Wet van 4 december 2008 tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de socialezekerheidswetten de mogelijkheid te creëren voor de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om van een vordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

Na artikel 57b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 58

  • 1. In afwijking van artikel 57, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van de belanghebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 80, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 29a is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de belanghebbende zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 59

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 57 en 58 van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

Na artikel 65 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 65a Schuldregeling

  • 1. In afwijking van artikel 63, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van de belanghebbende, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigd betaalde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 70, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 48 is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de belanghebbende zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 65b Preferentie

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 63 en 65a van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL III WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

Na artikel 57 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 57a Schuldregeling

  • 1. In afwijking van artikel 55, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van de jonggehandicapte, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de jonggehandicapte niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigd betaalde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de jonggehandicapte van de verplichting, bedoeld in artikel 62, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 40 is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de jonggehandicapte gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de jonggehandicapte zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 57b Preferentie

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 55 en 57a van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

Na artikel 36b van de Werkloosheidswet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 36c

  • 1. In afwijking van artikel 36, eerste lid, kan het UWV, op verzoek van de werknemer, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de werknemer niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het UWV wegens onverschuldigd betaalde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het UWV betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 25, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 27a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot afzien van terugvordering of verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de werknemer gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de werknemer zijn schuld aan het UWV niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 36d

Een vordering van het UWV als bedoeld in artikel 36 en 36c van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

Na artikel 24b van de Algemene Ouderdomswet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25

  • 1. In afwijking van artikel 24, eerste lid, kan de Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de pensioengerechtigde, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de pensioengerechtigde niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van de Sociale verzekeringsbank wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de pensioengerechtigde van de verplichting, bedoeld in artikel 49, en met betrekking tot het niet naleven van die verplichting een boete als bedoeld in artikel 17c is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de pensioengerechtigde, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn schuld aan de Sociale verzekeringsbank niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 25a

Een vordering van de Sociale verzekeringsbank als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

Na artikel 55 van de Algemene nabestaandenwet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 55a

  • 1. In afwijking van artikel 53, eerste lid, kan de Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van de Sociale verzekeringsbank wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 37 de uitkering wordt uitbetaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 35, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 39 is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de nabestaande, het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, respectievelijk de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 37 de uitkering wordt uitbetaald zijn schuld aan het de Sociale verzekeringsbank niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 55b

Een vordering van de Sociale verzekeringsbank als bedoeld in de artikelen 53 en 55a van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

Na artikel 24b van de Algemene Kinderbijslagwet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 24c

  • 1. In afwijking van artikel 24, eerste lid, kan de Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van de artikelen 7c of 21 kinderbijslag wordt betaald, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien bij medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van de artikelen 7c of 21 kinderbijslag wordt betaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van de Sociale verzekeringsbank wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 15, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 17a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van de artikelen 7c of 21 kinderbijslag wordt betaald gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald zijn schuld aan de Sociale verzekeringsbank niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 24d

Een vordering van de Sociale verzekeringsbank als bedoeld in de artikelen 24 en 24c van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL VIII WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

Na artikel 33b van de Ziektewet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 34

  • 1. In afwijking van artikel 33, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van de werknemer, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien bij medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de werknemer niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 31, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 45a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de werknemer gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de werknemer zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 34a

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in de artikelen 33 en 34 van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IX WIJZIGING VAN DE TOESLAGENWET

Na artikel 20b van de Toeslagenwet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 21

  • 1. In afwijking van artikel 20, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van degene die aanspraak maakt op de toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien bij medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene die aanspraak maakt op de toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door degene die aanspraak maakt op de toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 12, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 14a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van degene die aanspraak maakt op de toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, degene van wie wordt teruggevorderd gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. degene die aanspraak maakt op de toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 21a

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld in artikel 20 en 21van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL X WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

Na artikel 79 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 79a Schuldregeling

  • 1. In afwijking van artikel 77, eerste lid, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op verzoek van degene van wie wordt teruggevorderd, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien bij medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene van wie wordt teruggevorderd niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen wegens onverschuldigd betaalde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door degene van wie wordt teruggevorderd van de verplichting, bedoeld in artikel 27, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 91 is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van degene van wie wordt teruggevorderd gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. degene van wie wordt teruggevorderd zijn schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 79b Preferentie

Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als bedoeld in artikel 77 en 79a van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XI WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «gedeeltelijk van verdere terugvordering van de uitkering af te zien» ingevoegd: bij medewerking aan een schuldregeling.

2. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;.

3. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, vervalt «en».

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel c, door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. een naar het oordeel van het college betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet; en

  • e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

5. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 13, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 20a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

6. In het derde lid wordt «Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering» vervangen door: Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering.

7. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

ARTIKEL XII WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «gedeeltelijk van verdere terugvordering van de uitkering af te zien» ingevoegd: bij medewerking aan een schuldregeling.

2. Aan onderdeel a wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;.

3. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, vervalt «en».

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. een naar het oordeel van het college betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet; en

  • e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

5. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de terugvordering die is ontstaan door het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 13, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 20a is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht;.

6. In het derde lid wordt «Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering» vervangen door: Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering.

7. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

ARTIKEL XIII WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN KUNSTENAARS

De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «gedeeltelijke van verdere terugvordering af te zien» ingevoegd: bij medewerking aan een schuldregeling.

2. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. een naar het oordeel van het college betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet; en

  • e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

4. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. een terugvordering als bedoeld in artikel 30 is ontstaan door het niet nakomen door de kunstenaar van de verplichting, bedoeld in artikel 20, dan wel met betrekking tot het niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht;.

5. In het derde lid wordt «Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering» vervangen door: Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering.

6. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

ARTIKEL XIV WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG

In artikel 3:16, eerste lid, onderdeel m, van de Wet arbeid en zorg wordt «33b» vervangen door: 34a.

ARTIKEL XIVA WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN

Na artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 35a Schuldregeling

  • 1. In afwijking van artikel 34, eerste en derde lid, kan het UWV, op verzoek van de belanghebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:

    • a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

    • b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c. de vordering van het UWV wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;

    • d. een naar het oordeel van het UWV betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;

    • e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en

    • f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is ontstaan door het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 12, eerste lid, en hiervoor een boete als bedoeld in artikel 21 is opgelegd, dan wel indien hiervoor aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van belanghebbende gewijzigd indien:

    • a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de belanghebbende zijn schuld aan het UWV niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 35b Preferentie

Een vordering van het UWV als bedoeld in artikel 34 en 35a van deze wet is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 4 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 586

Naar boven