Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2008, 326 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2008, 326 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, van 4 juni 2008, nr. BJZ2008053506, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Archiefwet 1995, de artikelen 4, eerste lid, en 8, tweede lid, van de Remigratiewet, de artikelen 47, derde lid, en 48, derde lid, van de Wet inburgering, de artikelen 8.5, eerste lid, 8.40, eerste lid, 8.42, eerste lid, en 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, en de artikelen 8, achtste lid, en 40a, eerste lid, van de Woningwet;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juli 2008, nr. W08.08.0205/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, van 14 juli 2008, nr. BJZ2008069980, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In artikel 13, vierde lid, van het Archiefbesluit 1995 wordt «Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9, derde lid, wordt «artikel 4.55a, tweede lid» vervangen door: artikel 4.51a, tweede lid.
B
In artikel 10, onderdeel k, wordt na «constructie van kassen» ingevoegd: en voorzover verplicht op grond van artikel 6, eerste lid.
C
Artikel 11 vervalt.
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.11, vijfde lid, laatste volzin, wordt «zover» vervangen door: voor zover.
B
In artikel 2.15, vierde lid, wordt «of» vervangen door: en.
C
In tabel 2.17a wordt «LAr,LTLT» vervangen door: LAr,LT.
D
In het opschrift van paragraaf 3.3.2 en in artikel 3.24, eerste lid, wordt na «motorvoertuigen» ingevoegd: of onderdelen van motorvoertuigen.
E
Aan artikel 4.32 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht wordt ten behoeve van het voorkomen van stofhinder voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.
F
Aan artikel 4.49 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij het stralen in de buitenlucht wordt ten behoeve van het voorkomen van stofhinder voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.
G
In artikel 4.52 wordt:
a. na «motorvoertuigen» ingevoegd «of onderdelen van motorvoertuigen», en
b. «pararagraaf» vervangen door: paragraaf.
H
In artikel 4.91, tweede lid, wordt «sojaboonverwijdering» vervangen door: sjabloonverwijdering.
I
In artikel 4.100, eerste lid, wordt «het tweede tot en met lid» vervangen door: het tweede tot en met eenentwintigste lid.
J
In artikel 4.113, derde lid, wordt «als bedoeld» vervangen door: als bedoeld in.
K
In artikel 6.4, derde lid, wordt «de wet zoals luidde» vervangen door: de wet zoals deze luidde.
L
In artikel 6.7, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, wordt «1 januari 2011» vervangen door: 1 januari 2013.
M
In artikel 6.10, derde lid, onderdelen b en c, en zesde lid, wordt «Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer» vervangen door: Besluit bodemkwaliteit.
N
Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «bedoeld het eerste lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid.
2. In het derde lid wordt «tweede en derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
O
In artikel 6.14, eerste volzin, wordt «artikel 2.17, tweede lid» vervangen door: artikel 2.18, tweede lid.
P
In artikel 6.17, eerste lid, wordt «Artikel 3.23, tweede lid, is» vervangen door: De artikelen 3.23, tweede lid, en 4.82, tweede lid, zijn.
Q
In onderdeel m van Bijlage 1 wordt «klasse 4.1, verpakkingsgroep II en II» vervangen door: klasse 4.1, verpakkingsgroep II en III.
Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6.2, eerste lid, onderdelen b en c, komen te luiden:
b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
c. Onze Minister van Justitie;.
B
Artikel 6.5, eerste lid, onderdelen b en c, komen te luiden:
b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
c. Onze Minister van Justitie;.
In hoofdstuk 1, paragraaf 1.1, onderdeel a, van de bijlage bij het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning wordt na «Naam» ingevoegd: , burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
Het Besluit kwikhoudende producten Wms 1998 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2, vierde lid, wordt «een stof of hulpstof als bedoeld in de Regeling stoffen (medische hulpmiddelen), die kwik bevat» vervangen door: een stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet op de medische hulpmiddelen, die kwik bevat.
B
De artikelen 2.1, eerste lid, tweede volzin, en 2.2 vervallen.
Artikel 3, eerste lid, onderdeel m, van het Besluit landbouw milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel 8°, onder a, komt te luiden:
a. opslaan in een of meer ondergrondse tanks, waarop het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing is,.
B
Onderdeel 9° komt te luiden:
9°. Opslaan van gassen of gasmengsels in tanks, tenzij sprake is van opslag waarop het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing is;.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit mestbassins milieubeheer en in de voorschriften 1.1 en 1.2 van de bijlage bij dat besluit wordt «kwetsbaar gebied» telkens vervangen door: zeer kwetsbaar gebied.
In artikel 8, eerste lid, van het Besluit voorzieningen Remigratiewet wordt «artikel 56, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene bijstandswet» vervangen door: artikel 38, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand.
In artikel 5.14, aanhef, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer wordt «28.4» vervangen door: 28.4, onder g.
Het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5, onderdeel b, wordt «de Algemene bijstandswet» vervangen door: de Wet werk en bijstand.
B
In artikel 6 wordt «Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid» vervangen door: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
C
In artikel 9 wordt «16, derde lid» vervangen door: 16, tweede lid.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen II, III, VI, VII, VIII en X.
2. De artikelen II, III, VI, VII, VIII en X treden in werking met ingang van de dag die vier weken ligt na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel III, onderdeel P, terugwerkt tot en met 1 januari 2008.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Tavarnelle, 26 juli 2008
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
De Minister van Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar
Uitgegeven de negentiende augustus 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Op 6 november 2007 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer gepubliceerd (Stb. 455). In dat besluit zijn enkele fouten en omissies geslopen. Met dit besluit wordt voorzien in herstel daarvan.
Met ingang van 22 februari 2007 is de verantwoordelijkheid voor de volkshuisvesting overgegaan van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Op dezelfde datum is de verantwoordelijkheid voor de inburgering en de integratie overgegaan van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Met dit besluit worden de relevante bepalingen in diverse algemene maatregelen van bestuur hieraan aangepast.
Daarnaast zijn in dit besluit wijzigingen van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het Besluit inburgering, het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, het Besluit kwikhoudende producten Wms 1998, het Besluit landbouw milieubeheer, het Besluit mestbassins milieubeheer, het Besluit voorzieningen Remigratiewet, het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet opgenomen. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen II, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XI.
Dit besluit schept, wijzigt of schrapt geen verplichtingen voor burgers of bedrijven en heeft dus geen gevolgen voor de administratieve lasten. Om dezelfde reden is een beoordeling van de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid niet nodig geoordeeld.
Het ontwerp-besluit is op 9 april 2008 in de Staatscourant (Stcrt. 69) gepubliceerd. In reactie daarop heeft VNO-NCW gevraagd om een flink aantal nieuwe wijzigingen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De gevraagde wijzigingen zijn alle van dien aard dat ze zich niet lenen voor opname in dit besluit. Het verzoek van VNO-NCW zal worden betrokken bij de voorziene aanpassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Op 3 april 2008 is het ontwerp-besluit toegezonden aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2007/08, 29 383, nr. 100).
De Eerste Kamer heeft het niet nodig geoordeeld opmerkingen te maken bij het ontwerp-besluit.
De Tweede Kamer vroeg naar de gevolgen van de wijziging van artikel 2.15, vierde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (artikel III, onderdeel B, van dit besluit). Deze wijziging betreft een verbetering. In de besluiten die voor de inwerkingtreding van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing waren was geregeld dat bedrijven «rendabele» energiebesparende maatregelen moeten treffen voor zover hun energieverbruik meer bedraagt dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas. Na de inspraakprocedure is een technische wijziging van het betreffende artikel uit het ontwerp-Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer doorgevoerd waarbij de verplichting abusievelijk zo is geformuleerd dat deze alleen geldt als beide grenzen worden overschreden en niet, zoals in de voordien geldende besluiten en zoals in het ontwerp-Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, één van beide grenswaarden. Met de wijziging in artikel III, onderdeel B, van dit besluit wordt dit rechtgezet.
Deze wijziging vloeit voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor de volkshuisvesting van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Op grond van artikel 9, derde lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 mogen werkzaamheden na verrichte asbestverwijderingshandelingen met betrekking tot een bouwwerk of een object niet worden verricht indien de concentratie van asbeststof in de lucht niet lager is dan een bepaalde grenswaarde. Voor die grenswaarde werd verwezen naar artikel 4.55, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit dat door artikel I, onderdeel DD, van het besluit van 7 juli 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdende regels met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van asbest (implementatie van wijzigingsrichtlijn nr. 2003/18/EG) (Stb. 348) is geschrapt. Met deze wijziging van artikel 9, derde lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is verwezen naar het juiste artikel (4.51a, tweede lid) van het Arbeidsomstandighedenbesluit waarin de grenswaarde voor de concentratie van asbeststof in de lucht is weergegeven die bij een eindbeoordeling moet worden vastgesteld.
In artikel 10, onderdeel k, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is bepaald dat in de bouwverordening regels moeten worden gesteld die de houder van een sloopvergunning ertoe verplichten het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest of asbesthoudende producten, op te dragen aan een gecertificeerd bedrijf. Met de, in de toelichting op onderdeel A reeds genoemde, wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit van 7 juli 2006 (artikel II) is de verplichting uit artikel 6 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 om bepaalde handelingen, waaronder slopen, uit te laten voeren door een gecertificeerd bedrijf afhankelijk gesteld van de risicoklasse waarin de concentratie van asbeststof is ingedeeld. Door deze wijziging van artikel 10, onderdeel k, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is verduidelijkt dat de verplichting uit artikel 10, onderdeel k, van dat besluit om het slopen uit te laten voeren door een gecertificeerd bedrijf alleen geldt indien die verplichting voortvloeit uit artikel 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
Artikel 11 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevatte strafbepalingen terzake van de overtreding van een aantal nader genoemde onderdelen van artikel 10 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, die betrekking hebben op het slopen van bouwwerken. Daarbij was onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de genoemde onderdelen van artikel 10 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 reeds in overeenstemming met dat artikel in de bouwverordening waren overgenomen (artikel 11, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005), dan wel de situatie waarin de bouwverordening nog niet met artikel 10 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 in overeenstemming was gebracht (artikel 11, tweede lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005). Bij de strafbaarstelling werd in beide artikelleden verwezen naar artikel 110, tweede lid, van de Woningwet. Dit hield verband met de in artikel 110, tweede lid, van de Woningwet (oud) opgenomen eis dat overtreding van een krachtens artikel 120 van de Woningwet gegeven voorschrift, welk artikel naast artikel 8, achtste lid, van die wet aan artikel 10 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 ten grondslag ligt, uitdrukkelijk moet zijn aangeduid als strafbaar feit om de in artikel 110, tweede lid, van de Woningwet bedoelde kwalificatie als economisch delict op die overtreding van toepassing te doen zijn.
Artikel 110 van de Woningwet is echter met ingang van 1 april 2007 vervallen (wet van 21 december 2006, houdende wijziging van de Woningwet en enkele andere wetten (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving). Daarmee heeft ook artikel 11 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 zijn functie verloren. Dat artikel is nu dan ook geschrapt.
De strafbaarstelling van de normen, bedoeld in artikel 11, eerste lid (oud), van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 volgt thans rechtstreeks uit artikel 7b, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Woningwet in samenhang met artikel 1a, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten. De strafbaarstelling van de normen, bedoeld in artikel 11, tweede lid (oud), van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 volgt thans rechtstreeks uit artikel 7b, tweede lid, aanhef en onderdeel d, en derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Woningwet in samenhang met artikel 1a, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten.
Deze wijzigingen betreffen alle het invoegen van vergeten woorden of de correctie van schrijffouten.
Bij het naar artikel 2.15, vierde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Barim) overbrengen van de vermelding van de grenzen waaronder de verplichting tot het nemen van energiebesparende maatregelen niet geldt, is verzuimd het woord «of» logischerwijze te veranderen in «en». In de oorspronkelijke redactie van artikel 2.15 van het Barim was de verplichting op een dusdanige wijze in het eerste lid van dat artikel geformuleerd dat de drijver van de inrichting de maatregelen moest treffen indien ofwel de grens gesteld voor elektriciteitsgebruik ofwel de grens gesteld voor (gebruik van) aardgasequivalenten aan brandstoffen werd overschreden. In de uiteindelijke redactie van artikel 2.15 van het Barim is gekozen voor een formulering waarin wordt aangegeven wanneer men niet aan deze verplichting hoeft te voldoen (artikel 2.15, vierde lid, van het Barim). Hierbij is verzuimd het woord «of» te veranderen in «en». Daardoor is de verplichting onbedoeld te beperkt geworden. Men is daardoor namelijk niet meer verplicht de maatregelen te treffen indien een van beide grenzen niet gehaald wordt. Dit nu zou een beleidsmatige wijziging zijn die uitdrukkelijk niet bedoeld is. De bedoeling is dat indien een van beide grenzen overschreden wordt, men de energiebesparende maatregelen moet treffen. Met dit onderdeel is daarin voorzien.
In het opschrift van paragraaf 3.3.2 en in de artikelen 3.24 en 4.52 van het Barim is vergeten na het begrip «motorvoertuigen» toe te voegen: of onderdelen van motorvoertuigen. Daarmee is de grondslag voor het bij ministeriële regeling stellen van nadere regels niet in overeenstemming met de praktijk en het (hiervoor geldende) Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. Met deze wijzigingen is hierin alsnog voorzien.
Indien het vanwege de omvang van het te bewerken object niet mogelijk is in het inpandig deel van de inrichting fijnverspanende bewerkingen uit te voeren dan wel te stralen, dan mag dit in de buitenlucht gebeuren. Om stofhinder daarbij te voorkomen zijn in paragraaf 4.5.1 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer eisen gesteld aan deze werkzaamheden. Hoewel artikel 1.7 van het Barim voldoende grondslag biedt voor het stellen van nadere eisen zijn in dat besluit steeds aparte grondslagen opgenomen daar waar het gaat om verplichte maatregelen. Dat was in dit geval verzuimd. Met het toevoegen van een derde lid aan de artikelen 4.23 en 4.49 van het Barim is hierin voorzien.
Artikel 6.7 van het Barim verklaart als overgangsrechtelijke maatregel een aantal artikelen van dat besluit voor de periode tot 1 januari 2011 van toepassing op inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort. Het Barim is niet van toepassing op inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort. Die inrichtingen vallen namelijk onder richtlijn nr. 96/61 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257) (hierna: de IPPC-richtlijn). Artikel 6.7 van het Barim voorziet in een overgangsrechtelijke termijn van drie jaar voor het bevoegd gezag om in de vergunningen voor die inrichtingen voorschriften terzake van de gpbv-installaties op te nemen. Tot dat moment zijn de in artikel 6.7 van dat besluit genoemde bepalingen van toepassing op die inrichtingen.
De inrichtingen die onder de IPPC-richtlijn vallen moeten uiterlijk vanaf 31 oktober 2007 aan de IPPC-richtlijn voldoen. Uit onderzoek van de VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat naar de implementatie van de IPPC-richtlijn in 2006 bleek dat er nog een grote achterstand bestond in de vergunningverlening voor die inrichtingen. Dit komt omdat nog niet alle bedrijven economisch en technisch haalbare milieumaatregelen toepassen.
Als gevolg van de verscherpte handhaving zullen naar verwachting in 2008 veel inrichtingen die onder de IPPC-richtlijn vallen een recente milieuvergunning hebben. Het gaat daarbij om complexe inrichtingen waarvoor de vergunningverlening een tijdrovende en kostbare procedure is. Het is daarom niet redelijk om te eisen dat al deze vergunningen binnen twee jaar (voor 1 januari 2011) weer aangepast worden. Een termijn van vijf jaar wordt redelijk geacht. Daarom is de in artikel 6.7 van het Barim opgenomen termijn verlengd tot 1 januari 2013.
Per abuis voorzag artikel 6.11 van het Barim in een wijziging van artikel 6.7 van dat besluit. Dat had moeten zijn artikel 6.10 van dat besluit. Met deze wijziging is hierin voorzien.
Per abuis wordt in artikel 6.12, derde lid, van het Barim verwezen naar het tweede en derde lid van dat artikel. Bedoeld was te verwijzen naar het eerste en tweede lid. Met deze wijziging is hierin voorzien.
Per abuis is in artikel 6.14 van het Barim een verkeerde verwijzing opgenomen naar artikel 2.17, tweede lid, van dat besluit. Dit had moeten zijn: artikel 2.18, tweede lid. Met deze wijziging is hierin voorzien.
Per abuis is in artikel 6.17, eerste lid, van het Barim geen verwijzing naar artikel 4.82 van het Barim opgenomen. Als gevolg daarvan geldt deze overgangsbepaling wel voor openbare inrichtingen voor het afleveren van vloeibare brandstoffen en aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, maar niet voor niet-openbare inrichtingen. Dat is niet de bedoeling. Daarom is in artikel 6.17, eerste lid, van het Barim een verwijzing naar artikel 4.82 van het Barim opgenomen. Omdat de situatie op 1 januari 2008 (de inwerkingtredingsdatum van het Barim) bepalend is voor het toepasselijk zijn van artikel 6.17, eerste lid, van het Barim is in artikel X van dit besluit voor dit onderdeel voorzien in terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.
Per abuis is in onderdeel m van bijlage 1 bij het Barim verpakkingsgroep II tweemaal genoemd. Bedoeld was verpakkingsgroep II en verpakkingsgroep III te noemen. Met deze wijziging is hierin voorzien.
Deze wijzigingen vloeien voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor de gemeentelijke basisadministratie van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties naar de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de verantwoordelijkheid voor vreemdelingenzaken van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar de Staatssecretaris van Justitie.
De vraag naar het burgerservicenummer van de aanvrager is opgenomen in het aanvraagformulier voor de bouwvergunning, zoals vastgesteld bij de regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 20 april 2007 (nr. DJZ 2007036267), tot vaststelling van het gewijzigde formulier voor de aanvraag om bouwvergunning (Stcrt. 81). Dit onderdeel van het aanvraagformulier is gelijktijdig met artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer in werking getreden op 26 november 2007.
Dit artikel neemt het burgerservicenummer op in de bijlage bij het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, die onder meer gegevens en bescheiden bevat die ingevolge artikel 4 van dat besluit bij een aanvraag om bouwvergunning moeten worden verstrekt.
In artikel 1.2, vierde lid, van het Besluit kwikhoudende producten Wms 1998 was nog een verwijzing opgenomen naar de Regeling stoffen (medische hulpmiddelen). Deze regeling is bij besluit van 14 september 2004 (Stcrt. 182) door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingetrokken. De inhoud van die regeling is opgenomen in de Wet op de medische hulpmiddelen. De verwijzing in dit artikellid is hierop aangepast.
De artikelen 2.1, eerste lid, tweede volzin, en 2.2 van het Besluit kwikhoudende producten Wms 1998 zijn inmiddels volledig uitgewerkt en daarom geschrapt.
Artikel 5.5, onderdelen a en b, van het Barim bevatte twee wijzigingen van artikel 3, eerste lid, van het Besluit landbouw milieubeheer.
Per abuis is in dat artikel de wijzigingsopdracht gegeven voor artikel 3, eerste lid, onderdeel n, van het Besluit landbouw milieubeheer. Dat had moeten zijn: artikel 3, eerste lid, onderdeel m, van dat besluit. Met dit artikel is hierin voorzien.
Deze wijziging vloeit voort uit de wet van 17 februari 2007, houdende wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij (Stb. 103) welke op 1 mei 2007 in werking is getreden. Met die wet is het begrip «kwetsbaar gebied» in de Wet ammoniak en veehouderij vervangen door: zeer kwetsbaar gebied. Dat was in het Besluit mestbassins milieubeheer nog niet gebeurd. Met dit artikel is hierin voorzien.
De Algemene bijstandswet is per 1 januari 2004 vervangen door de Wet werk en bijstand. De verwijzing in artikel 8, eerste lid, van het Besluit voorzieningen Remigratiewet naar de Algemene bijstandswet was per abuis nog niet vervangen door een verwijzing naar de Wet werk en bijstand. Met dit artikel is hierin voorzien.
Artikel 5.14 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Ivb) regelt dat voor bepaalde categorieën van inrichtingen bij een aanvraag om vergunning enkele bijzondere gegevens moeten worden verstrekt. De gegevens houden verband met het verrichten van handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (hierna: ggo’s). Artikel 5.14 van het Ivb heeft onder meer betrekking op inrichtingen waar van buiten de inrichting afkomstige ggo’s worden vernietigd. Het gaat daarbij om inrichtingen als bedoeld in categorie 28.4, onder g, van bijlage I bij het Ivb. De verwijzing in de aanhef van artikel 5.14 van het Ivb naar categorie 28.4 van bijlage I bij het Ivb is daarmee in overeenstemming gebracht.
De Algemene bijstandswet is per 1 januari 2004 vervangen door de Wet werk en bijstand. De verwijzing in artikel 5, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet naar de Algemene bijstandswet was per abuis nog niet vervangen door een verwijzing naar de Wet werk en bijstand. Met deze wijziging is hierin voorzien.
Deze wijziging vloeit voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor de remigratie naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Als gevolg van artikel 2.3 van het Aanpassingsbesluit zorgverzekeringswet kent artikel 16 van het Besluit voorzieningen Remigratiewet sinds 1 april 2006 nog maar twee leden. De verwijzing in artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet was hier per abuis niet op aangepast. Met dit onderdeel is hierin voorzien.
De artikelen II, III, VI, VII , VIII en X wijzigen respectievelijk het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het Barim, het Besluit kwikhoudende producten Wms 1998, het Besluit landbouw milieubeheer, het Besluit mestbassins milieubeheer en het Ivb. Die besluiten zijn (mede) gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. Op grond van artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer mogen wijzigingen van die besluiten niet eerder dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wijziging is geplaatst in werking treden.
De wijziging van artikel 6.17 van het Barim werkt terug tot en met 1 januari 2008 om die overgangsrechtelijke bepaling sluitend te doen zijn.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-326.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.