Besluit van 5 juni 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van
inwerkingtreding van een aantal artikelen van de wet van 17 februari
2007 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het
vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter
bescherming van de consument (Stb. 158) en van een aantal artikelen van
het besluit van 2 april 2008, houdende wijziging van het Besluit
universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met het
stellen van nadere regels aan het gebruik van nummers ter bescherming
van de consument (Stb. 119)
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van
2 juni 2008, nr. WJZ 8061474;
Gelet op
artikel V van de wet van 17 februari 2007
tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen
van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van
de consument (Stb. 158), en
artikel II van het besluit van 2 april
2008, houdende wijziging van het Besluit universele dienstverlening en
eindgebruikersbelangen in verband met het stellen van nadere regels aan
het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb.
119);
Hebben
goedgevonden en
verstaan:
Artikel 1
De artikelen
I, onderdelen A, B, D tot en met K, en M tot en met P, II, III en IV
van de wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de
Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere
bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de
consument (Stb. 158) treden in werking met ingang van 1 juli
2008.
Artikel 2
Artikel I,
onderdelen A, B, D, E en F, artikel 3.6a, van het besluit van
2 april 2008, houdende wijziging van het Besluit universele
dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met het stellen
van nadere regels aan het gebruik van nummers ter bescherming van de
consument (Stb. 119), treedt in werking met ingang van 1 juli
2008.
Artikel 3
Artikel I,
onderdeel C, van de wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de
Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere
bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de
consument (Stb. 158) en artikel I, onderdeel F, artikel 3.6b, van het
besluit van 2 april 2008, houdende wijziging van het Besluit universele
dienstverlening en eindgebruikersbelangen in verband met het stellen
van nadere regels aan het gebruik van nummers ter bescherming van de
consument (Stb. 119), treden in werking op het tijdstip waarop de
artikelen 193c en 193d van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in werking
treden.
Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van
dit besluit, dat met de bijbehorende nota van toelichting in het
Staatsblad zal worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 5
juni
2008
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Economische
Zaken,
F. Heemskerk
Uitgegeven de negentiende juni 2008
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
De wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de
Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere
bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de
consument (Stb. 158) en het besluit van 2 april 2008, houdende
wijziging van het Besluit universele dienstverlening en
eindgebruikersbelangen in verband met het stellen van nadere regels aan
het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb. 119)
bevatten regels voor aanbieders van openbare elektronische
communicatiediensten en nummergebruikers ter bescherming van de
consument.
Deze wet en het genoemde besluit kunnen thans in
werking treden, met uitzondering van de onderdelen (artikel I,
onderdeel L, van de wet, en artikel I, onderdeel C, van het besluit)
die betrekking hebben op de beslechting door een door de Minister van
Justitie erkende geschillencommissie van geschillen tussen consumenten
en nummergebruikers. Dit hangt samen met het feit dat thans nog niet
bekend is op welk tijdstip een geschillencommissie waarbij
nummergebruikers zich uit hoofde van het nieuwe artikel 12.1, tweede
lid van de wet zouden moeten aansluiten, operationeel zal zijn.
De onderdelen die een relatie hebben met de bepalingen inzake
oneerlijke handelspraktijken (artikel I, onderdeel C van de wet, en
artikel I, onderdeel F, artikel 3.6b, van het besluit) die onderwerp
zijn van het voorstel van wet tot aanpassing van de Boeken 3 en 6 van
het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende
oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de
interne markt (Kamerstukken I 2007/2008, 30 928), welk wetsvoorstel nog
niet tot wet is verheven en in werking is getreden, treden in werking
op het tijdstip dat de artikelen 193c en 193d van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek in werking treden.
De
Staatssecretaris van
Economische
Zaken,
F. Heemskerk