Besluit van 5 juli 2008 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, van 29 april 2008, nr. WJZ/2008/10130 (4848), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2.2.5, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs juncto de artikelen 28b, zevende lid, 28c, tweede en achtste lid, en 71a, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, alsmede de artikelen 2.2.6, zevende lid, en 2.2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 13 juni 2008, nr. W05.08.0158/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, van 4 juli 2008, nr. WJZ/23713 (4848), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit WEB wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2.7, vijfde en zesde lid, wordt voor «de gegevens» ingevoegd: uit.

B

In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2.6.1 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 7. Leerlinggebonden financiering

Artikel 2.7.1. Reikwijdte

Het Besluit leerlinggebonden financiering, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, is van toepassing met dien verstande dat wordt verstaan onder:

  • a. leerling: deelnemer als bedoeld in artikel 2.2.5, eerste lid, onder b, van de wet;

  • b. een school: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de wet en een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;

  • c. een leerling die toelaatbaar is tot het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs: een deelnemer die recht heeft op leerlinggebonden financiering met ambulante begeleiding vanuit het onderwijs van het cluster waarvoor hij geïndiceerd is;

  • d. kinderpsychiatrische voorziening of Jeugdbescherming: psychiatrische voorziening of GGZ.

Artikel 2.7.2. Bedragen leerlinggebonden financiering
  • 1. Voor elke deelnemer met een leerlinggebonden budget dat beschikbaar is op grond van artikel 2.2.6, eerste lid, van de wet ontvangt een instelling waar de deelnemer is ingeschreven een bedrag volgens tabel A en ontvangt een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs een bedrag volgens tabel B:

    Tabel A Bedrag instellingen per studiejaar

    Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

    Voltijds deelnemer

    Deeltijds deelnemer

    Voltijds deelnemer

    Deeltijds deelnemer

     

    Assistent- en basisberoepsopleiding

    Assistent- en basisberoepsopleiding

    Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

    Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

    Cluster 2

    Dove deelnemers

    € 2.216

    € 1.478

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 2

    Slechthorende deelnemers

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 2

    Meervoudig gehandicapte deelnemers

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 2

    Deelnemers met

    ernstige spraakmoeilijkheden

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 3

    Lichamelijk gehandicapte deelnemers

    € 1.451

    € 968

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 3

    Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 3

    Zeer moeilijk lerende deelnemers

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 3

    Meervoudig gehandicapte deelnemers

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Cluster 4

    Gedragsproblematiek

    € 1.425

    € 950

    € 2.876

    € 1.917

    Tabel B Bedrag scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs per studiejaar

    Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

    Voltijds deelnemer

    Deeltijds deelnemer

    Cluster 2 Dove deelnemers

    € 5.212

    € 3.474

    Cluster 2 Slechthorende deelnemers

    € 3.235

    € 2.157

    Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

    € 3.289

    € 2.193

    Cluster 2 Deelnemers met ernstige spraakmoeilijkheden

    € 3.289

    € 2.193

    Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

    € 5.127

    € 3.418

    Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

    € 3.289

    € 2.193

    Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

    € 3.172

    € 2.115

    Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

    € 3.289

    € 2.193

    Cluster 4 Gedragsproblematiek

    € 3.289

    € 2.193

  • 2. Indien een deelnemer zich inschrijft na 1 augustus van een studiejaar wordt de hoogte van het leerlinggebonden budget vastgesteld door het bedrag dat voor hem geldt op grond van de tabellen, opgenomen in het eerste lid, te delen door 12 en vervolgens te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat het studiejaar rest.

  • 3. De bedragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling worden aangepast aan de prijsontwikkeling, overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het bedrag wordt aangepast, en het jaar waarin het bedrag wordt aangepast.

Artikel 2.7.3. Vergoeding regionaal expertisecentrum
  • 1. Een regionaal expertisecentrum ontvangt € 173 voor elke deelnemer die in de periode van 12 maanden direct voorafgaand aan 1 oktober van het voorafgaande studiejaar een bevestigende beoordeling van de commissie als bedoeld in artikel 2.2.6, eerste lid, van de wet heeft ontvangen.

  • 2. Artikel 56a, tweede en derde lid, van het Besluit bekostiging WEC is van toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2008. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 2008, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 augustus 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 juli 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Inleiding

Met de Regeling leerlinggebonden financiering MBO is per 1 januari 2006, in navolging van het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, leerlinggebonden financiering (hierna: LGF) ingevoerd in het middelbaar beroepsonderwijs voor geïndiceerde deelnemers met een handicap of stoornis. Met die regeling kregen mbo-instellingen aanspraak op een leerlinggebonden budget voor iedere geïndiceerde deelnemer met een handicap of stoornis. De Tweede Kamer heeft op 26 februari 2008 en de Eerste Kamer op 20 mei 2008 de wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) aanvaard, waarmee LGF wettelijk en structureel wordt geregeld (zie Kamerstukken II vergaderjaar 2007/08, 31 037). Die wijzigingswet is in Staatsblad 2008, 202, geplaatst. Met de invoering van LGF in het beroepsonderwijs is – om de lasten voor instellingen, deelnemers en ouders te beperken – zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek en werkwijze van het primair onderwijs en voortgezet onderwijs. De datum van inwerkingtreding van de wetswijziging is 1 augustus 2008. In het wetsvoorstel is een aantal delegatiebepalingen opgenomen, waarin is bepaald welke uitvoeringsvoorschriften van LGF in lagere regelgeving worden opgenomen. Uit de artikelen 28b, zevende lid, 28c, tweede en achtste lid en 71a, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra die in artikel 2.2.5 van de WEB van toepassing zijn verklaard, volgt dat in een algemene maatregel van bestuur de samenstelling van de commissies voor de indicatiestelling, de duur van de indicatiestelling, de indicatiecriteria en de wijze van bekostiging van de commissies voor de indicatiestelling wordt geregeld. Daarnaast volgt uit de artikelen 2.2.6, zevende lid, en 2.2.7 van de WEB dat in een algemene maatregel van bestuur de hoogte van de LGF-bedragen wordt vastgesteld. Dit besluit regelt al deze onderwerpen. In de artikelsgewijze toelichting is nadere informatie over de hierboven genoemde onderwerpen opgenomen. Er is ingevolge artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht een formulier vastgesteld dat door instellingen kan worden gebruikt voor het aanmelden van geïndiceerde deelnemers in het beroepsonderwijs. Tevens is een formulier vastgesteld waarmee de instellingen wijzigingen in de situatie met betrekking tot geïndiceerde deelnemers kunnen doorgeven. Deze formulieren zijn te vinden op de website van CFI (www.cfi.nl).

2. Uitvoeringsgevolgen en handhaving

Een concept van dit besluit is aan CFI, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voorgelegd ter toetsing van de uitvoerbaarheid.

CFI acht dit besluit uitvoerbaar.

3. Administratieve lasten

Dit besluit geeft uitvoering aan de wetswijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs tot het wettelijk verankeren van de leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs. Voor deze wetswijziging zijn de administratieve lasten berekend. Dit komt neer op een jaarlijkse toename van de administratieve lasten voor instellingen van € 490.000. Voor burgers betekent dit een verzwaring van de administratieve lasten met jaarlijks 11.700 uur en € 367 aan portokosten alleen voor geïndiceerde deelnemers met een handicap. De lastenverzwaring heeft te maken met een uitbreiding van de doelgroep die aanspraak kan maken op leerlinggebonden financiering

Ten opzichte van het wetsvoorstel, zoals destijds voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL), zijn de administratieve lasten zoals die samenhangen met dit besluit niet veranderd. ACTAL heeft besloten geen advies uit te brengen over dit besluit.

4. Financiële gevolgen

Aangezien dit uitsluitend de verankering is van de regeling leerlinggebonden financiering MBO in de WEB heeft dit geen nadere financiële gevolgen.

Deze nota van toelichting is mede ondertekend namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

In dit onderdeel wordt het woordje «uit» weer toegevoegd aan het vijfde en zesde lid van artikel 2.2.7. Bij de laatste wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB is dit woord in beide leden ten onrechte komen te vervallen (Stb. 2008, 133). Door deze toevoeging loopt de zin weer correct.

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt een paragraaf toegevoegd aan het Uitvoeringsbesluit WEB om uitwerking te geven aan de wettelijke verankering van de leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs. Gelet op de systematiek die hiervoor in de wet is gekozen, is in artikel 2.7.1 ook gekozen voor het van toepassing verklaren van de benodigde bepalingen uit het Besluit leerlinggebonden financiering (dat van toepassing is op het primair onderwijs en voortgezet onderwijs). De verschillen tussen het primair en voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs zijn aangegeven. Voor het beroepsonderwijs wordt nu via het Besluit leerlinggebonden financiering ook geregeld: de samenstelling van de commissies voor de indicatiestelling (artikel 4), de duur van de indicatiestelling (artikel 11), de indicatiecriteria voor de verschillende clusters (artikelen 12 tot en met 23), het samengaan van handicaps (artikel 24), voorschriften voor het vaststellen van stoornis en beperking (artikel 26) en de herindicatie (artikel 27). Voor het beroepsonderwijs geldt een tweetal bepalingen uit het Besluit leerlinggebonden financiering niet. Allereerst artikel 2 waarin de gebiedsindeling per cluster wordt geregeld. Aangezien er geen speciale scholen in het beroepsonderwijs zijn, geldt een dergelijke indeling niet voor het beroepsonderwijs. Daarnaast is artikel 3 uitgezonderd waarin nadere invulling wordt gegeven aan artikel 2, tweede lid, onder n, van de Wet op de expertisecentra. Dit artikel van de WEC geldt alleen voor het primair en voortgezet onderwijs en om die reden is ook de uitwerking ervan, geregeld in artikel 3, niet van toepassing.

In artikel 2.7.2 worden de LGF-bedragen per deelnemer naar soort handicap, naar leerweg en niveau geregeld. Deze bedragen zijn, in overeenstemming met het daaromtrent vermelde in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, afgeleid van de bedragen die in het voortgezet onderwijs per leerling naar soort handicap beschikbaar zijn. De bedragen zoals die in het voorgezet onderwijs gelden, zijn op hun beurt weer gebaseerd op de bedragen die – onder meer in de vorm van formatierekeneenheden – gemoeid waren met de ambulante begeleiding van gehandicapte leerlingen vóór de invoering van de leerlinggebonden financiering in het voortgezet onderwijs. Per onderwijssoort en per soort handicap kon dit verschillen. Dit verklaart ook de verschillen tussen de bedragen die nu beschikbaar worden gesteld voor leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs.

In tabel A staan de bedragen opgenomen die aan de mbo-instellingen worden uitgekeerd en in tabel B staan de bedragen die aan de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor het verzorgen van ambulante begeleiding worden uitgekeerd.

Het tweede lid regelt dat voor de deelnemer die gedurende een studiejaar instroomt een LGF-budget wordt uitgekeerd dat bestaat uit het resterende aantal maanden dat het studiejaar rest. Een studiejaar begint op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgende jaar (zie ook artikel 1.1.1, onder r, van de WEB). De deelnemer kan zo optimaal gebruikmaken van de zeven jaar LGF die op grond van de WEB beschikbaar is.

Het derde lid maakt het mogelijk dat de bedragen van LGF kunnen worden aangepast op het niveau van een ministeriële regeling. Dit zal ook gebeuren, indien de begrotingswetgever middelen voor loon- en prijsbijstelling beschikbaar stelt.

Artikel 2.7.3 regelt de bekostiging van de beoordelingen door de commissies voor de indicatiestelling. Artikel 71a van de Wet op de expertisecentra biedt hiervoor de juridische grondslag. Voor elke positief geïndiceerde deelnemer ontvangt het regionaal expertisecentrum een vast bedrag. Daarnaast wordt artikel 56a, tweede en derde lid, van het Besluit bekostiging WEC van toepassing verklaard. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de bekostiging synchroon loopt met de bekostiging van het primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Artikel II

De datum van inwerkingtreding, 1 augustus 2008, sluit aan bij de datum van inwerkingtreding van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 augustus 2008, nr. 154.

Naar boven