Besluit van 19 november 2008 tot wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met de aanpassing van bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van waterschapsbestuurders alsmede enige andere aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 9 oktober 2008, nr. CEND/HDJZ/2008/1371 Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 19, tweede lid, onderdelen a en d, 20, vierde lid, onderdeel c, 32a, 44, eerste lid, en 49, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 oktober 2008, nr. W09.08.0430/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 13 november 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1456 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Waterschapsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.9, derde lid, onder a, vervalt de passage na de puntkomma.

B

Aan artikel 2.28 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. dat verklaringen als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, ontbreken.

C

In artikel 2.67, eerste lid, onder b, wordt «artikel 2.69, derde lid» vervangen door: het bepaalde in het tweede lid.

D

Artikel 3.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «budget» vervalt.

2. In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur:

tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap, bedoeld in de artikelen 23, tweede lid, van de wet, artikel 33, vierde lid, van de wet juncto artikel X 8, eerste tot en met vijfde lid, van de Kieswet, en de artikelen 2.114 en 2.116;

tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur:

tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur en het tijdstip van beëindiging, bedoeld in artikel 41, vierde en vijfde lid, van de wet;

3. De begripsbepaling van «vergoeding» komt te luiden:

vergoeding:

maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden verbonden aan het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

E

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2

  • 1. Aan een lid van het algemeen bestuur wordt een vergoeding toegekend van € 402,53.

  • 2. Het bedrag van de vergoeding wordt per 1 januari van elk jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties herzien aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, en bekend gemaakt in de Staatscourant.

F

In artikel 3.8 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

G

Artikel 3.10, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel 2.118 wordt niet aangemerkt als beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

H

Artikel 3.11 komt te luiden:

Artikel 3.11

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur geniet een bezoldiging van € 3.487,84, met dien verstande dat het totaal van de bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, wordt gesteld op ten hoogste 500% van dit bedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de bezoldiging van de individuele leden van het dagelijks bestuur op een hoger of lager bedrag worden gesteld, mits het totaal van de bezoldiging, met uitzondering van de voorzitter, niet meer bedraagt dan 500% van het in het eerste lid genoemde bedrag.

  • 3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag overeenkomstig gewijzigd.

I

Artikel 3.17 komt te luiden:

Artikel 3.17

Artikel 3.9 en artikel 3.40, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

J

In artikel 3.21, derde lid, wordt in de tweede volzin «Het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel d, van dit artikel wordt eervol verleend», vervangen door: Het ontslag op grond van het eerste lid, onderdelen d en e, van dit artikel wordt eervol verleend,.

K

De artikelen 3.22 en 3.23 vervallen.

L

Artikel 3.24 komt te luiden:

  • 1. De voorzitter geniet een bezoldiging waarvan de hoogte overeenkomt met het maximum van salarisschaal 18, tenzij een tijdsbestedingsnorm is vastgesteld die lager ligt dan 100%. In dat geval is de bezoldiging gelijk aan het bedrag dat naar rato van de tijdsbestedingsnorm is bepaald.

  • 2. Op verzoek van het algemeen bestuur kan Onze Minister, gedeputeerde staten gehoord, een tijdsbestedingsnorm vaststellen.

M

In artikel 3.26, wordt «de voor de voorzitter van toepassing zijnde salarisschaal» vervangen door: salarisschaal 18.

N

In artikel 3.36 wordt «ambtsjubileumgratificatie» vervangen door: ambtsjubileumgratificatie en een dienstjubileumgratificatie.

O

Artikel 3.38 vervalt.

P

Artikel 3.39, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een uitkering:

    • a. bij eervol ontslag op grond van artikel 3.21, eerste lid, onder d;

    • b. bij eervol ontslag op eigen aanvraag, bij niet-herbenoeming als ook bij een eervol ontslag op grond van artikel 3.21, eerste lid, onder e, indien naar het oordeel van Onze Minister de reden van het ontslag of de niet-herbenoeming is gelegen in een verstoorde verhouding tussen de voorzitter en het algemeen bestuur.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 8 januari 2009 met uitzondering van artikel I, de onderdelen A tot en met C, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt gepubliceerd.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 19 november 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de elfde december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit wijzigt het Waterschapsbesluit. Het betreft voornamelijk wijzigingen in hoofdstuk 3, waarin de rechtspositie van de leden van het waterschapsbestuur is geregeld. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • 1. De salarisschaal van de voorzitter wordt niet langer bepaald door het budget van een waterschap. De voorzitters worden voortaan bezoldigd volgens een vaste salarisschaal.

  • 2. De bezoldiging van leden van het dagelijks bestuur (hierna: DB) wordt losgekoppeld van het salaris van de voorzitter. Aangesloten wordt bij de bezoldiging van wethouders in gemeenteklasse 8 (60.001 tot en met 100.000 inwoners). Daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding van 50%.

  • 3. De vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur (hierna: AB) wordt losgekoppeld van het salaris van de voorzitter. De vergoeding voor de werkzaamheden is vastgesteld op 35% van de vergoeding voor een raadslid van een gemeente in gemeenteklasse 12 (60.001 tot en met 80.000 inwoners).

Deze wijzigingen zijn afgesproken in het arbeidsvoorwaardenoverleg van 5 oktober 2007 met de Vereniging Belangenbehartiging Voorzitters Waterschappen, de Vereniging Belangenbehartiging Dagelijks Bestuurders van Waterschappen en de Unie van Waterschappen als vertegenwoordigers van de Algemeen-bestuursleden. Namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is de DG water voorzitter van dit overleg, het ministerie van BZK is ook vertegenwoordigd.

Voorts worden in hoofdstuk 2 van het Waterschapsbesluit, waarin de verkiezing van leden van het AB is geregeld, nog enkele technische aanpassingen aangebracht. Hierop wordt ingegaan in de artikelsgewijze toelichting (Artikel I, onderdelen A tot en met C).

Rechtspositie waterschapsbestuurders

Op grond van de huidige systematiek wordt de bezoldiging van de DB-leden en de vergoeding voor de AB-leden uitgedrukt in een percentage van de maximumsalarisschaal van de voorzitter van het waterschap. De salarisschaal van de voorzitter wordt, naargelang de hoogte van het budget van het waterschap, ingedeeld in klasse 1, zijnde schaal 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (hierna: BBRA), of klasse 2, zijnde schaal 18 BBRA. De vergoeding, respectievelijk bezoldiging, varieert van 3% voor de AB-leden tot een percentage tussen de 20% en de 40% voor de DB-leden met een maximum van 45% voor de waarnemend voorzitter.

De laatste jaren heeft er een proces van schaalvergroting van de waterschappen plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de verantwoordelijkheden van de waterschapsbestuurders op een hoger niveau zijn komen te liggen. Daardoor is de inzet en werkwijze van de waterschapsbestuurders veranderd. Deze ontwikkelingen nopen ertoe de systematiek te herzien. In het verleden is ervoor gekozen de rechtspositie van de voorzitters van waterschappen te enten op die van burgemeesters. Als logisch gevolg van deze keuze wordt thans ook ten aanzien van de bezoldiging van DB-leden respectievelijk de vergoeding voor AB-leden aangesloten bij de rechtspositie van wethouders en gemeenteraadsleden. Die keuze sluit voorts aan bij de voorgenomen overdracht van de verantwoordelijkheid voor de rechtspositie van de waterschapsbestuurders aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waardoor een integrale afweging van rechtspositionele vraagstukken wordt bevorderd (Kamerstukken II, 2005/06, 30 424, nr. 8).

Vaste salarisschaal voor de voorzitter

Op grond van de huidige artikelen 3.22 en 3.24 van het Waterschapsbesluit wordt de salarisschaal van de voorzitter bepaald door de hoogte van het budget van het waterschap. Bij een budget van minder dan € 45 miljoen volgt indeling in schaal 17 BBRA, terwijl bij een budget van meer dan € 45 miljoen indeling volgt in schaal 18 BBRA. Inmiddels hebben 24 van de 26 waterschappen reeds een budget van meer dan € 45 miljoen en één waterschap zal die grens binnen enkele jaren overschrijden door een voorgenomen fusie. Dit betekent dat het budget als onderscheidend criterium is achterhaald en dat voor de voorzitters van waterschappen de facto sprake is van een vrijwel uniforme beloningstructuur. Om die reden wordt de salarisschaal van de voorzitter gefixeerd op het maximum van schaal 18 BBRA. Indien de specifieke situatie in een waterschap dit vraagt, kan de bezoldiging door middel van een vast te stellen tijdsbestedingsnorm worden aangepast. Door de invoering van een vaste salarisschaal voor de voorzitter kunnen de bepalingen met betrekking tot het budget en de klassenindeling vervallen.

Bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur

Tegen het huidige systeem van bezoldiging van de leden van het DB bestaan bezwaren. Het systeem is te weinig flexibel waardoor het te weinig recht doet aan de verschillen in tijdsbesteding die tussen de individuele leden van het DB bestaan. Voorts wordt het systeem van bezoldiging als percentage van het salaris van de voorzitter minder wenselijk geacht, omdat dit niet appelleert aan de behoefte aan een eigen identiteit voor de leden van het DB.

Vanuit de wens om te komen tot een aansluiting bij de gemeentelijke structuur is ervoor gekozen de bezoldiging van de leden van het DB los te koppelen van die van de voorzitter en aan te sluiten bij het salaris van wethouders.

Hiervoor is gekeken naar hoe de bezoldiging van de voorzitters van waterschappen aansluit op de bezoldiging van burgemeesters. De bezoldiging van een voorzitter komt nagenoeg overeen met het maximum van de bezoldiging van een burgemeester in een gemeente met 60.001 tot en met 100.000 inwoners. Vervolgens is de overeenkomstige bezoldiging van wethouders in een gemeente met diezelfde grootte (klasse 8) als uitgangspunt genomen voor de bezoldiging van de leden van het DB. Gelet op de gemiddelde tijdsbesteding is de normvergoeding voor een lid van het DB bepaald op 50% van de bezoldiging voor wethouders. Dat betekent dat een lid van het DB in beginsel een bezoldiging ontvangt die de helft bedraagt van het salaris van een wethouder in gemeenteklasse 8. Volgens tabel I van het Rechtspositiebesluit wethouders bedroeg de bezoldiging van wethouders in klasse 8 per 1 april 2008 € 6.975,68 per maand. Het bedrag van de bezoldiging voor een lid van het DB is in artikel 3.11 van het Waterschapsbesluit vastgesteld op € 3.487,84. Daarbij is tevens een maximum gesteld van 500% voor het totaal van de bezoldiging van de leden van het DB, met uitzondering van de voorzitter. Dit is ingegeven vanuit de wens het aantal leden van het DB beperkt te houden tot 5 per waterschap (bij een gemiddelde tijdsbesteding). Ingevolge artikel 3.11, derde lid, wordt het salaris van een lid van het DB aangepast aan de salarisontwikkeling van het personeel in de sector Rijk. Deze salarisaanpassing is in overeenstemming met de wijze waarop het salaris van wethouders wordt aangepast. Bovendien is met het oog op de gewenste flexibilisering en vooruitlopend op een soortgelijke regeling voor wethouders, in artikel 3.11, tweede lid, bepaald dat de bezoldiging van de individuele leden van het DB, met inbegrip van de plaatsvervangend voorzitter, afhankelijk van de omvang van de taak op een hoger of lager percentage kan worden gesteld mits het totaal van de bezoldiging van de gezamenlijke leden van het DB, met uitzondering van de voorzitter, niet meer bedraagt dan 500% van het bedrag van de maandelijkse bezoldiging van een DB-lid. Deze wijze van bezoldiging doet niet alleen recht aan de in artikel 40 Waterschapswet opgenomen mogelijkheid om binnen de door de provincie aangegeven grenzen zelf het aantal leden van het DB te bepalen, maar betekent daarnaast een substantiële vermindering van het toezicht op de bezoldiging van de leden van het DB.

Vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur

Ook voor de leden van het AB wordt aangesloten bij de gemeentelijke rechtspositiestructuur. Op grond van de gemiddelde tijdbesteding van de leden van het AB wordt de vergoeding conform de afspraak in het arbeidsvoorwaardenoverleg van 5 oktober 2007 vastgesteld op afgerond 35% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden van een raadslid in klasse 12. Deze gemeenteklasse komt overeen met gemeenteklasse 8 voor wethouders en burgemeesters. Volgens tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt de vergoeding voor raadsleden in klasse 12 per 1 januari 2008 € 1.150, 08. Het bedrag van de vergoeding per 1 januari 2009 is nog niet bekend. In artikel 3.2 is het bedrag van de vergoeding vastgesteld op € 402,53. Ingevolge het tweede lid van artikel 3.2, wordt de vergoeding jaarlijks aangepast op de wijze die ook voor de vergoeding van raadsleden wordt toegepast. Daarmee blijft de koppeling aan de vergoeding van raadsleden ook in de toekomst gehandhaafd. De nieuwe vergoeding zal jaarlijks worden bekend gemaakt in de Staatscourant.

De voorgestelde wijzigingen hebben de instemming van de partijen in het arbeidsvoorwaardenoverleg, te weten de Vereniging Belangenbehartiging Voorzitters Waterschappen, de Vereniging Belangenbehartiging Dagelijks Bestuurders van Waterschappen en de Unie van Waterschappen (namens de AB-leden).

Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Bij Wet van 20 maart 2008 (Stb. 114) is artikel 19 van de Waterschapswet gewijzigd, waardoor alleen belangengroeperingen met volledige rechtsbevoegdheid een kandidatenlijst kunnen inleveren voor de waterschapsverkiezingen. In verband hiermee dient de betreffende passage in artikel 2.9, derde lid, onderdeel a, te worden geschrapt. Dit onderdeel strekt daartoe.

Onderdeel B

Artikel 2.28 bevat een opsomming van mogelijke verzuimen die in aanmerking komen voor herstel tijdens het onderzoek van kandidatenlijsten. Abusievelijk is daarin niet opgenomen het verzuim dat verklaringen als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, ontbreken. In dit onderdeel wordt deze omissie hersteld. Artikel 2.28 wordt hiermee in lijn gebracht met artikel I 2, eerste lid, onder i, van de Kieswet.

Onderdeel C

Dit onderdeel betreft het herstel van een onjuiste verwijzing.

Onderdeel D

Dit onderdeel wijzigt enkele begripsbepalingen in artikel 3.1, eerste lid. De begripsbepaling budget wordt geschrapt. Aan dit criterium is geen behoefte meer nu de voorzitter van het waterschap wordt bezoldigd volgens een vaste salarisschaal (schaal 18 BBRA).

Voorts is gebleken is dat het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap van de leden van het AB en DB niet nader is gedefinieerd. Met het opnemen van deze twee begripsbepalingen wordt deze omissie hersteld.

Tenslotte wordt de redactie van de begripsbepaling «vergoeding» aangepast zodat deze betrekking heeft op de maandelijkse vergoeding die de leden van het AB ontvangen voor de werkzaamheden die aan het lidmaatschap van het AB zijn verbonden.

Onderdeel E

Artikel 3.2 regelt de vergoeding voor de leden van het AB. Verwezen wordt naar het algemene deel van de toelichting.

Onderdeel F

De nominale eindejaarsuitkering bestaat niet meer. In verband hiermee komt het tweede lid van artikel 3.8 te vervallen.

Onderdeel G

De redactie van artikel 3.10, tweede lid, wordt in overeenstemming gebracht met de redactie in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Onderdeel H

Artikel 3.11 regelt de bezoldiging van de leden van het DB. Voor een toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel.

Onderdeel I

De huidige redactie van artikel 3.17 bleek onvolledig en wordt in dit onderdeel aangevuld.

Onderdelen J en P

In de artikelen 3.21, derde lid, en artikel 3.39, eerste lid, ontbreekt abusievelijk een verwijzing naar artikel 3.21, tweede lid, onderdeel e. In dit onderdeel wordt deze omissie hersteld. Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt de redactie van artikel 3.39, eerste lid, te verduidelijken.

Onderdelen K tot en met M en O

De wijzigingen in deze onderdelen houden verband met het nieuwe systeem van bezoldiging van de voorzitter. In artikel 3.24 is de bezoldiging van de voorzitter geregeld. Verwezen wordt naar het algemene deel van de toelichting. Nu de voorzitter bezoldigd wordt volgens een vaste salarisschaal (schaal 18 BBRA) kunnen de bepalingen omtrent de klassenindeling en het budget als criterium voor die klassenindeling in de artikelen 3.22, 3.23, 3.24 en 3.38 vervallen.

Onderdeel N

In het huidige artikel 3.36 ontbreekt de mogelijkheid van het toekennen van een dienstjubileumgratificatie. In dit onderdeel wordt deze omissie hersteld.

Artikel II

De wijzigingen die de rechtspositie van waterschapsbestuurders betreffen, zullen op 8 januari 2009 in werking treden. Dit heeft te maken met het aantreden van de nieuwe waterschapsbestuurders na de verkiezingen in november van 2008.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven