Besluit van 18 december 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 561)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie, van 16 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1727 sector LUV, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel XXV van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 561);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen III, onder C, IX, eerste en tweede lid, XVIA, XVII en XVIII, eerste tot en met derde lid, van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 561) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge de artikelen 18 en 27 van de Luchtvaartwet moet een besluit tot aanwijzing van een luchtvaartterrein, respectievelijk tot wijziging daarvan, overeenstemmen met een (rijks)structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Als zodanig gelden de structuurvisie «Structuurschema Burgerluchtvaartterreinen» (SBL) en de structuurvisie «Planologische kernbeslissing luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad». Het SBL vervalt op 25 december 2008, de structuurvisie Maastricht-Lelystad op 20 mei 2009. Het in dit besluit genoemde artikel III, onder C, laat de artikelen 18 tot en met 37 en 38 tot en met 56 van de Luchtvaartwet vervallen. Die bepalingen gaan over de aanwijzing van luchtvaartterreinen en worden over enige tijd vervangen door een regeling in de hoofdstukken 8, 8A en 10 van de Wet luchtvaart. De artikelen XVIA en XVII regelen dat lopende procedures rond de aanwijzing van luchtvaartterreinen (op grond van de Luchtvaartwet) nog kunnen worden afgerond op basis van de twee huidige structuurvisies, ook na afloop van de looptijd van die structuurvisies. Voor de periode tot aan de inwerkingtreding van het «nieuwe recht» (de nieuwe regeling in de hoofdstukken 8, 8A en 10 van de Wet luchtvaart) bepalen de artikelen IX en XVIII dat het «oude recht» (het bepaalde bij en krachtens de Luchtvaartwet) van toepassing blijft op een al geldende aanwijzing van een luchtvaartterrein totdat de geldigheid van die aanwijzing is geëindigd ingevolge het nieuwe recht. Zie ook Kamerstukken I 2008/09, 30 452, H, blz. 2.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven