Besluit van 24 september 2008, houdende een wijziging van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen in verband met de uitvoering van artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1935/2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 september 2008, VGP/PSL 2874270, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PbEU L 338), alsmede op de artikelen 4, eerste lid en 13, onder a, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 september 2008, no. W13.08.0396/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 september 2008, VGP/PSL 2878573, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen komt te luiden:

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met de bij artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4, tweede tot en met zesde lid, artikel 15, eerste, derde, vierde, zevende, achtste en negende lid, artikel 17 en de krachtens artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 1935/2004 gestelde voorschriften.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 september 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de eenentwintigste oktober 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Verordening 1935/20041 stelt regels inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen. Handelen in strijd met artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4, tweede tot en met zesde lid, artikel 15, eerste, derde, vierde, zevende, achtste en negende lid en artikel 17 van deze verordening is op grond van artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen verboden.

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de verordening kunnen voor de in de verordening genoemde materialen en voorwerpen die worden gebruikt bij de vervaardiging van deze materialen en voorwerpen, bijzondere maatregelen worden vastgesteld. Ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, van verordening 1935/2004 zijn inmiddels vier verordeningen vastgesteld. Net als alle andere EG-verordeningen zijn deze verordeningen verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat van de Europese Unie. Uiteraard geldt hetzelfde voor in de toekomst vast te stellen uitvoeringsverordeningen. Om overtreding van voorschriften uit reeds vastgestelde en nog vast te stellen verordeningen te kunnen bestraffen is het noodzakelijk om handelen in strijd met die verordening aan te wijzen als verboden handeling. Dat is voor de hiervoor aangegeven bepalingen uit verordening 1935/2004 al gebeurd in artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen. Door aan dat artikel toe te voegen dat het verbod tevens ziet op handelen in strijd met de krachtens, artikel 5, eerste lid, van verordening 1935/2004 gestelde voorschriften, wordt bewerkstelligd dat alle handelingen in strijd met de op basis van dat artikel vastgestelde bijzondere maatregelen, strafbaar of beboetbaar zijn. Alle in de toekomst nog vast te stellen bijzondere maatregelen vallen vanaf het moment dat zij van kracht worden eveneens onder het verbod. Omdat er geen misverstand over kan bestaan welke verordeningen hun grondslag vinden in artikel 5, eerste lid, is voldoende kenbaar welke gedragingen als verboden zijn aangemerkt.

Tot op heden zijn op grond van artikel 5, eerste lid, van verordening 1935/2004 vier verordeningen vastgesteld, te weten:

  • Verordening (EG) nr. 1895/2005 van de Commissie van 18 november 2005 inzake de beperking van het gebruik van bepaalde epoxyderivaten in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEU L 302);

  • Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PbEU L 384);

  • Verordening (EG) nr. 372/2007 van de Commissie van 2 april 2007 tot vaststelling van tijdelijke migratielimieten voor weekmakers in pakkingen van deksels, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEU L 92);

  • Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie (PbEU L 86) van 27 maart 2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2023/2006.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven en heeft geen bedrijfseffecten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PbEU L 338)

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven