Besluit van 7 november 2008, houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 10 oktober 2008, nr. 5568273/08/6, Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht;

Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;

De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2008, nr. W03.08.0435/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 3 november 2008, nr. 5570935/08/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In artikel 4, tweede lid, van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, wordt de datum «1 januari 2009» vervangen door: 1 januari 2010.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 7 november 2008

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de achttiende november 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De huidige thuiskopieregeling, zoals vervat in het Besluit van 5 november 2007 (Stb. 435), eindigt op 1 januari 2009. Deze regeling voorziet in een bestendiging van de regeling die in 2007 gold, zowel ten aanzien van de voorwerpen waarover een vergoeding verschuldigd is als ten aanzien van de hoogte van de thuiskopievergoedingen. Om een discontinuïteit in het stelsel te voorkomen is het geboden om ook voor de periode na 1 januari 2009 te voorzien in een thuiskopieregeling. Dit besluit voorziet daarin door de bestendiging in 2009 voort te zetten, met inbegrip van de adviserende rol van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding. Dat laat uiteraard onverlet dat een bijstelling van het stelsel plaats zal vinden als tussentijdse ontwikkelingen, bijvoorbeeld zelfregulering door partijen, daartoe aanleiding geven.

Sinds de inwerkingtreding van de in 2008 geldende thuiskopieregeling hebben zich, zowel op nationaal als op Europees niveau, een aantal nieuwe en belangrijke ontwikkelingen voorgedaan.

Allereerst heeft er ook in 2008 uitvoerig met en tussen een aantal partijen overleg plaatsgevonden over de toekomst van het thuiskopiestelsel, waaronder Stichting De Thuiskopie, de branchevereniging van leveranciers van consumentenelektronica (FIAR), de Stichting Onderhandelingen Blanco Informatiedragers (Stobi) en de Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van beeld- en geluidsdragers (NVPI). Vanwege de vele principiële meningsverschillen tussen partijen, is het niet mogelijk gebleken hierop een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen. Voorts heeft een aantal partijen gesproken over een pragmatische, op een lumpsumbenadering gebaseerde, tussenoplossing voor de komende drie jaar. Omdat zelfregulering de beste garantie voor maatwerk is en daarom een hoeksteen van het auteursrechtbeleid van dit kabinet (Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 6), had het kabinet het verwelkomd als partijen elkaar in zelfregulering hadden kunnen vinden. Dat is echter tot op heden niet mogelijk gebleken, maar dit besluit staat daaraan uiteraard niet in de weg.

Verder heeft het College van Toezicht Auteursrechten (hierna: College) het onderzoek naar de verdeling van thuiskopiegelden door Stichting De Thuiskopie en de door haar ingeschakelde verdeelorganisaties grotendeels afgerond. Uit die rapportage van 23 september 2008 blijkt een gemengd beeld. Hoewel het College concludeert dat de eerder gedane aanbevelingen door Stichting De Thuiskopie zijn opgevolgd en dat de verdeling van gelden weer op orde is, blijkt de problematiek van de onverdeelde gelden nog niet opgelost.

Het College komt tot een bedrag aan onverdeelde gelden per eind 2007 van 9,2 miljoen euro. Hiervan wordt door het College 5,6 miljoen euro definitief als onverdeelbaar aangemerkt. Deze gelden dienen ingevolge artikel 3 van het Besluit van 5 november 2007 via een verdiscontering met de toekomstige incasso terug te vloeien aan de betalingsplichtige fabrikanten en importeurs van blanco dragers. Met betrekking tot 3,3 miljoen euro, geïncasseerd in 2003 en 2004, houdt het College zijn eindoordeel nog aan tot in 2009, omdat hiervoor de destijds geldende verdeeltermijn van vijf jaar nog niet was verstreken dan wel omdat het gelden betreft die pas later aan de verdeelorganisaties voor repartitie beschikbaar zijn gesteld of gekomen. Deze gelden berusten onder meer bij de verdeelorganisatie Norma (€ 1,3 miljoen).

Voorts heeft de verdeelorganisatie Norma hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de President van de rechtbank Den Haag d.d. 8 januari 2008, waarin de bezwaren van Norma tegen het Besluit van 5 november 2007 zijn afgewezen. In juni 2008 is Norma tegen de Staat tevens een bodemprocedure gestart. In beide procedures zijn belangrijke vragen van uitleg van het thuiskopieregime uit de Richtlijn nr. 2001/29 inzake het auteursrecht in de informatiemaatschappij (PbEU L 167/10) aan de orde, die van direct belang zijn voor ons thuiskopiestelsel. Gedacht kan worden aan de vraag welke privékopieën ingevolge de richtlijn al dan niet voor vergoeding in aanmerking komen, welke schadecriteria bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding al dan niet relevant zijn en de vraag welke rol de beschikbaarheid c.q. daadwerkelijke inzet van technische beschermingsmaatregelen, zoals drm-systemen en kopieerbeveiligingen, daarbij speelt.

Van belang is voorts het feit dat de Europese Commissie eind mei 2008 het initiatief heeft genomen tot oprichting van een Europees stakeholderforum onder voorzitterschap van de Commissie, waaraan de industrie, consumentenorganisaties en rechthebbenden deelnemen. Dit forum zal zich buigen over optimalisering van de in de EU-lidstaten bestaande – en vaak sterk uiteenlopende – stelsels van thuiskopieheffingen.1 Tot de onderwerpen waarover men zich zal gaan buigen hoort onder meer de methodologie van de berekening van heffingen, mede gelet op de technologische ontwikkelingen. Het streven is om de werkzaamheden van het platform voor de zomer 2009 af te ronden. Dit initiatief van de Europese Commissie sluit aan bij de inspanningen van Nederland om in EU-kader aandacht te blijven vragen voor de noodzaak van een Europese oplossing (Kamerstukken II 2007/08, 29 838, nr. 6).

Ten slotte heeft de Vaste Commissie voor Justitie een parlementaire werkgroep auteursrecht onder voorzitterschap van het lid Gerkens (SP) in het leven geroepen, die zich buigt over de toekomst van het auteursrecht en daarbij in het bijzonder ook aandacht zal geven aan het thuiskopiestelsel.

Gelet op dit samenstel van omstandigheden, t.w. de nog steeds actuele problematiek van de onverdeelde gelden, de lopende juridische procedures met belangrijke vragen van Europees recht en de hoopvolle Europese ontwikkelingen die recht doen aan de inzet van Nederland voor een Europese oplossing, acht het kabinet het nu niet aangewezen om over te gaan tot een uitbreiding of fundamentele herziening van het stelsel van thuiskopievergoedingen. Bij de besluitvorming hierover wil het kabinet bovendien de bevindingen van de al genoemde parlementaire werkgroep auteursrecht betrekken.

Om een discontinuïteit in het stelsel na 1 januari 2009 te voorkomen, zal het voor 2008 geldende stelsel in 2009 worden voortgezet. Lopende repartities worden hierdoor niet geraakt, omdat nu de verdeling van de gelden aan de orde is die zijn geïnd in de jaren 2005–2007.

Omdat dit besluit een ongewijzigde bestendiging behelst van het huidige thuiskopiestelsel, brengt dit besluit geen administratieve lasten of andere nalevingskosten mee.

Artikelen

Artikel 1

Hierin wordt de continuering van de huidige situatie voor 2009 tot uitdrukking gebracht. Het oordeel van de rechtbank Den Haag d.d. 25 juni 2008 dat het maken van een privékopie van illegaal materiaal een illegale handeling is en dat de andersluidende uitleg van de wetgever niet strookt met de Richtlijn inzake het auteursrecht in de informatiemaatschappij staat hieraan niet in de weg. Tegen deze uitspraak is inmiddels hoger beroep ingesteld. Deze uitspraak vormt daarom geen aanleiding voor een wijziging van het sinds de implementatie van de richtlijn gevoerde beleid, inhoudende dat voor het thuiskopiëren een vergoeding mag worden gevraagd, ongeacht het karakter van de bron (Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel, nr. 2256, blz. 4780).

Artikel 2

Overeenkomstig Aanwijzing voor de regelgeving nr. 168 voorziet artikel 2 in de mogelijkheid om aan dit besluit terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 te geven. Dit houdt verband met de in artikel 17d Auteurswet geregelde procedure, op grond waarvan een wijziging van een krachtens artikel 16c, zesde lid, Auteurswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

Bij publicatie in het Staatsblad na 4 november 2008 kan zich de noodzaak voordoen aan het besluit een beperkte terugwerkende kracht te geven tot 1 januari 2009. Omdat dit besluit voorziet in een handhaving van de status quo en publicatie in het Staatsblad bovendien als vooraankondiging kan gelden, bestaat daartegen geen bezwaar.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Vgl. International Survey on Private Copying Law and Practice – 19th revision (2008), te vinden op: http://145.222.172.84/assets/File/PDF/International/Survey%202008_Publication_web.pdf.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven