Besluit van 17 januari 2008, houdende instelling van een Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 januari 2008, nr. HDJZ/LUV/2007-1695, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Er is een Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid, hierna te noemen: het college.

Artikel 2

Het college heeft de volgende taken:

a. het adviseren over de veiligheid van de burgerluchtvaart in Nederland;

b. het jaarlijks opstellen van een publicatie over de voornaamste internationale ontwikkelingen ten aanzien van luchtvaartveiligheid;

c. het adviseren van de minister over de implicaties die de in onderdeel b genoemde ontwikkelingen hebben voor de veiligheid van de Nederlandse burgerluchtvaart;

d. het eenmaal per vier jaar uitvoeren van een veiligheidsonderzoek van de Nederlandse burgerluchtvaart en hierover te rapporteren aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat; en

e. het initiëren en faciliteren van kennisuitwisseling over luchtvaartveiligheid.

Artikel 3

Het college bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.

Artikel 4

De archiefbescheiden van het adviescollege worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2007.

  • 2. Dit besluit vervalt, behoudens eerdere intrekking, met ingang van 1 november 2011.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 januari 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de twaalfde februari 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Naar aanleiding van de Bijlmerramp in 1992 heeft de minister opdracht gegeven aan de RAND Corporation om de veiligheidsketen van de luchthavenprocessen op en rond Schiphol door te lichten. Eén van de aanbevelingen uit dit onderzoek om de invloed van de groei van Schiphol op de risico’s voor de omgeving te beheersen betrof het instellen van een onafhankelijke veiligheidscommissie. De minister heeft aan deze aanbeveling gevolg gegeven en op 21 februari 1995 een onafhankelijke adviescommissie ingesteld: de Veiligheidsadviescommissie Schiphol (VACS). De VACS had als taak de regering kritisch te volgen en deze gevraagd en ongevraagd te adviseren «ter verzekering van de totstandkoming van een zorgvuldig en evenwichtig veiligheidsbeleid».

Op basis van een evaluatie van het functioneren van de adviescommissie (Eindrapport Evaluatie Functioneren VACS, 10 februari 2006) en van een onderzoek naar de status van veiligheidsmanagement bij betrokken publieke en private luchtvaartorganisaties (Eindrapport Luchtvaartveiligheidsonderzoek Nederland, 16 juni 2006) is besloten om een onafhankelijke adviescommissie voor de luchtvaartveiligheid te continueren maar met een gewijzigde adviestaak en op een andere wijze georganiseerd. Hiertoe zal de VACS worden vervangen door een nieuw in te stellen adviescollege met een bredere adviestaak gericht op een goede aansluiting van niet alleen het beleid ten aanzien van Schiphol maar van het gehele Nederlandse luchtvaartveiligheidsbeleid en de Nederlandse uitvoeringspraktijk op de internationale ontwikkelingen rondom de luchtvaartveiligheid.

De VACS bestond uit één vaste commissie, bestaande uit 1 voorzitter en 7 deskundige commissieleden. De commissie werd ondersteund door een secretariaat, het bureau VACS. Het nieuw in te stellen adviescollege zal bestaan uit een kleine kernorganisatie met een schil van beschikbare deskundigen, die op ad hoc-basis kunnen worden betrokken bij een advies. De kern, ondersteund door een secretariaat, zal bestaan uit één voorzitter en drie commissieleden, met (inter-)nationaal aanzien op het gebied van de luchtvaartveiligheid. Het college volgt de VACS op waarbij de taken worden uitgebreid.

Het voorliggende besluit strekt ertoe een Adviescollege luchtvaartveiligheid in te stellen voor de burgerluchtvaart in Nederland. In internationaal kader zal dit adviescollege worden aangeduid als de Dutch Expertgroup on Aviation Safety (DEGAS). Het adviescollege wordt ingesteld op basis van de Kaderwet adviescolleges (hierna: Kaderwet), waarmee de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op het college.

Taken van het college

Het college heeft een aantal taken opgedragen gekregen, dat apart zal worden toegelicht.

Adviseren minister van Verkeer en Waterstaat (a)

De eerste en belangrijkste taak van het college is de minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd en ongevraagd te adviseren over de luchtvaartveiligheid (de «safety-aspecten»). Hieronder wordt verstaan het luchtvaartveiligheidsbeleid, de uitvoeringspraktijk, de veiligheidssystemen en de veiligheidscultuur binnen de burgerluchtvaartsector in Nederland. Het aandachtsgebied van het college omvat naast de veiligheid op en rond Schiphol dus alle aspecten van de luchtvaartveiligheid in Nederland. Het college kan over belangrijke strategische beleids- en uitvoeringsplannen van de minister op het gebied van de luchtvaart gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen over de luchtvaartveiligheidsaspecten van deze plannen. Deze adviezen kunnen door de minister worden betrokken bij de vaststelling van deze plannen. Vanwege de belangrijke rol van de sector in de feitelijke uitvoering van het luchtvaartveiligheidsbeleid kan het college ook aandacht besteden aan de handelingsperspectieven van de private en semi-publieke sector op het gebied van de luchtvaartveiligheid.

Internationale ontwikkelingen (b en c)

De mondiale groei van de luchtvaart, de toenemende technologische complexiteit, de verdergaande internationalisering van de kennis en inzichten in de luchtvaartveiligheid en veiligheidssystemen, stellen steeds hogere eisen aan de luchtvaartprocessen en nationale veiligheidssystemen. Het college zal internationale ontwikkelingen op het gebied van luchtvaartveiligheid nauwlettend volgen. De belangrijkste reden hiervoor is dat Nederlandse luchthavens lering trekken uit deze internationale ontwikkelingen. Daarnaast is de uitwerking van de kaders met betrekking tot luchtvaartveiligheidsbeleid ten minste ten dele een internationale aangelegenheid.

Het college zal jaarlijks een overzicht publiceren van de belangrijkste internationale ontwikkelingen rondom de veiligheid in de luchtvaartprocessen en van de ontwikkelingen bij de nationale en internationale instellingen die gespecialiseerd zijn op het gebied van de luchtvaartveiligheid. De bij de beleidsketen luchtvaartveiligheid betrokken sectorpartijen kunnen hun activiteiten voorts afstemmen op het overzicht. Hierdoor kan gewaarborgd worden dat de bij de beleidsketen luchtvaartveiligheid betrokken sectorpartijen actief participeren op internationaal niveau

Gekoppeld aan het overzicht zal het college advies uitbrengen aan de minister over de aansluiting van de Nederlandse veiligheidssituatie op de internationale ontwikkelingen. Het overzicht en het advies worden betrokken bij het vaststellen van de beleidsagenda en state-safetyprogramma, zodat de internationale ontwikkelingen ook binnen het luchtvaartbeleid worden betrokken.

Evaluatie-onderzoek (d)

In 2011 zal het college een kwantitatief en kwalitatief evaluatie-onderzoek afronden naar de veiligheid in Nederland. Dit evaluatie-onderzoek omvat luchtvaartveiligheid in zijn geheel, zoals omschreven is bij onderdeel a.

Kennisuitwisseling (e)

Kennis- en informatie-uitwisseling binnen de totale beleidsketen, met kennisinstituten, nationaal en internationaal, en tussen de betrokken private en publieke sector is eveneens een onderwerp waar het college zich mee gaat bezighouden. Het college heeft de taak om hierin een faciliterende en initiërende rol te vervullen.

Bevoegdheden en procedures

Het besluit tot instelling van het college is gebaseerd op de Kaderwet Adviescolleges (hierna: de Kaderwet). In de Kaderwet is een aantal onderwerpen geregeld die gemeenschappelijk zijn aan de adviescolleges op basis van deze wet. De hierin geregelde onderwerpen behoeven derhalve niet meer afzonderlijk in dit besluit te worden opgenomen.

Het adviescollege heeft een sterk technisch-specialistische adviesfunctie op het gebied van de luchtvaartveiligheid. Wat werkwijze en organisatie betreft sluit het college aan bij de actuele inzichten in het kader van de Herziening Adviesstelsel Rijksoverheid (Stb. 1997, 63). Het college zal zoals gezegd bestaan uit een kleine kern van (internationale) deskundigen op het gebied van de luchtvaartveiligheid, ondersteund door een deskundig secretariaat. Indien wenselijk kan het college zich laten ondersteunen door ambtenaren. Indien de benodigde inlichtingen niet door ambtenaren kunnen worden gegeven, kan nadrukkelijk ook de inbreng van personen van internationale instellingen en organisaties of andere externe deskundigen wenselijk zijn. De werkwijze van het college en een nadere invulling van de taken zullen vastgelegd worden in een in overleg met de minister op te stellen reglement van orde. Overigens wordt zowel wat de samenstelling van het college als die van de schil van deskundigen waar gebruik van kan worden gemaakt, gestreefd naar diversiteit.

Tijdelijk karakter van de commissie

Om de advisering op het gebied van de luchtvaartveiligheid organisatorisch dynamisch te houden en de taakomschrijving voortdurend aan te laten sluiten op de actuele adviesbehoefte van de minister wordt het college ingesteld met een tijdelijk karakter voor een termijn van 4 jaar. Op dit moment is het denken en handelen rondom veiligheidsmanagement in de luchtvaart, zowel nationaal als internationaal, sterk in ontwikkeling. Van het college wordt op zowel strategisch als op tactisch niveau verwacht de komende jaren een bijdrage te leveren aan een goede invulling hiervan bij zowel de publieke als de private actoren in de luchtvaart. Na afloop van deze termijn eind 2011 zullen de werkzaamheden en de resultaten, met name het in 2011 afgeronde veiligheidsonderzoek, van het college worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie wordt een besluit genomen over het voortbestaan van het college en de wijze waarop. Naar verwachting zal in 2011 een beter zicht zijn ontstaan op de ontwikkelingen rondom veiligheidsmanagement en kan een definitief besluit worden genomen over het college en de wijze waarop het college invulling geeft aan haar adviestaak. Indien besloten wordt het college een permanente adviestaak te geven zal het college bij wet worden ingesteld.

Het college is op 1 november 2007 van start gegaan met de werkzaamheden. Aan het instellingsbesluit en het benoemingsbesluit wordt terugwerkende kracht verleend teneinde mogelijk te maken dat vergoeding van de leden van het college kan plaatsvinden.

Het concept-besluit is in overeenstemming met artikel 5, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, hetgeen niet heeft geleid tot het maken van opmerkingen of het stellen van vragen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven