Besluit van 21 januari 2008, houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag (verruiming aanwijzingscriteria begeleid wonen – projecten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 20 november 2007, nr. DJZ2007116324, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 11, tweede lid, en 27, negende lid, van de Wet op de huurtoeslag;

De Raad van State gehoord (advies van 20 december 2007, nr. W08.07.0440/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 15 januari 2008, nr. DJZ2008002825, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag wordt «€ 18,10» vervangen door: € 16,52.

ARTIKEL II

In artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit op de huurtoeslag wordt na «hulpverleningsinstantie» ingevoegd: , of de huurders beschikken over een persoonsgebonden budget op grond van laatstgenoemde wet.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2007, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 januari 2008

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar

Uitgegeven de twaalfde februari 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Per 1 juli 2004 is het begrip basishuur in de Huursubsidiewet (inmiddels: Wet op de huurtoeslag, hierna: Wht) geïntroduceerd dat in artikel 16 van die wet wordt gedefinieerd. De basishuur is het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft. In het subsidietijdvak 2004/2005 kwam de basishuur overeen met het berekende bedrag van de normhuur verhoogd met € 12.

Deze verhoging van de normhuren vloeide voort uit het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II, waarin een versobering van de huursubsidie was aangekondigd, en waarin een taakstelling was opgenomen, inhoudende dat de huursubsidie-uitgaven met € 210 mln. structureel zouden moeten worden beperkt.

Voor een verdere toelichting hierop kan nog worden verwezen naar de memorie van toelichting op het voorstel van wet tot wijziging van de Huursubsidiewet (verhoging van het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft) (Kamerstukken II 2003/04, 29 463, nr. 3). In dit verband is de verhoging van de normhuren na het subsidietijdvak 2004/2005 jaarlijks stapsgewijs met gemiddeld € 2 per maand gestegen; laatstelijk geldt een verhoging van de normhuren met een bedrag van € 18,10 voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 (een verhoging van € 1,05 ten opzichte van het hieraan voorafgaande tijdvak) (Stb. 2007, 233).

Wat betreft de berekening van deze extra bijdrage bovenop de normhuren in het kader van de bezuinigingen, is het bovengenoemde bezuinigingsbedrag gedeeld door het aantal in beschouwing te nemen huishoudens met huursubsidie (inmiddels: huurtoeslag). Hiertoe worden de aantallen gebruikt die per 1 juli 2004 bekend waren.

Jaarlijks wordt in het kader van de zogenoemde voorhangprocedure (artikel 50 van de Wht) het besluit, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 16, eerste lid (het bedrag waarmee de zogenoemde normhuren worden verhoogd), 17, tweede lid (normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt), en 18, tweede lid (normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt), van de Wht, aan beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: de Minister voor WWI) heeft voormeld besluit betreffende het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 op 6 april 2007 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XI en 29 764, nr. 90). Op 12 en 13 april 2007 heeft onder meer over de verhoging van de betreffende normhuren (en daarmee de basishuur) een (Voortgezet) Algemeen Overleg plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat (Voortgezet) Algemeen Overleg is een motie Depla, Van Bochove en Ortega-Martijn ingediend en aangenomen, inhoudende dat de verhoging per 1 juli 2007 van het bedrag waarmee de normhuren werden verhoogd, zijnde € 1,05 (van € 17,05 per 1 juli 2006 naar € 18,10 per 1 juli 2007) niet doorgevoerd moet worden (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XI, nr. 91).

Als reactie hierop heeft de Minister voor WWI bij schrijven d.d. 13 april 2007 aangegeven dat de motie (op dat moment) nog niet kan worden uitgevoerd. Wel heeft de Minister voor WWI toegezegd dat bij Voorjaarsnota, in afweging met andere prioriteiten, zal worden bezien of de motie in 2008 kan worden uitgevoerd, waarbij bij een eventuele uitvoering van de motie de mogelijkheid bestaat om de te weinig ontvangen huurtoeslag over 2007 in 2008 te verrekenen (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XI, nr. 93).

De Minister voor WWI doet deze toezegging thans gestand. In de Voorjaarsnota is reeds aangegeven dat gevolg wordt gegeven aan de motie Depla c.s., voornoemd, betreffende het terugdraaien van voormelde verhoging van € 1,05 van het bedrag waarmee de normhuren per 1 juli 2007 zijn verhoogd. Zodoende wordt de ophoging van de normhuren per 1 juli 2007 met € 1,05 met ingang van 1 januari 2008 ongedaan gemaakt en daarenboven wordt de tweede helft van het jaar 2007, het tijdvak waarin de verhoging van de zogenoemde normhuren € 18,10 bedroeg, per 1 januari 2008 gecompenseerd (Kamerstukken II 2006/07, 31 061, nr. 1, p. 28). Dit besluit strekt hiertoe. Vanaf 1 januari 2009 bedraagt de verhoging van de zogenoemde normhuren € 17,05 structureel.

Tot slot wordt in het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht) nog een uitvoeringstechnische wijziging aangebracht. Hierbij worden per 1 januari 2008 de aanwijzingscriteria voor woongebouwen ten aanzien van begeleid wonen-projecten verruimd.

Budgettaire gevolgen

De uitvoering van de motie Depla c.s., het structureel ongedaan maken van de verhoging van de zogenoemde normhuren per 1 juli 2007 met een bedrag van € 1,05 (ten opzichte van 1 juli 2006) en de compenserende maatregelen terzake, gaat gepaard met budgettaire consequenties ter hoogte van € 20 miljoen in 2008 en € 13 miljoen structureel in de jaren daarna.

De verruiming van de aanwijzingscriteria voor woongebouwen ten aanzien van begeleid wonen-projecten leidt niet of nauwelijks tot budgettaire effecten.

Administratieve lasten

Het besluit zal niet leiden tot een toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor de burger.

Het ontwerp van dit besluit is gedurende acht weken aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de Wht). Dat heeft geleid tot wijzigingen in het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel I

Per 1 januari 2008 wordt de verhoging van het bedrag waarmee de zogenoemde normhuren worden verhoogd, zijnde € 1,05 (per 1 juli 2006: € 17,05 naar € 18,10 per 1 juli 2007) teruggedraaid. Dat betekent dat het bedrag waarmee de zogenoemde normhuren worden verhoogd per 1 januari 2008 in eerste instantie (wederom) € 17,05 bedraagt. Voorts wordt daarenboven, ter compensatie van voormelde verhoging van € 1,05 per maand in het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 (6 maal € 1,05, totaal: € 6,30), de verhoging van de normhuren per 1 januari 2008 over het kalenderjaar 2008 nog eens met € 0,525 per maand (naar boven afgerond op € 0,53) teruggebracht tot € 16,52. In totaal is hiermee voormeld bedrag van € 6,30 (12 maal € 0,53) gecompenseerd. Per 1 januari 2008 wordt het bedrag waarmee de normhuren worden verhoogd dus vastgesteld op € 16,52.

Artikel II

Onzelfstandige woonruimten vallen in beginsel buiten de werking van de Wht. In bepaalde gevallen kan voor een onzelfstandige woning toch huurtoeslag worden verstrekt, namelijk wanneer de woonruimte deel uitmaakt van een door de Belastingdienst/Toeslagen aangewezen woongebouw (artikel 11, tweede lid, van de Wht).

Sinds 1 juli 1997 is een aanwijzing van een woongebouw alleen mogelijk wanneer de onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt van een woongebouw dat wordt verhuurd ten behoeve van begeleid wonen, groepswonen voor ouderen of een vergelijkbare woonvorm. Als een verhuurder verzoekt om aanwijzing van een woongebouw moet aan een aantal criteria worden voldaan (artikel 3 van het Bht). Een van de criteria voor begeleid wonen is dat de begeleiding/zorg moet plaatsvinden door een op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten zorginstelling of door een andere deskundige, erkende hulpverleningsinstantie (artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van het Bht).

Inmiddels blijkt het hiervoor genoemde criterium niet in alle gevallen meer aan te sluiten op de huidige praktijk van het begeleid wonen. In toenemende mate worden begeleid wonen-projecten geïnitieerd, bijvoorbeeld door ouders van gehandicapte jongvolwassenen, waarbij ervoor wordt gekozen de zorgverlening zelf te (doen) organiseren. Dit past in het kabinetsbeleid dat keuzevrijheid voorstaat om de zorg in te kopen, die het best bij (in casu) de huurders past. In een aantal gevallen zal die zorg dan niet door een erkende (geïnstitutionaliseerde) zorgaanbieder worden geboden, maar met behulp van een persoonsgebonden budget worden ingekocht bij andere zorgleveranciers. Dit past binnen het streven naar meer marktwerking in de zorg. Om aan te sluiten bij deze ontwikkelingen wordt met ingang van 1 januari 2008 een aanwijzing van een woongebouw voor begeleid wonen ook mogelijk als de verhuurder kan aantonen dat de onzelfstandige woonruimten in het woongebouw worden verhuurd aan huurders die allen over een persoonsgebonden budget op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten beschikken. Dit moet worden aangetoond door bij het verzoek om aanwijzing van het woongebouw de beschikkingen over te leggen waarbij aan de respectieve huurders van de onzelfstandige woonruimten in het woongebouw een persoonsgebonden budget zorg is toegekend. Deze voorwaarde geldt uitsluitend voor de beoordeling van de aanwijzing van het woongebouw. Uiteraard dient hierbij ook te zijn voldaan aan de overige criteria voor aanwijzing van woongebouwen voor begeleid wonen-projecten als bedoeld in artikel 3 van het Bht.

Artikel III

Artikel III van dit besluit bepaalt dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 januari 2008. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2007, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2008. Voor een toelichting op deze (deels) terugwerkende kracht-bepaling wordt verwezen naar het algemeen deel van deze nota van toelichting.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven