Besluit van 22 augustus 2008, houdende wijziging van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur in verband met het aanpassen van het voorschotregime en het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 in verband met een reparatie in de grensoverschrijdende uitvoering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 1 juli 2008, nr. WJZ / 8078197, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, van Verkeer en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 5 van de Wet Fonds economische structuurversterking, 3 van de Kaderwet EZ-subsidies, 4 van de Wet overige OCenW-subsidies, 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat, 15.13 van de Wet milieubeheer en 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 2008, nr. W10.08.0252/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 18 augustus 2008, nr. WJZ / 8110458, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, van Verkeer en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De bevoegde Minister verstrekt op aanvraag van de subsidie-ontvanger aan hem een voorschot naar rato van de gemaakte en betaalde kosten vermeerderd met het bedrag aan verplichtingen die door subsidie-ontvanger zijn aangegaan en die naar verwachting in het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan tot uitbetaling zullen leiden, voor zover over deze betaalde kosten en verplichtingen niet reeds eerder een voorschot is verstrekt. Geen voorschot wordt verstrekt voor zover het totaal van het gevraagde voorschot en de reeds verstrekte voorschotten, gemiddeld per kalenderjaar meer zou bedragen dan 20 procent van het bij subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag. In totaal bedraagt het bedrag aan voorschotten ten hoogste 80 procent van het bij subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag. Ten behoeve van de subsidiëring van een deelnemer aan een kennisconsortium wiens activiteiten geheel zijn afgerond, kan de Minister afwijken van het laatstgenoemde percentage.

B

Het tweede lid van artikel 20 komen te luiden:

  • 2. Indien het kennisconsortium binnen een kalenderjaar meer dan één aanvraag om een voorschot indient en de aanvraag om die reden niet overeenkomstig het eerste lid wordt ingediend, dan wordt bij die aanvraag een kort verslag gevoegd omtrent de uitvoering van het kennisproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

ARTIKEL II

1. In artikel 2 Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 wordt voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan artikel 2 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld voor subsidie die bij wijze van cofinanciering kan worden verleend aan de managementautoriteit van een door Onze Minister aangewezen grensoverschrijdend Europees Programma.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 22 augustus 2008

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de vierde september 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Voorliggend besluit strekt tot aanpassing van het voorschotregime van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (hierna: het Bsik) en verruimt mede de groep van subsidieontvangers op grond van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013. Reden voor de wijziging van het Bsik is dat met de aanpassing wordt ingespeeld op de praktijk dat kennisprojecten soms zijn onderverdeeld in deelprojecten met verschillende deelnemers per deelproject, die allen deel uitmaken van het kennisconsortium als geheel. Bij de interne, tussentijdse afronding van een deelproject in het begin van de uitvoeringsperiode van een kennisproject kan het huidige voorschotregime belemmerend werken voor de financiering van de activiteiten van met name de kleinere partijen in het kennisconsortium. Om die reden wordt het voorschotregime op twee aspecten gewijzigd. Ten eerste wordt aan kennisconsortia toegestaan om in plaats van één keer meer keren per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot in te dienen. De tweede wijziging is dat in bijzondere gevallen de bevoegde minister het huidige maximale voorschot van 80% van het subsidiebedrag kan verhogen.

De wijziging van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 vloeit voort uit overleg met de overheden die partner zijn bij het grensoverschrijdende programma Nederland-Duitsland. Uit dit overleg blijkt dat deze wijziging nodig is om naar tevredenheid recht te kunnen doen aan de internationale afspraken over de wijze van uitvoering. Door de beschikking krachtens dit besluit ook te kunnen richten aan de managementautoriteit kan de uitvoering in lijn met deze afspraken zodanig worden ingericht dat de formele verstrekking integraal door de managementautoriteit wordt verzorgd. Een aparte beschikking van de Minister van Economische Zaken aan de uitvoerder van een project verhoudt zich niet goed met het in het Programma Nederland-Duitsland neergelegde streven de managementautoriteit de mogelijkheid te geven cofinanciering en EFRO-middelen geïntegreerd te verstrekken.

In de nationale programma’s (doelstelling 2) is de uitvoering van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 bij Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007–2013 gedelegeerd aan de managementautoriteiten, waardoor de subsidieverlening reeds integraal door deze managementautoriteit kan gebeuren. De aanpassing is dus voor deze doelstelling 2-programma’s niet noodzakelijk. De wijziging betreft dus enkel de managementautoriteiten in de grensoverschrijdende programma’s (doelstelling 3) en heeft geen invloed op de administratieve lasten.

De administratieve lasten van het Bsik zullen na de voorgenomen wijziging € 5,9 mln. bedragen op een totaal subsidiebudget van € 802 mln. De administratieve lasten zullen ten gevolge van de wijziging van het onderhavige besluit met 0,03 procentpunt stijgen. Het gaat hier echter om een inwilliging van het verzoek van de doelgroep om het voorschotregime te wijzigen.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

Door de aanpassing van artikel 19 van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur is het voor een kennisconsortium mogelijk meer dan een keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot in te dienen. Het voorschot kan per jaar variëren, mits het totaalbedrag aan voorschotten over het verzoekjaar en de voorgaande jaren gemiddeld per kalenderjaar niet meer bedraagt dan 20% van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag. Het totale bedrag dat aan voorschotten kan worden toegekend kan niet hoger zijn dan 80% van genoemd subsidiebedrag. De bevoegde minister kan in bepaalde gevallen een hoger percentage hanteren. Hierbij kan gedacht worden aan Bsik-consortia, waarin met name kleinere bedrijven participeren. Deze bedrijven participeren vaak voor een korte periode van één à twee jaar deel aan een Bsik-project. In het huidige voorschotregime kunnen de deelnemers aan het Bsik-project eerst nadat het Bsik-project is beëindigd de laatste 20% van het subsidiebedrag betaald krijgen. Dat betekent dat in sommige gevallen kleinere bedrijven tot na beëindiging van het Bsik-project op de laatste 20% moeten wachten, terwijl hun deelname aan het project reeds lang is afgerond. Dit kan een zware druk leggen op de bedrijfsvoering van deze bedrijven. Een consortium kan ervoor kiezen deze deelnemer reeds zijn aandeel in de subsidie mee te geven, maar dat zou ten koste gaan van het totaal, de overige deelnemers zouden dan minder dan 80% bevoorschot krijgen.

Ten behoeve van deze deelnemers kan de Minister een hoger percentage dan 80% bevoorschotten. De voormalig deelnemer kan dan een voorschot van 100% ontvangen terwijl de rest van het consortium gewoon 80% ontvangt.

Onderdeel B

De hoofdregel is dat een aanvraag om een voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag overeenkomstig artikel 16 van het Besluit. Door de aanpassing van artikel 19 van het Besluit wordt het mogelijk meer keren per kalenderjaar een voorschot aan te vragen. Hierdoor kan het voorkomen dat de aanvraag niet gelijktijdig met het uitbrengen van het bedoelde verslag kan worden ingediend. In dat geval kan met het toezenden van een kort verslag worden volstaan.

Artikel II

Deze wijziging maakt het mogelijk dat regels gesteld worden over het verstrekken van een subsidie aan de managementautoriteit. De grensoverschrijdende programma’s worden in de Regeling EFRO doelstelling 3 programmaperiode reeds aangewezen. Deze regeling voorziet enkel in verstrekking aan projectuitvoerders, en niet aan managementautoriteiten. Deze wijziging maakt mogelijk dat de genoemde regeling wordt aangepast. Op grond van de regeling kan een subsidie worden verleend aan de managementautoriteit van een aangewezen grensoverschrijdend programma.

De managementautoriteit kan dan de subsidie gebruiken om door de stuurgroep goedgekeurde projecten een eigen beschikking naar Duits recht te geven. In de stuurgroep is Onze Minister vertegenwoordigd. Op deze beschikking naar Duits recht is de controle van toepassing zoals geregeld in de Kaderverordening 1083/2006 en EFRO-verordening 1080/2006. Over de administratieve afwikkeling en uitbetaling van de middelen waren reeds afspraken gemaakt; deze wijziging doet daar niet aan af.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven