Besluit van 11 augustus 2008 tot wijziging van het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet in verband met een aanpassing van de berekeningswijze

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juli 2008, STAF/CZW/WVOB 2008-292510;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet, artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931, artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 38a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 4.5, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 14 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2008, nr. W04.08.0296/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 augustus 2008 STAF/CZW/WVOB (2008-292 840);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 2 en 3 worden vervangen door:

Artikel 2

De Sociale verzekeringsbank verleent de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met f, een uitkering die, met inbegrip van de ter zake van die uitkering op de voet van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 verschuldigde belasting:

  • a. in 2007 gelijk is aan 70% van de over 2005 ontvangen tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met f, tot ten hoogste € 1093,75;

  • b. in 2008 gelijk is aan 50% van de over 2005 ontvangen tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met f, tot ten hoogste € 781,25;

  • c. in 2009 gelijk is aan 40% van de over 2005 ontvangen tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met f, tot ten hoogste € 625,–.

Artikel 3

  • 1. Indien de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel uitmaakt van een verlening over een tijdvak dat mede betrekking heeft op 2004, wordt voor de berekening van de uitkering, bedoeld in artikel 2, van de tegemoetkoming over genoemd tijdvak voor iedere maand dat de tegemoetkoming betrekking heeft op 2005 een twaalfde deel van de tegemoetkoming aan 2005 toegerekend.

  • 2. Indien de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, uitsluitend betrekking heeft op een tot en met december 2005 lopend tijdvak, wordt voor de berekening van de uitkering, bedoeld in artikel 2, de tegemoetkoming die is verleend over het tot en met december 2005 lopende tijdvak, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller 12 bedraagt en de noemer staat voor het aantal maanden waarover die tegemoetkoming is verleend.

B

In de artikelen 5 en 6 wordt «de artikelen 2 tot en met 4» telkens vervangen door: de artikelen 2 en 4.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 mei 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 11 augustus 2008

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de negentiende augustus 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet vormt de grondslag voor een uitkering in de jaren 2007, 2008 en 2009 ter compensatie voor het koopkrachtverlies dat optrad door de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 en de beëindiging van de tegemoetkomingen in de ziektekosten voor postactieve ambtenaren van 65 jaar en ouder. Het Besluit bevatte tot nu toe een andere wijze van berekening van de uitkering voor gepensioneerden die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel dan voor gepensioneerden die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekspersoneel of op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel. Deze verschillen in het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet sluiten aan bij de wijze waarop de genoemde sectorale ziektekostenregelingen zijn beëindigd.

Bij de uitvoering van het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet zijn deze verschillen in berekeningswijze niet toegepast. Bij de analyse van de hierdoor opgetreden fouten in de uitvoering is gebleken dat door het verschil in berekeningswijze in het geval dat de laatste tegemoetkoming op grond van de sectorale regeling niet geheel 2005 omvat, de uitkeringen voor de verschillende sectoren bij juiste toepassing van het Besluit onevenredig veel verschillen. Gepensioneerden die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel zouden recht hebben op een lagere uitkering dan gepensioneerden die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekspersoneel of op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel. Daarnaast is gebleken dat nabestaanden van aanvragers die in 2005 zijn overleden die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel recht hebben op een hogere uitkering dan nabestaanden van aanvragers die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs en onderzoekspersoneel of op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel.

Aangezien de hierboven beschreven effecten niet waren beoogd, wordt de berekeningswijze in het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet voor de verschillende categorieën met terugwerkende kracht geüniformeerd. Hiertoe zijn de artikelen 2 en 3 gewijzigd. In artikel 2 wordt nu voor zowel gepensioneerden die een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel als voor gepensioneerden die een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekspersoneel of op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening defensiepersoneel de hoogte van de uitkering bepaald. In artikel 3 is de berekeningswijze van de uitkering opgenomen voor het geval de laatste tegemoetkoming op grond van een sectorale regeling betrekking had op minder dan twaalf maanden in 2005.

Onderhavige wijziging heeft betrekking op ongeveer 12.000 van de 70.000 personen die voor een uitkering in aanmerking komen. Voor deze personen is de gunstigste berekeningswijze in 2007 toegepast. De betaling heeft in 2007 plaats gevonden overeenkomstig het thans gewijzigde Besluit. Aangezien de wijziging voor de belanghebbende niet belastend is, bestaat geen bezwaar tegen het verlenen van terugwerkende kracht aan deze wijziging.

Onderhavige wijziging heeft geen betrekking op de berekening van de uitkering verstrekt aan postactieve politieambtenaren, nu de uitkering op grond van het Besluit tijdelijke compensatie koopkrachtverlies postactieve ambtenaren Zorgverzekeringswet voor deze sector is gebaseerd op een van de overige sectoren afwijkende regeling van de vergoeding voor ziektekosten.

Gebleken is tevens dat bij de uitvoering in 2007 in enkele gevallen een te hoog bedrag is verstrekt. Deze betalingen worden met onderhavige wijziging niet gelegaliseerd, nu in die gevallen geen aanleiding bestaat de aanspraak op een uitkering te verhogen. Aangezien het voor de betrokkenen niet kenbaar was dat de betaling onjuist was, en het om relatief geringe bedragen gaat, is afgezien van terugvordering van het ten onrechte betaalde. In 2008 zullen de uitkeringen overeenkomstig het Besluit worden uitbetaald.

De met deze wijziging gemoeide administratieve lasten voor burgers bedragen minder dan € 10.000. Voor de uitkering op grond van het Besluit hoeft immers geen aanvraag te worden ingediend. De overheid beschikt reeds over alle noodzakelijke gegevens. Om deze reden is Actal niet om advies gevraagd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven