Besluit van 28 juni 2008, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit accijns en het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juni 2008, nr. DV 2008-00478 M;

Gelet op de artikelen 2, derde en vierde lid, 2a, tweede lid, 51, tweede lid, 67, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 85, eerste lid, en 91, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, de artikelen 3, derde lid, 32, eerste lid, 33, eerste lid, 36, 37 en 40 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten en artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Raad van State gehoord (advies van 25 juni 2008, nr. W06.08.0216/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 27 juni 2008, nr. DV2008-00540U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit accijns wordt als volgt gewijzigd:

A.Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «Het geleidedocument of een afschrift daarvan dient binnen één maand na de aanvang van de overbrenging van de goederen te zijn terugontvangen» vervangen door: Het derde exemplaar van het geleidedocument moet binnen één maand na de datum van verzending van de accijnsgoederen zijn terugontvangen.

2. In het vierde lid wordt «geleidedocument of van een afschrift daarvan» vervangen door: exemplaar van het geleidedocument.

3. Het vijfde tot en met achtste lid komen te luiden:

  • 5. Indien het in het derde lid bedoelde exemplaar van het geleidedocument niet wordt terugontvangen voorzien van de in het derde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht, de inspecteur daarvan in kennis uiterlijk binnen twee maanden na de datum van verzending van de accijnsgoederen.

  • 6. Het geleidedocument, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek achterwege blijven indien:

    • a. zowel de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht, als de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen;

    • b. gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring, waarin de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht opgave doet van de door hem in een kalendermaand zonder geleidedocument naar een andere accijnsgoederenplaats overgebrachte accijnsgoederen; en

    • c. de maandverklaring na afloop van een kalendermaand wordt verstrekt aan elke vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats waarnaar in die kalendermaand accijnsgoederen zijn overgebracht.

  • 7. De toestemming voor toepassing van het zesde lid wordt opgenomen in de vergunning voor beide in het zesde lid bedoelde accijnsgoederenplaatsen. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 8. De administratie van de in het zesde lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen; en

    • d. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

4. Na het achtste lid worden vijf leden toegevoegd, luidende:

  • 9. De administratie van de in het zesde lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen;

    • d. de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen; en

    • e. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 10. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van de in het zesde lid bedoelde maandverklaring.

  • 11. De in het zesde lid bedoelde maandverklaring moet binnen één maand na de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft zijn terugontvangen door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

  • 12. Indien de maandverklaring niet wordt terugontvangen voorzien van de in het elfde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht de inspecteur daarvan onverwijld in kennis, maar uiterlijk binnen één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring door hem moet zijn terugontvangen.

  • 13. Bij toepassing van het zesde lid is artikel 34 van overeenkomstige toepassing.

B.Artikel 3a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De vergunninghouder van het in het eerste lid bedoelde geregistreerde bedrijf of niet-geregistreerde bedrijf legt, uiterlijk op het in artikel 53a, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 53a, eerste lid, van de wet bedoelde tijdstip, het derde en het vierde exemplaar van het geleidedocument, voorzien van de in het derde lid bedoelde vermeldingen, ter visering over aan de inspecteur. Na visering door de inspecteur draagt hij zorg voor terugzending van het derde exemplaar van het geleidedocument, en wel uiterlijk binnen twee weken na afloop van de maand waarin de accijnsgoederen door hem zijn ontvangen. Het vierde exemplaar van het geleidedocument is bestemd voor de inspecteur.

C.Artikel 6c, zesde lid, vervalt.

D.Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «doet bij de aangifte van de in een tijdvak verschuldigde accijns opgave van» vervangen door: maakt in zijn administratie aantekening van.

2. In het derde lid wordt «doet bij de aangifte van de in een tijdvak verschuldigde accijns opgave van» vervangen door: maakt in zijn administratie aantekening van.

E.Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag en de invoer van minerale oliën, andere dan koolwaterstoffen, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, wordt verleend, indien:

  • a. degene die de minerale oliën gebruikt verklaart dat de aan hem te leveren minerale oliën worden gebruikt voor het in de aanhef bedoelde gebruik;

  • b. in de verklaring de plaats wordt vermeld waar het gebruik zal plaatsvinden;

  • c. de verklaring in tweevoud geschiedt;

  • d. de verklaring is verstrekt aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag, dan wel deze verklaring wordt overgelegd bij de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen in geval van invoer;

  • e. degene die de minerale oliën gebruikt beide exemplaren van de verklaring ondertekent; en

  • f. een exemplaar op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag, dan wel bij de administratie van degene die de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen doet, in geval van invoer. Het andere exemplaar wordt op overzichtelijke wijze bewaard bij de administratie van degene die de minerale oliën gebruikt.

F.Artikel 26 vervalt.

G.Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

  • 1. Teruggaaf van accijns voor halfzware olie en gasolie die zijn belast naar het tarief, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de wet en die voor andere doeleinden zijn gebruikt dan voor het op de weg aandrijven van motorrijtuigen, wordt verleend indien de belanghebbende vóór het gebruik aan de inspecteur aannemelijk maakt dat om technische of logistieke redenen geen halfzware olie of gasolie als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet kan worden gebruikt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de halfzware olie of gasolie zich bevindt in de brandstoftank van een motorrijtuig, niet zijnde een motorrijtuig als bedoeld in artikel 40, en wordt gebruikt of medegebruikt voor de aandrijving van werktuigen, hulpapparatuur en installaties, die op of in het motorrijtuig zijn aangebracht.

  • 3. De hoeveelheid halfzware olie en gasolie waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, blijkt uit de administratie van belanghebbende. Tevens blijkt daaruit dat die hoeveelheid is gebruikt voor de doeleinden, bedoeld in het eerste lid, en in Nederland is betrokken.

H.Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

Behoudens in het in artikel 31, tweede lid, bedoelde geval, wordt bij een verzoek om teruggaaf van accijns steeds de aankoopfactuur van de desbetreffende accijnsgoederen overgelegd.

I. In artikel 37 wordt «de artikelen 45 tot en met 50 van de wet» vervangen door: de artikelen 43 tot en met 50 van de wet.

J.Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van een entrepot van het type E, bedoeld in artikel 525, tweede lid, onderdeel b» vervangen door: van een entrepot van het type E of van het type C, bedoeld in artikel 525, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c.

2. In het tweede lid wordt «accijnsgoederenplaats en voor het in het eerste lid bedoelde entrepot dient op overzichtelijke wijze te blijken» vervangen door: accijnsgoederenplaats en voor een entrepot als bedoeld in het eerste lid, blijkt op overzichtelijke wijze.

K. In artikel 40 vervalt onderdeel d, onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel c door een punt.

L. In artikel 42, onderdeel a, wordt «de artikelen 2, vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: de artikelen 2, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, tiende en twaalfde lid. Voorts wordt «3, zesde lid» vervangen door: 3, derde en zesde lid.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt als volgt gewijzigd:

A.Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «De vervoersopdracht of een afschrift daarvan dient binnen één maand na de aanvang van de overbrenging van de in het eerste lid bedoelde goederen te zijn terugontvangen» vervangen door: De vervoersopdracht moet binnen één maand na de datum van verzending van de in het eerste lid bedoelde goederen zijn terugontvangen.

2. In het vierde lid wordt «vervoersopdracht of van een afschrift daarvan» vervangen door: vervoersopdracht.

3. Het vijfde tot en met achtste lid komen te luiden:

  • 5. Indien de in het derde lid bedoelde vervoersopdracht niet wordt terugontvangen voorzien van de in het derde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen zijn overgebracht, de inspecteur daarvan in kennis uiterlijk binnen twee maanden na de datum van verzending van de goederen.

  • 6. De vervoersopdracht, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek achterwege blijven indien:

    • a. zowel de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen worden overgebracht, als de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen worden overgebracht, beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen;

    • b. gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring, waarin de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen worden overgebracht opgave doet van de door hem in een kalendermaand zonder vervoersopdracht naar een andere inrichting overgebrachte goederen; en

    • c. de maandverklaring na afloop van een kalendermaand wordt verstrekt aan elke vergunninghouder van een inrichting waarnaar in die kalendermaand goederen zijn overgebracht.

  • 7. De toestemming voor toepassing van het zesde lid wordt opgenomen in de vergunning voor beide in het zesde lid bedoelde inrichtingen. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 50 van de Wet op de accijns van overeenkomstige toepassing.

  • 8. De administratie van de in het zesde lid bedoelde vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen worden overgebracht, bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de heffing van de belasting van belang zijnde samenstelling van de goederen;

    • c. de datum van verzending van de goederen; en

    • d. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

4. Na het achtste lid worden vijf leden toegevoegd, luidende:

  • 9. De administratie van de in het zesde lid bedoelde vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen worden overgebracht, bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de heffing van de belasting van belang zijnde samenstelling van de goederen;

    • c. de datum van verzending van de goederen;

    • d. de datum waarop de goederen zijn ontvangen; en

    • e. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 10. De vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van de in het zesde lid bedoelde maandverklaring.

  • 11. De in het zesde lid bedoelde maandverklaring moet binnen één maand na de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft, zijn terugontvangen door de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de vergunninghouder van de inrichting waarnaar de goederen zijn overgebracht, dat de goederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn inrichting zijn opgenomen.

  • 12. Indien de maandverklaring niet wordt terugontvangen voorzien van de in het elfde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de inrichting van waaruit de goederen zijn overgebracht, de inspecteur daarvan onverwijld in kennis, maar uiterlijk binnen één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring door hem moet zijn terugontvangen.

  • 13. Bij toepassing van het zesde lid is artikel 27 van overeenkomstige toepassing.

B.Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De in het tweede lid bedoelde administratie bevat in ieder geval de gegevens over de door de vergunninghouder in het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan overgebrachte goederen, alsmede per overbrenging:

    • a. de naam en het adres van de ondernemer dan wel het publiekrechtelijke lichaam, anders dan als ondernemer, waarnaar de goederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de belastingheffing van belang zijnde samenstelling van de goederen;

    • c. de datum waarop de overbrenging van de goederen is aangevangen.

2. Het vierde lid vervalt.

C.Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

Behoudens in het in artikel 23, tweede lid, bedoelde geval, wordt bij een verzoek om teruggaaf van belasting steeds de aankoopfactuur van de desbetreffende alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak overgelegd.

D. In artikel 27, derde lid, wordt «Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329)» vervangen door: Wet op de omzetbelasting 1968.

E.Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van een entrepot van het type E, bedoeld in artikel 525, tweede lid, onderdeel b» vervangen door: van een entrepot van het type E of van het type C, bedoeld in artikel 525, tweede lid, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c.

2. In het tweede lid wordt «inrichting en voor het in het eerste lid bedoelde entrepot dient op overzichtelijke wijze te blijken» vervangen door: inrichting en voor een entrepot als bedoeld in het eerste lid, blijkt op overzichtelijke wijze.

F.Artikel 31 vervalt.

G. In artikel 32, onderdeel a, wordt «de artikelen 2, vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: de artikelen 2, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, tiende en twaalfde lid. Voorts wordt «3, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: 3, tweede en derde lid.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 28 juni 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de dertigste juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In dit besluit worden het Uitvoeringsbesluit accijns en het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten gewijzigd. Twee specifieke regelingen voor rode diesel in de accijns worden afgeschaft (in navolging van het Belastingplan 2008). De afschaffing van deze in artikel I, onderdelen F en K, bedoelde regelingen is aangekondigd in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 205, nr. 3, blz. 14–18). Enkele andere wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit accijns en het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten houden verband met de introductie van de verplichte elektronische aangifte. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om te voorzien in de mogelijkheid een entrepot van het type C als accijnsgoederenplaats aan te wijzen en enkele redactionele onvolkomenheden weg te nemen.

EU-aspecten

Aan de in dit besluit opgenomen wijzigingen zijn geen EU-aspecten verbonden.

Budgettaire aspecten, administratieve lasten en uitvoeringskosten

De afschaffing van de in artikel I, onderdelen F en K, bedoelde regelingen voor rode diesel leidt tot een verwachte opbrengst van circa € 12 miljoen op jaarbasis. Dit is vermeld in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 205, nr. 3, blz. 16–17). Aan de overige wijzigingen in de uitvoeringsbesluiten zijn geen budgettaire gevolgen verbonden.

Afschaffing van vorenbedoelde regelingen betekent een vermindering van regelgeving, administratieve lasten en uitvoeringskosten. Met de in artikel I, onderdeel A, en artikel II, onderdeel A, opgenomen wijzigingen, die betrekking hebben op de zogenoemde maandverklaring, wordt tegemoet gekomen aan een wens van bedrijfsleven en Belastingdienst. Zowel vanuit de Belastingdienst als vanuit het bedrijfsleven is aangedrongen op een wijziging van deze bepalingen teneinde onduidelijkheden weg te nemen en beter aan te sluiten op de in de praktijk gevolgde werkwijze. Met betrekking tot de overige wijzigingen zijn er geen effecten op de administratieve lasten van het bedrijfsleven. De uitvoeringskosten van de Belastingdienst wijzigen niet door de wijzigingen in de uitvoeringsbesluiten.

Artikelsgewijs

Artikel I (Uitvoeringsbesluit accijns)

Onderdeel A (artikel 2)

Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit accijns geeft regels voor de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen. Artikel 2 is beperkt tot het nationale verkeer van accijnsgoederen. De overbrenging van accijnsgoederen dient te kunnen worden aangetoond met een geleidedocument, dat wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht. In artikel 2, vijfde tot en met achtste lid, is een vereenvoudigde regeling opgenomen. Op grond hiervan kan het geleidedocument achterwege blijven, indien aan de in die leden genoemde voorwaarden wordt voldaan. Een van die voorwaarden is dat maandelijks opgave wordt gedaan van de overbrengingen van accijnsgoederen naar andere accijnsgoederenplaatsen (de zogenoemde maandverklaring). Zowel vanuit de Belastingdienst als vanuit het bedrijfsleven is aangedrongen op een wijziging van deze bepalingen teneinde onduidelijkheden weg te nemen en beter aan te sluiten op de in de praktijk gevolgde werkwijze. Naar aanleiding hiervan is de tekst van het vijfde tot en met achtste lid vervangen door een geheel nieuwe tekst, die is opgenomen in het nieuwe zesde tot en met dertiende lid.

De wijzigingen in het derde en vierde lid van artikel 2 zijn van redactionele aard. In het nieuwe vijfde lid is een verplichting opgenomen voor de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht (hierna: vergunninghouder van verzending). Indien het derde exemplaar van het geleidedocument, het zogenoemde terugzendingsexemplaar, niet wordt terugontvangen voorzien van de in het derde lid bedoelde verklaring, moet de vergunninghouder van verzending de inspecteur daarvan uiterlijk binnen twee maanden na de datum van verzending van de accijnsgoederen in kennis stellen. Een vergelijkbare bepaling is al opgenomen in artikel 2a, vijfde lid, en artikel 3, derde lid, waar het gaat om overbrengingen van accijnsgoederen naar een andere lidstaat of naar een derde land. Op grond van het nieuwe vijfde lid gaat de vorenbedoelde verplichting ook gelden voor overbrengingen van accijnsgoederen binnen Nederland. De inspecteur kan op grond van de melding vervolgens inlichtingen inwinnen bij de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht (hierna: vergunninghouder van ontvangst). De melding aan de inspecteur ontslaat de vergunninghouder van verzending overigens niet van zijn verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de overige gestelde voorwaarden.

In het zesde tot en met dertiende lid (nieuw) zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de nieuwe opzet van de vereenvoudigde regeling. Het zesde lid maakt het mogelijk om het in het eerste lid bedoelde geleidedocument achterwege te laten. Daarvoor is vereist dat zowel de vergunninghouder van verzending als de vergunninghouder van ontvangst beschikt over de toestemming daartoe van de inspecteur. Op grond van het zevende lid wordt de toestemming voor toepassing van het zesde lid opgenomen in de vergunning voor de in het zesde lid bedoelde accijnsgoederenplaatsen. Vereist wordt dat de vergunninghouders beschikken over een administratie waarin de overbrengingen van accijnsgoederen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur deze overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen.

Voorwaarde voor het gebruik van de optie tot het achterwege laten van een geleidedocument is tevens dat in plaats daarvan gebruik wordt gemaakt van een zogenoemde maandverklaring. In de maandverklaring vermeldt de vergunninghouder van verzending de accijnsgoederen die hij in een kalendermaand zonder geleidedocument naar een andere accijnsgoederenplaats heeft doen overbrengen. In de Uitvoeringsregeling accijns zal worden bepaald welke gegevens in de maandverklaring moeten worden opgenomen. Na afloop van de kalendermaand waarin overbrenging van accijnsgoederen plaatsvond, moet de vergunninghouder van verzending de maandverklaring doen toekomen aan de vergunninghouder van ontvangst.

In het achtste en negende lid wordt nader uitgewerkt welke gegevens de administratie van de vergunninghouder van verzending onderscheidenlijk van ontvangst minimaal moet bevatten. Ingevolge het tiende lid dient de vergunninghouder van ontvangst de maandverklaring te ondertekenen en terug te sturen aan de vergunninghouder van verzending. Het elfde lid bepaalt dat de maandverklaring binnen één maand na de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft, moet zijn terugontvangen door de vergunninghouder van verzending. De maandverklaring moet voorzien zijn van een verklaring van de vergunninghouder van ontvangst dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

Het twaalfde lid ziet op de situatie dat dit document niet wordt terugontvangen door de vergunninghouder van verzending. In dat geval moet hij de inspecteur daarvan onverwijld in kennis stellen, maar uiterlijk binnen één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring op grond van het elfde lid door hem moest zijn terugontvangen.

Het dertiende lid bepaalt ten slotte dat bij toepassing van het zesde lid artikel 34 van het Uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing is. Aangezien de overbrenging van accijnsgoederen in de vereenvoudigde regeling geschiedt zonder geleidedocument, is het uit een oogpunt van controle wenselijk dat aan de hand van bescheiden de herkomst van de goederen kan worden aangetoond. Als een zodanig bescheid kan dienen een factuur of een vervoersbescheid.

Onderdelen B, C en D (artikelen 3a, 6c en 10)

Vooruitlopend op de introductie van de verplichting tot het doen van elektronische aangifte wordt in het Uitvoeringsbesluit een aantal wijzigingen doorgevoerd. Het betreft hier steeds procedures die aanhaken bij aangifte doen op papier. De elektronische aangifte laat niet toe allerhande bijlagen bij te voegen. Om die reden worden in artikel I, onderdelen B, C, en D, de artikelen 3a, 6c en 10 van het Uitvoeringsbesluit accijns gewijzigd. De wijziging in artikel 3a, tweede lid, betreft het derde en vierde exemplaar van het geleidedocument. Deze exemplaren kunnen immers niet meer als bijlage bij de aangifte ter visering worden aangeboden. Met de voorgestelde formulering wordt aangesloten bij het tijdstip zoals dat volgt uit de bestaande tekst van artikel 3a, tweede lid (namelijk het tijdstip waarop de in artikel 53a bedoelde aangifte moet worden gedaan). Omdat ook het overleggen van een opgave als bedoeld in artikel 6c, zesde lid, niet meer mogelijk is, vervalt die verplichting. Controle zal plaatsvinden door raadpleging van de administratie van de vergunninghouder waarin immers het bedoelde verbruik van minerale oliën is vastgelegd. Ook in artikel 10, tweede en derde lid, is sprake van een opgave die bij de aangifte moet worden gedaan. De wijziging van artikel 10 voorziet erin dat van de gevraagde gegevens aantekening wordt gemaakt in de administratie van de vergunninghouders.

