Besluit van 29 mei 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn 2007/35/EG betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 april 2008, nr. HDJZ/AWW/2008-392, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn 2007/35/EG van de Commissie van 18 juni 2007 (PbEU l 157) tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en de artikelen 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 2008, nr. W09.08.0120/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 22 mei 2008, nr. CEND/HDJZ/2008-542/sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel n2 komt te luiden:

n2. contourmarkering: opvallende markering die dient om de horizontale en verticale dimensie van een voertuig aan te geven;

2. Na onderdeel q4 wordt, onder vernummering van onderdeel q5 tot q6, een onderdeel ingevoegd, luidende:

q5. gedeeltelijke contourmarkering: contourmarkering die de horizontale dimensie van een voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn en de verticale dimensie door middel van een markering van de bovenhoeken;

3. Na onderdeel v1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

v2. hoeklicht: licht dat wordt gebruikt voor aanvullende verlichting van het deel van de weg dat zich bij de voorhoek bevindt, aan de kant waarnaar het voertuig gaat draaien;

4. Onderdeel ad2 komt te luiden:

ad2. lijnmarkering: opvallende markering die dient om de horizontale dimensie van een voertuig aan te geven door middel van een doorlopende lijn;

5. Na onderdeel ar wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ar1. opvallende markering: inrichting die dient om een voertuig van de zij- of achterkant gezien meer zichtbaarheid te geven door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichtbron bevindt;

6. Na onderdeel bd wordt, onder vernummering van onderdeel bd1 tot bd2, een onderdeel ingevoegd, luidende:

bd1. volledige contourmarkering: contourmarkering die de omtrek van het voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn;

B

Artikel 3.2.40, eerste lid, komt te luiden:

1. Personenauto’s die in gebruik worden genomen na 31 december 1994 voldoen wat betreft retroreflecterende voorzieningen, verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen alsmede de installatie daarvan aan richtlijn 76/756/EEG.

C

Artikel 3.2.41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel i vervalt «een of twee».

2. In onderdeel j wordt «een of twee achteruitrijlichten die voldoen aan» vervangen door: een achteruitrijlicht dat voldoet aan.

D

In artikel 3.2.46, eerste lid, worden na onderdeel h, onder vervanging van de punt achter dit onderdeel door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. en extra achteruitrijlicht dat voldoet aan de richtlijnen 76/756/EEG en 77/539/EEG;

j. twee hoeklichten die voldoen aan richtlijn 76/756/EEG.

E

Artikel 3.3.40, eerste lid, komt te luiden:

1. Bedrijfsauto’s die in gebruik worden genomen na 31 december 1994 voldoen wat betreft retroreflecterende voorzieningen, verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen alsmede de installatie daarvan, aan richtlijn 76/756/EEG.

F

Artikel 3.3.41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen i en j, vervalt «een of twee».

2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Bedrijfsauto’s die in gebruik worden genomen na 9 juli 2008 en met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen, zijn voorzien van een derde remlicht dat voldoet aan de richtlijnen 76/756/EEG en 76/758/EEG.

  • 4. Bedrijfsauto’s die in gebruik worden genomen na 9 juli 2008 en met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, niet zijnde bussen, zijn voorzien van opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104.

  • 5. Binnen de volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig, bedoeld in het vierde lid, mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht die voldoen aan ECE-reglement 104, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van deze contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.

  • 6. Onze Minister draagt zorg voor een vertaling van ECE-reglement 104 en doet van de wijze van bekendmaking mededeling in de Staatscourant.

G

Artikel 3.3.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt achter onderdeel m door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

n. extra achteruitrijlichten die voldoen aan de richtlijnen 76/756/EEG en 77/539/EEG;

o. hoeklichten die voldoen aan richtlijn 76/756/EEG.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Bedrijfsauto’s in gebruik genomen voor 10 juli 2008 en met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, mogen zijn voorzien van:

a. opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104, of

b. een lijnmarkering of contourmarkering, die voldoet aan en is aangebracht overeenkomstig ECE-reglement 104, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Supplement 2, van 28 februari 2003, betreffende uniforme eisen voor de goedkeuring van retroreflecterende markeringen voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid worden na het derde lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 9 juli 2008 mogen zijn voorzien van opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104, voorzover deze niet reeds ingevolge artikel 3.3.41 verplicht zijn.

  • 5. Binnen de volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig, bedoeld in het derde of vierde lid, mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht die voldoen aan ECE-reglement 104, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van deze contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.

H

Artikel 3.7.40, eerste lid, komt te luiden:

1. Aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1994 voldoen wat betreft retroreflecterende voorzieningen, verlichting en lichtsignaalinrichtingen alsmede de installatie daarvan aan richtlijn 76/756/EEG.

I

Artikel 3.7.41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding 1. geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel g, vervalt «een of twee».

3. In het eerste lid wordt na onderdeel l, onder vervanging van de punt achter dit onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. achteruitrijlichten die voldoen aan de richtlijnen 76/756/EEG en 77/539/EEG.

4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aanhangwagens die in gebruik worden genomen na 9 juli 2008 en met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, zijn voorzien van opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104.

  • 3. Binnen de volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig als bedoeld in het tweede lid, mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht die voldoen aan ECE-reglement 104, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van deze contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.

  • 4. Onze Minister draagt zorg voor een vertaling van ECE-reglement 104 en doet van de wijze van bekendmaking mededeling in de Staatscourant.

J

Artikel 3.7.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. extra achteruitrijlichten die voldoen aan de richtlijnen 76/756/EEG en 77/539/EEG;

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Aanhangwagens in gebruik genomen voor 10 juli 2008 mogen zijn voorzien van:

a. opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104, of

b. een lijnmarkering of contourmarkering die voldoet aan en is aangebracht overeenkomstig ECE-reglement 104, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Supplement 2, van 28 februari 2003, betreffende uniforme eisen voor de goedkeuring van retroreflecterende markeringen voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid worden na het derde lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Aanhangwagens in gebruik genomen na 9 juli 2008 mogen zijn voorzien van opvallende markeringen die zijn geïnstalleerd volgens richtlijn 76/756/EEG en waarvan het gebruikte materiaal voldoet aan ECE-reglement 104, voorzover deze niet reeds ingevolge artikel 3.7.41 verplicht zijn.

  • 5. Binnen de volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig als bedoeld in het derde of vierde lid mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht die voldoen aan ECE-reglement 104, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van deze contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.

K

Artikel 3.8.7, eerste lid, komt te luiden:

1. Materiaal dat bestemd is voor gebruik als opvallende markering of voor gebruik als retroreflecterend cijfer, of retroreflecterende letter of afbeelding, voldoet aan ECE-reglement 104.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 juli 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 29 mei 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de negentiende juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit bevat een één op één gebonden implementatie van richtlijn 2007/35/EG van de Commissie van 18 juni 2007 (PbEU L 157) tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Deze richtlijn wijzigt de technische eisen op het gebied van retroreflecterende voorzieningen, verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen alsmede de installatie daarvan, voor de typegoedkeuring van een drietal categorieën motorvoertuigen (personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens). Deze richtlijn beoogt onder meer de verkeersveiligheid te vergroten door introductie van de verplichting opvallende markering aan te brengen op bedrijfsauto’s en aanhangwagens. Hierdoor wordt de zichtbaarheid van deze voertuigen en derhalve de veiligheid van de overige weggebruikers vergroot.

Wat betreft de inhoud van de gewijzigde eisen verwijst de richtlijn naar Reglement nr. 48 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE), betreffende uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen wat betreft de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen (gewijzigd in oktober 2006, PbEU L 137, 2007).

VN/ECE-reglementen komen tot stand in het kader van de Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorvoertuigen (Trb. 1959, 83). Dit verdrag is tot stand gekomen in het kader van de divisie transport, voertuigreglementen, van de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE). VN/ECE-reglementen bevatten technische eisen waaraan motorvoertuigen, uitrustingsstukken of onderdelen moeten voldoen voor het verkrijgen van een typegoedkeuring. Een verdragspartij mag een motorvoertuig, uitrustingsstuk of onderdeel alleen van een typegoedkeuring op basis van het verdrag voorzien indien deze voldoet aan de ECE-reglementen.

De Gemeenschap heeft VN/ECE-reglement nr. 48 (en de wijzigingen daarvan) aanvaard en is derhalve verplicht om voertuigen of onderdelen daarvan die aan deze reglementen voldoen, toe te laten indien daarvoor een typegoedkeuring op basis van dit verdrag wordt aangevraagd. Daarnaast kunnen fabrikanten een Europese typegoedkeuring aanvragen, derhalve op basis van de kaderrichtlijn 70/156/EEG. Voor toelating dienen in dat geval de kaderrichtlijn en de daaronder vallende bijzondere richtlijnen te worden toegepast, waaronder de bij richtlijn 2007/35/EG gewijzigde bijzondere richtlijn 76/756/EEG.

Met wijzigingsrichtlijn 2007/35/EG wordt richtlijn 76/756/EEG in overeenstemming gebracht met VN/ECE-reglement nr. 48, waardoor zowel voor een goedkeuring op basis van het verdrag als op basis van de kaderrichtlijn dezelfde technische eisen van toepassing zijn.

Implementatie van richtlijn 2007/35/EG brengt geen nieuwe informatieverplichtingen, maar wel andere bedrijfseffecten met zich mee. De richtlijn bevat zoals aangegeven de verplichting om het voertuig te voorzien van opvallende markering. In de huidige praktijk is slechts een klein deel van het wagenpark voorzien van opvallende markering. Opvallende markering wordt bij de toelating verplicht voor de volgende voertuigcategorieën:

– bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 9 juli 2008, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg (langer dan 6.00 m of breder dan 2.10 m), niet zijnde bussen, en

– aanhangwagens in gebruik genomen na 9 juli 2008 met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg (langer dan 6.00 m of breder dan 2.10 m).

Met het verplicht stellen van opvallende markering wordt beoogd de zichtbaarheid van het voertuig over een lange afstand en dus de herkenbaarheid (bij nacht of slecht weer) te verhogen.

Uit een onderzoek dat in opdracht van de Europese Commissie is uitgevoerd blijkt dat de voordelen van opvallende markering voor de verkeersveiligheid en de Gemeenschap ruimschoots opwegen tegen de extra kosten voor het bedrijfsleven. De kosten voor het aanbrengen van de markering bedragen gemiddeld € 490 per bedrijfsvoertuig, waarvan € 300 materiaalkosten en € 190 arbeidskosten. De kosten kunnen worden afgeschreven over een periode van gemiddeld 12 jaar. Het ligt in de verwachting dat deze kosten in de toekomst zullen dalen tot een bedrag van gemiddeld € 280, waarvan € 180 materiaalkosten en € 100 arbeidskosten. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende aannames:

– in verband met de invoering van de verplichting om opvallende markering toe te passen, zal er meer vraag zijn naar deze markering;

– het aantal fabrikanten in de EU dat opvallende markering produceert die voldoet aan ECE-reglement 104, zal toenemen, en

– het huidige productieproces zal in de toekomst efficiënter worden ingericht.

Richtlijn 2007/35/EG stelt tevens een derde remlicht verplicht voor bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 9 juli 2008 met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen. Deze categorie omvat de kleine bedrijfsauto’s. Voor personenauto’s bestaat de verplichting om een derde remlicht te hebben al veel langer. Kleine bedrijfsauto’s worden in de praktijk ook reeds (standaard) uitgerust met een derde remlicht. Wat deze verplichting betreft worden derhalve geen substantiële effecten voor bedrijven voorzien. Richtlijn 2007/35/EG zondert voertuigen met een open laadruimte of chassis-cabines uit van deze verplichting.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging voorziet erin de definities in het Voertuigreglement in overeenstemming te brengen met Richtlijn 2007/35/EG. Richtlijn 2007/35/EG introduceert een definitie van opvallende markering, gedeeltelijke en volledige contourmarkering en hoeklicht. Deze worden in het Voertuigreglement opgenomen. Tevens worden de reeds bestaande definities van contour- en lijnmarkering met deze richtlijn in overeenstemming gebracht. Contourmarkering en lijnmarkering zijn beide vormen van opvallende markering. Contourmarkering geeft de horizontale en verticale dimensie (de lengte, breedte en hoogte) van een voertuig aan en lijnmarkering de horizontale dimensie (lengte en breedte). Volledige contourmarkering moet worden onderscheiden van gedeeltelijke contourmarkering, waarbij de horizontale dimensie wordt aangegeven door middel van een doorlopende lijn en de verticale dimensie door middel van een markering van de bovenhoeken.

Onderdelen B, E en H

De betreffende artikelen zijn niet inhoudelijk, doch terminologisch gewijzigd zodat in deze soortgelijke artikelen dezelfde formulering wordt gebruikt. Bepaald is dat de (gewijzigde) richtlijn 76/756/EEG (derhalve VN/ECE-reglement nr. 48) van toepassing is en dat retroreflecterende voorzieningen en verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen alsmede de installatie daarvan aan deze richtlijn moeten voldoen.

Onderdelen C, F en I

Het Voertuigreglement kent een onderscheid in verlichting die moet zijn aangebracht en verlichting die mag zijn aangebracht. Deze rubrieken zijn eveneens in overeenstemming gebracht met de gewijzigde richtlijn 76/756/EEG. Voor bedrijfsauto’s en aanhangwagens wijzigt deze richtlijn het aantal verplichte lichten. Tevens wordt een derde remlicht verplicht voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en wordt voor bepaalde voertuigcategorieën opvallende markering verplicht gesteld. Binnen deze aangebrachte opvallende markering mag, voorzover dit volledige contourmarkering betreft, retroreflecterende reclame zijn aangebracht. Deze reclame dient wel aan een aantal eisen te voldoen. Retroreflecterende reclame binnen gedeeltelijke contourmarkering of in combinatie met lijnmarkering kan verwarring wekken bij bestuurders en is met het oog op de verkeersveiligheid niet toegestaan. Dit betekent een voortzetting van de bestaande beleidslijn. Het materiaal van de opvallende markering en van de retroreflecterende reclame moet voldoen aan Reglement nr. 104 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Dit reglement is reeds geïmplementeerd in het Voertuigreglement.

Wat betreft het nieuwe vierde lid van artikel 3.3.41 en het tweede lid van 3.7.41 wordt het volgende opgemerkt. De in deze artikelen omschreven voertuigen moeten zijn voorzien van opvallende markeringen die conform richtlijn 76/756/EEG zijn geïnstalleerd. Deze richtlijn verwijst voor de technische specificaties – zoals in het algemene deel van de toelichting aangeduid – naar ECE-reglement 48. In dit reglement worden bij diverse technische voorschriften een aantal specifieke voertuigtypen uitgezonderd. Het spreekt voor zich dat deze eisen dan ook niet van toepassing zijn op de uitgezonderde typen.

Onderdelen D, G en J

Op grond van de gewijzigde richtlijn wordt nu voorts – naast de reeds bestaande facultatieve verlichting – een «nieuwe» soort verlichting toegestaan, de hoekverlichting. Personenauto’s en bedrijfsauto’s mogen thans ook zijn voorzien van twee hoeklichten. Aanhangwagens mogen zijn voorzien van een extra achteruitrijlicht. Tevens mogen bedrijfsauto’s en aanhangwagens zijn voorzien van opvallende markeringen, indien deze niet al verplicht zijn ingevolge de artikelen 3.3.41 of 3.7.41. Ook hier geldt wederom dat binnen de opvallende markering, voorzover dit volledige contourmarkering betreft, retroreflecterende reclame mag zijn aangebracht mits aan een aantal eisen wordt voldaan. Het materiaal van de opvallende markering en van de retroreflecterende reclame moet voldoen aan Reglement nr. 104 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties.

Wat betreft de artikelen 3.3.46, derde lid en 3.7.46, derde lid, wordt het volgende opgemerkt. De oorspronkelijke versie van ECE-reglement 104 bevatte installatievoorschriften voor lijn- en contourmarkering. Daarnaast bevat dit reglement eisen waaraan het materiaal moet voldoen. De installatievoorschriften zijn door een recente wijziging van dit reglement – Supplement 4 van 18 augustus 2007, in werking getreden op 18 juni 2007 – vervallen. Deze installatievoorschriften zijn echter nog steeds relevant voor de voertuigen die in gebruik zijn genomen vóór inwerkingtreding van de strengere eisen (10 juli 2008). In het derde lid van de artikelen 3.3.46 en 3.3.47 wordt derhalve voor de installatievoorschriften van lijn- en contourmarkering op voertuigen in gebruik genomen voor 10 juli 2008, (statisch) verwezen naar ECE-reglement 104, inclusief de wijzigingen van supplement 2 van 28 februari 2003 (in werking getreden op 10 december 2002). De vertaling van het oorspronkelijke ECE-reglement, inclusief supplement 2 is op 7 mei 2003 ter inzage gelegd bij de Dienst Wegverkeer. Voor opvallende markering op voertuigen in gebruik genomen na 9 juli 2008 gelden de installatievoorschriften die in ECE-reglement 48 zijn opgenomen. Het materiaal van de markering moet voldoen aan ECE-reglement 104. Aangezien de eisen voor het materiaal niet uit dit reglement zijn geschrapt, wordt in het vierde lid van de artikelen 3.3.46 en 3.3.47 dynamisch verwezen naar ECE-reglement 104.

Onderdeel K

Deze wijziging voorziet erin de terminologie in overeenstemming te brengen met richtlijn 2007/35/EG.

Artikel II

Dit artikel bevat de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Transponeringstabel

In onderstaande transponeringstabel is aangegeven op welke wijze richtlijn 2007/35/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.

Artikel(lid) richtlijn 2007/35/EG

Implementatie

artikel 1

Artikelen 1.1, onderdelen n2, q5, v2, ad2, ar1, bd1, 3.2.40, eerste lid, 3.2.41, 3.2.46, eerste lid, 3.3.40, eerste lid, 3.3.41, eerste lid en derde tot en met zesde lid, 3.3.46, eerste lid en derde tot en met zesde lid, 3.7.40, eerste lid, 3.7.41, eerste tot en met vierde lid, 3.7.46, eerste lid en derde tot en met vijfde lid, en 3.8.7, eerste lid, van het Voertuigreglement

artikel 2

Bekendmaking van de totstandkoming van richtlijn 2007/35/EG in de Staatscourant

artikelen 3 tot en met 5

Behoeft geen implementatie (feitelijke uitvoering en slotbepalingen)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven