Besluit van 12 juli 2008 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Besluit vluchtuitvoering in verband met EG-verordeningen 1899/2006 en 8/2008 inzake commercieel vervoer met vliegtuigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 2008, nr. CEND/HDJZ/2008-779 sector LUV, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op verordeningen (EG) nr. 1899/2006 en 8/2008 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3922/91 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, op artikel 5.12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet en op de artikelen 1.2, tweede lid, 4.1, tweede lid en derde lid, en 4.2, vijfde lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 2 juli 2008, nr. W09.08.0229/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 juli 2008, nr. CEND/HDJZ/2008-976 sector LUV, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

De aanhef van artikel 4.1:2 komt te luiden:

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van § 4.5, wordt verstaan onder:.

B

Artikel 4.1:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van § 4.5, wordt verstaan onder:.

2. Onderdeel a vervalt.

3. De onderdelen b tot en met e worden geletterd a tot en met d.

4. In onderdeel a wordt «het hefschroefvliegtuig» vervangen door: de helikopter.

C

Artikel 4.1:4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. luchtvaartuig:

een luchtvaartuig als bedoeld in de Wet luchtvaart.

2. In onderdeel c wordt «vleugelvliegtuigen» vervangen door: vliegtuigen.

3. In onderdeel c wordt «hefschroefvliegtuigen» vervangen door: helikopters.

D

Na artikel 4.1:4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Begrippen in § 4.5 Vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden voor vluchten die vallen onder EG-verordening 3922/91

Artikel 4.1:5

In § 4.5 wordt verstaan onder:

a. EG-verordening 3922/91:

verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373);

b. vliegdienstperiode:

een vliegdienstperiode (FDP) als bedoeld in EG-verordening 3922/91, bijlage III, onderdeel 1.1095, onder 1.6;

c. Onze Ministers:

Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

E

Artikel 4.4:1 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na «verkeersvluchten» toegevoegd: met helikopters.

F

De paragrafen 4.5 en 4.6 worden vervangen door een paragraaf, luidende:

§ 4.5 Vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden voor vluchten die vallen onder EG-verordening 3922/91

Artikel 4.5:1 Toepasselijkheid van de paragraaf

In plaats van § 5.2 van de wet is deze paragraaf en EG-verordening 3922/91 van toepassing op bemanningsleden op vluchten die vallen onder EG-verordening 3922/91.

Artikel 4.5:2 Maximale werktijd

De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat voor een lid van het boordpersoneel de werktijd niet meer dan 2000 uur per jaar bedraagt en zo gelijk mogelijk over het kalenderjaar wordt verspreid.

Artikel 4.5:3 Verlengde vliegdienstperiode bij gesplitste dienst

Bij regeling van Onze Ministers kan worden bepaald op welke wijze de vliegdienstperiode kan worden verlengd bij gesplitste dienst.

Artikel 4.5:4 Rust
  • 1. Bij regeling van Onze Ministers wordt bepaald op welke wijze de effecten van tijdzoneverschillen op bemanningsleden met extra rust worden gecompenseerd.

  • 2. Bij regeling van Onze Ministers kan, met inachtneming van het bepaalde in EG-verordening 3922/91, bijlage III, onderdeel 1.1110, onder 1.1 en 1.2, worden bepaald onder welke voorwaarden de rustregeling kan worden verkort.

Artikel 4.5:5 Verlenging van de vliegdienstperiode
  • 1. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het verlengen van de vliegdienstperiode, met overschrijding van de limieten vermeld in EG-verordening 3922/91, bijlage III, onderdeel 1.1105, voor zover sprake is van uitbreiding van de basiscockpitbemanning. Hierbij wordt ten minste rekening gehouden met het aantal uren genoten rust en de rustgelegenheid aan boord.

  • 2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld aan het verlengen van de vliegdienstperiode van cabinepersoneel, met overschrijding van de limieten vermeld in EG-verordening 3922/91, bijlage III, onderdeel 1.1105. Hierbij wordt ten minste rekening gehouden met het aantal uren genoten rust en de rustgelegenheid aan boord.

Artikel 4.5:6 Paraatheid

Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:

  • a. de relatie tussen luchthavenparaatheid en de onmiddellijk daarop volgende vliegdienst;

  • b. de minimumrustperiode volgend op luchthavenparaatheid die niet wordt gevolgd door een vliegdienst;

  • c. de overige vormen van paraatheid.

G

In het opschrift van § 4.7 en in artikel 4.7:1 wordt na «rondvluchten» telkens toegevoegd: met helikopters.

H

Artikel 4.10:1 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na de zinsnede «De gezagvoerder van een luchtvaartuig» toegevoegd: , bij vluchten die niet vallen onder § 4.5,.

I

Artikel 8.3 komt te luiden:

Artikel 8.3 Beboetbaarstelling luchtvaart

Het niet naleven van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.4:1, 4.4:2, 4.5:2, 4.5:3, 4.5:4, 4.5:5, 4.5:6, 4.8:3, derde lid, 4.8:4, vierde lid, 4.8:5, achtste lid, 4.8:6, derde lid, 4.8:7, 4.8:8, eerste en vijfde lid, 4.8:9, vierde lid, 4.8:10, vijfde lid, 4.9:1, tweede lid, 4.10:1, eerste lid, laatste volzin en tweede lid, alsmede van de EG-verordening, genoemd in artikel 4.1:5, bijlage III, onderdelen 1.1090 onder 1 en 2, 1.1100, 1.1105, 1.1110 onder 1.3 en 1.4.2, 1.1115, 1.1125 en 1.1135 levert een beboetbaar feit op.

J

De bijlagen A tot en met F bij het Arbeidstijdenbesluit vervoer vervallen.

K

In de artikelen 4.2:1, onderdeel c, 4.8:1, 4.8:7, tweede lid, 4.8:9, tweede lid, 4.9:1, eerste lid en in het opschrift van § 4.8 wordt «hefschroefvliegtuigen» telkens vervangen door: helikopters.

L

In de aanhef van artikel 4.8:2 wordt «een hefschroefvliegtuig» vervangen door: een helikopter.

ARTIKEL II

Het Besluit vluchtuitvoering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

EG-verordening 3922/91: verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373);.

2. De onderdelen die beginnen met «JAR-OPS 1» en «rondvlucht» vervallen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat geeft op aanvraag een AOC af indien wordt voldaan aan:

    • a. voor vluchten met een vliegtuig: bijlage III bij EG-verordening 3922/91;

    • b. voor vluchten met een helikopter: JAR-OPS 3.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat maakt de tekst van JAR-OPS 3 bekend middels een mededeling in de Staatscourant waarin is aangegeven waar de tekst ter inzage is gelegd. Van een wijziging in de tekst wordt eveneens mededeling gedaan in de Staatscourant.

C

Artikel 3 vervalt.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «JAR-OPS 1 of JAR-OPS 3» vervangen door: de regels, bedoeld in het desbetreffende onderdeel van dat lid.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 2, eerste lid,.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Het in artikel 4.1 van de wet bedoelde verbod om zonder AOC vluchten tegen vergoeding uit te voeren, geldt niet voor:

    • a. vluchten met een luchtschip;

    • b. luchtwerk;

    • c. vluchten met een vrije ballon.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van vluchten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Voor zover krachtens het tweede lid regels zijn gesteld, worden vluchten als bedoeld in het eerste lid uitgevoerd met inachtneming van die regels.

F

In artikel 8 wordt «de artikelen 4, eerste en tweede lid» vervangen door: de artikelen 4.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit vluchtuitvoering (Stb. 2006, 371) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Tavarnelle, 12 juli 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende juli 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB vervoer) en de wijziging van het Besluit vluchtuitvoering (Bvu) zijn nodig in verband met de inwerkingtreding op 16 juli 2008 van bijlage III bij EG-verordening 3922/91 (verordening). 1

Die bijlage bevat voor de uitvoering van commerciële vluchten met vliegtuigen een uitgebreid pakket aan rechtstreeks werkende regels. Die regels (ook wel aangeduid met «EU-OPS») vervangen de zogeheten JAR-OPS 1, de door de Joint Aviation Authorities (JAA) vastgestelde Joint Aviation Requirements (JAR’s) voor de uitvoering van vluchten (Operations, OPS) met vliegtuigen tegen vergoeding door een luchtvaartmaatschappij. Dit besluit strekt uitsluitend tot implementatie van de genoemde EG-verordening.

Arbeidstijdenbesluit vervoer

In onderdeel Q van bijlage III van de verordening zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden voor bemanningsleden bij commercieel vervoer door vliegtuigen. Het gaat zowel om het cockpitpersoneel als om het cabinepersoneel.

De bepalingen in de EG-verordening verschillen op onderdelen van de tot op heden geldende bepalingen ten aanzien van arbeids-, rust- en reservetijden voor verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen zoals opgenomen in het ATB vervoer. De bepalingen in de verordening zijn rechtstreeks werkend en worden dan ook niet in het ATB vervoer overgenomen. De bepalingen in het ATB vervoer die strijdig zijn met dan wel gelijk zijn aan de bepalingen in de verordening komen te vervallen.

De systematiek van de verordening is zodanig dat de betreffende autoriteiten van de lidstaten op een aantal onderwerpen criteria kunnen vaststellen. Hiertoe is een aantal nieuwe bepalingen in het besluit opgenomen. Een aantal onderwerpen worden in een ministeriële regeling verder uitgewerkt.

De regels ten aanzien van werk- en rusttijden voor boordpersoneel zijn met ingang van inwerkingtreding van de verordening opgenomen in de verordening, het ATB vervoer en in de regeling werk- en rusttijden voor de burgerluchtvaart.

Besluit vluchtuitvoering (Bvu)

Het onderhavige besluit bevat voor het Bvu de volgende wijzigingen:

  • 1. De verwijzing naar JAR-OPS 1 is vervangen door een verwijzing naar de verordening (artikel 2).

  • 2. Het afwijkende AOC-regime2 voor kleine propellervliegtuigen en kleine helikopters is geschrapt (artikel 3). Wat betreft de eerste categorie biedt de verordening geen ruimte meer voor afwijking, en wat betreft kleine helikopters kan bij nader inzien worden volstaan met de regels van JAR-OPS 3.

  • 3. Eveneens geschrapt is de vrijstelling van de AOC-plicht voor rondvluchten met een vliegtuig tegen vergoeding (artikel 6). De verordening maakt voor dergelijke vluchten («vluchten van A naar A») namelijk geen uitzondering op de vergunningplicht.

Behalve het Besluit vluchtuitvoering moeten ook de hoofdstukken 2, 4 en 11 van de Wet luchtvaart worden aangepast aan bijlage III bij de verordening. Dat is onder meer nodig omdat de verordening rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde, terwijl artikel 4.1, tweede lid, van de wet voor de eisen die gelden voor AOC-plichtige vluchten slechts verwijst naar krachtens de wet te stellen eisen. Iets vergelijkbaars geldt voor de wettelijke bepalingen over toezicht en handhaving. Zo biedt artikel 11.1, eerste lid, slechts de mogelijkheid om ambtenaren te belasten met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet luchtvaart. En artikel 11.15 maakt de Minister van Verkeer en Waterstaat slechts bevoegd, voor zover hier van belang, tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens de Wet luchtvaart gestelde verplichtingen.

De noodzakelijke wetswijziging is niet op tijd klaar om op 16 juli 2008 in werking te kunnen treden. Daarom is ervoor gekozen om het Besluit vluchtuitvoering te wijzigen vooruitlopend op de wetswijziging. Blijvend binnen de huidige wet kan dat door de verwijzing naar JAR-OPS 1 te vervangen door een verwijzing naar bijlage III bij de verordening, en door het schrappen van de AOC-vrijstelling voor rondvluchten met een vliegtuig. Zodra het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aanvaard, zal een verder gaande wijziging van het Besluit vluchtuitvoering in procedure worden gebracht.

Administratieve lasten

Het vervallen van de AOC-vrijstelling voor rondvluchten met vliegtuigen leidt tot een toename van de informatieverplichtingen (administratieve lasten) van de betrokken bedrijven. Door de bedrijven moet een vluchthandboek worden opgesteld conform de bijlage bij onderdeel 1.1045 van de verordening. De luchtvaartmaatschappijen (niet zijnde rondvluchtenbedrijven) hebben reeds een dergelijk vluchthandboek. Voor rondvluchtenbedrijven is deze verplichting nieuw.

Door de Inspectie Verkeer en Waterstaat is een modelhandboek opgesteld ten behoeve van de rondvluchtenbedrijven waarvan zij naar eigen keuze gebruik kunnen maken. Afhankelijk hiervan is het aantal benodigde uren voor het opstellen van het handboek hoger of lager uitvallen. Naar verwachting zal ongeveer 80 procent van de bedrijven gebruik maken van het modelhandboek.

 

Zonder IVW handboek

 

Met IVW handboek

 

Activiteit

Sub-uren

totaal

Sub-uren

totaal

Bestuderen verordening

 

100

 

100

Intern overleg

 

100

 

50

Extern overleg (IVW)

 

100

 

50

Inhoud van het vluchthandboek

OM Part A

    

Administratie en beheer van het vluchthandboek

30

 

5

 

Organisatie en verantwoordelijkheden

30

 

10

 

Operationeel beheer en toezicht

60

 

20

 

Kwaliteitssysteem

80

 

40

 

Samenstelling van bemanning

30

 

5

 

Vereisten voor kwalificaties

30

 

5

 

Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de gezondheid van de bemanning

30

 

5

 

Beperkingen inzake de vliegtijd

80

 

30

 

Vluchtprocedures

250

 

100

 

Gevaarlijke goederen en wapens

30

 

5

 

Beveiliging

30

 

5

 

Omgaan met, melden van en rapporteren over voorvallen

50

 

25

 

Luchtverkeersregels

80

 

40

 

Leasen

40

850

5

300

OM Part B

 

80

 

80

OM Part C

 

60

 

60

OM part D

 

200

 

200

Totaal

 

1490

 

840

Uitgedrukt in euro’s gaat het om € 37.800 per bedrijf dat gebruik maakt van het IVW-modelhandboek (840 uur maal € 45) en € 67.050 per bedrijf dat geen gebruik maakt van het IVW-modelhandboek (1490 uur maal € 45). Er zijn 32 betrokken bedrijven, waarvan naar verwachting 26 bedrijven gebruik zullen maken van het IVW-modelhandboek, wat in totaal een toename betekent van € 1.385.100. Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend, dus het gaat om eenmalige kosten.

Transponeringstabel

Bepaling van EG-verordening 3922/91 zoals gewijzigd door EG-verordeningen 1899/2006 en 8/20081

Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving

art. 2

art. 4.1 Wet luchtvaart

art. 3

zie implementatie bijlage III (algemeen)

art. 8

wijz. hoofdstuk 4 Wet luchtvaart

bijlage III (algemeen)

wijz. artt. 1, 2, 3, 4, 6 en 8 Besluit vluchtuitvoering; wijz. hoofdstukken 2, 4 en 11 Wet luchtvaart; wijz. art. 1 Wet op de economische delicten; wijz. Arbeidstijdenbesluit vervoer

OPS 1.001, aanhef

art. 4.1 lid 1 Wet luchtvaart; wijz. art. 6 lid 1 Besluit vluchtuitvoering (schrappen vrijstelling voor rondvluchten)

OPS 1.001, onder 1

artt. 4.7 en 10.1 Wet luchtvaart

OPS 1.001, onder 2

art. 4.1 lid 1 Wet luchtvaart

OPS 1.001, onder 3

vrijstelling voor «luchtwerk» in art. 6 lid 1 Besluit vluchtuitvoering

OPS 1.085, onder d en e

wijz. artt. 2.12 en 11.5–11.7 Wet luchtvaart

subdeel Q

wijz. Arbeidstijdenbesluit vervoer

XNoot
1

Niet genoemde bepalingen behoeven geen implementatie, aangezien zij rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, B en C (wijziging artikel 4.1:2, 4.1:3 en 4.1:4)

De begrippen in de artikelen 4.1:2 en 4.1:3 hebben betrekking op de bepalingen die niet onder de verordening vallen.

Het begrip «vlieguren» komt ten gevolge van het vervallen van een deel van artikel 4.5:4 niet meer in het ATB vervoer voor en komt te vervallen.

In de Wet luchtvaart zijn reeds enige tijd de begrippen vleugelvliegtuig en hefschroefvliegtuig vervangen door vliegtuig en helikopter. Op meerdere plaatsen in het ATB vervoer worden deze begrippen dan ook vervangen.

Artikel I, onderdeel D (nieuw artikel 4.1:5)

Verwezen wordt naar aantal begrippen uit de verordening ten behoeve van de nieuwe artikelen in het ATB vervoer.

Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 4.4:1)

In de verordening is voor commercieel vervoer met vliegtuigen een bepaling opgenomen ten aanzien van het bijhouden van registratie van vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden. Artikel 4.4:1 is alleen nog van toepassing op commercieel vervoer met helikopters, aangezien commercieel vervoer met die categorie luchtvaartuigen niet onder de verordening valt.

Artikel I, onderdeel F (nieuwe § 4.5 in de plaats van paragrafen 4.5 en 4.6)

In deze nieuwe paragraaf die in de plaats komt van de voormalige paragrafen 4.5 en 4.6 is een aantal artikelen opgenomen dat de grondslag vormt voor het stellen van regels door de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft een aantal onderwerpen die in de verordening ter invulling wordt overgelaten aan de lidstaten. De basisbepalingen, zoals de maximale dagelijkse vliegdienstperiode en de minimumrustperiode staan in de verordening, de nadere invulling nemen de ministers in een regeling op.

Het betreft onder meer bepalingen ten aanzien van de minimumrustperioden op de grond en aan boord van een vliegtuig en verlenging van de vliegdienstperioden onder bepaalde omstandigheden.

Het cabinepersoneel valt onder de verordening. Tevens valt de categorie rondvluchten met vliegtuigen onder de verordening.

Artikel I, onderdeel G (wijziging paragraaf 4.7 en artikel 4.7:1)

Paragraaf 4.7 geldt nu uitsluitend nog voor boordpersoneel op rondvluchten met helikopters. Boordpersoneel op rondvluchten met vliegtuigen valt onder de verordening.

Artikel I onderdeel H (wijziging paragraaf 4.10:1)

Het onderwerp betreffende het kunnen afwijken van de arbeids- en rusttijden voor boordpersoneel is geregeld in de verordening. Dit artikel geldt nu alleen voor boordpersoneel dat niet onder de verordening valt.

Artikel I, onderdeel I (wijziging artikel 8:3)

Als beboetbare feiten worden tevens aangemerkt het niet naleven van een aantal bepalingen van de verordening. Het overtreden van arbeid- en rusttijden in de luchtvaart waarbij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar wordt gebracht kan naast de bestuurlijke sanctie tevens strafrechtelijk worden aangepakt. Artikel 11:3 (derde lid) van de Arbeidstijdenwet heeft een ruimere werking dan uitsluitend het wegverkeer. Voor alle in artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet genoemde personen, dus ook die in de luchtvaart, is er sprake van een strafbaar feit als de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht. Kortheidshalve wordt hierbij verwezen naar de memorie van toelichting op genoemd artikel, opgenomen in het wetsvoorstel Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet (Kamerstukken II, 2002/03, 29 000, nr. 3, pagina 24 en 25).

Artikel II, onderdeel B (wijziging artikel 2)

Artikel 2 is aangepast aan EG-verordening 3922/91.

Artikel II, onderdeel C (wijziging artikel 3)

Het schrappen van het afwijkende AOC-regime voor kleine propellervliegtuigen en kleine helikopters is toegelicht in het algemeen deel van deze nota.

Artikel II, onderdeel D (wijziging artikel 4)

Artikel 4 is wetstechnisch aangepast aan de wijziging van artikel 2 en aan het schrappen van artikel 3.

Artikel II, onderdeel E (wijziging artikel 6)

Het eerste lid van artikel 6 is aangepast aan het vervallen van de AOC-vrijstelling voor rondvluchten met een vliegtuig.

In het tweede lid is het gebod om voor luchtschepen regels te stellen, vervangen door een bevoegdheid. Die bevoegdheid zal worden gebruikt zodra dat nodig is.

Artikel III (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit vluchtuitvoering, dat op zijn beurt in werking zal treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Deze nota van toelichting is ondertekend door de Minister van Verkeer en Waterstaat mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373), zoals gewijzigd door verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 (PbEU L 377) en verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2007 (PbEU L 10).

XNoot
2

Air operator certificate, zie de begripsomschrijving van «AOC» in artikel 1.1 Wet luchtvaart.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 augustus 2008, nr. 154.

Naar boven