Besluit van 18 juni 2008, houdende de vaststelling van een nieuw Handelsregisterbesluit 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 februari 2008 nr. WJZ/8012689;

Gelet op artikelen 6, derde lid, 8, onderdeel b, 17, eerste lid, 18, achtste lid, 19, eerste lid, 20, vierde lid, 23, 24, derde lid, 24, 25, vierde lid, onderdeel c, 38, tweede lid en 39 van de Handelsregisterwet 2007;

De Raad van State gehoord (advies van 14 maart 2008, nr. W10.02.0067/III)

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 13 juni 2008 WJZ8066664;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. wet: de Handelsregisterwet 2007;

    b. werkzame personen: de al dan niet in dienst van de betrokken onderneming werkzame werknemers, de meewerkende eigenaren en de meewerkende gezinsleden van een eigenaar, steeds voorzover zij doorgaans ten minste 15 uur per week werkzaam zijn;

    c. verordening 1435/2003: de verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (PbEU L 207);

    d. richtlijn 68/151/EEG: richtlijn (EEG) nr. 68/151 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 maart 1968 met betrekking tot de openbaarmakingsvereisten voor bepaalde soorten ondernemingen (PbEG 1968 L 65);

    e. melding: een melding als bedoeld in artikel 32, eerste of tweede lid, van de wet;

    f. persoonlijke gegevens:

    1°. indien deze betrekking hebben op een natuurlijk persoon, de gegevens, genoemd in artikel 10, tweede lid van de wet, de geslachtsaanduiding en de handtekening;

    2°. indien deze betrekking hebben op een rechtspersoon naar Nederlands recht, het nummer genoemd in artikel 12, onderdeel a, van de wet, de naam en het bezoekadres;

    3°. indien deze betrekking hebben op een rederij, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap naar Nederlands recht, het nummer genoemd in artikel 10, derde lid onderdeel a, van de wet, de naam en het bezoekadres;

    4°. indien deze betrekking hebben op een rechtspersoon of vennootschap naar buitenlands recht, de naam, het bezoekadres, het nummer waaronder de rechtspersoon of vennootschap in het buitenlandse register is ingeschreven, de naam van dat register en de plaats en het land waar het register wordt gehouden.

  • 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:

    a. handtekening: een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 15a, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

    b. commissaris: een lid van een toezichthoudend orgaan.

Artikel 2

  • 1. Van een onderneming is sprake indien een voldoende zelfstandig optredende organisatorische eenheid van één of meer personen bestaat waarin door voldoende inbreng van arbeid of middelen, ten behoeve van derden diensten of goederen worden geleverd of werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te behalen.

  • 2. Van een onderneming is geen sprake indien er naar het oordeel van de kamer onvoldoende omvang van activiteiten of omzet is.

HOOFDSTUK 2. OPGAVE TER INSCHRIJVING

Artikel 3

  • 1. Voor het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister bij een kamer wordt gebruik gemaakt van een door de kamer vastgesteld formulier dat kosteloos verkrijgbaar is.

  • 2. De kamer kan ermee instemmen dat een opgave op andere wijze geschiedt dan in het eerste lid bepaald.

  • 3. Aan de in het eerst lid bedoelde opgave en aan het vereiste van neerlegging van bescheiden op grond van enig wettelijk voorschrift wordt mede voldaan indien dit elektronisch geschiedt.

  • 4. Het derde lid geldt niet voor gegevens en bescheiden ten aanzien waarvan geen plicht tot opgave dan wel neerlegging geldt op grond van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

  • 1. De kamer onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is. De kamer kan daarbij om nadere bewijsstukken vragen.

  • 2. Indien de kamer ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en van oordeel is dat de opgave juist is, gaat zij onverwijld over tot inschrijving.

Artikel 5

  • 1. De kamer weigert om tot inschrijving over te gaan indien zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon.

  • 2. De kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:

    a. de opgave strijdig is met een wettelijk voorschrift, het recht, de openbare orde of de goede zeden;

    b. de opgave innerlijk strijdig of onvolledig is;

    c. de opgave strijdig is met de reeds over de onderneming of rechtspersoon opgenomen gegevens;

    d. de opgave strijdig is met gegevens uit een ander basisregister;

    e. de kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.

  • 3. Indien de kamer degene die de opgave doet in de gelegenheid heeft gesteld de opgave aan te vullen of te wijzigen, stelt zij indien nodig de opgave weer ter beschikking van degene die de opgave heeft gedaan.

Artikel 6

  • 1. Tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister van alle gegevens betreffende de onderneming of rechtspersoon is verplicht:

    a. de bestuurder van een publiekrechtelijke rechtspersoon;

    b. de bestuurder van een rechtspersoon, bedoeld in artikelen 24 tot en met 26;

    c. de beheerder in Nederland, bedoeld in artikel 24, derde lid, 25, derde lid, onderdeel b, en 26, derde lid, onderdeel b;

    d. de bewindvoerder, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a.

  • 2. Tot het doen van een opgave ter inschrijving van de volgende gegevens is verplicht:

    a. betreffende de aankondigingen krachtens artikel 390 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, hij die met de bekendmaking ervan is belast;

    b. betreffende de aankondigingen ingevolge de Wet op het financieel toezicht, hij die met de bekendmaking ervan in de Staatscourant is belast;

    c. betreffende het bedrag van het geplaatste kapitaal, bedoeld in artikel 22, tweede lid, en 25, derde lid onderdeel c en vierde lid, de houder van het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht, indien de daartoe verplichte personen een melding hebben gedaan op grond van artikel 5:34 van de Wet op het financieel toezicht;

    d. betreffende de ontbinding van een vennootschap of rechtspersoon en betreffende de voltooiing van de vereffening van een Europees economisch samenwerkingsverband of van een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 24, 25 en 26, de vereffenaar van een ontbonden vennootschap of rechtspersoon;

    e. betreffende een uitspraak als bedoeld in artikel 37 en 39, eerste lid, de griffier van het rechtscollege dat de uitspraak heeft gedaan.

Artikel 7

Bij de opgave ter inschrijving van een Europese naamloze vennootschap, een Europees economisch samenwerkingsverband en een Europese coöperatieve vennootschap worden tevens gegevens en bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor inschrijving ingevolge verordening 2137/85, verordening 2157/2001 en verordening 1435/2003.

HOOFDSTUK 3. IN TE SCHRIJVEN RECHTSPERSONEN

Artikel 8

  • 1. In het handelsregister wordt een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat geen deel uitmaakt van een organisatie als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet, ingeschreven.

  • 2. In het handelsregister wordt een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, dat deel uitmaakt van een organisatie als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet, die geen rechtspersoonlijkheid heeft, ingeschreven.

HOOFDSTUK 4. OP TE NEMEN GEGEVENS

§ 1. Algemene gegevens

Artikel 9

  • 1. Een wijziging van hetgeen in het handelsregister is opgenomen, wordt opgegeven met vermelding van de datum waarop de wijziging is ingegaan.

  • 2. De kamer vermeldt zo mogelijk de datum waarop de wijziging is ingegaan indien tot wijziging wordt besloten op grond van de artikelen 34 tot en met 36 van de wet.

  • 3. In het handelsregister wordt, indien een gegeven geen derdenwerking heeft ingevolge artikel 50, een aantekening opgenomen dat het gegeven geen derdenwerking heeft.

Artikel 10

In het handelsregister worden indien degene aan wie een onderneming toebehoort is ingeschreven in een buitenlands register voor ondernemingen, opgenomen, het registratienummer uit dat register, de naam van het register en de plaats en het land waar het register gehouden wordt.

§ 2. Algemene gegevens van de onderneming

Artikel 11

In het handelsregister worden over een onderneming opgenomen:

a. het aantal werkzame personen, onderverdeeld naar vestiging, op de eerste werkdag na 30 april van enig kalenderjaar;

b. een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.

Artikel 12

  • 1. Indien een onderneming één of meer gevolmachtigde handelsagenten heeft die in Nederland werkzaam zijn, dan worden hun persoonlijke gegevens en de inhoud van hun volmacht in het handelsregister opgenomen.

  • 2. In het handelsregister kunnen gegevens over overige gevolmachtigden van een onderneming worden opgenomen. In dat geval worden hun persoonlijke gegevens en de inhoud van hun volmacht opgenomen.

Artikel 13

In het handelsregister worden over een onderneming die toebehoort aan een rechtspersoon in oprichting opgenomen, de persoonlijke gegevens van ieder die handelt namens deze rechtspersoon in oprichting.

§ 3. Algemene gegevens van een rechtspersoon

Artikel 14

In het handelsregister kunnen gegevens over gevolmachtigden van een rechtspersoon worden opgenomen. In dat geval worden hun persoonlijke gegevens en de inhoud van hun volmacht opgenomen.

Artikel 15

  • 1. In het handelsregister worden over een rechtspersoon opgenomen:

    a. een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten;

    b. het postadres.

  • 2. In het handelsregister worden over een rechtspersoon waaraan geen onderneming toebehoort en die geen vestiging heeft, opgenomen:

    a. het bezoekadres;

    b. het telefoonnummer, het faxnummer, het e-mailadres en het internetadres.

§ 4. Specifieke gegevens afhankelijk van de rechtsvorm

§ 4.1 Eenmanszaak

Artikel 16

In het handelsregister worden indien een onderneming toebehoort aan een natuurlijk persoon de handtekening en de geslachtsaanduiding van deze persoon opgenomen.

§ 4.2 Vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, maatschap en rederij

Artikel 17

In het handelsregister worden over een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een maatschap opgenomen:

a. van iedere maat of niet-commanditaire vennoot, de datum van zijn toetreding en uittreding en

1° indien deze een natuurlijk persoon is, de geslachtsaanduiding en de handtekening;

2° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar Nederlands recht is, het bezoekadres;

3° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar buitenlands recht is, het bezoekadres, het nummer waaronder de rechtspersoon of vennootschap in het buitenlandse register is ingeschreven, de naam van dat register en de plaats en het land waar het register wordt gehouden;

b. de duur waarvoor de vennootschap of maatschap is aangegaan.

Artikel 18

In het handelsregister worden over een commanditaire vennootschap, naast de gegevens van artikel 17, opgenomen:

a. het aantal commanditaire vennoten;

b. het geldbedrag en de waarde van de goederen die de commanditaire vennoten gezamenlijk aan de vennootschap ter beschikking hebben gesteld of overeengekomen zijn ter beschikking te zullen stellen.

Artikel 19

In het handelsregister wordt voorts over een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een maatschap opgenomen al hetgeen de overeenkomst bevat ter bepaling van de rechten van derden.

Artikel 20

In het handelsregister worden over een rederij opgenomen:

a. van ieder lid van de rederij, de datum van zijn toetreding en uittreding en

1° indien deze een natuurlijk persoon is, de geslachtsaanduiding en de handtekening;

2° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar Nederlands recht is, het bezoekadres;

3° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar buitenlands recht is, het bezoekadres, het nummer waaronder de rechtspersoon of vennootschap in het buitenlandse register is ingeschreven, de naam van dat register en de plaats en het land waar het register wordt gehouden;

b. de persoonlijke gegevens van de boekhouder, de datum waarop hij bij de rederij als zodanig in en uit functie is getreden;

c. de bevoegdheid van de boekhouder om de rederij te vertegenwoordigen.

§ 4.3 Rechtspersonen, Vennootschappen en het Europees economisch samenwerkingsverband

§ 4.3.1 [Gereserveerd]

Artikel 21 [Gereserveerd]

 

§ 4.3.2 NV, BV, Europese NV en Europese Coöperatieve Vennootschap

Artikel 22
  • 1. In het handelsregister worden over een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een Europese naamloze vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap opgenomen:

    a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris, van ieder lid van het besturend orgaan, of van ieder lid van het leidinggevende orgaan, de datum waarop hij bij de vennootschap als zodanig in en uit functie is getreden en of hij bevoegd is de vennootschap alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    b. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten de bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen en de inhoud van de bevoegdheid;

    c. het maatschappelijke kapitaal en het bedrag van het geplaatste kapitaal en van het gestorte deel daarvan, onderverdeeld naar soort indien er verschillende soorten aandelen zijn;

    d. indien niet-volgestorte aandelen zijn uitgegeven, de persoonlijke gegevens met uitzondering van de handtekening van de houders van zulke aandelen, met vermelding van het aandelenbezit van iedere houder en van het daarop gestorte bedrag;

    e. de persoonlijke gegevens met uitzondering van de handtekening van de houder van alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap of van een deelgenoot in een huwelijksgemeenschap dan wel een gemeenschap van een geregistreerd partnerschap waartoe alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap behoren, de aandelen gehouden door de vennootschap of haar dochtermaatschappijen niet meegeteld;

    f. indien zulks het geval is, dat de statuten van de vennootschap beantwoorden aan de artikelen 158 tot en met 161 en 164 of de artikelen 268 tot en met 271 en 274 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Indien een vennootschap als bedoeld in het eerste lid een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal als bedoeld in artikel 76a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is, wordt het bedrag opgegeven van het ingeschreven kapitaal op de eerste werkdag na 30 april. Tussentijds kunnen in het handelsregister wijzigingen van het ingeschreven kapitaal worden opgegeven.

§ 4.3.3 Europees economisch samenwerkingsverband

Artikel 23
  • 1. In het handelsregister worden over een Europees economisch samenwerkingsverband opgenomen:

    a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris en de datum waarop hij in en uit functie is getreden, en of hij bevoegd is het samenwerkingsverband alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    b. indien een beding is gemaakt als bedoeld in artikel 26, tweede lid, tweede alinea, van verordening 2137/85, de inhoud van dat beding;

    c. indien een bestuurder niet een natuurlijke persoon is, de persoonlijke gegevens van een ieder die als vertegenwoordiger in de zin van artikel 19, tweede lid, van verordening 2137/85 is aangewezen en de datum waarop hij als vertegenwoordiger is aangewezen.

  • 2. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd een authentiek afschrift of een door een opgaveplichtige gewaarmerkt afschrift van de oprichtingsovereenkomst in de Nederlandse, Duitse, Engelse of Franse taal.

§ 4.3.4 Niet-Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen

Artikel 24
  • 1. Indien een in Nederland gevestigde onderneming of een in Nederland gelegen nevenvestiging van een buiten Nederland gevestigde onderneming toebehoort aan een vennootschap als bedoeld in richtlijn 68/151/EEG, opgericht naar het recht van een andere staat dan Nederland en die staat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zijn de artikelen 15, 22 en 23 niet van toepassing.

  • 2. In het handelsregister wordt over een vennootschap als bedoeld in het eerste lid opgenomen, de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris, de datum waarop hij in en uit functie is getreden en of hij bevoegd is de vennootschap alleen of handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen.

  • 3. In het handelsregister worden over de in het eerste lid bedoelde onderneming of nevenvestiging opgenomen, de persoonlijke gegevens van de bij de onderneming of de hoofdnederzetting werkzame beheerder of een andere vergelijkbare gevolmachtigde, zijn functie en de datum waarop hij bij de onderneming of de hoofdnederzetting als zodanig in en uit functie is getreden en de inhoud van zijn volmacht.

  • 4. Bij het handelsregister wordt gedeponeerd een authentiek afschrift of een door een opgaveplichtige gewaarmerkt afschrift van de oprichtingsakte van de vennootschap en van de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen in de Nederlandse, Duitse, Engelse of Franse taal.

  • 5. Bij het handelsregister wordt telkens het meest recente exemplaar van de boekhoudbescheiden van de vennootschap gedeponeerd, voor zover en in de vorm waarin de vennootschap deze in het land van haar statutaire zetel openbaar moet maken, in de Nederlandse, Duitse, Engelse of Franse taal.

Artikel 25
  • 1. Indien een in Nederland gevestigde onderneming of een in Nederland gelegen nevenvestiging van een buiten Nederland gevestigde onderneming toebehoort aan een vennootschap opgericht naar het recht van een staat die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met een rechtsvorm die vergelijkbaar is met een vennootschap als bedoeld in richtlijn 68/151/EEG, zijn de artikelen 15, 22 en 23 niet van toepassing.

  • 2. In het handelsregister worden over een vennootschap als bedoeld in het eerste lid opgenomen:

    a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris van de vennootschap, de datum waarop hij bij de vennootschap als zodanig in en uit functie is getreden, of hij bevoegd is de vennootschap alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen en de inhoud van zijn bevoegdheid;

    b. onder het recht van welk land de vennootschap valt.

  • 3. In het handelsregister worden over de in het eerste lid bedoelde onderneming of nevenvestiging opgenomen:

    a. indien de hoofdvestiging van de onderneming buiten Nederland is gelegen, het post- en bezoekadres van de hoofdvestiging van de onderneming;

    b. de persoonlijke gegevens van de bij de onderneming of de hoofdnederzetting werkzame beheerder of een andere vergelijkbare gevolmachtigde, zijn functie en de datum waarop hij bij de onderneming of de hoofdnederzetting als zodanig in en uit functie is getreden, en de inhoud van zijn volmacht;

    c. het bedrag van het geplaatste kapitaal van de vennootschap op de eerste werkdag na 30 april van de vennootschap.

  • 4. In aanvulling op de opgave, bedoeld in het derde lid, onder c, kunnen in het handelsregister tussentijds wijzigingen van het ingeschreven kapitaal worden opgegeven.

  • 5. Artikel 24, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26
  • 1. Indien een in Nederland gevestigde onderneming of een in Nederland gelegen nevenvestiging van een buiten Nederland gevestigde onderneming toebehoort aan een vennootschap of rechtspersoon opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland, niet zijnde een vennootschap als bedoeld in de artikelen 24 en 25, zijn de artikelen 15 en 18 tot en met 23 niet van toepassing.

  • 2. In het handelsregister worden over de in het eerste lid bedoelde vennootschap of rechtspersoon opgenomen:

    a. de persoonlijke gegevens van iedere vennoot, bestuurder en commissaris van de vennootschap of rechtspersoon, de datum waarop hij bij de vennootschap of rechtspersoon als zodanig in en uit functie is getreden, of hij bevoegd is de vennootschap of rechtspersoon alleen of gezamenlijk met een of meer anderen te vertegenwoordigen en de inhoud van zijn bevoegdheid;

    b. onder het recht van welk land de vennootschap of rechtspersoon valt.

  • 3. In het handelsregister worden over de in het eerste lid bedoelde onderneming of nevenvestiging opgenomen:

    a. indien de hoofdvestiging van de onderneming buiten Nederland is gelegen, het post- en bezoekadres van de hoofdvestiging van de onderneming en hetgeen ingevolge de wetgeving van het desbetreffende land omtrent de onderneming in het register aldaar wordt opgenomen of op andere wijze wordt openbaar gemaakt;

    b. de persoonlijke gegevens van de bij de onderneming of de hoofdnederzetting werkzame beheerder of een andere dergelijke gevolmachtigde, zijn functie, de datum waarop hij bij de onderneming of de hoofdnederzetting als zodanig in en uit functie is getreden en de inhoud van zijn volmacht.

  • 4. Artikel 24, vierde lid, voor zover het een rechtspersoon betreft, en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27
  • 1. In geval van wijziging van de oprichtingsovereenkomst van een Europees economisch samenwerkingsverband en van de statuten van een rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 24 tot en met 26 wordt gedeponeerd:

    a. een authentiek afschrift van de notariële akte die van de wijziging is opgemaakt of, indien van de wijziging geen notariële akte is opgemaakt, een door een opgaveplichtige gewaarmerkt afschrift van de wijziging;

    b. een doorlopende tekst van de oprichtingsovereenkomst en van de statuten zoals die tengevolge van de aangebrachte wijziging luiden.

  • 2. Deze bescheiden zijn in de Nederlandse, Duitse, Engelse of Franse taal.

§ 4.3.5 Vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting

Artikel 28
  • 1. In het handelsregister worden over een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij opgenomen:

    a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en commissaris en de datum waarop hij in en uit functie is getreden en of hij bevoegd is de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

    b. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, en de inhoud van de bevoegdheid.

  • 2. In het handelsregister wordt opgenomen dat de statuten van een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij beantwoorden aan de artikelen 63f tot en met 63j van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien zulks het geval is.

  • 3. Indien een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid in het handelsregister wordt ingeschreven, worden de gegevens bedoeld in het eerste lid in het handelsregister opgenomen.

Artikel 29

In het handelsregister worden over een stichting opgenomen:

a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en ieder lid van het toezichthoudend orgaan en de datum waarop hij bij de stichting als zodanig in en uit functie is getreden, of hij bevoegd is de stichting alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen;

b. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, en de inhoud van de bevoegdheid.

§ 4.3.6 Vereniging van eigenaars

Artikel 30

In het handelsregister worden over een vereniging van eigenaars opgenomen:

a. de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder en de datum waarop hij in en uit functie is getreden, en de inhoud van zijn bevoegdheid de vereniging te vertegenwoordigen.

b. een authentiek afschrift van de notariële akte, dan wel een authentiek uittreksel van de notariële akte bevattende de statuten;

c. een authentiek afschrift van de notariële akte van wijziging en de gewijzigde statuten.

§ 4.3.7 Kerkgenootschap

Artikel 31
  • 1. In het handelsregister wordt over een organisatie met rechtspersoonlijkheid waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken als bedoeld in artikel 6, derde lid van de wet opgenomen:

    a. het post- en bezoekadres;

    b. het telefoonnummer, het faxnummer, het e-mailadres en het internetadres.

  • 2. In het handelsregister worden over een kerkgenootschap, als bedoeld in artikel 8, eerste dan wel tweede lid, opgenomen:

    a. het post- en bezoekadres;

    b. het telefoonnummer, het faxnummer, het e-mailadres en het internetadres;

  • 3. Als gegevens, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de wet worden voor kerkgenootschappen en lichamen, in de zin van artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aangewezen:

    a. de statutaire zetel, bedoeld in artikel 12, onderdeel c, van de wet;

    b. de datum van aanvang, bedoeld in artikel 12, onderdeel d, van de wet;

    c. de datum van aanvang, bedoeld in artikel 13, onderdeel b, van de wet;

    d. de gegevens, bedoeld in artikel 13, onderdeel c, en artikel 14 van de wet.

  • 4. In het handelsregister kunnen over een kerkgenootschap of een zelfstandig onderdeel daarvan, in de zin van artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden opgenomen:

    a. de naam;

    b. het post- en bezoekadres;

    c. het telefoonnummer, het faxnummer, het e-mailadres en het internetadres;

    d. de gegevens, genoemd in het derde lid.

§ 4.3.8 Overige privaatrechtelijke rechtspersonen

Artikel 32

In het handelsregister worden over overige privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet opgenomen:

a. de persoonlijke gegevens van ieder lid van het besturend en toezichthoudend orgaan en de datum waarop hij in en uit functie is getreden, of hij bevoegd is de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen en de inhoud van deze bevoegdheid;

b. de persoonlijke gegevens van anderen dan de bestuurders aan wie de statuten of reglementen bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen, en de inhoud van de bevoegdheid;

c. de oprichtingsakte of statuten, waaruit de rechtspersoonlijkheid blijkt.

§ 4.3.9 Publiekrechtelijke rechtspersoon

Artikel 33

Als gegevens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de wet, worden voor publiekrechtelijke rechtspersonen aangewezen:

a. de statutaire zetel, bedoeld in artikel 12, onderdeel c, van de wet;

b. de datum van aanvang, bedoeld in artikel 12, onderdeel d, of artikel 13, onderdeel b, van de wet.

Artikel 34

In het handelsregister worden over een onderneming die toebehoort aan een publiekrechtelijke rechtspersoon opgenomen, de naam van iedere bestuurder en ieder lid van het toezichthoudend orgaan, of hij bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen en de inhoud van deze bevoegdheid.

§ 5. Vestiging

Artikel 35

In het handelsregister worden over een vestiging opgenomen:

a. het telefoonnummer, het faxnummer, het e-mailadres en het internetadres;

b. een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.

§ 6. Bijzondere gegevens

Artikel 36

  • 1. Indien een minderjarige, aan wie een onderneming toebehoort, die niet-commanditair vennoot of lid van een rederij is, handlichting heeft verkregen, worden in het handelsregister opgenomen, de datum waarop de handlichting is verkregen en de bevoegdheden die de minderjarige daarbij zijn toegekend.

  • 2. Bij de opgave ter inschrijving wordt de datum van uitgave en het nummer van de Staatscourant overgelegd waarin de rechterlijke beschikking inzake de handlichting is openbaar gemaakt, of een authentiek afschrift van de beschikking met vermelding van de dagtekening en het nummer van die Staatscourant.

Artikel 37

In geval van onderbewindstelling als bedoeld in titel 18 of titel 19 van Boek 1 of titel 5, afdeling 7, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 8, onder b, of 29, eerste lid, onder b, van de Wet op de economische delicten van een onderneming, een aandeel in een vennootschap of in een rederij worden in het handelsregister opgenomen:

a. de persoonlijke gegevens van de bewindvoerder en de datum waarop hij in en uit functie is getreden;

b. de rechterlijke beslissingen inzake zijn bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 437, tweede lid, en 441, tweede lid, onderdeel f, en derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

c. de omstandigheid of het bewind is ingesteld in het belang van de rechthebbende, in het belang van een ander dan de rechthebbende, dan wel zowel in het belang van de rechthebbende als een of meer anderen of in een gemeenschappelijk belang zoals bedoeld in artikel 167 van Boek 4 Burgerlijk Wetboek, de bevoegdheden van de bewindvoerder zoals geregeld in de uiterste wil overeenkomstig artikel 171 lid 1 en de rechterlijke beslissing inzake de bevoegdheid van de bewindvoerder als bedoeld in artikel 171 lid 2 van Boek 4 Burgerlijk Wetboek;

d. de aanvang en het einde van het bewind.

Artikel 38

In geval van curatele van degene aan wie een onderneming toebehoort, van een vennoot of lid van een rederij, worden in het handelsregister opgenomen alle aankondigingen die krachtens artikel 390 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in de Staatscourant worden opgenomen.

Artikel 39

In het handelsregister worden opgenomen:

a. de rechterlijke uitspraak houdende faillietverklaring, verlening van surseance van betaling of het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen betreffende degene die als eigenaar van een onderneming, als vennoot of als lid van een rederij in het handelsregister is ingeschreven of betreffende een ingeschreven rechtspersoon;

b. de vernietiging van een zodanige uitspraak;

c. het einde van het faillissement, de surseance van betaling of de toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;

d. in geval van faillietverklaring, verlening van surseance van betaling of het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen: de naam en het adres van de rechter-commissaris, en van de curator of de bewindvoerder.

Artikel 40

  • 1. In het handelsregister wordt de ontbinding van een vennootschap of rechtspersoon opgenomen, onder vermelding van datum van de ontbinding, de persoonlijke gegevens, de bevoegdheid van ieder der vereffenaars en de datum waarop hij vereffenaar is geworden.

  • 2. Indien de ontbinding een vennootschap betreft als bedoeld in artikel 24 worden in het handelsregister opgenomen de bevoegdheden van de vereffenaars, indien die in het land waar de vennootschap is gevestigd openbaar gemaakt moeten worden. Indien de ontbinding een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 25 en 26 betreft, worden mede opgenomen de bevoegdheden van de vereffenaars.

  • 3. De voltooiing van de vereffening van een Europees economisch samenwerkingsverband of van een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 24, 25 en 26, wordt in het handelsregister opgenomen.

Artikel 41

Alle aankondigingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in de Staatscourant worden opgenomen, worden tevens opgenomen in het handelsregister.

§ 7. Ondersteunende gegevens

Artikel 42

In het handelsregister worden over de melding en het onderzoek alle gegevens opgenomen die de kamer die het onderzoek heeft verricht noodzakelijk acht voor het functioneren van het register.

HOOFDSTUK 5. GEGEVENS UIT ANDERE BASISREGISTERS AFKOMSTIG

Artikel 43

De persoonlijke gegevens van natuurlijke personen, met uitzondering van de handtekening, worden overgenomen uit de basisadministratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, met inbegrip van de datum waarop wijzigingen van die gegevens zijn ingegaan.

Artikel 44

De gegevens die worden overgenomen uit de basisadministratie, bedoeld in artikel 43, verschillen ten hoogste 72 uur met de gegevens in die basisadministratie.

HOOFDSTUK 6. WIJZIGEN VAN OPGENOMEN GEGEVENS

Artikel 45

  • 1. De melding wordt gedaan door middel van een bij ministeriële regeling vastgesteld formulier.

  • 2. De melding bevat ten minste:

    a. het unieke nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de wet, van de rechtspersoon die de melding doet;

    b. de naam, het telefoonnummer en het correspondentieadres van een contactpersoon voor de melding;

    c. voorzover bekend, alle op de melding betrekking hebbende unieke nummers bedoeld in artikel 9 tot en met 14 van de wet;

    d. het gegeven waarop de melding betrekking heeft;

    e. indien mogelijk een indicatie van het juiste gegeven met onderbouwende stukken;

    f. de datum van de melding en de datum van de constatering van de vermoedelijke onjuistheid van het gegeven.

  • 3. Indien de melding betrekking heeft op een onderneming of rechtspersoon die niet in het register is opgenomen wordt dat op het formulier aangegeven.

  • 4. Indien de melding betrekking heeft op een gegeven dat is overgenomen uit een ander basisregister, zendt de kamer de melding binnen één werkdag door aan de beheerder van dat register.

Artikel 46

Een aantekening, dat een gegeven in onderzoek is, wordt geplaatst bij het gegeven waarop de melding betrekking heeft.

Artikel 47

Een kamer informeert het bestuursorgaan dat een melding heeft gedaan over:

a. het besluit dat deze kamer neemt naar aanleiding van de melding;

b. het feit dat tegen het onder a bedoelde besluit bezwaar is gemaakt en de beslissing op dat bezwaar;

c. het feit dat beroep is ingediend en de onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak in dat beroep.

Artikel 48

Als gegevens als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de wet worden de in hoofdstuk 4 genoemde gegevens aangewezen.

Artikel 49

Indien bij rechterlijke uitspraak hetgeen in het handelsregister is opgenomen geheel of gedeeltelijk onrechtmatig is verklaard, doet de kamer op verzoek van een belanghebbende daarvan aantekening in het register.

HOOFDSTUK 7. UITZONDERING DERDENWERKING

Artikel 50

Als gegevens bedoeld in artikel 25, vierde lid, onderdeel c, van de wet, worden alle gegevens aangewezen over een onderneming of rechtspersoon die voor het eerst is opgenomen in het handelsregister zonder een opgave door een daartoe bevoegd persoon, zolang de handtekening van degene die tot het doen van opgave verplicht is, niet in het handelsregister is opgenomen.

HOOFDSTUK 8. VERSTREKKING VAN GEGEVENS

Artikel 51

  • 1. Het adres van een:

    a. bestuurder, gewezen bestuurder,

    b. commissaris of gewezen commissaris,

    c. gevolmachtigde of gewezen gevolmachtigde,

    d. enig aandeelhouder of gewezen enig aandeelhouder,

    e. houder of gewezen houder van niet volgestorte aandelen,

    f. vereffenaar of gewezen vereffenaar of

    g. beheerder of gewezen beheerder, bedoeld in artikel 24, derde lid, artikel 25, derde lid, onder b, of artikel 26, derde lid, onder b

    van een rechtspersoon kan niet worden ingezien, behalve door bestuursorganen, advocaten, deurwaarders, notarissen en de in artikel 28, derde lid, van de wet genoemde organisaties.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bestuurders van verenigingen zonder volledige rechtsbevoegdheid, verenigingen van eigenaars en overige privaatrechtelijke rechtspersonen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 3. Het adres van een natuurlijk persoon kan op zijn verzoek worden afgeschermd tegen inzage door anderen dan bestuursorganen, advocaten, deurwaarders, notarissen en de in artikel 28, derde lid, van de wet genoemde organisaties, indien:

    a. er sprake is van een waarschijnlijke dreiging;

    b. het woonadres in het handelsregister niet kan worden ingezien met betrekking tot een andere onderneming;

    c. betrokkene niet beschikt over een openbaar telefoonnummer;

    d. deze persoon zelf maatregelen heeft genomen om de bekendheid van zijn adres te verminderen, en

    e. het belang van afscherming zwaarder weegt dan de rechtszekerheid in het economisch verkeer.

Artikel 52

  • 1. Als rechtspersonen en vennootschappen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:

    a. de Europese coöperatieve vennootschap;

    b. de vennootschappen, bedoeld in artikelen 24 en 25;

    c. de vennootschappen bedoeld in artikel 17, voor zover de niet-commanditaire vennoten daarvan kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn.

  • 2. Als gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 24, derde lid, van de wet, worden aangewezen, alle gegevens ten aanzien waarvan geen publicatieplicht geldt op grond van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 53

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, worden in dit besluit de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, onder 3°, wordt «, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap» vervangen door: openbare vennootschap.

B

De titel van paragraaf 4.2 en de artikelen 17 tot en met 19 komen als volgt te luiden:

§ 4.2 Openbare vennootschap en rederij
Artikel 17

In het handelsregister worden over een openbare vennootschap opgenomen:

a. van iedere niet-commanditaire vennoot, de datum van zijn toetreding en uittreding en

1° indien deze een natuurlijk persoon is, de geslachtsaanduiding en de handtekening;

2° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar Nederlands recht is, het bezoekadres;

3° indien deze een rechtspersoon of vennootschap naar buitenlands recht is, het bezoekadres, het nummer waaronder de rechtspersoon of vennootschap in het buitenlandse register is ingeschreven, de naam van dat register en de plaats en het land waar het register wordt gehouden;

b. de duur waarvoor de vennootschap is aangegaan;

c. de vermelding of zij rechtspersoonlijkheid heeft of niet, en indien van toepassing, met ingang van welke dag zij na de aanvang van de vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft verkregen of haar rechtspersoonlijkheid heeft opgegeven.

Artikel 18

In het handelsregister worden over een commanditaire vennootschap, naast de gegevens van artikel 17, opgenomen:

a. het aantal commanditaire vennoten;

b. het geldbedrag en de waarde van de goederen die de commanditaire vennoten gezamenlijk aan de vennootschap ter beschikking hebben gesteld of overeengekomen zijn ter beschikking te zullen stellen.

Artikel 19

In het handelsregister wordt voorts over een openbare vennootschap opgenomen al hetgeen de overeenkomst bevat ter bepaling van de rechten van derden.

C

Paragraaf § 4.3.1 komt als volgt te luiden:

§ 4.3.1 Openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid
Artikel 21

In het handelsregister worden over een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid opgenomen:

a. de gegevens genoemd in artikel 10, derde lid, onderdeel e, van de wet;

b. de gegevens genoemd in artikel 17;

c. de gegevens bedoeld in artikel 19.

HOOFDSTUK 9. SLOTARTIKELEN

Artikel 54

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 55

Dit besluit wordt aangehaald als: Handelsregisterbesluit met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 juni 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Aanleiding

Het voorliggende besluit geeft een nadere invulling aan de Handelsregisterwet 2007 (hierna: de wet) en treedt in de plaats van het Handelsregisterbesluit 1996. De wet voert een aantal wijzigingen door die relevant zijn voor dit besluit. Ten eerste vergroot de wet ten opzichte van de Handelsregisterwet 1996 de kring van deelnemers aan het economisch en maatschappelijk verkeer die in het handelsregister (hierna: het register) moeten worden ingeschreven. Ten tweede wordt het register een onderdeel van het stelsel van basisregistraties. Deze beide wijzigingen ten opzichte van de Handelsregisterwet 1996 nopen tot inhoudelijke wijzigingen in dit besluit ten opzichte van het Handelsregisterbesluit 1996.

2. Handelsregisterwet 2007

2.1 Algemeen

Hieronder zal kort de inhoud van de wet worden besproken. Omdat de inhoud van het besluit nauw samenhangt met de inhoud van de wet, zullen met name de punten in de wet die terugkomen in het besluit aan de orde komen.

De wet voert het onderscheid tussen authentieke en niet-authentieke gegevens in. De gedachte daarachter is dat de burger niet gevraagd wordt naar gegevens die reeds bij de overheid bekend zijn. Daartoe worden gegevens aangewezen die de overheid verplicht is te gebruiken; deze gegevens worden «authentieke» gegevens genoemd. Het onderscheid tussen authentieke en niet-authentieke gegevens is gegeven in de verdeling tussen de wet en dit besluit. De gegevens die in de wet genoemd worden zijn authentiek en de gegevens die in het besluit genoemd worden zijn niet-authentiek. Deze verdeling heeft tot gevolg gehad dat de gegevens die met betrekking tot één onderneming of rechtspersoon worden opgenomen in het register nu deels in de wet en deels in het besluit staan.

Onder de wet komen twee algemene maatregelen van bestuur, dit besluit en een algemene maatregel van bestuur waarin de financiële aspecten worden opgenomen. De grondslag voor dat tweede besluit is te vinden in de artikelen 49 en 50 van de wet.

2.2 Beheer van het register

Het beheer van het register is opgedragen aan de kamers van koophandel (hierna: kamers). De gegevens in het register zijn in een landelijk bestand opgenomen. De regionale kamers, als afzonderlijke zelfstandige bestuursorganen, hebben een uitvoerende taak op het gebied van het registerbeheer en voeren online wijzigingen door in dit landelijke digitale bestand.

Op grond van artikel 3, vierde lid, en artikel 41a van de wet maken de kamers onderling afspraken, bijvoorbeeld via het samenwerkingsverband, die de uniforme uitvoering van bedoelde procedures bevorderen (vgl. artikel 3, vierde lid, van de wet). Voorts is denkbaar dat de kamers, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, uitvoeringswerkzaamheden van elkaar overnemen en elkaar indien noodzakelijk bevoegdheden mandateren die hen individueel op grond van de wet of dit besluit toekomen.

Artikelen 22a en 22b van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 merkt de vereniging met de naam «Kamer van Koophandel Nederland» aan als het samenwerkingsverband in de zin van die wet en draagt deze een aantal coördinerende en faciliterende taken op met betrekking tot het verkeer tussen de kamers onderling of tussen de Minister van Economische Zaken en de kamers.

Deze taken zijn niet beperkt tot de in genoemde wet beschreven taken maar kunnen zich ook op het terrein bevinden van de elders bij wet geregelde taken van de kamers, zoals de in de Handelsregisterwet aan de afzonderlijke kamers opgedragen registertaak.1

2.3 Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht

De kamers hebben een taak in het bevorderen van de kwaliteit van het register. Vanwege het verplichte gebruik van authentieke gegevens door bestuursorganen is er een groot belang bij een goede kwaliteit van deze gegevens. Maar ook voor niet-authentieke gegevens hebben gebruikers belang bij de goede kwaliteit ervan. In dat beeld past een actievere rol van de kamers. Anders dan onder de Handelsregisterwet 1996 is de kamer niet meer lijdelijk met betrekking tot de inschrijving. Het al dan niet inschrijven van een opgave is een beslissing van de kamer, evenals het wijzigen van een gegeven zonder opgave. Deze beslissingen zijn besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Immers het betreft de beslissing om al dan niet tot inschrijving over te gaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtshandeling van het inschrijven is gericht op een of meer van de volgende rechtsgevolgen. Met uitzondering van enkele specifieke situaties ontstaat door de inschrijving derdenwerking en sommige rechtspersonen, bijvoorbeeld het Europees economisch samenwerkingsverband, komen niet tot stand dan nadat ingeschreven is. De beslissingen van de kamer inzake inschrijven en aanpassen van de gegevens zijn beschikkingen in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en daartegen staat bezwaar bij de kamer en beroep bij de bestuursrechter open.

3. De inhoud van het register: wie worden ingeschreven en met welke gegevens

3.1 Wie moeten in het register worden ingeschreven

Het uitgangspunt van de wet is dat alle organisaties die deelnemen aan het economisch verkeer, ingeschreven worden. Op grond van dat uitgangspunt is in artikel 5 van de wet een inschrijfplicht voor alle ondernemingen opgenomen en is in artikel 6 van de wet een inschrijfplicht voor alle rechtspersonen opgenomen.

Wanneer sprake is van een onderneming wordt in dit besluit in artikel 2 bepaald. Welke organisatievormen rechtspersoonlijkheid hebben is bepaald in andere specifieke regelgeving. In de artikelen 1 tot en met 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt de rechtspersoonlijkheid toegekend en in de instellingsregelgeving wordt voor de publiekrechtelijke rechtspersonen de rechtspersoonlijkheid bepaald.

Volgens de wet geldt de inschrijfplicht dus voor ondernemingen en rechtspersonen. Evenals in andere rechtsgebieden, zoals het vennootschapsrecht, wordt in de wet onderscheid gemaakt tussen de onderneming en degene voor wiens rekening en risico de onderneming gedreven wordt (degene aan wie de onderneming toebehoort). Elke onderneming behoort toe aan hetzij een of meer natuurlijke personen, hetzij een rechtspersoon. Bij elke rechtspersoon is het denkbaar dat er een onderneming aan toebehoort, dus niet alleen bij BVs en NV’s maar ook bij verenigingen, kerkgenootschappen, publiekrechtelijke rechtspersonen etc.

Er kunnen zich dus de volgende situaties voordoen die elk leiden tot een inschrijfplicht:

1) een onderneming die wordt gedreven door een natuurlijk persoon (of meerdere natuurlijke personen zoals een vennootschap onder firma of na de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28 746) een openbare vennootschap);

2) een onderneming die toebehoort aan een rechtspersoon, bijvoorbeeld aan een BV of aan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid; het spraakgebruik maakt dan geen onderscheid tussen de onderneming en degene aan wie de onderneming toebehoort maar juridisch zijn het twee eenheden. Dat valt pas weer op als de onderneming ophoudt te bestaan maar de rechtspersoon niet: dan blijft een lege BV zonder activiteit en dus ook zonder vestiging over. De onderneming wordt dan uitgeschreven uit het register maar de rechtspersoon niet.

3) een rechtspersoon waaraan geen onderneming toebehoort. Voorbeeld een vereniging met alleen andersoortige activiteiten dan het drijven van een onderneming, een kerkgenootschap of publiekrechtelijke rechtspersoon ingeval daaraan geen onderneming toebehoort.

De rechtspersonen zijn onder te verdelen in privaatrechtelijke rechtspersonen, publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen sui generis. De laatste groep omvat de kerkgenootschappen, alsmede de zelfstandige onderdelen en de lichamen waarin zij zijn verenigd, zie artikel 2, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van de wet geldt er, in tegenstelling tot voorheen, een inschrijfplicht voor kerkgenootschappen en voor publiekrechtelijke rechtspersonen. Met betrekking tot deze rechtspersonen heeft er dus een wijziging in het beleid plaatsgevonden.

Kerkgenootschappen en de lichamen waarin zij zijn verenigd vormen een van de groepen rechtspersonen die op grond van de wet nieuw moeten worden ingeschreven. Zij vormen een zeer heterogene groep met als enig gezamenlijk kenmerk het feit dat zij aangeven rechtspersoon in de zin van artikel 2, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te zijn. In de situatie dat aan een kerkgenootschap een onderneming toebehoort – denk aan situaties als regelmatig zaalverhuur of een lectuurwinkel – wordt deze onderneming ingeschreven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 11 van de wet. Over degene aan wie de onderneming toebehoort, het kerkgenootschap, worden de gegevens van de artikelen 12 tot en met 14 van de wet opgenomen voor zover ze niet zijn uitgezonderd in artikel 31 en de niet-authentieke gegevens die in artikel 31, tweede lid, van een kerkgenootschap worden opgenomen.

Voor levensbeschouwelijke groeperingen die de rechtsvorm van een (formele) vereniging of stichting hebben en zichzelf niet als rechtspersoon op grond van artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zien, gold reeds onder de Handelsregisterwet 1996 de verplichting om zich als vereniging resp. stichting in het register te doen inschrijven. Voor zodanige organisaties houdt de nieuwe wet geen wijziging in.

Naast de kerkgenootschappen geldt de inschrijfplicht ook voor het eerst voor publiekrechtelijke rechtspersonen. Onder een publiekrechtelijke rechtspersoon ressorteren vaak vele agentschappen, ambtelijke diensten etc. De algemene lijn is dat slechts de publiekrechtelijke rechtspersoon wordt ingeschreven; in afwijking van die algemene lijn moeten bij ministeries ook de onderdelen die een eigen baten- en lastendienst hebben worden ingeschreven.

3.2 Wie worden ingeschreven op grond van het besluit

Voor de meeste categorieën inschrijfplichtigen blijkt hun inschrijfplicht voldoende specifiek uit de tekst van de wet. Enkele categorieën daarentegen behoeven een nadere toelichting.

In de eerste plaats betreft dat de uitwerking die artikel 2 van het besluit geeft aan het bepaalde in artikel 8 onder b van de wet: wanneer is er sprake van een onderneming.

3.2.1 Het begrip «onderneming»

Op grond van artikel 8 van de wet bepaalt artikel 2 van dit besluit wanneer sprake is van een onderneming. Tijdens de behandeling van de wet is in de Tweede Kamer toegezegd dat het ondernemingsbegrip in de voor te hangen algemene maatregel van bestuur zou worden uitgewerkt. Artikel 2 van dit besluit doet die toezegging gestand. In de praktijk is behoefte aan zowel duidelijkheid als flexibiliteit om met een grote verscheidenheid aan ondernemingen om te kunnen gaan. In dit artikel is bewust gekozen voor een abstracte benadering, die aan beide wensen tegemoet komt. Op grond van de bestaande jurisprudentie van de Hoge Raad en het College van Beroep voor het bedrijfsleven is gekomen tot een aantal elementen die in een onderneming aanwezig zijn. In dit verband wordt onder meer gewezen op HR 13 januari 1966, NJ 1966, 189 en HR 12 december 1989, NJ 1990, 433.

De kamer maakt een afweging of de opgegeven entiteit een onderneming is, door de omstandigheden van het geval te toetsen. De elementen van zelfstandigheid, inbreng van arbeid of middelen, winstoogmerk en extern optreden, moeten in voldoende mate aanwezig zijn. De Minister heeft de bevoegdheid op grond van artikel 54c van de Wet op de Kamers van koophandel en fabrieken 1997 om beleidsregels te formuleren die invulling geven aan de open norm «voldoende mate». Hij maakt van deze bevoegdheid gebruik indien aan invulling en verduidelijking van deze norm behoefte blijkt te bestaan. Voor de ondernemers en de gebruikers van het register zullen in dat geval handzame en op de praktijk toegesneden regels kunnen worden gegeven. Deze beleidsregels kunnen dan zowel bepalingen bevatten die aangeven wanneer er wel sprake is van een onderneming, als bepalingen die aangeven in welke situaties er geen sprake (meer) is van een onderneming. Het was niet mogelijk om meer inhoudelijke algemene regels op te nemen in dit besluit omdat de uitzonderingen te talrijk waren. Het zou altijd vóórkomen dat er gevallen zijn die een aparte beoordeling aan de hand van artikel 2 nodig hebben, omdat de regels daarover zwijgen. Door een algemene regel in dit besluit op te nemen en een afweging te laten aan de kamers, wordt ook voor die gevallen altijd een passende oplossing gevonden. Deze passende oplossing zal dan een deel uit gaan maken van het beleid omtrent de uitleg van het begrip «onderneming». De beoordeling of er sprake is van een onderneming is niet bindend voor andere rechtsgebieden dan het handelsregister. Elk rechtsdomein zal zijn eigen criteria bepalen.

Waar bij de inschrijving van de onderneming concrete criteria worden gehanteerd is het niet meer dan logisch, tijdens de levensduur van de onderneming in het oog te blijven houden of nog steeds wordt voldaan aan die criteria. De kamers hebben als beheerders van het register ook een taak om na te gaan of de ingeschreven ondernemingen ook daadwerkelijk nog ondernemingen zijn. Het tweede lid van artikel 2 strekt ertoe dat de kamer een afweging heeft te maken of een onderneming die reeds is ingeschreven niet langer de vereiste omvang heeft.

Indien dat niet langer het geval is vormt dat aanleiding om tot uitschrijven over te gaan. De eigenaar c.q. bestuurders van de ingeschreven onderneming heeft resp. hebben een eigen verantwoordelijkheid en verplichting om de onderneming uit te schrijven, op grond van artikel 18 van de wet. Indien wordt verzuimd de onderneming uit te schrijven, kan de kamer na onderzoek ambtshalve besluiten de onderneming uit te schrijven. Eigen initiatief van de kamers is hier nadrukkelijk op zijn plaats, immers de kamers moeten op grond van artikel 40 van de wet maatregelen treffen om de juistheid, actualiteit en volledigheid van het register te waarborgen. Daarin past bijvoorbeeld dat de kamers binnen een zekere periode na de inschrijving bij de startende ondernemer navraag doen of diens verwachtingen ten aanzien van omzet en/of arbeidsinzet zijn uitgekomen. Ook een melding als bedoeld in artikel 32 van de wet (hierna: melding) (voorbeeld: de belastingdienst constateert dat reeds geruime tijd geen aangifte omzetbelasting wordt gedaan) kan een proces in gang zetten dat uiteindelijk leidt tot ambtshalve uitschrijving.

Ter illustratie: voor het register is in de volgende situaties waarschijnlijk sprake van een onderneming:

– twee jongens die een internetapplicatie hebben ontwikkeld, die miljoenen hits per dag en een grote naamsbekendheid oplevert. Ze steken er veel tijd en geld in, en de applicatie krijgt een aanzienlijke marktwaarde. In dit geval is er sprake van voldoende «substance», dus een onderneming.

– Opa die eerst voor zijn kleinkinderen maar later voor meerdere mensen in zijn omgeving hobbelpaardjes maakt. Hij steekt er op een gegeven moment een paar dagen per week tijd in en verkoopt de paardjes voor meer dan de materiaalvergoeding. In dit geval is er sprake van voldoende «substance» en dus ook al noemt Opa het nog steeds een hobby, er is sprake van een onderneming.

– een rechtspersoon in oprichting is bezig met het voorbereidingshandelingen tot het starten van een onderneming. Een notaris wordt verzocht de oprichting voor te bereiden. Er kunnen ook reeds contracten worden afgesloten voor een bankrekening, nieuw briefpapier, de inkoop van goederen of bijvoorbeeld de huur van een pand. In dit geval is er gelet op de normen die daarvoor tijdens de voorbereidingsfase mogen worden aangelegd, voldoende «substance» en dus een onderneming. Indien de start niet succesvol is zodat na een termijn niet een bepaalde omzet wordt gegenereerd of de notaris niet langer is belast met de oprichting, is er op dat moment geen sprake meer van voldoende «substance» en dus niet langer van een onderneming.

3.2.2 Kerkgenootschappen

Naast ondernemingen moeten ook rechtspersonen worden ingeschreven. Voor kerkgenootschappen geldt dat deze niet reeds eerder inschrijfplichtig waren; derhalve verdienen deze een nadere toelichting.

Dit besluit geeft in artikel 31, ter uitwerking van artikel 6, derde lid, van de wet aan in hoeverre een organisatie van kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen van kerkgenootschappen of lichamen waarin zij zijn verenigd, moeten worden ingeschreven. Alleen het hoogste aggregatieniveau met rechtspersoonlijkheid is inschrijfplichtig; het kerkgenootschap bepaalt zelf welk niveau dat betreft. De inschrijvingsverplichting voor een organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken volgt uit artikel 6, derde lid, van de wet. Indien het kerkgenootschap geen deel uitmaakt van een organisatie of indien deze organisatie geen rechtspersoonlijkheid heeft, volgt uit artikel 8, eerste respectievelijk tweede lid, een inschrijvingsplicht voor het kerkgenootschap zelf.

Enkele voorbeelden: de Rooms-Katholieke kerkprovincie is volgens de gangbare uitleg van de Nederlandse wet een kerkgenootschap met zelfstandige onderdelen (waaraan door het kerkgenootschap rechtspersoonlijkheid is toegekend): bisdommen, parochies, kloosters, begraafplaatsen. etc. Inschrijfplichtig is de kerkprovincie, niet de bisdommen, parochies e.d. Zo ook bij de Protestantse Kerk in Nederland: deze is inschrijfplichtig, de ertoe behorende plaatselijke gemeenten, diaconieën etc. niet. Er is dus van afgezien om de zelfstandige onderdelen (al dan niet met rechtspersoonlijkheid) van een kerkgenootschap verplicht in te schrijven. Maar zelfstandige onderdelen kunnen wel op vrijwillige basis in het register worden ingeschreven.

Er zijn ook kerkgenootschappen waar het hoogste aggregatieniveau met rechtspersoonlijkheid wordt gevormd door de lokale geloofsgemeenschap. Deze kerkgenootschappen maken geen deel uit van een organisatie als bedoeld in artikel 6, derde lid van de wet. De inschrijvingsplicht voor deze kerkgenootschap volgt uit artikel 8.

De inschrijfplicht betreft dus in alle gevallen het hoogste rechtspersoonlijkheid bezittende aggregatieniveau zoals bepaald door het kerkgenootschap in kwestie.

3.2.3 Bekostigde scholen

Om mogelijke verwarring weg te nemen behoeft ook de categorie van door het Rijk bekostigde scholen nadere toelichting. Voor zo ver een (bekostigde) school onderdeel is van de gemeentelijke organisatie is het een – al dan niet zelfstandig – onderdeel van die rechtspersoon (de gemeente). Maar er zijn ook door het Rijk bekostigde scholen die onderdeel zijn van een private organisatie, veelal een stichting. Via de stichting treedt de school in het rechtsverkeer naar buiten. In dat geval worden de scholen ingeschreven als vestigingen van de privaatrechtelijke rechtspersoon (de stichting).

Naast de door het Rijk bekostigde scholen bestaan er niet door het Rijk bekostigde scholen, gefinancierd door de consumenten van het onderwijs. Deze worden ingeschreven als onderneming, indien ze voldoen aan de in artikel 2 genoemde criteria.

De situatie kan zich voordoen dat een door het Rijk bekostigde school, bijvoorbeeld een ROC, ook op de commerciële markt gaat opereren en daarbij de drempel van voldoende substance waarmee sprake is van ondernemingsgewijze activiteiten van de rechtspersoon overschrijdt. Hierdoor verandert echter de wijze van inschrijven van de vestiging niet.

3.3 Welke gegevens worden in het register opgenomen

3.3.1 Authentieke versus niet-authentieke gegevens

In de artikelen 9 tot en met 14 van de wet zijn de authentieke gegevens opgesomd die voor elke onderneming respectievelijk degene aan wie de onderneming toebehoort, elke rechtspersoon, elke vestiging van een onderneming of rechtspersoon moeten worden ingeschreven. Indien er sprake is van een rechtspersoon, ongeacht of er aan deze rechtspersoon een onderneming toebehoort, worden de gegevens opgenomen die genoemd zijn in artikelen 12, 13 en 14 van de wet en de gegevens die genoemd zijn bij de specifieke rechtsvorm in hoofdstuk 4 van dit besluit.

Artikel 17, eerste lid, onderdeel a van de wet geeft aan dat in aanvulling op de authentieke gegevens, ook andere (niet-authentieke) gegevens in het register kunnen worden opgenomen. Dat duidt onder meer op specifieke gegevens die per rechtsvorm verschillen.

Ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen alsmede kerkgenootschappen opent de wet (artikel 17, eerste lid, onder c) de mogelijkheid om bepaalde, in artikelen 12 tot en met 14 van de wet genoemde, authentieke gegevens niet op te nemen in het register. Dit besluit effectueert die bepaling.

Hoofdstuk 4 van dit besluit geeft een opsomming van de – per rechtsvorm en onderneming uiteenlopende – algemene en specifieke gegevens die moeten worden ingeschreven.

3.3.2 Gehanteerde uitgangspunten

IJkpunten bij het bepalen van de in te schrijven gegevens zijn: de functionaliteit, in het bijzonder ten aanzien van de rechtszekerheid in het economisch verkeer en niet in de laatste plaats een zo gering mogelijke administratieve lastendruk, gegeven de mate waarin een bepaald gegeven bij de afnemers in een gerechtvaardigde behoefte voorziet. De niet-authentieke gegevens dienen in de meeste gevallen de rechtszekerheid in het economisch verkeer en worden daarom opgenomen in het handelsregister. Een aantal gegevens dienen het doel genoemd in artikel 2, onderdeel b van de wet. Hierbij moet voornamelijk gedacht worden aan het aantal werkzame personen of de aanduiding van de activiteit. Ten aanzien van sommige thans reeds inschrijvingsplichtige categorieën is de gegevensset op onderdelen gewijzigd; meestal betreft dat een reductie maar in een enkel geval zijn evidente omissies uit het Handelsregisterbesluit 1996 gecorrigeerd. In de afweging om die omissies al dan niet te corrigeren is nadrukkelijk gelet op de gevolgen voor de administratieve lastendruk; die gevolgen voor de administratieve lasten bleken echter in alle gevallen marginaal.

3.3.3 Het begrip «vestiging»

Artikel 1 van de wet definieert een vestiging als «een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt». Die begripsomschrijving laat een zekere mate van toepassingsruimte. Met name de situatie van een publiekrechtelijke rechtspersoon met een of meerdere vestigingen behoeft hier verduidelijking. Als voorbeeld de scholengemeenschap die toebehoort aan een gemeente: gemeente X voert een scholengemeenschap genaamd Grootstadschool. Die bestaat uit twee onderdelen die elk op een eigen locatie zijn gevestigd: een voor vmbo/havo en een voor vwo. In dit voorbeeld worden de beide locaties van de scholengemeenschap ingeschreven als nevenvestiging van de rechtspersoon (de gemeente). Afhankelijk van de situatie in kwestie kunnen mogelijk ook de apart gehuisveste centrale administratie en het sportgebouw als een nevenvestiging van de rechtspersoon worden aangemerkt. De rechtspersoon (in dit geval de gemeente) is verantwoordelijk voor de inschrijving.

3.4 Gegevens over kerkgenootschappen of lichamen waarvan zij deel uit maken

Aangaande een kerkgenootschap worden uitsluitend de naam en de adresgegevens geregistreerd van de entiteit op het hoogste aggregatieniveau zoals door het kerkgenootschap zelf gekozen. Vestigingen, zelfstandige onderdelen van een kerkgenootschap of kerkgenootschappen die onderdeel uitmaken van een «lichaam» (een koepelorganisatie van een of meer kerkgenootschappen welke rechtspersoonlijkheid bezit) worden dus niet geregistreerd. Op grond van artikel 12 van de wet krijgt de ingeschreven rechtspersoon – het kerkgenootschap dan wel het lichaam als bedoeld in artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek – een uniek nummer; als rechtsvorm wordt ingeschreven «kerkgenootschap». Dat laatste geldt tevens als de aanduiding van de activiteit als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van dit besluit. Alle overige gegevens zoals die generiek worden ingeschreven met betrekking tot rechtspersonen zijn in het derde lid van artikel 31 van dit besluit uitgezonderd, op grond van artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

Ter zake van kerkgenootschappen wordt dus ook afgezien van het registreren van enig persoonsgegeven. Artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens staat niet toe dat de geloofsovertuiging van enig persoon in een register wordt bijgehouden. In dit register wordt weliswaar niet de geloofsovertuiging geregistreerd maar registratie van bestuurders van een kerkgenootschap zou feitelijk neerkomen op het opnemen van de geloofsovertuiging van die bestuurders, omdat deze in het grootste deel van de gevallen overeenkomt met de overtuiging van het kerkgenootschap.

3.5 Overnemen gegevens uit andere basisregisters

Het is niet langer noodzakelijk dat alle in het register op te nemen gegevens door de betrokkenen opgegeven worden. Een aantal gegevens kan namelijk ontleend worden aan andere basisregisters, op basis van artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Het overnemen van gegevens uit andere basisregistraties beperkt dus de administratieve lasten. Daarnaast voorkomt het discrepanties tussen de verschillende basisregisters. De aan andere registers te ontlenen gegevens mogen dus niet door de kamers worden uitgevraagd. Gegevens die in een ander basisregister als authentiek zijn aangemerkt en daarin zijn opgenomen, hoeven niet langer aan het handelsregister te worden opgegeven. Deze worden direct overgenomen uit het desbetreffende basisregister zonder dat de kamer daar een aparte controle op uitvoert. De gemeentelijke basisadministratie is als basisregister in artikel 43 van het besluit opgenomen.

4. Procedures

4.1 Wijziging gegevens

4.1.1 Melding door bestuursorganen

Het is van groot belang dat de gegevens in het register correct zijn, in het bijzonder vanwege de verplichting die op bestuursorganen rust om bij de vervulling van hun taak gebruik te maken van de authentieke gegevens in het register (artikel 30 van de wet). Een belangrijk middel om tot correcte gegevens te komen is de verplichte melding, indien een bestuursorgaan over aanwijzingen beschikt dat een authentiek gegeven in het register onjuist is of ontbreekt (artikel 32 van de wet). Dit besluit geeft in artikel 45 tot en met 47 invulling aan de wijze waarop de melding gedaan wordt en de wijze waarop de kamer met deze melding omgaat.

De melding is beperkt tot de authentieke gegevens. De wet laat geen ruimte om de meldprocedure ook voor niet-authentieke gegevens open te stellen aangezien dat, vooral in de beginperiode, zou kunnen leiden tot een overbelasting van het onderzoeksapparaat van de kamers. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de kamers ook voor de niet-authentieke gegevens een maximale inspanning zullen plegen om die gegevens juist en actueel te houden: denk aan de periodieke enquête, contacten met het bankwezen en ondernemersorganisaties etc.

Bij ministeriële regeling wordt een uniform formulier vastgesteld voor de melding. Dit formulier wordt afgestemd met de gebruikers van het register en vanwege de gewenste uniformiteit binnen het stelsel van basisregisters ook met de andere basisregistraties. Er is gekozen om dit formulier bij ministeriële regeling vast te stellen, in tegenstelling tot de overige formulieren, die door de kamer worden vastgesteld.

4.1.2 Wijziging van gegevens n.a.v. melding

De nieuwe functie van het register als onderdeel van het stelsel van basisregistraties brengt met zich mee dat zeer hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de gegevens in het register. De kamers hebben daaromtrent een grotere eigen verantwoordelijkheid gekregen; in het verlengde daarvan wordt in artikel 5 van het besluit, de onderzoeksplicht van de kamers met betrekking tot de juistheid van opgaven ter inschrijving in het register verzwaard.

Dit besluit geeft nadere regels voor de daarbij te hanteren procedure.

Aangaande de periode waarin een gegeven in onderzoek kan staan legt het besluit vooralsnog geen maximum termijn vast. In het begin is een piek in de meldingen te verwachten: het register moet dan nog in kwaliteit groeien. Dat kan dus tijdelijk een fors beslag leggen op de verwerkingscapaciteit bij de kamers. Mogelijk zal de gemiddelde doorlooptijd na de beginperiode dus afnemen maar ook nadien zal de doorlooptijd vooral worden bepaald door specifieke omstandigheden als de bereikbaarheid van de betreffende onderneming of rechtspersoon. Overigens hebben alle partijen er belang bij dat een ingesteld onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond.

4.1.3 Ambtshalve wijziging en inschrijving

De wet breidt de bevoegdheid van de kamers om onjuiste gegevens ambtshalve te wijzigen uit tot alle gegevens. Dat is nodig om aan de meldingen de gewenste opvolging te geven; voorts is deze uitbreiding noodzakelijk in verband met het wegvallen van de kantongerechtsprocedure.

De onjuistheid kan er ook in bestaan dat een onderneming of rechtspersoon ten onrechte niet in het register staat ingeschreven (artikel 32, tweede lid, van de wet). Naar aanleiding van een melding en ingesteld onderzoek mogen de kamers – op grond van artikel 32 jo. 33 van de wet – dus ook overgaan tot het ambtshalve inschrijven van ondernemingen en rechtspersonen die niet hebben voldaan aan de verplichting om zich in het register te doen inschrijven. Het ambtshalve kunnen inschrijven is nieuw en versterkt de compleetheid van het register.

Voor een ambtshalve inschrijving van een onderneming zal een kamer ten minste moeten beschikken over de naam en het adres van degene aan wie de onderneming toebehoort alsmede een aanduiding van de branche waarin de onderneming naar bevinding van het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan – meestal zal dat zijn: de belastingdienst – werkzaam is.

Een ambtshalve wijziging van een gegeven is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en moet voldoen aan de daaraan gestelde eisen in de Algemene wet bestuursrecht.

4.2 Rol kamers bij inschrijving

4.2.1 Onderzoek t.b.v. inschrijving

De wijze waarop een kamer een opgave tot inschrijving behandelt – dat kan zijn een nieuwe inschrijving of een mutatie – is op een belangrijk punt gewijzigd. Het besluit geeft namelijk niet langer aan dat de kamer de juistheid van een opgave «summier» onderzoekt, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 1996. Voortaan moet de kamer een grondiger onderzoek instellen of er aanwijzingen zijn voor mogelijke onjuistheid – als gevolg van frauduleus handelen of anderszins – van de opgave. Dat grondiger onderzoek wil niet zeggen dat de kamer vervolgens een garantie kan afgeven dat de ingeschreven gegevens juist zijn; de juistheid blijft de verantwoordelijkheid van degene die op grond van artikel 18 van de wet tot inschrijven verplicht of bevoegd is. Doet bijvoorbeeld een bevoegd persoon, wiens identiteit genoegzaam door de kamer is gecontroleerd, opgave van een adreswijziging van zijn bedrijf, dan gaat de onderzoeksplicht van de kamer niet zo ver dat ter plaatse moet worden gecontroleerd of inderdaad het nieuwe pand is betrokken. Wel zal de kamer naar bewijsstukken kunnen vragen dat de onderneming inderdaad in het opgegeven bedrijfspand gevestigd zal worden (bijvoorbeeld een huurcontract) en nagaan of op dat adres mogelijk reeds een ander bedrijf staat ingeschreven.

Een en ander geldt ten aanzien van alle gegevens, zowel die genoemd in de wet als die genoemd in het onderhavige besluit.

4.2.2 Weigeren inschrijving

Indien een opgave gedaan wordt door een persoon die niet tot het doen van een opgave bevoegd is, of indien zijn bevoegdheid niet voldoende is aangetoond, kan de kamer de opgave niet in behandeling nemen en moet de opgave worden geweigerd op grond van artikel 5, eerste lid.

Dit besluit geeft daarnaast in artikel 5, tweede lid, de criteria op grond waarvan een kamer kan weigeren om tot inschrijving van een opgave over te gaan. De weigering op grond van het tweede lid is een discretionaire bevoegdheid van de kamer die de opgave behandelt. Het kan, ook in gevallen waarin strijd met de wet geconstateerd wordt, immers nog steeds in het belang van het register zijn om de opgave toch in te schrijven, vanwege het belang om het register zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Bijvoorbeeld bij een opgave die te laat wordt gedaan en daarmee dus strijdig is met artikel 20, eerste lid, van de wet. De kamer die constateert dat een van de weigeringsgronden zich voordoet, zal een gemotiveerd beroep doen op deze grond indien zij voornemens is de inschrijving te weigeren.

4.3 Privacy

Om te voorkomen dat de adresgegevens van personen misbruikt worden, is er in dit besluit voor gekozen de privéadressen van bestuurders en andere functionarissen van rechtspersonen af te schermen. Het afschermen van de woonadressen is een proportionele maatregel, omdat een inbreuk in het privéleven bijzonder ingrijpend kan zijn.

In de praktijk was er nauwelijks behoefte aan dit adres, behalve indien er bijvoorbeeld een bestuurder persoonlijk aansprakelijk werd gesteld. De afscherming is daarom niet absoluut, in die zin dat advocaten, deurwaarders, notarissen, bestuursorganen en de in artikel 28 van de wet genoemde organisaties wel het woonadres kunnen inzien. Deze partijen hebben een gerechtvaardigd belang de woonadressen van de functionarissen te kennen.

De afscherming strekt zich niet uit over de woonadressen van functionarissen van een informele vereniging, omdat deze vereniging gekenmerkt wordt door een hoofdelijke verbondenheid van de bestuurders. Evenmin worden de woonadressen van «overige privaatrechtelijke rechtspersonen», bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet, afgeschermd, omdat van die categorie niet met zekerheid gezegd kan worden dat er nauwelijks behoefte is aan het kennen van de woonadressen en de inschatting is dat er nauwelijks risico op misbruik bestaat. Dit laatste is ook het geval voor de vereniging van eigenaars.

De afscherming geldt voor de woonadressen van de genoemde (gewezen) functionarissen. Echter, de bewaarder van boeken en bescheiden is van deze afscherming uitgezonderd, omdat hij het enige aanspreekpunt is, nadat de rechtspersoon is opgeheven.

Voor alle duidelijkheid, de woonadressen van functionarissen van ondernemingen waar als uitgangspunt een persoonlijke aansprakelijkheid geldt, zoals bij de eenmanszaak en de personenvennootschappen, vallen buiten de afschermingsregeling.

5. Dienstenrichtlijn

De Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de diensten op de interne markt (de «Dienstenrichtlijn») bevat een verbod om bepalingen op te nemen die een onderscheid maken naar de herkomst van een dienstverrichter. In dit besluit wordt op twee plaatsen van een dienstverrichter die niet is ingeschreven in het Nederlandse handelsregister, maar wel in een buitenlands handelsregister, verlangd dat hij meer informatie verstrekt bij zijn inschrijving. In artikel 1 en in artikelen 18 en 21 geldt voor buitenlandse ondernemingen de plicht om naast het inschrijfnummer van het register ook de naam van het register, de plaats en het land waar het register gehouden wordt op te geven. Dit is noodzakelijk om te identificeren om welk register het gaat. Het is feitelijk nog niet mogelijk om de registers van de verschillende landen te linken en met één uniek nummer te werken per inschrijving. Deze maatregel is een noodzakelijk kwaad tot het moment dat die verbinding wel gelegd is en de verschillende registers gekoppeld.

Ook voor de overige elementen van het besluit heeft een toetsing aan de Dienstenrichtlijn geen bezwaren aan het licht gebracht.

6. Gevraagde adviezen

Bij het totstandkomen van dit besluit is overleg gevoerd met de kamers en de overeenkomstig artikel 52 van de wet ingestelde Gebruikersraad. Ook is het ontwerp-besluit voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens en het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten.

7. Administratieve lasten

De uitvraag van gegevens op grond van dit besluit leidt tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven en andere organisaties. Voor de thans reeds ingeschreven eenheden is geen verandering van enige omvang aan de orde. De administratieve lasten voor nieuw in te schrijven eenheden (ondernemingen en rechtspersonen die tot dusver niet in het register waren opgenomen) zijn reeds becijferd in de memorie van toelichting bij de wet. Een uitzondering daarop vormen de administratieve lasten voor kerkgenootschappen, verenigingen van eigenaars en eenmanszaken in de landbouw en visserij. Ten aanzien van ondernemingen gold eenzelfde verplichting reeds onder de oude wet en zijn de administratieve lasten niet toegenomen. Daarnaast vervalt door deze maatregel de uitvraag van ditzelfde gegeven door alle andere overheidsinstanties; het netto-effect kan daarom op nihil of zelfs negatief worden gesteld.Het Adviescollege Toetsing van Administratieve lasten (ACTAL) heeft een positief advies uitgebracht met betrekking tot dit besluit.

7.1 Lage lasten voor nieuw in te schrijven entiteiten

Op grond van de wet wordt een aantal ondernemingen en rechtspersonen in het register ingeschreven die eerder nog niet daartoe verplicht waren. Deze nieuw in te schrijven entiteiten zullen door de kamers waar dat mogelijk en zinvol is worden benaderd door middel van een omgekeerde enquête. In het voortraject verzamelen de kamers reeds uit andere bronnen zo veel mogelijk de relevante informatie over die eenheden. Die informatie wordt door de kamers aan de betreffende eenheden voorgelegd met het verzoek, de juistheid ervan te controleren.

Niet in alle situaties is een omgekeerde enquête het optimale instrument: zo is het instrument minder geschikt voor de inschrijving van kerkgenootschappen aangezien deze niet als zodanig in andere registers staan, en daarnaast omdat niet vooraf bekend is of bij een bepaald kerkgenootschap sprake is van een hoger aggregatieniveau.

De omgekeerde enquête zal om praktische redenen tranchegewijs worden verzonden; de kamers bepalen zelf de volgorde waarin de onderscheiden groepen ondernemingen en rechtspersonen «aan de beurt» zijn. Het is denkbaar dat een bepaalde onderneming of rechtspersoon de omgekeerde enquête niet wil afwachten maar zich al eerder zal willen laten inschrijven. Daartoe is geen beletsel.

7.2 De administratieve lasten voor verenigingen van eigenaars

De eenmalige administratieve lasten voor verenigingen van eigenaars kunnen bij toepassing van de omgekeerde enquête worden geschat op 13 minuten per vereniging voor eigenaars. Er zijn, volgens cijfers van het Kadaster, ongeveer 112 000 verenigingen van eigenaars, in totaal bedragen de eenmalige lasten dus of 24 267 uur.

Aangaande de structurele lasten het volgende. Weliswaar heeft een vereniging van eigenaars in het algemeen een kleiner bestuur dan een gewone vereniging maar in geval van verhuizing van een bestuurslid zal deze gebruikelijk ook zijn bestuursfunctie neerleggen. Het lijkt daarom redelijk, voor het calculeren van de administratieve lasten van een vereniging van eigenaars uit te gaan van één mutatie per twee jaar, tegen een tijdsbeslag van 43 minuten (13 minuten voor de mutatie, 30 minuten gemiddelde reistijd). De structurele administratieve lasten komen dus neer op 40 133 uur. Daarnaast zijn er administratieve lasten voor nieuwe verenigingen van eigenaars, deze komen neer op 43 minuten per vereniging van eigenaars.

Overigens zullen de administratieve lasten lager uitvallen indien het mogelijk blijkt te zijn om gegevens te ontlenen aan het Kadaster. In dat geval kan er namelijk een omgekeerde enquête aan de vereniging van eigenaars gezonden worden, die minder tijd kost dan boven berekend. Daarnaast zullen, zodra elektronische inschrijving gerealiseerd is, de administratieve lasten voor verenigingen van eigenaars structureel dalen met 30 minuten tot 13 minuten per vereniging van eigenaars met een totaal van 12 133 uur op jaarbasis.

7.3 De administratieve lasten voor kerkgenootschappen

De over kerkgenootschappen in te schrijven gegevens zijn de naam en de adresgegevens van het kerkgenootschap. Bij de (initiële) inschrijving van een kerkgenootschap zal degene die deze namens het kerkgenootschap doet, moeten aantonen dat hij/zij daartoe door het kerkgenootschap is gemachtigd. Het besluit regelt namelijk niet – en kan dat ook niet regelen aangezien een kerkgenootschap uitsluitend wordt geregeerd door de eigen statuten – dat een bepaalde functionaris daartoe bevoegd is.

Aangezien kerkgenootschappen niet als zodanig elders geregistreerd staan, en er a fortiori niet bekend is in hoeveel gevallen binnen kerkgenootschappen sprake is van een koepelorganisatie (immers uitsluitend het hoogste aggregatieniveau is inschrijfplichtig, uitgezonderd het kerkgenootschap waaraan een onderneming toebehoort) lijkt een omgekeerde enquête niet de aangewezen modaliteit voor de inschrijving van de kerkgenootschappen. Er zal nog overleg plaatsvinden tussen het samenwerkingsverband van de kamers en het interkerkelijk Contact in Overheidszaken, teneinde de lasten van de inschrijving zo veel mogelijk te beperken. Vooralsnog lijkt een stelpost van 43 minuten (gelijk aan die van de vereniging van eigenaars) per opgave een redelijke inschatting.

Aangaande de structurele lasten het volgende. Gelet op de genoemde beperkte gegevensset zal het aantal mutaties gemiddeld ten hoogste 1 per jaar bedragen. Elke opgave tot wijziging van de gegevens dient vergezeld te gaan van een verklaring waaruit blijkt dat de persoon die de opgave tot wijziging doet, daartoe gemachtigd is. Die bevoegdheid blijkt niet uit een eerdere opgave: in relatie tot kerkgenootschappen worden namelijk geen persoonsgegevens vastgelegd.

De kosten per opgave van een mutatie kunnen worden gelijkgesteld aan die van de inschrijving dus 43 minuten.

Aangaande het aantal kerkgenootschappen – levensbeschouwelijke organisaties met de rechtsvorm van vereniging of stichting niet hieronder begrepen – bestaan geen schattingen op enigszins betrouwbaar niveau; a fortiori is niet bekend in hoeverre binnen een kerkgenootschap sprake is van een overkoepelend lichaam (zoals vermeld in paragraaf 3.1 is alleen het hoogste aggregatieniveau inschrijfplichtig). Op mesoniveau valt dus geen schatting te geven van de eenmalige of de structurele administratieve lasten.

7.4 De administratieve lasten voor agrarische eenmanszaken

Uit dit besluit vloeit voor agrarische eenmanszaken een administratieve verplichting voort die niet reeds blijkt uit de wet. Artikel 9 tot en met 11 van de wet geeft namelijk aan welke gegevens betreffende een onderneming moeten worden ingeschreven; artikel 1, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van dit besluit voegt daar de handtekening aan toe. Aangezien de handtekening reeds wordt geplaatst onder het retourformulier van de omgekeerde enquête leidt dat niet tot extra kosten voor betrokkenen (de eenmalige administratieve lasten zijn reeds becijferd in de memorie van toelichting bij de wet).

ARTIKELSGEWIJS

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

Onder werkzame personen wordt verstaan de personen die, al dan niet in dienst van de onderneming, doorgaans 15 uur of meer per week werken. Hieronder zijn medewerkers, eigenaren en meewerkende familieleden van eigenaren eveneens te verstaan. Deze definitie is ook gebruikt in het Handelsregisterbesluit 1996.

In dit besluit worden vaak persoonlijke gegevens genoemd die opgenomen worden met betrekking tot functionarissen van ondernemingen en rechtspersonen. Het komt echter ook voor dat deze functionaris niet een natuurlijk persoon, maar een rechtspersoon of vennootschap is. In dat geval is er behoefte aan andere gegevens dan wanneer het een natuurlijk persoon zou betreffen. Door in het besluit deze definitie te hanteren, worden in alle gevallen de juiste gegevens van een functionaris gevraagd.

Handtekening wordt aldus gedefinieerd dat deze ook een elektronische handtekening omvat. Daarmee wordt al ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen en de evoluerende digitalisering van het register.

Artikel 2

In dit artikel wordt invulling gegeven aan het begrip «onderneming». Het artikel somt de elementen op die in combinatie met elkaar tot de vaststelling van het bestaan van een onderneming kunnen leiden. Wanneer al deze elementen in voldoende mate aanwezig zijn, is er sprake van een onderneming. De elementen zijn cumulatief; ontbreekt een ervan, dan is er geen sprake van een onderneming. Bewust niet is opgenomen dat een onderneming «meer dan incidenteel» zijn activiteiten uit moet oefenen. Opnemen van dit criterium is wel overwogen maar is niet gebeurd, omdat naar huidige maatstaven ook incidentele activiteiten een dusdanige omvang kunnen hebben dat er sprake is van een onderneming. Voorbeeld van een dergelijke activiteit is de organisatie van een groot éénmalig concert. Zie tevens het algemene deel van de toelichting.

Hoofdstuk 2. Opgave ter inschrijving

In dit hoofdstuk worden regels gesteld met betrekking tot de opgave ter inschrijving in het handelsregister. Het hoofdstuk omvat nadere regels over de eisen die aan een opgave gesteld worden, de wijze waarop de kamer met een opgave omgaat en wie er in aanvulling op het bepaalde in artikel 18 van de wet verplicht is tot het doen van een opgave.

Artikel 3

Het eerste lid correspondeert met artikel 3, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 1996.

Het tweede lid maakt het mogelijk dat een kamer er in bepaalde gevallen genoegen mee neemt dat de opgave afwijkt van het voorgeschreven formulier. Een voorbeeld hiervan is een ontvangen verhuisbericht van een onderneming. De kamer kan er dan voor kiezen dit als een opgave te accepteren, omdat het uitvragen van de gegevens door middel van een formulier omslachtiger is en meer administratieve lasten met zich meebrengt. Let wel, dit is een discretionaire bevoegdheid van de kamer en de opgave dient uiteraard wel volledig en ondertekend te zijn door een opgaveplichtige.

Aangezien de beslissing om tot inschrijving over te gaan een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, krijgt degene die de opgave doet daarvan een bevestiging. Deze wordt kosteloos verstrekt en is eenmalig. Het gaat om een bevestiging van het feit dat de onderneming of de rechtspersoon is ingeschreven en niet om een (niet kosteloos) uittreksel uit hetgeen in het register is ingeschreven of daarbij is gedeponeerd.

Artikel 4

In verband met het grotere belang van de juistheid van het register en de daarmee samenhangende grotere verantwoordelijkheid van de kamer, is het standpunt verlaten dat de kamer de opgave «summierlijk» onderzoekt (vergelijk artikel 5 Handelsregisterbesluit 1996).

Dit onderzoek is tweeledig. Ten eerste wordt de bevoegdheid van de persoon die de opgave doet gecontroleerd. Indien daarin een gebrek wordt geconstateerd kan de kamer niet anders dan de opgave niet in behandeling te nemen, ingevolge artikel 5, eerste lid.

Ten tweede onderzoekt de kamer de opgave inhoudelijk. Dit omvat onder meer een controle of aan alle vereisten tot inschrijving is voldaan en een controle of het in te schrijven gegeven juridisch bestaanbaar is, dat wil zeggen dat er door de inschrijving niet een figuur ontstaat die niet voldoet aan de vereisten van het recht. Voor dit onderzoek kan de kamer vragen om nadere bewijsstukken. Indien de kamer geen reden heeft om te twijfelen aan de bevoegdheid van de persoon en de juistheid van de inschrijving, wordt overgegaan tot inschrijving. Indien één van de weigeringsgronden van artikel 5, tweede lid, zich voordoet, maakt de kamer een afweging of de opgave tot inschrijving geweigerd wordt.

Het onderzoek van de kamer is grondiger dan voorheen, maar de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gegevens ligt evenals voorheen bij degene die opgaveplichtig is. De kamer is daar afhankelijk van en mag tot op zekere hoogte ook uitgaan van de juistheid van de opgave. Een onderzoek van de kamer houdt niet in dat op alle mogelijke onjuistheden wordt gecontroleerd; daartoe ontbreekt de mankracht en het zou ook een ongewenste verzwaring van de administratieve lasten met zich mee brengen. De kamer moet in redelijkheid tot een oordeel over de juistheid van de opgave komen.

Artikel 5

In het eerste lid wordt bepaald dat een opgave niet kan worden ingeschreven indien deze is gedaan door een persoon die daar niet toe bevoegd is of die onvoldoende aantoont bevoegd te zijn. De kamer moet in een dergelijk geval de inschrijving weigeren.

Op grond van artikel 39 van de wet, zijn in het tweede lid de criteria opgenomen, op grond waarvan de inschrijving geweigerd kan worden. Uit hoofde van de verantwoordelijkheid voor een goede kwaliteit van het register is het nodig dat de kamer de middelen heeft om gegevens die onjuist zijn te weigeren in te schrijven. Dit artikel somt de weigeringscriteria op, daarmee is eveneens de omvang van het onderzoek van de kamer gegeven.

Het tweede lid, onderdeel a, omvat de weigeringsgrond in verband met strijd met een wettelijk voorschrift, het recht, de openbare orde of de goede zeden, en was oorspronkelijk een toets die de kantonrechter aanlegde. Met het vervallen van de kantongerechtsprocedure moet de kamer zich een oordeel vormen over deze materie. Van strijd met een wettelijk voorschrift is sprake indien de opgave niet voldoet aan de bij of krachtens de wet daaraan gestelde eisen, bijvoorbeeld de handtekening ontbreekt. Van strijd met de openbare orde of goede zeden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de activiteitenomschrijving van een onderneming het begaan van één of meer misdrijven inhoudt.

Het tweede lid, onderdeel b, wordt gebruikt indien de opgave onvolledig is of indien de opgave innerlijk strijdig is. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval indien de oprichtingsovereenkomst van een vennootschap andere vennoten noemt dan degenen die opgegeven zijn op het formulier.

Onderdeel c heeft betrekking op een opgave tot wijziging, waarbij de te wijzigen gegevens, na wijziging ervan strijdig zouden zijn met de overige ingeschreven gegevens. Indien door de opgave het dossier niet meer consistent is of zou zijn, kan de kamer de opgave tot wijziging weigeren. Bijvoorbeeld, een opgave wordt ingediend betreffende de uittreding van een bestuurder met een ingangsdatum die blijkens de bestaande inschrijving ligt vóór de datum van diens benoeming.

Onderdeel d is gestoeld op de gedachte dat het register voor een aantal gegevens afhankelijk is van de registratie in andere basisregisters en daarom voor die gegevens niet leidend is. De persoonsgegevens zijn bijvoorbeeld afkomstig uit de gemeentelijke basisadministratie. Wanneer een gegeven, bijvoorbeeld een op een bepaalde manier gespelde persoonsnaam, daarvan afwijkt, is de wijze waarop het gegeven in de gemeentelijke basisadministratie staat leidend.

Onderdeel e is de restcategorie. De eerste categorieën hadden met name betrekking op de administratieve werkelijkheid. Dit onderdeel gaat meer over een feitelijke onjuistheid. Bij voorgenomen toepassing van dit onderdeel vraagt de kamer zonodig om nadere bewijsstukken, om de opgave te onderbouwen. Indien dit bewijs achterwege blijft of niet overtuigend is, kan dit onderdeel worden ingeroepen. Op grond van het eerste lid moet en het tweede lid kan de kamer weigeren een opgave in te schrijven. Een dergelijke weigering is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaan. Het derde lid van artikel 5 beoogt de persoon die de opgave tot inschrijving heeft gedaan op zijn verzoek weer in het bezit te stellen van de papieren en bewijsstukken die hij voor de opgave heeft gebruikt. Daarmee kan deze zonder al te veel moeite een nieuwe opgave voorbereiden. Dit lid is slechts van toepassing indien de inschrijving geweigerd wordt, indien de inschrijving wel plaatsvindt blijft de opgave ter beschikking van de kamer van koophandel.

Artikel 6

Naast de personen die verplicht zijn een opgave te doen op grond van artikel 18 van de wet, noemt artikel 6 de personen die eveneens daartoe verplicht zijn. Het eerste lid bevat functionarissen, die bevoegd zijn tot het doen van opgave met betrekking tot alle gegevens omtrent een onderneming of een rechtspersoon. In het tweede lid wordt voor specifieke gegevens een persoon verplicht tot het doen van opgave. De verplichting van onderdeel e van het tweede lid geldt niet voor de griffier van een buitenlands rechtscollege, daarom rust in dergelijke gevallen de verplichting om een uitspraak in te schrijven op de personen die daartoe verplicht zijn op grond van artikel 18 van de wet of het eerste lid van dit artikel.

De verplichting om opgave ter inschrijving te doen in het register op basis van andere wetgeving blijft ongemoeid, te denken valt onder meer aan artikel 436 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7

Dit artikel komt overeen met het artikel 8a, eerste lid, eerste volzin, van het Handelsregisterbesluit 1996, met dien verstande dat het is aangevuld met het Europees economisch samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 3. In te schrijven rechtspersonen

Artikel 8

Op grond van dit artikel worden, in aanvulling op artikel 6, derde lid, van de wet, de kerkgenootschappen ingeschreven die geen deel uitmaken van een organisatie in de zin van artikel 6, derde lid, van de wet. Op grond van artikel 6, derde lid, van de wet, geldt een inschrijfplicht voor een organisatie waar een kerkgenootschap deel van uitmaakt. De reden daartoe is dat enkel een inschrijfverplichting geldt voor het hoogste aggregatieniveau waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken. In een aantal gevallen is dat hoogste aggregatieniveau het kerkgenootschap zelf en kent deze geen koepelorganisatie. In die gevallen vloeit uit artikel 6, derde lid, van de wet niet onmiskenbaar een inschrijfplicht voort. Het is daarom noodzakelijk een inschrijfplicht voor die kerkgenootschappen te regelen. Dat gebeurt in het eerste lid.

In het tweede lid is een inschrijfplicht geregeld voor kerkgenootschappen die weliswaar deel uitmaken van een organisatie als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet, maar waarbij deze organisatie geen rechtspersoonlijkheid heeft. Omdat de rechtspersoonlijkheid ontbreekt, biedt in dat geval de inschrijving van de organisatie zelf niet voldoende aanspraak. Het kerkgenootschap is dan het volgende niveau dat wel rechtspersoonlijkheid bezit. De verplichting om zich in te schrijven geldt dan zowel voor de organisatie als voor de kerkgenootschappen die daarvan deel uitmaken. Een kerkgenootschap met een onderneming is ook zelfstandig inschrijfplichtig als degene aan wie de onderneming toebehoort. De toekenning van rechtspersoonlijkheid aan enige organisatie laat deze regeling onverlet. De gegevens die over kerkgenootschappen worden opgenomen, staan in artikel 12 van de wet jo. artikel 31 van dit besluit.

Hoofdstuk 4. Op te nemen gegevens

In hoofdstuk 4 worden in aanvulling op de in artikelen 9 tot en met 14 van de wet genoemde authentieke gegevens, voor verschillende entiteiten niet-authentieke gegevens opgenomen. In sommige gevallen is het denkbaar dat een gegeven niet beschikbaar is voor de entiteit in kwestie, bijvoorbeeld de onderneming heeft geen internetadres. Daarom worden de op te nemen gegevens enkel indien ze van toepassing zijn opgenomen. Indien het gevraagde gegeven niet bestaat, bestaat er geen plicht om er alsnog in te voorzien.

Bij de indeling van dit hoofdstuk is de systematiek van de wet gevolgd. Allereerst worden de algemene gegevens betreffende ondernemingen geregeld, en daarna meer specifieke regels betreffende de onderneming. In paragraaf 3 worden de algemene gegevens betreffende degene aan wie een onderneming toebehoort en betreffende rechtspersonen geregeld en in paragraaf 4 de meer specifieke gegevens. In paragraaf 5 worden niet-authentieke gegevens over een vestiging opgenomen en in paragraaf 6 een aantal bijzondere gegevens

§ 1. Algemene gegevens

Artikel 9

De datum waarop de wijziging is ingegaan hoeft niet overeen te komen met de datum waarop de wijziging opgegeven wordt. De datum waarop de wijziging is geregistreerd heeft een functie met betrekking tot het bieden van rechtszekerheid. Vanaf het moment van de registratie mogen derden die het register raadplegen zich in beginsel in hun handelen op het geregistreerde gegeven baseren. De informatieve functie van het register brengt met zich mee dat de datum waarop de opgegeven wijziging in de praktijk is ingegaan moet worden opgegeven.

In het tweede lid wordt bepaald dat indien een kamer ambtshalve enig gegeven wijzigt, zij zo mogelijk de datum waarop de wijziging vermoedelijk feitelijk tot stand kwam inschrijft.

In het derde lid wordt bepaald dat er een aantekening wordt opgenomen bij de ondernemingen en rechtspersonen die door de kamer ambtshalve voor de eerste maal worden ingeschreven. Aan de gegevens die over deze ondernemingen en rechtspersonen zijn opgenomen ontbreekt de derdenwerking op grond van artikel 50 van het besluit zolang de handtekening op de opgave ontbreekt van degene die tot het doen van de opgave verplicht is. Door daarvan een aantekening op te nemen is het kenbaar aan de gebruikers van het register dat de derdenwerking eraan ontbreekt.

Artikel 10

Een buitenlandse rechtspersoon of vennootschap kan een onderneming in Nederland drijven. In dat geval worden de gegevens aangaande zijn registratie in het buitenlandse register opgenomen, opdat de gegevens van de rechtspersoon of vennootschap te achterhalen zijn.

§ 2. Algemene gegevens van de onderneming

Artikel 11

Van een onderneming wordt het aantal werkzame personen opgenomen, die in de onderneming werkzaam waren op de eerste werkdag na 30 april van elk jaar. Omdat het niet wenselijk is om constant te voldoen aan de verplichting van artikel 20 van de wet, om de gegevens te allen tijde actueel te houden, wanneer het om een fluctuerend gegeven als de werkzame personen gaat, is ervoor gekozen om een peildatum te introduceren. Elk jaar dient dit gegeven geactualiseerd te worden. Indien er op die datum evenveel werkzame personen zijn als ingeschreven stonden met betrekking tot het voorgaande jaar, hoeft er geen opgave tot wijziging te worden gedaan.

Het aantal werkzame personen wordt uitgesplitst naar vestiging. Dat is relevant voor statistisch onderzoek naar de economische activiteit per regio, hetgeen een doel is van het register, op grond van artikel 2, onderdeel b, van de wet.

De korte aanduiding van de activiteit of activiteiten is een omschrijving en een daarbij behorende code, een zogeheten NACE/SBI-code. Het vaststellen welke omschrijving het best bij een onderneming past, gebeurt in overleg tussen de kamer en de persoon die de opgave doet. De korte aanduiding van de activiteit betreft de feitelijke uitgeoefende activiteiten. Dat kunnen dus andere activiteiten zijn dan die welke volgen uit de doelomschrijving in de statuten van een rechtspersoon. Indien er meerdere activiteiten worden uitgeoefend worden deze allemaal geregistreerd.

Artikel 12

Een onderneming is verplicht zijn gevolmachtigde handelsagenten die in Nederland werkzaam zijn in te schrijven in het register. Voor overige gevolmachtigden van een onderneming («procuratiehouders») is de inschrijving facultatief. Inschrijving heeft met name voordelen voor de gevolmachtigde, daar deze dan kan aantonen dat hij de onderneming vertegenwoordigt. Voorts mag degene die het register raadpleegt uitgaan van de juistheid van de ingeschreven volmacht.

Artikel 13

Degene aan wie een onderneming toebehoort kan een rechtspersoon in oprichting (hierna: i.o) zijn. Deze entiteit moet alsdan worden ingeschreven in het register. Deze rechtspersoon i.o. beoogt verplichtingen aan te gaan namens de later tot stand te brengen rechtspersoon. Totdat de rechtspersoon bestaat en deze de verplichtingen die in naam van de rechtspersoon zijn aangegaan over heeft genomen is degene die de verplichting handelend onder de naam van de rechtspersoon i.o. is aangegaan persoonlijk gebonden. Daarom is het nodig om van deze personen de persoonlijke gegevens op te nemen. Voor zover de gegevens al bekend zijn, worden de bij de toekomstige rechtsvorm genoemde gegevens opgenomen.

§ 3. Algemene gegevens van een rechtspersoon

Artikel 14

Niet uitsluitend natuurlijke personen aan wie een onderneming toebehoort, maar ook rechtspersonen kunnen gevolmachtigden hebben. Er kan dan behoefte bestaan om deze gevolmachtigden op te laten nemen in het register. Indien dat gebeurt, worden de gegevens genoemd in dit artikel opgenomen.

Artikel 15

Rechtspersonen waaraan geen onderneming toebehoort en die geen vestiging hebben, moeten domicilie kiezen op een adres dat niet enkel een postbus mag zijn. Het betreft hier rechtspersonen zonder enige activiteit die (nog) niet zijn ontbonden, zoals bijvoorbeeld lege BV's. Ook verenigingen en stichtingen kunnen hieronder vallen, hoewel die in de regel wel een vestiging hebben. Het adres dat in deze opgegeven wordt is per definitie niet een vestiging in de zin van de wet, immers artikel 1, onderdeel j, van de wet definieert de vestiging als een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt. Bij rechtspersonen waaraan de duurzame uitoefening van activiteiten ontbreekt is geen sprake van een vestiging in die zin en dientengevolge kan er bijvoorbeeld ook niet zonder nader onderzoek beslag gelegd worden op de op dat adres aanwezige goederen.

§ 4. Specifieke gegevens afhankelijk van de rechtsvorm

Artikel 16

Bij een eenmanszaak wordt in aanvulling op de gegevens uit artikel 10, tweede lid, van de wet, de handtekening en de geslachtsaanduiding van degene aan wie de onderneming toebehoort opgenomen.

Artikel 17

Voor een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap geldt dat een maat of vennoot ook een niet-natuurlijk persoon kan zijn. In dit artikel worden dus verschillende gevallen onderscheiden, waarbij de gegevens per soort maat of vennoot anders zijn. Van alle maten of vennoten worden de datum van zijn toetreding en zijn uittreding opgenomen. Voor natuurlijke personen geldt dat, in aanvulling op de authentieke gegevens van artikel 10, derde lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet, als niet-authentiek gegeven ook nog de handtekening en de geslachtsaanduiding worden opgenomen. Voor niet-natuurlijke personen wordt naast de authentieke gegevens een bezoekadres gevraagd. Daarnaast wordt voor buitenlandse rechtspersonen of vennootschappen die maat of vennoot zijn, het nummer opgenomen waaronder zij in het buitenlandse register staan ingeschreven. Daarbij is het uiteraard ook noodzakelijk om te weten welk register, vandaar dat de naam van het register gevraagd wordt en de plaats waar het wordt gehouden.

Artikel 18

Over een commanditaire vennootschap worden, in aanvulling op artikel 17, ook gegevens opgenomen betreffende de commanditaire vennoten. Zowel het geldbedrag en de waarde van de goederen die reeds ter beschikking zijn gesteld als die overeengekomen zijn om ter beschikking gesteld te zullen worden, worden opgenomen.

Artikel 19

In de meeste gevallen zal datgene wat de rechten van derden aangaat zijn opgenomen in de oprichtingsovereenkomst van de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap. Maar ook enige andere overeenkomst tussen vennoten of maten onderling, die bepalingen bevat die de rechten van derden aangaan, wordt hier bedoeld. Dit artikel verplicht niet tot openbaarmaking van de gehele overeenkomst, maar slechts tot de relevante delen daaruit. Daarbij moet gedacht worden aan beperkingen of, in geval van een maatschap, uitbreidingen in de vertegenwoordigingsbevoegdheid of onderwerpen als het doel van de vennootschap, hetgeen relevant kan zijn in het licht van artikel 811 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 20

Een rederij is de gedeelde eigendom van een in de registers ingeschreven zeeschip, zie artikel 160 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Als zodanig neemt de rederij deel aan het economisch verkeer. Het dient de rechtszekerheid in het economisch verkeer indien de rederij en de leden ervan ingeschreven staan in het Handelsregister.

Naast de leden van een rederij is de boekhouder een centrale functionaris in een rederij. Hij is niet altijd eveneens een lid van de rederij, hij moet dus apart worden opgenomen. Met name zijn bevoegdheid om in naam van de rederij verbintenissen aan te gaan brengt met zich mee dat hij als zodanig bevoegd bekend moet zijn. Voor een rederij geldt dat een lid van een rederij een niet-natuurlijk persoon kan zijn, vergelijkbaar met een vennoot in een openbare of stille vennootschap. Daarom worden de gegevens met betrekking tot het lid onderverdeeld naar zijn verschijningsvorm op dezelfde wijze als in artikelen 18 en 19.

Artikel 22 tot en met 27

Deze artikelen komen inhoudelijk overeen met de oude artikelen 14, 17 tot en met 20 en 24 van het Handelsregisterbesluit 1996. Met betrekking tot deze rechtsvormen is geen wijziging beoogd ten opzichte van de huidige praktijk. Artikel 22, tweede lid en artikel 25, derde lid, onderdeel c, verplichten tot de opgave van het geplaatste kapitaal. Wanneer dit reeds op grond van artikel 5:34 van de Wet op het financieel toezicht aan de Autoriteit Financiële Markten (AFM) is gemeld, is de AFM verplicht de opgave hiertoe te doen. In dit geval is ook een verplichting om te allen tijde het bedrag van het geplaatste kapitaal actueel te houden overbodig en zou deze leiden tot een onwerkbare situatie waarbij elke dag een opgave gedaan zou moeten worden. In dit geval is weer gekozen voor een peildatum van de opgave. Daarnaast is overigens een facultatieve mogelijkheid om de waarde op andere data op te geven. In verband met de juiste vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders en commissarissen is het nodig dat de schorsing van deze functionarissen wordt opgegeven bij het handelsregister. Daarom wordt een eventuele schorsing van een functionaris ook begrepen als een wijziging in de bevoegdheid de rechtspersoon alleen of gezamenlijk handelend met een of meer anderen te vertegenwoordigen.

Artikel 28 en 29

Over een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij of stichting worden in aanvulling op de authentieke gegevens, bedoeld in artikel 12 van de wet, eveneens een aantal gegevens opgenomen over de bestuurders en anderen aan wie vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt toegekend.

Een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid kan op grond van artikel 6, tweede lid, van de wet, worden ingeschreven. Indien dat gebeurt worden dezelfde gegevens opgenomen als over een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid zouden worden opgenomen.

Artikel 30

Het bestuur van een vereniging van eigenaars kan de vereniging binden. Van de bestuurders worden daarom de persoonlijke gegevens opgenomen, alsmede de bevoegdheid tot vertegenwoordiging. In de akte en de statuten zijn de bepalingen aangaande de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders van de vereniging van eigenaars opgenomen.

Artikel 31

Dit artikel moet worden gelezen in samenhang met artikel 6, derde lid, van de wet en artikel 8 van dit besluit. Uit eerstgenoemd artikel blijkt de inschrijfplicht van een organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken en welke rechtspersoonlijkheid bezit (in dit verband wordt ook wel de term «lichaam» in de zin van artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gebruikt). Artikel 8 van het besluit, gebaseerd op datzelfde wetsartikel, maakt duidelijk dat een kerkgenootschap dat geen deel uitmaakt van een organisatie als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet, zelf moet worden ingeschreven.

Omtrent kerkgenootschappen wordt slechts het hoogste aggregatieniveau ingeschreven. Gelet op de functie van het register in het bevorderen van de rechtszekerheid in het maatschappelijk verkeer moet aan dat hoogste aggregatieniveau wel de voorwaarde van rechtspersoonlijkheid worden gesteld: een informele vereniging waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken kan ter zake van de inschrijving in het register niet gelden als het hoogste aggregatieniveau met betrekking tot een of meerdere kerkgenootschappen. Het hoogste aggregatieniveau kan dus hetzij het kerkgenootschap zelf zijn (dat heeft immers rechtspersoonlijkheid) hetzij een lichaam met rechtspersoonlijkheid krachtens artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waar een kerkgenootschap deel van uitmaakt.

Enkele voorbeelden: volgens de gangbare uitleg van de Nederlandse wet gelden de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Rooms-Katholieke Nederlandse kerkprovincie als kerkgenootschappen, en de plaatselijke gemeenten c.q. parochies als zelfstandige onderdelen daarvan. Bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (tot aan de fusie waarbij deze opgingen in de PKN) en de kleinere gereformeerde kerken geldt de plaatselijke gemeente echter als het kerkgenootschap. Van elke organisatievorm worden de gegevens opgenomen van het hoogste rechtspersoonlijkheid bezittende aggregatieniveau.

Artikel 6, derde lid, van de wet stelt een inschrijfplicht ten aanzien van «de organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken» en maakt daarbij geen onderscheid in organisaties met resp. zonder rechtspersoonlijkheid. Op grond daarvan moet ook laatstgenoemde – de overkoepelende organisatie zonder rechtspersoonlijkheid – worden ingeschreven echter zonder dat dit in de plaats treedt van de eigen inschrijfplicht van aangesloten kerkgenootschappen. Deze situatie komt echter nauwelijks voor.

Op dit hoogste aggregatieniveau worden slechts die gegevens opgenomen die noodzakelijk zijn om met een kerkgenootschap of lichaam in contact te kunnen treden. Daartoe worden op grond van artikel 12 van de wet een uniek nummer, de naam en de rechtsvorm opgenomen en op grond van artikel 31 de contactgegevens. In het derde lid worden gegevens aangewezen waarvoor de exceptie van artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de wet, geldt. Deze gegevens hoeven dus niet te worden opgegeven. Het gaat dan om de statutaire zetel, de datum van aanvang van de rechtspersoon of de activiteiten en de vestigingen van een kerkgenootschap of lichaam.

Het is mogelijk voor een kerkgenootschap of een zelfstandig onderdeel ervan, naar analogie met de informele vereniging, om zich in te schrijven in het handelsregister. In dat geval kan ervoor worden gekozen om een aantal gegevens op te laten nemen. Niet elk van de gegevens genoemd in het vierde lid hoeft te worden opgegeven.

Artikelen 16 en 17 van de Wet bescherming persoonsgegevens verbieden specifiek het registreren van de geloofsovertuiging van natuurlijke personen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging of de hoedanigheid als bestuurder van een kerkgenootschap is als zodanig geen bewijs van het aanhangen van de geloofsovertuiging van dat kerkgenootschap. Door de grote correlatie tussen de geloofsovertuiging van de bestuurder en de geloofsovertuiging van het kerkgenootschap zou het feitelijk neerkomen op de registratie van de geloofsovertuiging van een persoon. Op grond van artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om dergelijke gegevens te registreren. Daarom worden in dit besluit expliciet geen persoonsgegevens opgenomen in relatie tot een kerkgenootschap of een lichaam.

Artikel 32

Er bestaan rechtspersonen in Nederland die hun rechtspersoonlijkheid hebben verkregen op grond van zeer oude en inmiddels vervallen regelgeving. De rechtspersoonlijkheid is evenwel blijven bestaan. Daaronder vallen onder meer de volgende rechtspersonen: hofjes, fundaties, boermarken. Over deze en andere overige rechtspersonen worden de gegevens genoemd in dit artikel opgenomen in verband met de rechtszekerheid van het economische verkeer.

Artikel 33

Van publiekrechtelijke rechtspersonen kan niet altijd de statutaire zetel en de datum van aanvang worden achterhaald. Aan deze gegevens is ook geen grote behoefte in verband met de rechtszekerheid in het economische verkeer, noch in verband met het doel genoemd in artikel 2, onderdeel b, van de wet. Daarom worden deze gegevens uitgezonderd van de verplichting om ze op te nemen.

Artikel 34

Indien een onderneming wordt gedreven door een publiekrechtelijke rechtspersoon, dan dient het de rechtszekerheid indien de naam en de bevoegdheid van degene die de onderneming bestuurt wordt opgenomen. Deze bevoegdheid kan bij of krachtens de wet aan hem toegekend zijn, maar ook door middel van een volmacht. Deze bepaling jo. artikel 16a van de wet geeft inzicht in de bevoegdheid van een bestuurder om de onderneming te vertegenwoordigen. Immers artikel 16a van de wet verplicht de publiekrechtelijke rechtspersoon reeds tot het opnemen van de verleende volmachten om de rechtsperoon privaatrechtelijk te binden. Deze volmacht kan zowel op naam als op functie worden verleend. Daarom is het bevorderlijk voor de rechtszekerheid in het economische verkeer indien in geval er een onderneming wordt gedreven, de namen van de bestuurders worden opgenomen, indien de naam niet reeds op grond van artikel 16a van de wet wordt opgenomen. De overige relevante gegevens omtrent de bevoegdheid van de bestuurder volgen dan op grond van artikel 16a van de wet.

§ 5. Vestiging

Artikel 35

Voor zover van toepassing en in gebruik worden over elke vestiging de genoemde gegevens opgenomen. De aanduiding van de uitgeoefende activiteit kan per vestiging verschillen met de activiteit bedoeld in artikel 11 van het besluit.

§ 6. Bijzondere gegevens

Artikel 36 tot en met 41

Deze artikelen bevatten de op te nemen bijzondere gegevens. De artikelen komen inhoudelijk overeen met artikel 23 en de artikelen 25 tot en met 28 van het Handelsregisterbesluit 1996. Deze artikelen moeten in combinatie met artikel 6 worden gelezen, waarin degenen staan vermeld die tot het doen van de opgave verplicht zijn.

Ten aanzien van de bewindvoerder wordt in artikel 37 een onderdeel toegevoegd dat aangeeft of de bewindvoerder alleen of slechts gezamenlijk met de onder bewind gestelde mag handelen. Dit gegeven raakt aan de inhoud van de bevoegdheid van de bewindvoerder en is daarmee een relevant gegeven voor de rechtszekerheid in het economisch verkeer.

§ 7. Ondersteunende gegevens

Artikel 42

Artikel 39 van de wet maakt het mogelijk dat de kamer over meldingen gegevens opneemt. Deze gegevens kunnen dan door de bestuursorganen worden gebruikt, indien een gegeven «in onderzoek» staat. De op grond van artikel 39 van de wet opgenomen gegevens kunnen aan het bestuursorgaan houvast bieden in de afweging om het in onderzoek staande gegeven al dan niet te gebruiken. Dit kunnen gegevens zijn betreffende het onderzoek dat is uitgevoerd of gegevens die afkomstig zijn uit de melding zelf. Omdat met het systeem van meldingen geen ervaring is opgedaan en de gegevens omtrent een melding kunnen variëren van geval tot geval, dient de kamer van geval tot geval te beoordelen welke gegevens van nut kunnen zijn, en deze in het register op te nemen.

Hoofdstuk 5. Gegevens uit andere basisregistraties afkomstig

Artikel 43

De in dit artikel genoemde gegevens worden in het register overgenomen uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. De kamer heeft hierin geen eigen afweging te maken of enige onderzoeksplicht. De doorwerking van een wijziging van een gegeven in de gemeentelijke basisadministratie in het register is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, immers de kamer neemt daarover geen beslissing. Evenmin is het een wijziging op grond van een melding in de zin van artikel 32 van de wet. De informatiefunctie van het Handelsregister brengt met zich mee dat het noodzakelijk is dat ook de datum waarop de wijzigingen in gingen mede opgenomen wordt. Artikel 9, eerste lid, is daarom ook van toepassing op deze gegevens.

Artikel 44

Voor het maken van een koppeling tussen het register en de daarin opgenomen gegevens en de andere basisregistraties waaruit de gegevens afkomstig zijn, is tijd nodig. Dit artikel stelt de termijn daarvoor op 72 uur. Op het moment dat de koppeling gemaakt is, wordt een wijziging in het andere basisregister onmiddellijk verwerkt in het handelsregister.

Hoofdstuk 6. Wijzigingen van opgenomen gegevens

Artikelen 45

Het formulier dat gebruikt kan worden voor een melding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Met de gebruikers en de kamers zal daarover worden afgestemd. De melding vormt een kernelement in de nieuwe opzet van het register als basisregistratie. Door een formulier voor de melding vast te stellen bij ministeriële regeling, in plaats van te laten vaststellen door de kamers, kan met de betrokken gebruikers afstemming plaatsvinden, maar wordt tevens de gewenste flexibiliteit behouden. Er kunnen zich immers met deze nieuwe techniek onvoorziene situaties voordoen, waardoor behoefte kan ontstaan aan een gewijzigd formulier.

In het tweede lid zijn de minimale gegevens opgenomen die nodig zijn om een melding op de juiste manier te kunnen verwerken. Deze gegevens vormen het uitgangspunt voor het formulier, bedoeld in het eerste lid.

Het derde lid ziet op de situatie dat een onderneming of rechtspersoon niet in het register opgenomen is, en er dus niet de benodigde unieke nummers in de melding genoemd kunnen worden. Dat vergt een andere behandeling en daarom is een aantekening daarvan op het formulier nuttig.

Artikel 46

Op grond van artikel 39, onderdeel c, van de wet wordt in dit artikel bepaald dat de aantekening «in onderzoek» wordt opgenomen bij het gegeven dat in onderzoek is. Indien bijvoorbeeld slechts gerede twijfel bestaat over de juistheid van het huisnummer in het adres, is het niet zinvol om de gehele onderneming «in onderzoek» te zetten.

Artikel 47

Degene die een melding heeft gedaan dient als betrokken bestuursorgaan op de hoogte te worden gehouden van de uitkomst van het onderzoek. Omdat tegen een besluit om al dan niet te wijzigen bezwaar en beroep openstaan, is het eveneens van belang om het bestuursorgaan te informeren indien daarvan gebruik is gemaakt.

Artikel 48

De kamers zijn op grond van dit artikel bevoegd tot het wijzigen van alle opgenomen gegevens in het register. De bevoegdheid om de authentieke gegevens te wijzigen was reeds gegeven op grond van artikel 38, eerste lid, van de wet. Dit artikel breidt die bevoegdheid uit tot de niet-authentieke gegevens.

Artikel 49

De civiele rechter kan zich uitspreken over de rechtmatigheid van enig ingeschreven gegeven, bijvoorbeeld indien de juistheid van de oprichting van een rechtspersoon in rechte wordt betwist. Als de rechter oordeelt dat een gegeven onrechtmatig is ingeschreven, dan volgt daaruit dat het gegeven niet langer ingeschreven kan zijn. Een aantekening omtrent de uitspraak waarin de onrechtmatigheid is vastgesteld kan dan op verzoek van een belanghebbende worden opgenomen.

Hoofdstuk 7. Uitzondering derdenwerking

Artikel 50

Op basis van artikel 25, vierde lid, onderdeel c, van de wet, kan aan bepaalde gegevens de derdenwerking worden ontnomen. In dit artikel worden daartoe de gegevens aangewezen die over een rechtspersoon of onderneming door middel van een ambtshalve eerste inschrijving door de kamer opgenomen zijn.

De kamer is bevoegd een onderneming of rechtspersoon ambtshalve voor de eerste maal in te schrijven. In dergelijke gevallen ontbreekt de handtekening van degene die tot het doen van opgave verplicht is. Pas op het moment dat deze persoon (of personen) de inschrijving bekrachtigt, kan aan de opgenomen gegevens derdenwerking worden toegekend. Het effect van derdenwerking kan pas voor de rekening van de ondernemer of rechtspersoon komen indien deze zich bewust is van de inschrijving in het register en de openbaarheid van de gegevens. De handtekening bevestigt dit bewustzijn. Daarnaast is de handtekening meestal de sluitsteen van een volledige set van gegevens, die worden opgegeven. Daarmee is de inschrijving volwaardig geworden en is er geen reden om de derdenwerking eraan te onthouden.

Hoofdstuk 8. Verstrekking van gegevens

Artikel 51

Om te voorkomen dat de gegevens omtrent het privé-adres van een bestuurder of andere functionaris van een rechtspersoon worden misbruikt, worden ze afgeschermd. Omdat er in bepaalde omstandigheden behoefte aan kan zijn, kunnen ze wel worden ingezien door een beperkte groep van gebruikers. Het woonadres wordt niet afgeschermd voor de beheerder van boeken en bescheiden en de bestuurder (of andere functionarissen) van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, een vereniging van eigenaars en een overige privaatrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Zie tevens de algemene toelichting.

Naar aanleiding van het advies van het College Bescherming persoonsgegevens is de mogelijkheid opgenomen om ook het woonadres van andere natuurlijke personen af te schermen. In zeer bijzondere gevallen kan ook het woonadres van een natuurlijk persoon worden afgeschermd. In situaties als verblijf in een opvanghuis (Blijf-van-mijn-lijf huis) wordt het woonadres van een natuurlijk persoon reeds vanuit de GBA afgeschermd. Er zijn echter situaties denkbaar dat die regeling niet volstaat; in dat geval kan betrokkene op eigen verzoek en onder strikte voorwaarden om afscherming verzoeken. Als bijzondere omstandigheden die afscherming rechtvaardigen kunnen bijvoorbeeld worden aangemerkt het zijn van aangever of getuige in een ernstige strafzaak.

De persoon die om een dergelijke afscherming verzoekt moet wel doen wat in zijn vermogen ligt om de bekendheid van zijn adres te verkleinen. Daaronder moet in ieder geval worden verstaan dat er een verzoek moet zijn gedaan bij het college van burgemeester en wethouders om het woonadres in de gemeentelijk basisadministratie niet aan derden te verstrekken.

Artikel 52

Het eerste lid van dit artikel breidt de verplichting voor de kamers van koophandel om te zorgen voor publicatie van bepaalde gegevens en bescheiden uit ten opzichte van artikel 24 van de wet. Deze uitbreiding is noodzakelijk omdat de verplichting van artikel 24 van de wet niet volledig overeenkomt met de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen 68/151/EEG en 1435/2003.

Het tweede lid beperkt de publicatieplicht van de kamers tot enkel die gegevens ten aanzien waarvan Europeesrechtelijk dwingend is voorgeschreven dat deze gepubliceerd dienen te worden.

Artikel 53

De inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28 746) wordt verwacht binnen afzienbare termijn. Die wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek houden een wijziging in van vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en maatschappen in openbare vennootschappen met of zonder rechtspersoonlijkheid. Dat betekent dat er op een aantal plekken een wijziging in dit besluit moet worden doorgevoerd. Dit artikel voorziet daarin.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 2008, nr. 129.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2006/07, 30857, nr. 3.

Naar boven