Onderdeel E (artikel 22)

Artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit accijns bevat de verplichtingen waaraan moeten worden voldaan, indien een beroep wordt gedaan op de vrijstelling van artikel 67 van de Wet op de accijns. In het derde lid van artikel 22 wordt bepaald dat artikel 19, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing is. Aangezien artikel 19 is gewijzigd, is deze verwijzing niet juist. Met de nu voorgestelde tekst voor artikel 22 wordt deze omissie hersteld. De vorenbedoelde verplichtingen zijn nu volledig opgenomen in artikel 22. Het derde lid kan daarom vervallen. Van de gelegenheid wordt gebruikt gemaakt om de opzet van artikel 22 te wijzigen, waardoor een onderverdeling in leden niet meer nodig is.

Onderdelen F, G en K (artikelen 26, 27 en 40)

In het Belastingplan 2008 is de in het Coalitieakkoord opgenomen taakstellende verhoging van de belastingen op milieuonvriendelijke brandstoffen en energie ingevuld. Het Belastingplan 2008 bevat daartoe een aantal maatregelen met betrekking tot de zogenoemde rode diesel. Eén van die maatregelen betreft het afschaffen van twee specifieke regelingen voor rode diesel in de accijns. Deze twee regelingen zijn opgenomen in de artikelen 26 en 40, aanhef en onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit accijns. Artikel I, onderdelen F en K, voorziet in de afschaffing van deze regelingen. Voor een uitgebreide toelichting wordt kortheidshalve verwezen naar de memorie van toelichting bij het Belastingplan (Kamerstukken II 2007/08, 31 205, nr. 3, blz. 14–18).

In verband met de afschaffing van genoemde regelingen is het noodzakelijk ook artikel 27 van het Uitvoeringsbesluit te wijzigen. Artikel 27 ziet namelijk op een teruggaaf van accijns in andere gevallen dan bedoeld in artikel 26. Een wijziging van artikel 27 is daarnaast noodzakelijk om te voorkomen dat de motorrijtuigen die nu gebruik maken van de vorenbedoelde regelingen, na de afschaffing ervan «uitwijken» naar de teruggaafregeling van artikel 27. Daartoe is in het nieuwe tweede lid van artikel 27 bepaald dat de teruggaafregeling in bepaalde gevallen niet kan worden toegepast. Het gaat dan om halfzware olie of gasolie die zich bevindt in de brandstoftank van een motorrijtuig, niet zijnde een motorrijtuig als bedoeld in artikel 40, en die wordt gebruikt of medegebruikt voor de aandrijving van werktuigen, hulpapparatuur en installaties, die op of in het motorrijtuig zijn aangebracht.

In verband met het vervallen van artikel 26 wordt aan artikel 27 een derde lid toegevoegd. De in dit lid opgenomen specifieke administratieve verplichting was opgenomen in artikel 26, vijfde lid, dat in artikel 27, tweede lid, van overeenkomstige toepassing was verklaard. De tekst is aangepast. Er wordt niet langer de eis gesteld dat de hoeveelheid halfzware olie en gasolie waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt, in Nederland is gebruikt. Uit de administratie moet blijken dat de olie in Nederland is betrokken en dat deze is gebruikt voor de in het eerste lid bedoelde doeleinden.

Onderdeel H (artikel 33)

Met de wijziging van artikel 33 wordt erin voorzien dat in de in artikel 31, tweede lid, van het uitvoeringsbesluit bedoelde situatie, het bij de aangifte overleggen van de aankoopfactuur achterwege kan blijven.

Onderdeel I (artikel 37)

Op grond van een aantal artikelen van het Uitvoeringsbesluit verleent de inspecteur vergunningen. Artikel 37 bepaalt dat met betrekking tot de formaliteiten voor het verlenen, aanpassen en intrekken van die vergunningen de artikelen 45 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing zijn. Laatstbedoelde artikelen hebben betrekking op de aanpassing en de intrekking van de vergunning voor een accijnsgoederenplaats. De artikelen 43 en 44 van de wet hebben betrekking op het verlenen van de vergunning. Aangezien artikel 37 van het Uitvoeringsbesluit mede betrekking heeft op het verlenen van vergunningen, zouden ook de artikelen 43 en 44 van de wet van overeenkomstige toepassing moeten zijn verklaard. Door wijziging van artikel 37 wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel J (artikel 39)

Op grond van artikel 39, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns kunnen voor opslag bestemde inrichtingen van de vergunninghouder van een entrepot van het type E voor de opslag van accijnsgoederen als accijnsgoederenplaats worden aangewezen. Een entrepot van het type E is een particulier entrepot, bestemd voor de opslag door en onder verantwoordelijkheid van de entreposeur, waarbij de opslag niet is beperkt tot een bepaalde ruimte. In de praktijk bestaat ook bij vergunninghouders van een entrepot van het type C een behoefte om hun voor opslag bestemde inrichting als accijnsgoederenplaats te gebruiken. Een entrepot van het type C is een particulier entrepot, bestemd voor de opslag door en onder verantwoordelijkheid van de entreposeur. Met de wijziging van artikel 39, eerste lid, wordt aan vorenbedoelde wens tegemoetgekomen.

Onderdeel L (artikel 42)

Bij niet naleving van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit accijns past een strafdreiging. Vanwege artikel I, onderdeel A, van dit besluit wordt artikel 42 zodanig gewijzigd dat ook het niet naleven van artikel 2, achtste, negende, tiende en twaalfde lid, strafbaar is en ingevolge artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie. Om dezelfde reden wordt artikel 3, derde lid, in artikel 42, onderdeel a, opgenomen.

Artikel II (Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten)

Onderdeel A (artikel 2)

De in artikel 2 aangebrachte wijzigingen zijn vergelijkbaar met de in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit accijns aangebrachte wijzigingen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel A.

Onderdelen B en C (artikelen 3 en 26)

Ook het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt gewijzigd vooruitlopend op de verplichte elektronische aangifte (zie de toelichting op artikel I, onderdelen B, C en D). Artikel II, onderdeel B, wijzigt het derde lid van artikel 3 zodanig dat het bij de aangifte doen van een opgave achterwege kan blijven. Volstaan kan worden met vastlegging in de administratie van de in het derde en vierde lid bedoelde gegevens. Het vierde lid kan in verband hiermee vervallen. Met de wijziging van artikel 26 (in artikel II, onderdeel C) wordt erin voorzien dat het bij de aangifte overleggen van de aankoopfactuur in de in artikel 23, tweede lid, van het uitvoeringsbesluit bedoelde situatie achterwege kan blijven.

Onderdeel D (artikel 27)

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt een redactionele aanpassing aan te brengen.

Onderdeel E (artikel 30)

De in artikel 30 aangebrachte wijzigingen zijn gelijk aan de in artikel 39 van het Uitvoeringsbesluit accijns aangebrachte wijzigingen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel J.

Onderdeel F (artikel 31)

Artikel 13 van de wet bepaalt dat de belasting van pruim- en snuiftabak wordt geheven per kilogram. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was voorzien in een tariefstructuur, die naast een percentage van de kleinhandelsprijs (het zogenoemde ad valorem element) tevens een bedrag per gewicht (het zogenoemde specifieke element) zou bevatten. Uiteindelijk is uit een oogpunt van eenvoud echter gekozen voor een volledig specifieke belasting. Daarmee is voor de heffing van de belasting niet van belang tegen welke prijs pruim- en snuiftabak worden verkocht. Artikel 31 kan daarom vervallen.

Onderdeel G (artikel 32)

Bij niet naleving van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten past een strafdreiging. Vanwege artikel II, onderdeel A, van dit besluit wordt artikel 32 zodanig gewijzigd dat ook het niet naleven van artikel 2, achtste, negende, tiende en twaalfde lid, strafbaar is en ingevolge artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie. De wijziging van artikel 32 betreffende artikel 3 houdt verband met artikel II, onderdeel B, van dit besluit.

Artikel III (Inwerkingtreding)

In dit artikel is de inwerkingtreding geregeld, uitgaande van een datum van inwerkingtreding van 1 juli 2008.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven