Besluit van 5 juni 2008 inzake de wijziging van diverse amvb’s ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 april 2008, no. TRCJZ/2008/1227, Directie Juridische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

Gelet op de artikelen 3, onderdeel f, 10, 11, 15, eerste lid, onderdeel e, en vierde lid, 25, eerste lid, 78, 102 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 2008, no. W11.08.0151/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 juni 2008, no. TRCJZ/2008/1506, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit niet gehouden dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

In dit besluit wordt verstaan onder wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

B

Artikel 2, vierde lid, vervalt.

ARTIKEL II

Het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

Als soorten van dieren bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de wet worden aangewezen alle:

a. diersoorten behorend tot de klasse zoogdieren,

b. diersoorten behorend tot de klasse vogels,

c. vissen behorend tot de superklasse Agnatha en tot de klassen Chondrichthyes en Osteichthyes, weekdieren van het phylum Mollusca en schaaldieren van het subphylum Crustacea.

ARTIKEL III

Het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b. verordening (EG) nr. 2160/2003: verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325);

c. richtlijn nr. 2003/99/EG: richtlijn nr. 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van richtlijn nr. 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325);

d. richtlijn nr. 92/119/EEG: richtlijn nr. 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PbEG 1993, L 62).

B

In artikel 5 vervalt «de in bijlage A, lijsten I en II van richtlijn nr. 91/67/EEG genoemde visziekten».

C

In artikel 6 vervalt «de in bijlage A, lijsten I en II, van richtlijn nr. 91/67/EEG genoemde visziekten».

D

De artikelen 6a en 6b vervallen.

ARTIKEL IV

Het Besluit verdachte dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel b, door een puntkomma, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

c. richtlijn nr. 2006/88/EG: richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

d. EG-maatregel: verordening, richtlijn, onderscheidenlijk beschikking als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, vastgesteld door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, of de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

e. aquacultuurdier: aquacultuurdier, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

f. waterdier: waterdier, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit is niet van toepassing op:

a. waterdieren voor sierdoeleinden gekweekt in niet-commerciële aquaria,

b. waterdieren uit het wild verzameld of gevangen die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn, en

c. waterdieren gevangen voor de productie van vismeel, visvoer, visolie en soortgelijke producten.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen gg en hh komen als volgt te luiden:

gg. de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG genoemde ziekten bij aquacultuurdieren: de door Onze Minister vastgestelde termijn die per geval kan verschillen;

hh. andere besmettelijke dierziekten die ter uitvoering van EG-maatregelen bestreden moeten worden: de door Onze Minister vastgestelde termijn.

2. De onderdelen ii tot en met het laatste onderdeel oo vervallen.

D

Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen ee en ff komen als volgt te luiden:

ee. de door Onze Minister vastgestelde periode bij de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG genoemde ziekten bij aquacultuurdieren, welke periode per geval kan verschillen;

ff. de door Onze Minister vastgestelde periode bij andere besmettelijke dierziekten die ter uitvoering van EG-maatregelen bestreden moeten worden.

2. De onderdelen gg tot en met het laatste onderdeel mm vervallen.

ARTIKEL V

Het Besluit vervoer van en naar besmette of van besmetting verdachte gebouwen en terreinen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b. richtlijn nr. 2006/88/EG: richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

c. aquacultuurdier: aquacultuurdier, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

d. gevoelige soort: gevoelige soort, bedoeld in bijlage I, onderdeel n, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

e. vector: vector, bedoeld in bijlage I, onderdeel o, van richtlijn> nr. 2006/88/EG.

B

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

Als soorten of categorieën van dieren, producten of voorwerpen waarvan het vervoer is verboden van gebouwen en terreinen waar een kenteken als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet is geplaatst, worden aangewezen:

a. bij runderpest, brucellose, tuberculose ten gevolge van M. tuberculosis en M. bovis, Afrikaanse varkenspest, rabies, kwade droes, virale paardeëncefalomyelitiden, infectieuze anemie, miltvuur, vesiculaire stomatitis, besmettelijke bovine pleuropneumonie, Teschener-ziekte, vesiculaire varkensziekte, bovine spongiforme encefalopathie, blue tongue, pest van de kleine herkauwer, Rift Valley koorts, schape- en geitepokken, nodulaire dermatose, enzoötische hemorragische ziekte bij herten, psittacose en Amerikaans vuilbroed:

alle soorten of categorieën van dieren, voertuigen, vlees of kadavers van voor de ziekte vatbare dieren, diervoeders, materiaal, afval, uitwerpselen, strooisel, mest of andere voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

b. bij mond- en klauwzeer: alle soorten of categorieën van dieren, voertuigen, vlees of kadavers van herkauwers of varkens, diervoeders, gereedschap, voorwerpen of andere stoffen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

c. bij klassieke varkenspest: alle soorten of categorieën van dieren, voertuigen, vlees of kadavers van varkens, diervoeders, gereedschap of andere voorwerpen en afvallen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

d. bij Afrikaanse paardepest: paardachtigen of kadavers van paardachtigen;

e. bij vogelpest en pseudo-vogelpest: alle soorten of categorieën van dieren, voertuigen, vlees of kadavers van pluimvee, duiven en loopvogels, diervoeders, materiaal, afval, uitwerpselen, strooisel, eieren of andere voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

f. bij epizoötische hematopoïetische necrose, epizoötisch ulceratief syndroom, besmetting met Bonamia exitiosa, besmetting met Perkinsus marinus, besmetting met Microcytos mackini, Taura syndroom, Yellow head ziekte, virale hemorragische septikemie, infectieuze hematopoïetische necrose, besmetting met koi herpes virus, infectieuze zalmanemie, besmetting met Marteilia refringens, besmetting met Bonamia ostrea, witte vlekken ziekte: aquacultuurdieren behorend tot soorten die gevoelig zijn, of als vector kunnen fungeren, voor de betreffende ziekte, water waarmee deze dieren in aanraking zijn geweest, de producten van deze dieren of andere voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

g. bij dourine: paardachtigen;

h. bij endemische leukose bij runderen: alle runderen, voertuigen, afval, uitwerpselen, strooisel, mest of andere voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn.

C

Artikel 3, onderdeel d, komt als volgt te luiden:

d. bij epizoötische hematopoïetische necrose, epizoötisch ulceratief syndroom, besmetting met Bonamia exitiosa, besmetting met Perkinsus marinus, besmetting met Microcytos mackini, Taura syndroom, Yellow head ziekte, virale hemorragische septikemie, infectieuze hematopoïetische necrose, besmetting met koi herpes virus, infectieuze zalmanemie, besmetting met Marteilia refringens, besmetting met Bonamia ostrea, witte vlekken ziekte: aquacultuurdieren behorend tot soorten die gevoelig zijn, of als vector kunnen fungeren, voor de betreffende ziekte, water waarmee deze dieren in aanraking zijn geweest, de producten van deze dieren of andere voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn;

ARTIKEL VI

Het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b. serum: diergeneesmiddel dat bereid is uit bloed of lymphe van dieren, of dat afkomstig is uit dierlijke producten, en dat – al dan niet vermengd met andere substanties – bestemd is voor gebruik ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door passieve immunisatie;

c. entstof: diergeneesmiddel dat bereid is uit of met behulp van micro-organismen, virussen of parasieten en dat – al dan niet vermengd met andere substanties – bestemd is voor gebruik ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door actieve immunisatie;

d. richtlijn nr. 92/119/EEG: richtlijn nr. 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PbEG 1993, L 62);

e. richtlijn nr. 2006/88/EG: richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

f. aquacultuurdier: aquacultuurdier, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

g. waterdier: waterdier, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

B

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Het verbod, gesteld in het eerste lid, geldt niet voor het behandelen of door middel van derden behandelen van aquacultuurdieren met levende entstof in het kader van wetenschappelijke studies ten behoeve van de ontwikkeling en het testen van vaccins tegen de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG genoemde ziekten bij aquacultuurdieren, mits:

    a. de ontwikkeling en het testen plaatsvinden onder gecontroleerde omstandigheden, en

    b. adequate maatregelen genomen worden ter bescherming van andere waterdieren tegen de schadelijke gevolgen van de in het kader van de studies uitgevoerde vaccinaties.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op:

    a. waterdieren voor sierdoeleinden gekweekt in niet-commerciële aquaria,

    b. waterdieren uit het wild verzameld of gevangen die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn, en

    c. waterdieren gevangen voor de productie van vismeel, visvoer, visolie en soortgelijke producten.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Het is voor alle categorieën van houders van dieren verboden vee, pluimvee, nertsen en andere in het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten aangewezen soorten of categorieën van dieren te behandelen of door middel van derden te behandelen met niet levende entstoffen en met sera tegen mond- en klauwzeer, varkenspest, paardepest, aviaire influenza, ziekte van Aujeszky, de in Bijlage I van richtlijn nr. 92/119/EEG genoemde dierziekten en de in Bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG genoemde ziekten bij aquacultuurdieren, dan wel tegen andere, bij ministeriële regeling aangewezen besmettelijke dierziekten, tenzij Onze Minister het gebruik van bepaalde niet levende entstoffen en sera heeft toegelaten in aangewezen gebieden met betrekking tot bepaalde dieren, diersoorten of diercategorieën of Onze Minister ontheffing heeft verleend.

  • 2. Het verbod, gesteld in het eerste lid, geldt niet voor het behandelen of door middel van derden behandelen van aquacultuurdieren met niet levende entstoffen en sera in het kader van wetenschappelijke studies ten behoeve van de ontwikkeling en het testen van vaccins tegen de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG genoemde ziekten bij aquacultuurdieren, mits:

    a. de ontwikkeling en het testen plaatsvinden onder gecontroleerde omstandigheden, en

    b. adequate maatregelen genomen worden ter bescherming van andere waterdieren tegen de schadelijke gevolgen van de in het kader van de studies uitgevoerde vaccinaties.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op:

    a. waterdieren voor sierdoeleinden gekweekt in niet-commerciële aquaria,

    b. waterdieren uit het wild verzameld of gevangen die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn, en

    c. waterdieren gevangen voor de productie van vismeel, visvoer, visolie en soortgelijke producten.

ARTIKEL VII

Het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

b. richtlijn nr. 2006/88/EG: richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

B

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

Onze Minister kan het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van:

a. dieren van soorten en categorieën behorende tot:

1°. de onderstam gewervelde of ongewervelde dieren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 92/65/EEG, niet zijnde vee, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de wet;

2°. de klasse vogels, genoemd in artikel 2, eerste lid, van richtlijn nr. 90/539/EEG, niet zijnde pluimvee, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de wet;

b. aquacultuurdieren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2006/88/EG, met uitzondering van de dieren genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze richtlijn, of

c. producten van dierlijke oorsprong alsmede producten van niet gehouden dieren, genoemd of bedoeld in de artikelen van de verordeningen en richtlijnen, opgenomen in de bijlage bij dit besluit,

verbieden, tenzij de zending overeenkomstig daartoe door Onze Minister gestelde regels voorzien is van een of meer merken en vergezeld gaat van een of meer bewijsstukken aangebracht onderscheidenlijk afgegeven op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek, ten bewijze dat voldaan is aan door Onze Minister met het oog op de uitvoer gestelde eisen.

C

Artikel 3, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Een wijziging van een of meer onderdelen van de richtlijnen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met c, treedt voor de toepassing van dat artikelonderdeel, waarin wordt verwezen naar de richtlijn die is of de richtlijnen die zijn gewijzigd, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

D

De bijlage bij het besluit wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel van de bijlage komt te luiden:

Bijlage bij artikel 2, onderdeel c

2. De tekst bij het vierde gedachtenstreepje komt te luiden:

– de artikelen van richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328).

ARTIKEL VIII

Het Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 juli 1998 houdende onder meer wijziging van diverse besluiten op het gebied van dierziektebestrijding (Stb. 1998, 647) wordt ingetrokken.

ARTIKEL IX

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 5 juni 2008

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Algemeen

Onderhavig besluit wijzigt verschillende besluiten en dient ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (verder «richtlijn nr. 2006/88/EG»). Met deze richtlijn zijn drie eerdere richtlijnen ingetrokken (richtlijn nr. 1991/67/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten, verder «richtlijn nr. 1991/67/EEG», richtlijn nr. 1993/53/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, verder «richtlijn nr. 1993/53/EEG», en richtlijn nr. 1995/70/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren, verder «richtlijn nr. 1995/70/EG»).

De volgende besluiten zijn gewijzigd: het Besluit niet gehouden dieren, het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten, het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, het Besluit verdachte dieren, het Besluit vervoer van en naar besmette of van besmetting verdachte gebouwen en terreinen, het Besluit gebruik sera en entstoffen en het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong. Het Besluit houdende onder meer wijziging van diverse besluiten op het gebied van dierziektebestrijding wordt ingetrokken. De wijzigingen van de besluiten zijn in hoge mate van technische aard. Het betreft met name aanpassingen van verwijzingen en aanpassingen in verband met de bredere werkingssfeer van richtlijn nr. 2006/88/EG.

§ 2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 1, onderdeel b, en artikel 2, vierde lid, van het Besluit niet gehouden dieren vervallen. Ingevolge artikel 2, vierde lid, van dit besluit was het verplicht om van een abnormale sterfte onder niet gehouden tweekleppigen terstond kennis te geven aan de burgemeester van de gemeente waar de dieren zich bevonden. Bedoelde kennisgevingsverplichting aan de burgemeester is niet noodzakelijk ter implementatie van richtlijn nr. 2006/88/EG en is bovendien verouderd. Deze verplichting vervalt derhalve, alsmede de definitie van abnormale sterfte in artikel 1, onderdeel b.

Artikel II

Artikel 2 van het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten is aangepast aan de bredere werkingssfeer van richtlijn 2006/88/EG. Aangewezen zijn alle waterdieren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 2006/88/EG, omdat deze richtlijn bestrijdings- en preventiemaatregelen ten aanzien van die dieren voorschrijft.

Artikel III

Het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten dient niet langer als implementatie van Europese richtlijnen ter bestrijding van ziekten bij aquaucultuurdieren. Verwijzingen en artikelen uit het besluit die dienden ter implementatie van verplichtingen uit richtlijn nr. 1991/67/EEG, richtlijn nr. 1993/53/EEG en richtlijn nr. 1995/70/EG zijn vervallen.

Artikel IV

In de artikelen 3 en 5 van het Besluit verdachte dieren zijn de termijnen die gelden voor verdacht verklaring en voor de periode waarin de verdacht verklaring voortduurt, aangepast. Voortschrijdend wetenschappelijk inzicht heeft aangetoond dat het niet goed mogelijk is om voor ziekten bij vissen, weekdieren en schaaldieren algemeen geldende termijnen te geven, zoals voor de andere dierziekten genoemd in de artikelen 3 en 5. Waar het bij warmbloedige dieren, met een min of meer constante lichaamstemperatuur, mogelijk is om in algemene zin conclusies te trekken ten aanzien van de periode dat zij besmet kunnen raken met een ziekte of deze ziekte op anderen kunnen overdragen, ligt dat bij de koudbloedige vissen, weekdieren en schaaldieren anders. Omdat hierbij factoren als watertemperatuur, stress bij het dier, het seizoen, de leeftijd van het dier en de genetische achtergrond van het dier – factoren die per ziektegeval kunnen verschillen –- een belangrijke rol spelen, is in zowel artikel 3 als artikel 5 opgenomen dat Onze Minister in individuele gevallen termijnen kan stellen. Zo kan rekening worden gehouden met de hiervoor genoemde, per situatie verschillende, factoren. Omdat met deze delegatie wordt afgeweken van artikel 15, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (verder «de wet»), en het uitvoering van Europese verplichtingen betreft aangaande onderwerpen waarop de wet betrekking heeft, is onderhavig besluit mede op artikel 111 gebaseerd.

Artikel V

Artikel 2, onderdeel f, en artikel 3, onderdeel d, van het Besluit vervoer van en naar besmette of van besmetting verdachte gebouwen en terreinen zijn aangepast aan de werkingssfeer van richtlijn 2006/88/EG.

Ingevolge de aangepaste artikelen 2 en 3 is het vervoer verboden van aquacultuurdieren die behoren tot soorten die gevoelig zijn voor de betreffende ziekte of die als vector kunnen fungeren voor die ziekte, van mogelijk besmet water, producten van bedoelde aquacultuurdieren en andere voorwerpen die wellicht smetstof met zich meedragen. Dit sluit aan bij de systematiek van artikel 25, eerste lid, van de wet. Omdat hoofdstuk V van richtlijn nr. 2006/88/EG niet een absoluut verbod kent en de richtlijn bepaalde vervoersstromen van aquacultuurdieren, producten en voorwerpen, van en naar een verdacht verklaard gebouw of terrein, wel toestaat, worden de door de richtlijn toegestane vervoersstromen mogelijk gemaakt met een vrijstelling op grond van artikel 107 van de wet.

Artikel VI

Ter implementatie van artikel 48, vierde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG, dat vaccinatie ten behoeve van de ontwikkeling en het testen van vaccins onder voorwaarden mogelijk maakt, is aan artikel 2 een vijfde lid en aan artikel 3 een tweede lid toegevoegd.

Artikel VII

De verwijzingen in het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong naar de ingetrokken richtlijn nr. 91/67/EEG zijn vervangen door verwijzingen naar richtlijn nr. 2006/88/EG.

Artikel VIII

Het Besluit houdende onder meer wijziging van diverse besluiten op het gebied van dierziektebestrijding is ingetrokken. Hiermee komt een, tot nu toe niet gebruikte, mogelijkheid om de medewerking te vorderen van het bestuur van het Productschap Vis bij het opzetten en uitvoeren van een bewakings- en bemonsteringsprogramma voor tweekleppige weekdieren te vervallen.

§ 3. Financiële consequenties, bedrijfseffecten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het onderhavige besluit heeft niet of nauwelijks kostenverhogende effecten voor burger of bedrijfsleven. Het Besluit leidt tot een verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven door het vervallen van de relevante verplichtingen uit de artikelen 5 en 6 van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten. De omvang van de verlaging is niet goed te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van de specifieke situaties op individuele bedrijven.

Omdat in het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten meer diersoorten zijn aangewezen en derhalve eventueel te nemen preventie- en bestrijdingsmaatregelen en ook verplichtingen voor monitoring, betrekking kunnen hebben op een groter aantal dieren, kunnen bedrijfseffecten optreden. Deze zijn op voorhand niet te kwantificeren.

Aangezien de wijzigingen grotendeels van technische aard zijn, zullen zij niet of nauwelijks effect hebben op de uitvoering en de handhaving van de besluiten. Wel worden in artikel 3, onderdeel gg, en artikel 5, eerste lid, onderdeel ee, van het Besluit verdachte dieren nieuwe besluiten van Onze Minister geïntroduceerd voor het verdacht verklaren van aquacultuurdieren en voor de periode gedurende welke de verdacht verklaring van deze dieren voortduurt. Dit betreft een uitbreiding van werkzaamheden. Deze kan echter voor een deel worden ingepast binnen al de bestaande werkzaamheden.

§ 4. Inwerkingtreding

Artikel II van het onderhavige besluit moet, op grond van artikel 110 van de wet, aan beide Kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd. Gelet hierop zullen de artikelen van dit besluit in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend zal worden vastgesteld. Voor artikel II zal dit tijdstip zo kort mogelijk na het verstrijken van de op grond van artikel 110 van de wet geldende termijn van dertig dagen, zijn. Dit uiteraard indien de Kamer geen inwerkingtreding bij wet verlangt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 2008, nr. 129.

Naar boven