Besluit van 15 juli 2008 tot wijziging van het Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995 en het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 in verband met het erkennen van buiten de Rijnoeverstaten en België geldende bewijzen voor de Rijnvaart en in verband met enkele technische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 mei 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/447 sector SCH, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte, de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 23 november 2006 en 6 december 2007 (protocollen 2006-II-27, 2007-II-21 en 2007-II-26), artikel 12a van de Binnenschepenwet en de artikelen 4, eerste lid, onder a, en derde lid, en 22, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 26 juni 2008, nr. W09.08.0206/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 4 juli 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/929 sector SCH, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage bij het Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.02, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een schip alsmede een drijvend voorwerp moeten zijn gesteld onder het gezag van een persoon die daartoe de vereiste bekwaamheid bezit. Deze persoon wordt hierna aangeduid als «schipper». De schipper wordt geacht deze bekwaamheid te hebben, indien hij houder is van:

    • a. een Rijnpatent voor het riviergedeelte waarop hij vaart en voor het soort schip dat hij voert,

    • b. een ander bewijs van vaarbekwaamheid, erkend volgens het Patentreglement Rijn of

    • c. een als gelijkwaardig erkend bewijs volgens het Patentreglement Rijn,

    voor het soort schip dat hij voert. Bij als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen moet hij bovendien het volgens het Patentreglement Rijn vereiste bewijs voor riviergedeelten bezitten.

B

Artikel 1.08, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Aan deze voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan wanneer krachtens het Reglement onderzoek schepen op de Rijn een schip is voorzien van een certificaat of van een als gelijkwaardig erkend certificaat, en de bouw en de uitrusting overeenstemmen met de in dat certificaat vermelde gegevens en wanneer de bemanning en de bedrijfsuitoefening in overeenstemming zijn met de voorschriften van eerdergenoemd Reglement van onderzoek.

C

Artikel 1.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. het certificaat van onderzoek voor het schip of het document dat hiervoor in de plaats treedt, of een krachtens het Reglement onderzoek schepen op de Rijn als gelijkwaardig erkend certificaat;

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het Rijnpatent dan wel een ander bewijs van vaarbekwaamheid erkend volgens het Patentreglement Rijn of een krachtens het Patentreglement Rijn als gelijkwaardig erkend vaarbewijs voor de schipper en, voor de overige leden van de bemanning het behoorlijk bijgehouden dienstboekje of het Patentreglement Rijn dan wel een ander krachtens het Patentreglement Rijn als gelijkwaardig erkend bewijs van vaarbekwaamheid; bij de als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen moet de schipper bovendien het volgens het Patentreglement Rijn vereiste bewijs voor riviergedeelten bezitten;

3. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. Het radarpatent dan wel een ander bevoegdheidsbewijs dat krachtens het Patentreglement Rijn is toegelaten; deze documenten hoeven niet aan boord te zijn indien het Rijnpatent de vermelding «RADAR» bevat of een ander krachtens het Patentreglement Rijn toegelaten vaarbevoegdheidsbewijs de overeenkomstige vermelding bevat. Indien de Centrale Commissie voor de Rijnvaart het vaarbevoegdheidsbewijs en het radargetuigschrift van een staat als gelijkwaardig heeft erkend, is het radargetuigschrift niet vereist, wanneer het vaarbevoegdheidsbewijs een overeenkomstige vermelding bevat;

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel w door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • z. de verklaring betreffende de inbouw en het functioneren van het Inland AIS-apparaat;

  • aa. de verklaringen die volgens de artikelen 4.01, tweede lid, 4.04, tweede lid, en 4.04, derde lid, van het Reglement betreffende veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen zijn voorgeschreven.

ARTIKEL II

De bijlage bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.03 komt te luiden:

Artikel 1.03

De in artikel 1.02, eerste en tweede lid, bedoelde vaartuigen moeten zijn voorzien van een certificaat van onderzoek dat is afgegeven door een Commissie van Deskundigen, die door één der Oeverstaten of België is ingesteld, of van een door de Centrale Commissie van de Rijnvaart als gelijkwaardig erkend certificaat.

B

In artikel 8a.02, eerste lid, wordt «37 kW» vervangen door: 19 kW.

C

Artikel 9.06, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Met inachtneming van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen zijn hogere spanningen toegestaan voor:

    • a. krachtinstallaties waarvan het vermogen zulks vereist;

    • b. speciale inrichtingen, zoals radioinstallaties en ontstekingsinrichtingen.

D

Artikel 10.03, eerste lid, aanhef, komt te luiden: Op de volgende plaatsen moet telkens één draagbaar blustoestel overeenkomstig de Europese norm EN 3:1996 aanwezig zijn:

E

Artikel 17.07, vijfde lid, voorlaatste volzin, komt te luiden: Bij schuin lopende zijwanden is de formule van toepassing tot hellingshoeken van ten hoogste 5°; voor het overige zijn de criteria, bedoeld in het derde lid en in de leden 4.1 tot en met 4.6, van toepassing.

F

Artikel 21.02, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

  • g. van hoofdstuk 10: de artikelen 10.01, tweede, derde en vijfde tot en met veertiende lid, 10.02, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en tweede lid, onderdelen a en e tot en met h, en 10.03, eerste lid, onderdelen a, b en d; er moeten echter ten minste twee draagbare blustoestellen aan boord aanwezig zijn; en voorts de artikelen 10.03, tweede tot en met zesde lid, 10.03a, 10.03b en 10.05;

G

De tabel bij artikel 24.02, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De vermelding bij artikel 15.11, twaalfde lid, komt te luiden:

15.11, lid 12

Traptreden van staal of een ander gelijkwaardig onbrandbaar materiaal

N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2045

2. De vermelding bij artikel 20.01 komt te luiden:

20.01

Artt. 7.01, lid twee, 8.05, lid 13, en 8.08

Voor zeeschepen die niet zijn bestemd voor het vervoer van goederen in de zin van het ADNR en waarvan de kiel is gelegd vóór 1.10.1987: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015.

H

Artikel 24.03, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Artikel 15.11, derde lid, eerste volzin en zesde lid, is op schepen voor dagtochten waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór, tot aan de eerste verlenging van het certificaat van onderzoek na 1 januari 2045 slechts met dien verstande van toepassing dat slechts de verven, lakken en andere producten voor de behandeling van oppervlakken en voor de dekbedekking, gebruikt voor de naar vluchtwegen toegekeerde oppervlakken, moeilijk ontvlambaar moeten zijn en rook en andere giftige stoffen niet in buitengewone hoeveelheden kunnen ontstaan.

I

In de tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, komt de vermelding bij artikel 15.11, twaalfde lid, te luiden:

15.11, lid 12

Traptreden van staal of een ander gelijkwaardig onbrandbaar materiaal

N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2045

1.1.2006

J

In bijlage I wordt de derde schets vervangen door:

verkleinde afbeelding van stb-2008-328-001.png

ARTIKEL III

In artikel 1.01, onderdeel d, onder 9°, van de bijlage bij het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement wordt «Reglement rijnpatenten 1998» telkens vervangen door: Patentreglement Rijn.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2008 met uitzondering van artikel II, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 oktober 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Tavarnelle, 15 juli 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de negentiende augustus 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) heeft besloten het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 en het Rijnvaartpolitiereglement 1995 te wijzigen. Dit besluit is vastgelegd in protocollen 2006-II-27, 2007-II-21 en 2007-II-26 en wordt middels deze algemene maatregel van bestuur 1-op-1 in de Nederlandse rechtsorde geïmplementeerd.

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet is een voorontwerp van dit besluit bekendgemaakt in de Staatscourant van 17 april 2008, nr. 75, en overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Er zijn gedurende de termijn die daartoe vanaf de bekendmaking van het ontwerp in de Staatscourant ter beschikking heeft gestaan geen opmerkingen met betrekking tot het ontwerpbesluit ontvangen die aanpassing van de tekst daarvan noodzakelijk maken, noch is door of namens een der Kamers, en ook niet door een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers van de Staten-Generaal, de wens te kennen gegeven, dat het in het ontwerpbesluit geregelde onderwerp bij wet zou moeten worden geregeld.

Administratieve lasten en nalevingskosten

Het onderhavige besluit leidt niet tot nieuwe informatieverplichtingen of tot het vervallen ervan voor burgers of bedrijven; het ontwerpbesluit is derhalve niet voorgelegd aan het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lasten.

Uit het onderhavige besluit vloeien eveneens geen nieuwe nalevingskosten voor burgers of bedrijven voort.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I en Artikel II, onderdeel A

Het Aanvullend protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte geeft de basis voor het erkennen van buiten de Rijnoeverstaten geldende bewijzen voor de Rijnvaart. In 2007 (resolutie 2007-I-10) heeft de CCR het Reglement patenten voor de scheepvaart op de Rijn aangenomen, waarmee het erkennen van andere vaarbevoegdheidsbewijzen dan de Rijnpatenten en andere radarbevoegdheidsbewijzen dan de radarpatenten mogelijk wordt. Daarnaast is het ook nodig om gelijkwaardige certificaten van onderzoek te erkennen. In deze context zijn er wijzigingen van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn en het Rijnvaartpolitiereglement opgesteld die beogen:

  • 1. in de voorschriften voor de scheepvaart te vermelden dat documenten van andere rechtssystemen die als gelijkwaardig aan de documenten van de Rijnvaart worden beschouwd ook gelden voor de vaart op de Rijn;

  • 2. in de voorschriften voor de scheepvaart voor de eigenaren en de schippers te bepalen welke bescheiden, ook in geval van gelijkwaardigheid, aan boord aanwezig moeten zijn;

  • 3. in een lijst van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn, de als gelijkwaardig aan het certificaat van onderzoek erkende scheepscertificaten en de voorwaarden waaronder de gelijkwaardigheid werd toegekend, te kunnen opnemen. De lijsten van de als gelijkwaardig erkende scheepscertificaten worden in de bijlage bij het Reglement onderzoek schepen op de Rijnvaart opgenomen.

Artikel II, onderdeel B

De in het eerste lid van dit artikel genoemde waarde is aangepast (19 kW in plaats van 37 kW) zodat dit overeenstemt met de waarde vermeld in de tabel bij het tweede lid van dit artikel.

Artikel II, onderdelen C tot en met J

Dit betreffen louter redactionele wijzigingen van het ROSR 1995 zoals die zijn aangenomen door de CCR bij besluit van 2006-II-27, bijlage II.

Artikel III

Het bedoelde artikel van het Binnenvaartpolitiereglement werd al in het Besluit Patentreglement Rijn (Stb. 2008, 86) gewijzigd, echter daarin werd abusievelijk naar «onderdeel a» verwezen terwijl dit «onderdeel d» moet zijn.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven