Besluit van 29 augustus 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een bepaling van de Wet van 29 april 1999, houdende wijziging van de Wet Luchtverkeer (luchtvaartuigen en vluchtuitvoering) (Stb. 235) en een bepaling van de Wet van 12 oktober 2000, houdende wijziging van de Wet luchtvaart (vervoer van gevaarlijke stoffen en van dieren) (Stb. 468)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 augustus 2008, nr. CEND/HDJZ/2008-1160 sector LUV, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel XII van de Wet van 29 april 1999, houdende wijziging van de Wet Luchtverkeer (luchtvaartuigen en vluchtuitvoering) (Stb. 235) en artikel VIII van de Wet van 12 oktober 2000, houdende wijziging van de Wet luchtvaart (vervoer van gevaarlijke stoffen en van dieren) (Stb. 468);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, treden in werking:

  • a. artikel V van de Wet van 29 april 1999, houdende wijziging van de Wet Luchtverkeer (luchtvaartuigen en vluchtuitvoering) (Stb. 235);

  • b. onderdeel 3 van artikel VII van de Wet van 12 oktober 2000, houdende wijziging van de Wet luchtvaart (vervoer van gevaarlijke stoffen en van dieren) (Stb. 468).

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 augustus 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de drieëntwintigste september 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel V van de Wet van 29 april 1999 bevat overgangsrecht voor onder meer vergunningen tot vluchtuitvoering die zijn verleend op grond van artikel 104 van de Regeling Toezicht Luchtvaart (R.T.L.) vóór 19 juli 2008, de datum waarop de artikelen 4.1 tot en met 4.7 van de Wet luchtvaart in werking zijn getreden en waarop hoofdstuk V van de R.T.L. grotendeels is vervallen (zie Stb. 2008, 292, in samenhang met artikel 9, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering, Stb. 2006, 371).

Van de Wet van 12 oktober 2000 is onderdeel 3 van artikel VII per abuis nog niet in werking getreden. Dat onderdeel schrapt artikel 76, eerste lid, onder j, van de Luchtvaartwet. Die bepaling geeft de bevoegdheid om regels te stellen over het vervoer van dieren in luchtvaartuigen. Die bevoegdheid is inmiddels te vinden in artikel 6.62, eerste lid, van de Wet luchtvaart.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven