Handelsregister. In de BR WOZ worden daarom naast het authentieke waardegegeven ook authentieke gegevens uit andere basisregistraties opgenomen. Laatstbedoelde gegevens kunnen aan daartoe bevoegde afnemers worden meegeleverd met de authentieke waardegegevens. In artikel 37a, tweede lid, van de wet is geregeld dat de in de BR WOZ opgenomen authentieke gegevens uit andere basisregistraties bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Aangegeven is in de memorie van toelichting bij de wet BRI/BR WOZ dat in de BR WOZ, naast het authentieke waardegegeven, andere authentieke gegevens – dus uit andere basisregistraties – alleen worden opgenomen, als daar bij de afnemers behoefte aan is. In de wet wordt onderscheid gemaakt naar afnemers die het waardegegeven gebruiken voor de heffing van belastingen en afnemers die dat gegeven gebruiken voor een andere toepassing. Dit besluit is gericht op de afnemers die het waardegegeven gebruiken ten behoeve van de heffing van belastingen. Deze afnemers hebben aangegeven aan welke authentieke gegevens uit andere basisregistraties zij (nog steeds) behoefte hebben. Deze gegevens zullen dan ook worden meegeleverd met de authentieke waardegegevens. Welke authentieke gegevens uit andere basisregistraties het betreft is opgenomen in artikel 7, tweede lid, van het besluit.

De BR WOZ zal met ingang van 1 januari 2009 van start gaan, echter nog niet alle basisregistraties zijn (volledig) in werking getreden of al beschikbaar voor gemeenten als bron. Zo worden de adresgegevens van een natuurlijke persoon nu nog uit de GBA geput, terwijl die gegevens zodra de Basisregistratie adressen (BAG) in werking treedt èn de GBA is aangesloten op de BAG, geput gaan worden uit die registratie.

Afnemers die het waardegegeven gebruiken voor een andere toepassing dan voor de heffing van belastingen zullen geen authentieke gegevens uit andere basisregistraties meegeleverd krijgen, tenzij dat bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Bij deze afnemers gaat het om het waardegegeven behorend bij de woning van een bepaalde belanghebbende, of het waardegegeven behorend bij een bepaald adres of bij een kadastraal perceel. Ten aanzien van deze afnemers geldt dat het authentieke waardegegeven alleen op verzoek verstrekt wordt als het college van burgemeester en wethouders, als basisregistratiehouder, heeft vastgesteld dat degene aan wie volgens de afnemer het burgerservicenummer of Fi-nummer en bijvoorbeeld de bijbehorende adresgegevens toebehoort, dezelfde is als degene op wie het authentieke waardegegeven uit de BR WOZ betrekking heeft. Alleen als de gegevens van de afnemer en de gegevens uit de BR WOZ bij elkaar passen wordt het authentieke waardegegeven aan de door de afnemer aangeleverde gegevens gekoppeld en verstrekt aan de desbetreffende afnemer. In dit kader is dan sprake van het terugleveren van de persoonsidentificerende gegevens en het leveren van het authentieke waardegegeven. Als de gegevens niet bij elkaar passen vindt er geen levering van het authentieke waardegegeven plaats en worden de aangeleverde gegevens onverwerkt teruggeleverd aan de afnemer. Zodra een landelijke voorziening BR WOZ gerealiseerd is, zullen deze afnemers gebruik kunnen maken van de landelijke voorziening voor hun vraag. Immers deze afnemers zullen niet direct aansluiten op de landelijke voorziening WOZ. Totdat een landelijke voorziening is gerealiseerd, kan een daartoe bij wettelijke regeling bevoegde afnemer zich wenden tot een gemeente om een waardegegeven uit de BR WOZ op te vragen. Dit biedt al de mogelijkheid aan een notaris om het waardegegeven te vergelijken met de taxatiewaarde die aan een hypothecaire geldlening ten grondslag ligt.

De verwijzing in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van het besluit naar de Waterschapswet is aangepast aan de wijzigingen in die wet als gevolg van de Wet modernisering waterschapsbestel.

Artikel I, onderdeel F (artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

Ingevolge de wet is het college van burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van de BR WOZ. Alle verstrekkingen aan de afnemers behoren dus tot de taak van het college. Artikel 8 is in die zin aangepast.

Artikel I, onderdeel G (artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ)

De wijziging in artikel 9 is bedoeld om aan te geven dat slechts voor de afnemers zoals gedefinieerd in dit besluit een standaard-uitwisselingsformaat voor de levering van gegevens nodig is. Voor de afnemers die het waardegegeven gebruiken voor andere toepassingen dan de heffing van belastingen en het waardegegeven, zal – tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald – alleen het waardegegeven worden geleverd.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven