Besluit van 31 januari 2008 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid
vreemdelingen tot vergroting van de arbeidsmogelijkheden van
asielzoekers
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 november
2007, AM/AKA/07/37055;
Gelet op
artikel 8, tweede lid, van de Wet arbeid
vreemdelingen;
De Raad van State gehoord (advies van 6
december 2007, nr. W12.07.0452/III);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 25 januari 2008,
AM/AKA//08/1386;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 2a, eerste lid, onderdeel e, van het
Besluit uitvoering Wet arbeid
vreemdelingen komt te
luiden:
e. de vreemdeling, bedoeld in
onderdeel a en b, binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang
van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken, waarin
ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken is gelegen waarin
werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of
in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest
of musicus, niet
overschrijdt.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin het wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 31
januari
2008
Beatrix
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
J. P.
H. Donner
Uitgegeven de twaalfde februari 2008
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
De wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid
vreemdelingen (het Besluit) behelst de implementatie van een maatregel
zoals opgenomen in de reactie van het kabinet op het advies van de
Sociaal-Economische Raad over de toekomst van het arbeidsmigratiebeleid
en op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
«Profijt van studiemigratiebeleid: een advies over de
arbeidsmarktpositie van buitenlandse afgestudeerden». Beide
adviezen zijn door het vorige kabinet gevraagd als bijdrage aan de
discussie over de toekomstige inrichting van het arbeids- en
studiemigratiebeleid. De desbetreffende wijzigingen sluiten aan bij de
uitgangspunten van de kabinetsnotitie «Naar een Modern
Migratiebeleid», die een minder restrictief toelatingsbeleid
voorstaat, gericht op kennismigranten, die een positieve bijdrage aan
de Nederlandse samenleving kunnen leveren.
Het gaat om de
volgende wijzigingen:
1. Een verruiming van de
arbeidsmogelijkheden voor asielzoekers van 12 naar 14 weken per 52
weken, indien zij werkzaam zijn als artiest, musicus, filmmedewerker of
werknemer die musici of artiesten technisch ondersteunt bij hun
optreden.
2. Een verruiming van de arbeidsmogelijkheden voor
asielzoekers van 12 naar 24 weken per 52 weken voor andere
werkzaamheden dan die onder punt 1 zijn genoemd.
Op basis van het besluit gold dat asielzoekers die uitzetbaar zijn
of korter dan zes maanden in procedure zijn niet mogen werken. Na een
half jaar was er toegang tot de arbeidsmarkt, maar die toegang gold
slechts voor twaalf weken per 52 weken. Het kabinet erkent dat het
verruimen van de mogelijkheden voor asielzoekers om als werknemer aan
de slag te gaan positieve kanten heeft. Een te forse uitbreiding van de
toegestane werkperiode echter, zou (ten onrechte) opgevat kunnen worden
als een publiek signaal dat permanent verblijf in ons land
waarschijnlijk is. Ook in de rechtspraak zou dit argument een rol
kunnen gaan spelen.
Het uitgangspunt van het kabinet is tevens
dat voor deze categorie geen rechten op uitkering op grond van de
Werkloosheidswet (WW) ontstaan. De verruiming van 12 naar 24 weken per
52 weken blijft dan ook hiermee binnen de algemene referte eis van de
WW van 26 weken. Het levert namelijk een complexe situatie op als de
vreemdeling vertrekplichtig wordt en nog WW-gerechtigd is. De
verruiming van arbeidsmogelijkheden is zodoende in duur afhankelijk van
het niet laten ontstaan van WW-rechten. In verband daarmee mag binnen
de genoemde 24 weken niet meer dan 14 weken worden gewerkt als als
artiest, musicus, filmmedewerker of werknemer die musici of artiesten
technisch ondersteunt bij hun optreden. Het onderscheid in twee groepen
heeft te maken met de referte-eis van de WW. Bij artiesten, musici,
filmmedewerkers en werknemers die dezen technisch ondersteunen ontstaat
er eerder dan bij overige beroepen een recht op een uitkering op basis
van de WW.
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
J. P.
H. Donner
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid
j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend
luidt.