Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2008, 369 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2008, 369 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma, van 12 augustus 2008, nr. PO/B&S/33051, directie Primair Onderwijs, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
het systeem waarbinnen alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod geboden krijgen;
basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die samenwerken in een samenwerkingsverband po, scholen voor voortgezet onderwijs die samenwerken in een samenwerkingsverband vo en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die per cluster samenwerken in een regionaal expertisecentrum cluster 3 en 4, die gezamenlijk passend onderwijs vorm geven;
een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, van de Wet op de expertisecentra, een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Er is een Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs (hierna: commissie).
De commissie heeft tot taak:
a. de ontwikkelingen en ervaringen die regionale netwerken opdoen met het uitwerken van Passend onderwijs, waaronder de experimenten en veldinitiatieven die door scholen worden uitgevoerd, te evalueren;
b. onderzoek te doen naar de inrichting van Passend onderwijs aan de hand van de volgende thema’s:
• de vorming van regionale netwerken;
• kwaliteit van de onderwijsprogramma’s Passend onderwijs en het effect daarvan;
• de toewijzing van extra ondersteuning en de vorming van één loket;
• de financiering;
• de positie van het personeel en de ouders; en
• de samenwerking met de zorg en aansluiting op de arbeidsmarkt.
c. de minister op basis van de evaluatie te adviseren over de invoering van Passend onderwijs.
De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 augustus 2008
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
Uitgegeven de drieëntwintigste september 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Deze nota van toelichting wordt gegeven mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Binnen het funderend onderwijs bestaan er verschillende voorzieningen voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben vanwege leer- of ontwikkelingsproblemen, een handicap, stoornis of een ziekte. In het primair onderwijs zijn er samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School, waarin basisscholen met een speciale school voor basisonderwijs samenwerken. In het voortgezet onderwijs werken vmbo-scholen ook samen in samenwerkingsverbanden. Extra zorg wordt geboden via het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en in het praktijkonderwijs (pro). Voor leerlingen met specifieke handicaps en stoornissen is er de mogelijkheid om onderwijs te volgen in scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, dan wel om met een leerlinggebonden financiering onderwijs te volgen in reguliere scholen.
Uit de evaluatie van de verschillende structuren is naar voren gekomen dat de verschillende voorzieningen afzonderlijk een aantal positieve resultaten heeft bereikt. De organisatie van de verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs is echter heel complex en kent ook een aantal knelpunten: kinderen die thuis zitten of op wachtlijsten staan, veel bureaucratie rond indicatiestelling, onvoldoende aansluiting en samenwerking tussen de deelsystemen, onvoldoende afstemming en samenwerking met (jeugd)zorg, etc. Naar aanleiding hiervan is gediscussieerd over een herziening van de zorgstructuren. Dit heeft geleid tot het concept Passend onderwijs. Centraal hierin staan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig en de vorming van regionale netwerken om tot een betere organisatie van onderwijs en zorg te komen. In de brieven aan de Tweede Kamer van 25 juni 2007 en 5 december 2007 heeft het kabinet een uitwerking van dit concept gegeven. De Tweede Kamer heeft in het Algemeen overleg in december 2007 te kennen gegeven eind 2009 een overleg te willen voeren over de mogelijkheid en wenselijkheid van de landelijke invoering van Passend onderwijs in 2011.
Bij de invoering van Passend onderwijs wordt gekozen voor «een proces van onderop». Dat betekent dat er veel ruimte komt om bij de invulling van Passend onderwijs op regionaal niveau eigen keuzes te maken: het wettelijk kader biedt ruimte voor regionaal maatwerk. Er komen geen landelijke blauwdrukken. Daarnaast betekent «van onderop» dat de praktijk vooraf gaat aan de wetgeving: in de praktijk moet de uitvoerbaarheid van bestuurlijke en organisatorische concepten zijn gebleken voordat deze in wetgeving worden verankerd. Vandaar de keuze om te starten met experimenten en veldinitiatieven en op basis van de daaruit voortvloeiende ervaringen de wetgeving te formuleren. Tot slot, betekent «een proces van onderop» dat het volgen, onderzoeken en beoordelen van ontwikkelingen en resultaten essentieel van groot belang zijn voor de voortgang van het invoeringsproces.
De gekozen werkwijze impliceert dat de ontwikkelingen in het veld goed gevolgd en onderzocht moeten worden. Immers, deze vormen de basis voor de vormgeving van het wettelijk kader voor Passend onderwijs. Omdat het gaat om een proces van onderop is het bovendien van belang dat de evaluatie van en advisering over de ervaringen onafhankelijk gebeurt. Om die redenen is ervoor gekozen een onafhankelijke Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs in te stellen. De expertise die nodig is op het vlak van Passend onderwijs kon alleen worden gevonden buiten de bestaande adviescolleges.
De Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs wordt ingesteld op grond van artikel 5 van de Kaderwet adviescolleges. Het gaat om een onafhankelijke commissie die tijdelijk wordt ingesteld voor de advisering over de invulling van nieuw, nog uit te werken beleid (het concept Passend onderwijs) en de wetgeving die hieruit voortvloeit.
Passend onderwijs betekent dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Hiertoe krijgen de bevoegde gezagsorganen van scholen een resultaatsverplichting om voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven een passend onderwijszorgaanbod te bieden. Om dit te realiseren worden regionale netwerken ingericht, wordt per regio één loket voor de indicatiestelling ingericht en wordt een flexibel onderwijscontinuüm gerealiseerd.
Onder het thema kwaliteit van de onderwijsprogramma’s en het effect daarvan wordt zowel gedoeld op het onderwijs aan de leerlingen en de effecten daarvan als op de inrichting van flexibele onderwijsvormen op grond waarvan voor alle leerlingen een passend aanbod kan worden ontwikkeld.
De leden zijn extern en op basis van hun expertise gevraagd zitting te nemen in de commissie. Ze vertegenwoordigen geen bijzondere belangen. Naast aantoonbare expertise van verschillende relevante gebieden is bij de samenstelling ook gekeken naar diversiteit. Met inbegrip van de voorzitter en de secretaris, is het aantal mannen en vrouwen gelijk.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-369.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.