Besluit van 18 augustus 2008, houdende wijziging van het Instellingsbesluit Bosschap in verband met verbreding van de werkingssfeer met het beheer van natuur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juli 2008, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2008/19332, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2008, nr. W12.08.0298/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 augustus 2008, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2008/22408, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Economische Zaken,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit Bosschap wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het Bosschap: het Bedrijfschap voor de bosbouw, het bosbeheer, het natuurbeheer en de houtteelt;

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1 Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In dit besluit wordt onder uitoefening van de bosbouw, het bosbeheer, het natuurbeheer of de houtteelt mede verstaan het geschikt maken of beter geschikt maken van de bodem voor de uitoefening van de bosbouw, het bosbeheer, het natuurbeheer of de houtteelt.

2 Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In dit besluit wordt onder natuurbeheer niet verstaan:

    • a. het beheer op gronden waaraan in een bestemmingsplan een agrarische bestemming is gegeven;

    • b. het beheer betreffende grote open wateren.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1 Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. ondernemingen, waarin de bosbouw, het bosbeheer, het natuurbeheer of de houtteelt wordt uitgeoefend;

2 In het derde lid wordt «Zeist» vervangen door: Driebergen.

D

In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, wordt «bosgrond» vervangen door: bosgrond of natuurterrein.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 augustus 2008

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de negende september 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

De bij het Bosschap betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers1. hebben de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) schriftelijk verzocht, te bevorderen dat de werkingssfeer van het Bosschap wordt verbreed met het beheer van natuur.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft de minister van SZW op 11 juni 2007 de Sociaal-Economische Raad (SER) verzocht advies uit te brengen omtrent het verzoek van deze organisaties, alsmede omtrent een eventuele wijziging van het instellingsbesluit van het Bosschap. De Bestuurskamer van de SER heeft zijn advies op 14 januari 2008 uitgebracht.

2. Advies SER

De Bestuurskamer is van mening dat de bij het Bosschap betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers voldoende argumenten hebben aangevoerd waaruit blijkt dat het privaatrechtelijk instrumentarium te kort schiet om het algemeen belang en de sectorale belangen van ondernemers die zich bezighouden met natuurbeheer, adequaat te behartigen. Voor de te ondernemen activiteiten is een publiekrechtelijk instrument gewenst en noodzakelijk. Bovendien sluit de uitbreiding van de werkingssfeer met het beheer van natuur aan op de huidige werkingssfeer van het Bosschap.

Bij alle (mogelijke) taken en activiteiten van het Bosschap dient steeds de afweging te worden gemaakt of uitvoering ervan langs publiekrechtelijke of langs privaatrechtelijke weg zou kunnen of moeten geschieden. Ten aanzien van de voorgenomen nieuwe taken en activiteiten op het gebied van de natuur is vastgesteld dat het algemeen belang en het gemeenschappelijk belang ten aanzien van natuurbeheer de reikwijdte en de breedte van de afzonderlijke bij het Bosschap betrokken organisaties ontstijgen. Daarmee kunnen deze belangen (bijvoorbeeld onderzoeksaansturing) langs privaatrechtelijke weg niet adequaat worden gediend.

De grenzen tussen het bosbeheer en het natuurbeheer vervagen en ook de overheid maakt op het gebied van beleid en regelgeving steeds minder onderscheid tussen bos en natuur. Bos en bosbeheer vormen in de meeste gevallen niet meer een eigenstandige grootheid, maar vormen samen met natuur en beheer van natuur (niet zijnde bos) het terreinbeheer. De Bestuurskamer acht het belang van het – langs publiekrechtelijke weg – behartigen van de belangen van het natuurbeheer voldoende aangetoond.

De Bestuurskamer adviseert de werkingssfeer van het Bosschap te verbreden met ondernemingen die zich bezig houden met natuurbeheer.

3. Standpunt en instemming organisaties

3.1 Standpunt betrokken organisaties

Door de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren (NVBE) wordt er op gewezen dat binnen het bestuur van het Bosschap al geruime tijd overeenstemming bestaat over een verbreding van de werkingssfeer van het Bosschap tot een schap voor bos en natuur in Nederland. De NVBE onderschrijft dit standpunt. Daarbij overweegt zij dat:

  • bos en natuur in Nederland niet meer gezien worden als gescheiden entiteiten, maar vanuit het praktische terreinbeheer geïntegreerd benaderd worden;

  • de grens tussen bos en andere natuurtypen niet meer (helder) te trekken is, en het beheer van natuurterreinen, inclusief bos, gebiedsgericht en integraal benaderd wordt;

  • de overheid over natuur spreekt, waarbij natuurbeleid evenzeer over bos gaat;

  • de activiteiten van het Bosschap gedurende de afgelopen jaren al geen onderscheid meer maken tussen bos- en natuurbeheer;

  • bos- en natuurbeheer overwegend in handen zijn van dezelfde eigenaren: de reeds bij het Bosschap aangesloten boseigenaren;

  • ook maatschappelijk gezien geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen bos en natuur.

De Algemene Vereniging Inlands Hout (AVIH) wijst erop dat haar leden actief zijn in de uitvoering van bosbouwwerkzaamheden en de verwerking van het daaruit afkomstige hout. Als zodanig hebben zij dan ook slechts in beperkte mate belang bij de uitbreiding van de werkingssfeer van het Bosschap. Niettemin neemt de AVIH ook de ontwikkeling waar dat steeds minder onderscheid wordt gemaakt tussen bos en natuur. De samenhang van bos- en natuurbeheer met plattelandsontwikkeling wordt ook steeds sterker. In die zin zal de aannemingspraktijk voor uitvoerend terreinbeheerswerk zich wellicht ook naar deze bredere context ontwikkelen. Omdat veel boseigenaren tevens bezitter zijn van niet-beboste natuurterreinen erkent de AVIH de wens van bos- en natuureigenaren om te komen tot een verbreed Bosschap. Daarbij merkt de AVIH wel op dat de verbreding van de werkingssfeer niet ten koste mag gaan van de aandacht die het Bosschap in tijd en geld heeft voor bos.

CNV BedrijvenBond en FNV Bondgenoten steunen de uitbreiding van de werkingssfeer ook. Zij vermelden dat de laatste jaren wettelijke maatregelen steeds gericht waren op zowel bos- als natuurbeheer. Ook binnen de dragende organisaties zijn de grenzen tussen bos en natuur vervaagd. Dit uit zich eveneens binnen de diverse commissies van het Bosschap. Zij wijzen daarbij onder meer op de activiteiten met betrekking tot onderwijs en scholing. Voorts merken zij op dat bos en natuur veelal in handen zijn van dezelfde eigenaren en dat de werknemers van die ondernemingen zowel in de natuur als in het bos werkzaam zijn.

3.2 Instemming organisaties

De Bestuurskamer heeft zijn advies voorgelegd aan alle bij het Bosschap betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers. Zij vormen naar het oordeel van de Bestuurskamer representatieve organisaties als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

4. Afbakening van het begrip natuur

Ten behoeve van de werkingssfeer van het Bosschap wordt onder natuur verstaan alle landgebonden verschijningsvormen van natuur. Daarbij kan worden gedacht aan heidevelden, duinterreinen, zandverstuivingen, hoogvenen, laagveenmoerassen, beken en riviertjes, moerassen, vennen, sprengen, buitendijkse gronden en schrale graslanden. In de omschrijving wordt gesproken over landgebonden, opdat het beheer van grote open wateren niet onder de werkingssfeer zal komen te vallen.

Bossen vallen niet onder het hierboven omschreven natuurbegrip. Het beheer van bos valt door middel van een zelfstandige bepaling in het instellingsbesluit onder de werkingssfeer van het Bosschap. Daarmee wordt enerzijds bewerkstelligd dat het historisch gegroeide onderscheid tussen beide begrippen wordt gehandhaafd en anderzijds is het onderscheid noodzakelijk om een aantal praktische redenen. Zo is dat van belang voor de continuïteit van bestaande activiteiten en diensten. Bovendien zullen voor ondernemers in het bos- of het natuurbeheer verschillende heffingen gaan gelden.

Gronden die ingevolge een bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben worden evenmin als natuur aangemerkt. Deze uitzondering is noodzakelijk om geen overlap te laten ontstaan met de werkingssfeer van andere bedrijfslichamen, waaronder met name de agrarische (hoofd)productschappen.

Ondernemingen die slechts een zeer geringe omzet hebben of die een zeer geringe hoeveelheid bos of natuur in eigendom hebben, bevinden zich op de grens tussen een particuliere en een bedrijfsmatige activiteit. Daarom voert het Bosschap beleid ten aanzien van de minimale omvang die ondernemingen moeten hebben om bij het Bosschap te worden geregistreerd. 2. Dit beleid zal onder de gewijzigde werkingssfeer worden gecontinueerd. Hiertoe wordt de Registratieverordening Bosschap 2006 aangepast.

5. Draagvlak

Ter beoordeling van het verzoek om uitbreiding van de werkingssfeer heeft ook een beoordeling van het draagvlak in de sector plaatsgevonden. Het draagvlak is daarbij op twee aspecten onderzocht. Allereerst is onderzoek gedaan naar het organisatorisch draagvlak (representativiteit van de dragende organisaties) bij een gewijzigde werkingssfeer. Daarnaast is gekeken naar het draagvlak onder de ondernemers die nieuw onder de werkingssfeer van het Bosschap komen te vallen.

5.1 Representatieve organisatorische vertegenwoordiging

Voor een Bosschap met een bredere werkingssfeer is van belang dat de betrokken organisaties van ondernemers en van werknemers een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers blijven vormen. De Bestuurskamer hanteert voor een oordeel hierover het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen (SER-besluit). 3.

Blijkens artikel 4 van het SER-besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer organisaties van werknemers die ingevolge de Verordening representativiteit organisaties 4. als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond zijn en blijven in dat verband representatieve organisaties van werknemers.

Artikel 3 van het SER-besluit stelt de eisen waaraan de representatieve vertegenwoordiging aan ondernemerszijde moet voldoen. Ten aanzien van het nieuwe deel van de werkingssfeer van het Bosschap is de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren de betrokken ondernemersorganisatie.

Op basis van door het secretariaat van het Bosschap ter beschikking gestelde gegevens, die betrekking hebben op het peiljaar 2006, blijkt dat de organisatiegraad van ondernemingen die onder het nieuwe deel van de werkingssfeer komen te vallen, circa 86 procent is. Daarbij is het aantal hectares natuur (niet zijnde bos) gebruikt als criterium om de representativiteit te meten (bijlage). Daarmee is voldaan aan de representativiteitseis die het besluit aan ondernemerszijde stelt, een vertegenwoordiging van ten minste 55 procent.

5.2 Draagvlak onder nieuwe ondernemers

In het kabinetsstandpunt over de toekomst van de PBO, uit mei 2006 5., is aangegeven dat het kabinet waarde hecht aan voldoende draagvlak voor een bedrijfslichaam onder de aangesloten ondernemingen. Er bestaat momenteel (nog) geen verplichting voor het houden van een draagvlakonderzoek onder individuele ondernemers. Bovendien zijn er ook nog geen methodieken en vragenlijsten beschikbaar voor een dergelijk draagvlakonderzoek. Desondanks is getracht met de beschikbare middelen een beeld te schetsen van het draagvlak bij de organisaties en ondernemers die gaan vallen onder de uitgebreide werkingssfeer.

Na de wijziging van de werkingssfeer kunnen er twee categorieën natuurondernemers worden onderscheiden:

  • natuurondernemers die tevens bosondernemers zijn;

  • natuurondernemers die uitsluitend natuur in eigendom hebben.

Natuurondernemers tevens bosondernemers

Onder bosondernemers, die al onder de werkingssfeer van het Bosschap vallen, heeft eind 2005, in het kader van de totstandkoming van de toekomstverkenning, een draagvlakonderzoek plaatsgevonden. In dat draagvlakonderzoek is al rekening gehouden met de voorgestane verbreding van de werkingssfeer. Dat betekent dat het draagvlak is onderzocht voor een Bosschap dat zich uitstrekt over zowel bos als natuur.

De groep natuurondernemers die tevens bosondernemer is, is een aanzienlijke groep. De ondernemers in deze groep hebben gezamenlijk meer dan 95 procent van het totale natuurareaal in eigendom.

In dat draagvlakonderzoek is onderzocht wat het draagvlak is onder de geregistreerde ondernemers ten aanzien van de functies, de taken en activiteiten, de organisatie en de financiering van het Bosschap. Geconstateerd werd dat een voldoende draagvlak bestaat onder de ondernemers voor het Bosschap. En omdat het draagvlak is onderzocht voor het Bosschap met een brede werkingssfeer, mag worden geconcludeerd dat onder de natuureigenaren – die tevens boseigenaar zijn – voldoende draagvlak bestaat voor een Bosschap met een verbrede werkingssfeer.

Uitsluitend natuurondernemers

In 2005 hebben alle bedrijfslichamen een toekomstvisie opgesteld en een draagvlakonderzoek gehouden. Via een steekproef onder de ondernemers die onder een bedrijfslichaam vallen, is gevraagd of het bedrijfslichaam kon voortbestaan. Ook het Bosschap heeft dit gedaan, met een positieve uitkomst. Logischerwijs zijn toen nog niet de ondernemers betrokken die zich uitsluitend met natuur bezighouden. Wel heeft de SER volgens de bestaande procedure aan de organisaties van de ondernemers (en werknemers) gevraagd hoe zij denken over de uitbreiding van de werkingssfeer. Dit is positief beoordeeld door deze organisaties. De bedoeling is dat bij de aanvaarding van een momenteel bij de Tweede Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie alle bedrijfslichamen elke vier jaar een draagvlakonderzoek houden.

Een deel van de nog niet onder de werkingssfeer van het Bosschap vallende ondernemers is direct of indirect aangesloten bij de NVBE, zodat draagvlak onder deze ondernemers mag worden verondersteld. Voorts is een kleine groep ondernemers aangesloten bij de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO). Hoewel deze organisatie geen dragende organisatie is van het Bosschap, wordt zij door het Bosschap wel bij relevante onderwerpen betrokken. LTO staat niet afwijzend ten opzichte van de uitbreiding van de werkingssfeer, zolang er maar geen overlap ontstaat met de werkingssfeer van de agrarische (hoofd)productschappen. Ten slotte is een geringe hoeveelheid natuur in eigendom van enkele waterleidingbedrijven, gemeenten, provincies, waterschappen en recreatieschappen. Dat is echter slechts een zeer geringe hoeveelheid, omdat de meerderheid van deze organisaties ook eigenaar is van bos. De waterschappen zijn aangesloten bij de Unie van Waterschappen en de recreatieschappen zijn aangesloten bij het Overlegorgaan Samenwerkingsverbanden Openluchtrecreatie. Deze beide organisaties zijn betrokken bij diverse beleidsterreinen van het Bosschap en steunen de uitbreiding van de werkingssfeer.

6. Personele en financiële gevolgen

De wijziging van de werkingssfeer van het Bosschap heeft geen personele gevolgen. Wél is mede met het oog op de verbreding van de werkingssfeer en de dientengevolge optredende uitbreiding van taken en activiteiten op voorhand een extra beleidsmedewerker aangetrokken. Die personele uitbreiding hield echter ook verband met de eerder geconstateerde kwetsbaarheid van het secretariaat van het Bosschap in verband met de geringe omvang ervan. De werkgelegenheid van genoemde beleidsmedewerker staat of valt niet met de wijziging van de werkingssfeer.

Evenmin zal sprake zijn van financiële gevolgen. Het te registreren areaal natuur zal onder de werkingssfeer van de heffingsverordeningen van het Bosschap worden gebracht. De organisaties betrokken bij het Bosschap hebben daarbij aangegeven, dat in hun totaliteit de heffingen niet omhoog mogen gaan. Gesproken wordt van «budgetneutraliteit» binnen de begroting van het Bosschap. De heffingen voor de huidige onder het Bosschap vallende ondernemers nemen gemiddeld niet toe als gevolg van de verbreding van de werkingssfeer. Zij krijgen een heffing voor de natuur opgelegd, terwijl de heffing voor het bos lager wordt.

De heffing voor de natuur is voor de ondernemers die nu al onder de werkingssfeer van het Bosschap vallen gelijk aan de heffing die de «nieuwe» ondernemers wordt opgelegd.

7. Standpunt kabinet

Het kabinet is met de SER van oordeel dat de werkingssfeer van het Bosschap dient te worden uitgebreid met ondernemingen die zich bezig houden met natuurbeheer. Dit besluit strekt tot wijziging van het Instellingsbesluit Bosschap.

Artikelsgewijs

Artikel I

A, B, C, onder 1 en D

De uitbreiding van de werkingssfeer van het Bosschap wordt bewerkstelligd door toevoeging van de term «natuurbeheer» in de artikelen 1, onder b, 2, eerste lid, en 3, tweede lid, onder b, van het Instellingsbesluit Bosschap. Voorts wordt in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, de term «bosgrond» vervangen door: bosgrond of natuurterrein. Overeenkomstig de betekenis van bosbeheer, wordt onder natuurbeheer verstaan het geheel van planning, organisatie en uitvoering van maatregelen met betrekking tot de aanleg, de ontwikkeling, de duurzame instandhouding, het eventuele herstel en de adequate vervulling van de aan het natuurterrein toegekende functies.

Het begrip natuur is een zeer ruim begrip. Niet onder het begrip natuur in de zin van het instellingsbesluit valt bos, omdat het beheer van dit terreintype al zelfstandig in de werkingssfeerbepaling van het bedrijfschap is opgenomen. Met het nieuwe derde lid van artikel 2 wordt nader omschreven wat in de zin van de werkingssfeer van het Bosschap verder niet onder de term «natuurbeheer» wordt verstaan: het beheer van grote open wateren en van natuur op landbouwgronden valt niet onder het Bosschap. Alleen landgebonden natuur op gronden waarop geen agrarische bestemming rust, komt onder de werkingssfeer te vallen. Zo wordt overlap met de werkingssfeer van de agrarische productschappen voorkomen.

C, onder 2

Door de wijziging van artikel 3, derde lid, van het Instellingsbesluit Bosschap, wordt de vestigingsplaats van het Bosschap in overeenstemming gebracht met de plaats waar het bedrijfschap thans gevestigd is.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Economische Zaken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Bijlage bij de nota van toelichting op het Besluit van 18 augustus 2008, houdende de wijziging van het Instellingsbesluit Bosschap in verband met verbreding van de werkingssfeer met het beheer van natuur

Berekening representativiteit

Organisaties van werknemers

Blijkens artikel 4 van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen (SER-besluit) wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer organisaties van werknemers die ingevolge de Verordening representativiteit organisaties als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond blijven in dat verband representatieve organisaties van werknemers.

Organisaties van ondernemers

Op grond van artikel 3 van het SER-besluit is van een voldoende representatieve vertegenwoordiging aan ondernemerszijde sprake indien:

  • a. door een of meer ondernemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen ten minste 55 procent wordt vertegenwoordigd van alle ondernemers binnen de werkingssfeer van het bedrijfslichaam, berekend aan de hand van één van de maatstaven zoals genoemd in artikel 9 van de verordening, zijnde:

    • het aantal ondernemers dat lid is van de organisatie(s);

    • de omzet van ondernemingen van de leden;

    • het totale aantal werkzame personen in de ledenondernemingen;

    • het aantal zelfstandige ondernemingen of vestigingspunten van de leden;

    • de betaalde lonen;

    • de door de leden verwerkte hoeveelheid grondstof, of

  • b. door een of meer ondernemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen ten minste 50 procent wordt vertegenwoordigd van alle ondernemers binnen de werkingssfeer van het bedrijfslichaam, berekend aan de hand van twee van de maatstaven zoals genoemd onder a.

Als criterium voor de beoordeling van de representatieve vertegenwoordiging op het gebied van natuurbeheer is gekozen voor het aantal hectares natuur (niet zijnde bos) van georganiseerde natuureigenaren in het peiljaar 2006, afgezet tegen het totale natuurareaal waarover de werkingssfeer van het Bosschap zich uitstrekt. De reden dat voor dit criterium is gekozen, is dat dit het meest bruikbare criterium is om de sociaal-economische verhoudingen in de gegeven bedrijfstak weer te geven. Toepassing van dit criterium levert het volgende beeld op.

Representativiteit natuureigenaren

Maatstaf : aantal hectares natuur in 2006

Nederlandse Vereniging van Boseigenaren

197.047 ha.

Totaal natuurareaal

228.971 ha.

Representativiteit in hele procenten

86 %


XNoot
1.

Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, Algemene Vereniging Inlands Hout, FNV Bondgenoten en CNV BedrijvenBond.

XNoot
2.

Alleen bosaannemers met een jaaromzet van meer dan € 11.345 aan boswerk en boseigenaren met meer dan 5 ha. bos in eigendom dienen zich te registreren; artikel 2 van de Registratieverordening Bosschap 2006 (Vbbo 2006, 35). Een gewijzigde of nieuwe registratieverordening zal naast bos ook rekening houden met natuur.

XNoot
3.

Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001, nr. 4.

XNoot
4.

Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001, nr. 4.

XNoot
5.

Kabinetsstandpunt Toekomst PBO, mei 2006, Kamerstukken II 2005/06, 25 695, nr. 35.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven