Wet van 30 oktober 2008 tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden en enkele andere wetten ten behoeve van een verbeterde werking van de financieringsfunctie van decentrale overheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een aantal onderdelen van de Wet financiering decentrale overheden en enkele andere wetten te wijzigen ten behoeve van een betere werking van de financieringsfunctie van decentrale overheden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet financiering decentrale overheden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van onderdeel a, onder 5° en 6°, tot onderdeel a, onder 4° en 5° vervalt onderdeel a, onder 4°.

2. Onderdeel d vervalt.

3. De onderdelen e tot en met l worden geletterd d tot en met k.

4. In onderdeel h wordt «de vaste schuld» vervangen door: het begrotingstotaal.

5. In onderdeel k, onder 1°, wordt «onderdeel a, onder 1°, 2°, 4° en 6°» vervangen door: onderdeel a, onder 1°, 2° en 5°.

6. In onderdeel k, onder 3°, wordt «onderdeel a, onder 5°» telkens vervangen door: onderdeel a, onder 4°.

7. Na onderdeel k wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. begrotingstotaal: de totale lasten op de begroting.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers van openbare lichamen geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen.

C

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De toezichthouder van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 5°, kan na overleg met het bestuur van de gemeenschappelijke regeling een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet voor een gemeenschappelijke regeling vaststellen.

D

1. Artikel 4, tweede en derde lid, komt te luiden:

  • 2. Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

  • 3. Zolang het plan, bedoeld in het tweede lid, niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd kan de toezichthouder een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet. De toezichthouder kan voorts bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van minder dan één jaar voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist. De toezichthouder kan daarbij een maximum vaststellen voor de schuld in rekening-courant van het openbare lichaam met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van het openbare lichaam.

2. In het vierde lid wordt «Het voorafgaande toezicht» vervangen door: Het toezicht.

E

In de artikelen 5, eerste lid, en 6, eerste tot en met derde lid, wordt «de vaste schuld» vervangen door: het begrotingstotaal.

F

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien aan Nederland een boete wegens overschrijding van de EMU-norm wordt opgelegd en de decentrale overheden daarin een aandeel hebben, kan de minister van Financiën vaststellen voor welk deel decentrale overheden bijdragen in de boete, na regulier bestuurlijk overleg tussen de fondsbeheerders en de instanties die representatief geacht kunnen worden voor de desbetreffende decentrale overheden.

G

In artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt «de vaste schuld» vervangen door: het begrotingstotaal.

ARTIKEL II

In artikel 216, tweede lid, onderdeel c, van de Provinciewet vervalt: , alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

ARTIKEL III

In artikel 212, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet vervalt: , alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

ARTIKEL IV

In artikel 108, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet vervalt: , alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

ARTIKEL V

Artikel I, onderdeel B, is niet van toepassing op de contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen, zoals die op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ten aanzien van het personeel en politieke ambtsdragers van openbare lichamen zijn afgesloten.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 30 oktober 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Financiën,

W. J. Bos

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de achttiende december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 360

Naar boven