Besluit van 14 mei 2008 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit alcoholonderzoeken in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders (PbEU L114)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 maart 2008, nr. HDJZ/LUV/2008-292, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders (PbEU L114) en de artikelen 2.2, derde lid, 2.3, eerste, vijfde en zesde lid, en 2.9, tweede en vierde lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 18 april 2008, nr. W09.08.0097/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 mei 2008, nr. CEND/HDJZ-2008-551/sector LUV, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

In de alfabetische rangschikking van artikel 1 worden de volgende onderdelen ingevoegd:

ICAO-locatie-indicator: de uit vier letters bestaande code die is samengesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie overeenkomstig in haar handboek DOC 7910 gegeven regels en is toegewezen aan de locatie van een vast luchtverkeersstation;

sector: een deel van een luchtverkeersleidingsgebied of van een vluchtinformatiegebied;.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust tevens op artikel 2.9, tweede en vierde lid, van de wet.

C

In artikel 13, tweede lid, wordt «artikel 2.9, derde lid» vervangen door: artikel 2.9, vierde lid.

D

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

  • 1. Onze Minister kan op de bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker een of meer van de onderstaande bevoegdverklaringen weergeven op de wijze zoals aangegeven in de bijlage II bij dit besluit:

    a. ADV: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein dat niet over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt (Aerodrome Control Visual);

    b. ADI: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein dat over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt (Aerodrome Control Instrument);

    c. APP: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen zonder hulp van surveillanceapparatuur (Approach Control Procedural);

    d. APS: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen met behulp van surveillanceapparatuur (Approach Control Surveillance);

    e. ACP: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten zonder surveillanceapparatuur (Area Control Procedural);

    f. ACS: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten met behulp van surveillanceapparatuur (Area Control Surveillance);

    g. ADR: bevoegdheid van:

    1°. vluchtinformatieverstrekkers tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtvaartterreinverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchtvaartterrein dan wel het verstrekken van alarmering;

    2°. luchtvaartterreininformatieverstrekkers tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op een luchtvaartterrein (Aerodrome);

    h. AER: bevoegdheid tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtverkeer dan wel tot verstrekken van alarmering (Area).

  • 2. Onze Minister kan op de bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker een of meer van onderstaande aantekeningen weergeven op de wijze zoals aangegeven in de bijlage II bij dit besluit:

    a. aantekening bij de bevoegdverklaring: op het bewijs van bevoegdheid aangebrachte en hiervan deel uitmakende machtiging waarin de specifieke aan de bevoegdverklaring verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen zijn weergegeven (rating endorsement);

    b. aantekening bij het bewijs van bevoegdheid: op het bewijs van bevoegdheid aangebracht en hiervan deel uitmakende machtiging waarin de specifieke aan het bewijs van bevoegdheid verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen zijn weergegeven (licence endorsement);

    c. aantekening betreffende de eenheid: op het bewijs van bevoegdheid aangebracht en hiervan deel uitmakende machtiging waarin de ICAO-locatie-indicator wordt weergegeven alsook de sectoren of werkplekken waarvoor de houder van het bewijs van bevoegdheid bevoegd is (unit endorsement);

    d. aantekening betreffende de taalvaardigheid: op het bewijs van bevoegdheid aangebracht en hiervan deel uitmakende machtiging waarin de taalvaardigheid van de houder wordt aangegeven (language endorsement);

  • 3. Een bevoegdverklaring als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig indien aan deze bevoegdverklaring de relevante aantekening betreffende de luchtverkeersleidingseenheid en de overige noodzakelijke aantekeningen zoals weergegeven in de bijlage II bij dit besluit zijn verbonden.

  • 4. Een aantekening als bedoeld in het tweede lid is slechts geldig in samenhang met het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring waarvan zij deel uitmaakt.

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. luchtverkeersleider: 21 jaar;.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister kan in gerechtvaardigde gevallen ambtshalve de leeftijd voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider verlagen tot minimaal 19 jaar.

F

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Met inachtneming van artikel 19 wordt een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider en vluchtinformatieverstrekker op aanvraag verleend aan een ieder die:.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van bewijzen van bevoegdheid voor luchtvaartterreininformatieverstrekker en op het verlenen van bevoegdverklaringen en aantekeningen als bedoeld in artikel 18.

G

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. Een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker of luchtvaartterreininformatieverstrekker, een bevoegdverklaring of een aantekening bij de bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 18 wordt voor onbepaalde tijd afgegeven.

  • 2. Het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider wordt afgegeven voor een termijn van 24 maanden. In uitzonderlijk gevallen kan Onze Minister het bewijs van bevoegdheid nogmaals voor maximaal 24 maanden verlengen mits de houder aantoont over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring te beschikken. Het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider vervalt zodra aan de houder daarvan een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider met ten minste één bevoegdverklaring en de relevante aantekening is afgegeven.

  • 3. De aantekening betreffende de eenheid wordt voor een termijn van 12 maanden weergegeven.

  • 4. De aantekening bij het bewijs van bevoegdheid wordt voor een termijn van 36 maanden weergegeven.

  • 5. De termijnen, bedoeld in het derde en vierde lid, worden met eenzelfde termijn verlengd indien de houder voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels inzake kennis, bedrevenheid en ervaring.

H

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «geven» vervangen door: verzorgen.

2. Het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de onderdelen waaruit een opleidingenplan kan bestaan.

I

Na artikel 24b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24c

  • 1. Onze Minister geeft regels met betrekking tot de certificering van opleidingsinstellingen voor het verlenen van luchtverkeersdiensten. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    a. de aanvraag, afgifte, intrekking en wijziging van de certificering;

    b. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    c. de geldigheidsduur van de certificering;

    d. de technische en operationele bekwaamheden van de opleidingsinstelling;

    e. het vermogen van de opleidingsinstelling opleidingen te organiseren.

  • 2. Onze Minister stelt de tarieven vast, volgens welke de kosten, bedoeld in artikel 2.9, vierde lid, van de wet worden vergoed.

J

In artikel 26, derde lid, wordt «en 5.14, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: en 5.14, onderdeel a.

K

In artikel 28, tweede lid, onder b, wordt «luchtverkeersdienstverlenings-organisaties» vervangen door: verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

L

Bijlage II, behorende bij artikel 18 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt vervangen door bijlage II zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II

Het Besluit alcoholonderzoeken wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 6, 15, tweede lid, en 16, eerste lid, vervalt «of 5.17a».

B

In artikel 17, eerste lid, vervalt «of 5.17a, eerste lid».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 mei 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage behorende bij artikel I, onderdeel L, van het Besluit van 00 MAAND 2008 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Bijlage II behorende bij artikel 18 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

stb-2008-176-1.gif

Verklarende afkortingenlijst:

• ACS: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten met behulp van surveillanceapparatuur (Area Control Surveillance);

• ADR: bevoegdheid van:

o vluchtinformatieverstrekkers tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtvaartterreinverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchtvaartterrein dan wel het verstrekken van alarmering;

o luchtvaartterreininformatieverstrekkers tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op een niet gecontroleerd luchtvaartterrein (Aerodrome);

• ACP: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten zonder surveillanceapparatuur (Area Control Procedural);

• ADI: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein dat over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt (Aerodrome Control Instrument);

• ADR: bevoegdheid van:

o vluchtinformatieverstrekkers tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtvaartterreinverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchtvaartterrein dan wel het verstrekken van alarmering;

o 2° luchtvaartterreininformatieverstrekkers tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op een luchtvaartterrein (Aerodrome);

• ADS: bevoegdheid tot het verlenen van naderingsluchtverkeersleidingsdiensten en verstrekken van luchtverkeersleiding met behulp van een ADS-systeem waarmee luchtvaartuigen onder andere informatie uitzenden over hun actuele positie, snelheid, vluchtplan en type luchtvaartuig (Automatic Dependent Surveillance);

• ADV: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein dat niet over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt (Aerodrome Control Visual);

• AER: bevoegdheid tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtverkeer dan wel tot verstrekken van alarmering (Area);

• AIR: bevoegdheid tot het verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer en luchtvaartterreinverkeer met uitzondering van grondverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur;

• APN: bevoegdheid tot het verstrekken van dienstberichten aan voertuigen niet zijnde luchtvaartuigen op en in het nabijheid van een luchtvaartterrein (Apron);

• APP: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen zonder hulp van surveillanceapparatuur (Approach Control Procedural);

• APS: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen met behulp van surveillanceapparatuur (Approach Control Surveillance);

• ASE: bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van luchtverkeersleider, leerling luchtverkeersleider en vluchtinformatieverstrekker door middel van een continue beoordeling (Assessor);

• CLD: bevoegdheid tot het verstrekken van een klaring in opdracht en onder verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleider (Clearance Delivery);

• DIS: met bevoegdheid tot het door:

o een luchtverkeersleider verstrekken van luchtverkeersleiding aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning;

o een luchtvaartterreininformatieverstrekker verstrekken van luchtvaartterreinformatie aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning.

• EXM: bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van luchtverkeersleider, leerling luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker door het afnemen van een examen (Examiner);

• GMC: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan grondverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur (Ground Movement Control) ;

• GMS: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten met behulp van grondsurveillance apparatuur (Ground Movement Surveilance);

• OFS: bevoegdheid tot het verstrekken van luchtvaartterreininformatie aan luchtvaartterreinverkeer op en nabij een offshore productieplatform (Offshore);

• OJT: bevoegdheid tot het geven van praktijkinstructie op één of meer operationele posities (On the Job Training instructor);

• PAR: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingdiensten aan luchtverkeer in de eindnadering met behulp van precisie-radarnaderingsapparatuur (Precision Approach Radar);

• SRA: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan luchtverkeer in de eindnadering met behulp van surveillance apparatuur (Surveillance Rader Approach);

• TCL: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten in een naderingsluchtverkeersleidinggebied of in aangrenzende gebieden met behulp van surveillanceapparatuur (Terminal Control);

• TWR: bevoegdheid tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten vanuit één operationele aan luchtvaartterreinverkeer zonder gebruik te maken van surveillance apparatuur op luchtvaarterreinen waar de algemene bevoegdverklaringen GMC en AIR niet van toepassing zijn (Tower Control);

• RAD: bevoegdheid tot:

– het verstrekken van plaatselijke luchtverkeersleiding met behulp van primaire of secundaire radarapparatuur indien AIR, TWR, APS, of ACS van toepassing zijn;

– het verstrekken van advies en inlichtingen met behulp van primaire of secundaire radarapparatuur indien AER van toepassing is (Aerodrome Radar Control);

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen waarbij richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders (PbEU L114) (hierna: richtlijn nr. 2006/23/EG) geïmplementeerd wordt. Richtlijn nr. 2006/23/EG heeft tot doel de veiligheidnormen te verhogen en het functioneren van het communautaire luchtverkeersleidingssysteem te verbeteren door de afgifte van een «communautaire vergunning» voor luchtverkeersleiders en leerling-luchtverkeersleiders. In het Nederlandse rechtssysteem gaat het om een bewijs van bevoegdheid.

Richtlijn nr. 2006/23/EG harmoniseert de vereisten met betrekking tot de bevoegdheden en bekwaamheid van de luchtverkeersleider en de toegang tot het beroep. Richtlijn 2006/23/EG bouwt hierbij waar mogelijk voort op bestaande internationale normen omtrent bekwaamheidseisen van luchtverkeersleiders zoals deze zijn vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO) en de Europese Organisatie voor de Veiligheid van de Luchtvaart (Eurocontrol). Deze internationale normen zijn grotendeels al in de Wet luchtvaart en de onderliggende regelgeving opgenomen. Richtlijn 2006/23/EG bouwt met name voort op Eurocontrol Safety Regulatory Requirement for ATM Services Personnel (hierna: ESARR 5).

ESARR 5 is reeds in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart geïmplementeerd. Richtlijn nr. 2006/23/EG bevat enkele aanvullende inhoudelijke vereisten. Het onderhavige besluit neemt deze vereisten op in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Tevens introduceert richtlijn nr. 2006/23/EG de plicht dat luchtverkeersleiders een opleiding moeten hebben genoten aan een gecertificeerde opleidingsinstelling. De basis hiervoor is in de Wet luchtvaart opgenomen. In het onderhavige besluit wordt de certificering verder uitgewerkt.

Ten slotte introduceert richtlijn nr. 2006/23/EG een aantal nieuwe termen rondom het bewijs van bevoegdheid voor het geven van luchtverkeersdiensten. Waar tot op heden gesproken werd van algemene en bijzondere bevoegdverklaringen, spreekt de richtlijn van bevoegdverklaringen en aantekeningen. Onderhavig besluit voert deze terminologie in de Nederlandse regelgeving in. Hieraan zijn geen inhoudelijke gevolgen verbonden. Om richtlijn nr. 2006/23EG volledig te implementeren wordt een aantal ministeriële regelingen die onder het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart hangen aangepast en zullen nieuwe regelingen worden opgesteld.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Het onderhavige besluit brengt geen effecten voor het bedrijfsleven, als bedoeld in de bedrijfseffectentoets met zich mee. Ook vloeien er geen nalevingskosten of administratieve lasten uit het onderhavige besluit voort. Hoewel de formele vereisten rondom de bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten wijzigen heeft dit geen gevolgen voor het verlenen van deze bewijzen van bevoegdheid of de manier waarop de opleidingen voor het verlenen van luchtverkeersdiensten zijn vormgegeven. Bovendien worden de opleidingen verzorgd door de Luchtverkeersleiding Nederland (hierna: LVNL), een overheidsinstelling, en Eurocontrol, een internationale organisatie die bovendien haar hoofdzetel in België heeft.

Transponeringstabel

Bepalingen in richtlijn nr 2006/23/EG

Implementatie

Artikel 1

 

Eerste lid

Bepaling ten aanzien van het doel van richtlijn, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Tweede lid

Artikel 2.2, zevende lid, Wet luchtvaart.

Derde lid

Artikel 2.2, zevende en achtste lid, Wet luchtvaart.

  

Artikel 2

 

Eerste lid

Artikel 1.1 Wet luchtvaart.

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Artikel 2.2, achtste lid, Wet luchtvaart.

Vierde lid

Definitiebepaling, behoeft geen implementatie.

Vijfde lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 18, eerste lid, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Zesde lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 18, tweede lid, onder a, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Zevende lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 18, tweede lid, onder c, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Achtste lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 18, tweede lid, onder d, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Negende lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 18, tweede lid, onder b, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Tiende lid

Artikel 2.2 Wet luchtvaart, artikel 1 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Elfde lid

Idem.

Twaalfde lid

Opstellen ministeriële regeling.

Dertiende lid

Idem.

Veertiende lid

Idem.

Vijftiende lid

Idem.

  

Artikel 3

 

Eerste lid

Artikel 11.1, tweede lid, Wet luchtvaart.

Tweede lid

Bepaling die enkel feitelijke uitvoering behoeft.

Derde lid

Idem.

  

Artikel 4

 

Eerste lid

Artikel 2.1, eerste en tweede lid, artikel 2.2, eerste lid, Wet luchtvaart.

Tweede lid

Artikel 2.2, artikel 20 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Derde lid

Opstellen ministeriële regeling.

Vierde lid

Artikelen 2.5 en 2.6 Wet luchtvaart.

Vijfde lid

Artikelen 1, 18 en 19 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Zesde lid

Opstellen ministeriële regeling.

Zevende lid

Idem.

Achtste lid

Idem.

  

Artikel 5

 

Eerste lid

Artikelen 18, 19 en 20 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Artikel 18 en bijlage Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en opstelling ministeriële regeling.

  

Artikel 6

Artikel 18 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

  

Artikel 7

 

Eerste lid

Artikel 18 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Idem.

Vierde lid

Idem.

  

Artikel 8

 

Eerste lid

Artikel 20, tweede lid, onder c, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Tweede lid

Bepaling behoeft geen implementatie.

Derde lid

Artikel 20 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Vierde lid

Idem.

Vijfde lid

Artikelen 25-29 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, opstellen ministeriële regeling.

  

Artikel 9

Opstellen ministeriële regeling.

  

Artikel 10

Artikel 2.3 Wet luchtvaart, artikel 18, tweede lid, onder c Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

  

Artikel 11

 

Eerste lid

Artikelen 18 en 21 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. Opstellen ministeriële regeling.

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Artikel 2.6 Wet luchtvaart, wijzigen Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Vierde lid

Opstellen ministeriële regeling.

Vijfde lid

Artikel 21 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

  

Artikel 12

 

Eerste lid

Artikel 2.4 Wet luchtvaart, artikel 30, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor de luchtvaart.

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Artikel 2.5 Wet luchtvaart, artikel 31 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Vierde lid

Artikelen 32-35 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor de luchtvaart.

Vijfde lid

Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor de luchtvaart.

  

Artikel 13

 

Eerste lid

Artikelen 2.2 en 2.9 Wet luchtvaart.

Tweede lid

Artikelen 2.2 en 2.9 Wet luchtvaart, artikel 24c, eerste lid, onderdelen d en e, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, opstellen ministeriële regeling.

Derde lid

Idem.

Vierde lid

Idem.

Vijfde lid

Idem.

Zesde lid

Artikel 2.9 Wet luchtvaart, opstellen ministeriële regeling.

  

Artikel 14

 

Eerste lid

Hoofdstuk 11 Wet luchtvaart

Tweede lid

Bepaling die enkel feitelijke uitvoering behoeft.

Derde lid

Artikel 2.2, vijfde lid, Wet luchtvaart, Verordening (EG) nr. 2096/2005.

Vierde lid

Artikel 21, vierde lid, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Vijfde lid

Bepaling die enkel feitelijke uitvoering behoeft, hoofdstuk 11 Wet luchtvaart en hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht.

Zesde lid

Artikel 11.1b Wet luchtvaart

Zevende lid

Bepaling die enkel feitelijke uitvoering behoeft.

  

Artikel 15

 

Eerste lid

Artikel 2.8 Wet luchtvaart, opstellen ministeriële regeling.

Tweede lid

Artikel 2.8a Wet luchtvaart, opstellen ministeriële regeling.

Derde lid

Idem.

Vierde lid

Opstellen ministeriële regeling.

  

Artikel 16

Bepaling behoeft geen implementatie.

  

Artikel 17

 

Eerste lid

Bepaling behoeft geen implementatie.

Tweede lid

Idem.

Derde lid

Idem.

  

Artikel 18

Hoofdstuk 11 Wet luchtvaart, bepaling behoeft voor het overige feitelijke uitvoering.

  

Artikel 19

Artikel 20 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

  

Artikel 20

Artikel 20 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, bepaling behoeft voor het overige feitelijke uitvoering.

  

Artikel 21

Bepaling omtrent inwerkingtreding, behoeft geen implementatie.

Artikelsgewijs

Onderdeel B

De grondslag voor de certificering is door de wet waarbij richtlijn nr. 2006/23/EG in de Wet luchtvaart geïmplementeerd in artikel 2.9, tweede lid, van de Wet luchtvaart neergelegd. Ook is bij die wet de grondslag voor het tariferen van de certificering in artikel 2.9, vierde lid, neergelegd. Ook met betrekking tot het registeren, kwalificeren en erkennen is hierdoor de grondslag van de tarifering van het derde naar het vierde lid verplaatst. In het nieuwe artikel 1a zijn deze grondslagen opgenomen.

Onderdeel D

Zoals gezegd introduceert richtlijn nr. 2006/23/EG een nieuwe terminologie omtrent de bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdienstverlening. Deze terminologie is overigens ook uit ESARR 5 ter herleiden en wordt internationaal grotendeels al gebruikt. Ook in Nederland worden de bijbehorende Engelse termen al gebruikt bij het verlenen van de bewijzen van bevoegdheid. Artikel 18 is aangepast aan de nieuwe terminologie.

Tevens worden in het artikel de verschillende bevoegdverklaringen die verleend kunnen worden expliciet benoemd. Met betrekking tot de aantekeningen is ervoor gekozen deze niet allemaal op te sommen, maar deze als categorie te benoemen. Deze categorieën worden in de onderliggende regelgeving en in de bijlage bij artikel 18 verder uitgewerkt. Zo heeft de aantekening bij het bewijs van bevoegdheid betrekking op de bevoegdheid tot het geven van bepaalde instructie (OJT), het afnemen van examens (EXM) en het continue beoordelen van de vakbekwaamheid (ASE).

In de bijlage bij artikel 18 wordt vervolgens weergegeven hoe de bevoegdverklaringen en aantekeningen aan de bewijzen van bevoegdheid verbonden kunnen worden. Uit de bijlage volgt dat aan sommige bevoegdverklaring een aantekening bij de bevoegdverklaring verbonden moet zijn om de betreffende bevoegdheid te mogen uitoefenen, terwijl aan andere bevoegdverklaringen in het geheel geen aantekening bij de bevoegdverklaring verbonden kan worden. In artikel 18, derde en vierde lid, wordt de verbondenheid tussen het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaringen en aantekeningen benoemd. Een bewijs van bevoegdheid is op basis van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet luchtvaart pas geldig indien daarop tenminste één geldige bevoegdverklaring is weergegeven. Een bevoegdverklaring is echter pas geldig als daaraan de relevante aantekening betreffende de eenheid is verbonden en andere eventueel noodzakelijke aantekeningen. Hiernaast is een aantekening enkel geldig in samenhang met het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring waar zij aan is verbonden.

De aantekening betreffende de eenheid geeft aan dat de houder hiervan op de hoogte is van alle specifieke regels en kenmerken die gelden voor het gebied waar bij luchtverkeersdiensten verleent. Daarmee is deze aantekening een centraal element voor het daadwerkelijk mogen verlenen van luchtverkeersdiensten en de geldigheid van het bewijs van bevoegdheid. In richtlijn nr. 2006/23/EG wordt gesproken van «aantekening betreffende de luchtverkeersleidingseenheid». Aangezien deze aantekening echter ook aan personen wordt verleend die strikt genomen geen luchtverkeersleiding geven maar andere vormen van luchtverkeersdiensten verlenen of luchtvaartterreininformatie verstrekken, is er in Nederland voor gekozen de term iets te wijzigen. Aangezien de internationale term «unit endorsement» in de praktijk overal gebruikt wordt, heeft deze aanpassing van de vertaling verder geen gevolgen.

Onderdeel E

Net als ICAO stelt richtlijn nr. 2006/23/EG de minimumleeftijd voor luchtverkeersleiders vast op 21 jaar, waarbij in gerechtvaardigde gevallen een lagere leeftijd kan worden voorgeschreven. Het Nederlandse opleidingssysteem is zo opgezet dat een leerling-luchtverkeersleider al op 19 jarige leeftijd voor al zijn examens geslaagd kan zijn en de eerste bevoegdverklaring voor luchtverkeersleider zou kunnen verkrijgen. In het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart was de minimum leeftijd dan ook vastgesteld op 19 jaar. Hierover is een Difference verzonden naar ICAO. Nu ook richtlijn 2006/23/EG 21 jaar als minimum leeftijd hanteert, is artikel 19 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart aangepast en is 21 jaar als minimumleeftijd ingevoerd. Hiernaast is mogelijkheid opgenomen voor Onze Minister om in gerechtvaardigde gevallen deze leeftijd te verlagen tot minimaal 19 jaar, de leeftijd waarvoor de Difference is verzonden. Om de betrokken leerling-luchtverkeersleider zo min mogelijk te belasten is ervoor gekozen Onze Minister deze bevoegdheid ambtshalve toe te kennen. In de praktijk zal tijdens de verlening van de eerste bevoegdverklaring tevens een oordeel over de minimum leeftijd worden geveld.

Onderdeel G

Dat de aantekening betreffende de eenheid een centraal element is volgt ook uit de bepalingen van het nieuwe artikel 21. Uitgangspunt is dat de bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en de aantekeningen bij de bevoegdverklaring onbeperkt geldig zijn. Echter de aantekening betreffende de eenheid moet 12-maandelijks worden verlengd. Indien deze aantekening niet verlengd wordt heeft dit, zoals uit bovenstaande blijkt, rechtstreeks gevolgen voor de geldigheid van het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaringen en overige aantekeningen. Voor de verlenging van de aantekening betreffende de eenheid moet een bepaald niveau van kennis, bedrevenheid en ervaring worden aangetoond. Het niveau waaraan moet worden voldaan is opgenomen in een ministeriële regeling omtrent het handhaven van de vakbekwaamheid. Het niveau is gebaseerd op het Unit training plan (UTP), aangevuld met eisen omtrent onder meer het aantal uren dat men werkzaamheden moet hebben verricht. Aangezien de aantekening betreffende de eenheid zeer nauw verbonden is met de bevoegdverklaringen en aantekeningen waaraan hij is verbonden, worden bij de verlenging van de aantekening betreffende de eenheid de kennis, bedrevenheid en ervaring omtrent de overige bevoegdverklaringen en aantekeningen automatisch meegenomen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de luchtverkeersleider op alle fronten bekwaam blijft zijn taken uit te oefenen.

Het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider wordt verleend voor een periode 24 maanden. Op deze wijze wordt de leerling gedwongen de opleiding actief te volgen en zijn kennis op peil te houden. Normaal gesproken is deze periode van totaal 24 maanden meer dan voldoende voor leerling-luchtverkeersleiders om hun opleiding af te ronden en luchtverkeersleider te worden. Indien een leerling-luchtverkeersleider niet binnen deze termijn alle examens heeft afgerond is het wenselijk zijn bewijs van bevoegdheid niet automatisch te verlengen, maar hem opnieuw aan bepaalde examens te onderwerpen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat zijn kennis actueel blijft en hij veilig zijn taken kan uitoefenen. In uitzonderlijke gevallen kan een bewijs van bevoegdheid nogmaals verlengd worden, mits de leerling-luchtverkeersleider aantoont over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring te beschikken. Hij hoeft dan niet zijn examens opnieuw te doen, maar wordt onderworpen aan een theorie examen dat wordt afgenomen door een examencommissie als bedoeld in artikel 28 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid. Het gaat om personen die door ziekte of bijzondere omstandigheden niet in staat waren hun examens binnen de normale termijn af te ronden. Indien de leerling-luchtverkeersleider een bevoegdverklaring voor luchtverkeersleider krijgt, vervalt het bewijs van bevoegdheid en verkrijgt hij een bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider.

Aantekeningen bij het bewijs van bevoegdheid hebben een geldigheidsduur van 36 maanden. Ook voor deze aantekeningen geldt dat deze verlengd worden indien is voldaan aan de eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring, zoals opgenomen in een ministeriële regeling omtrent het handhaven van de vakbekwaamheid.

Onderdeel I

In artikel 24c wordt de certificering van opleidingsinstellingen verder uitgewerkt. Tegelijkertijd is de ruimte gelaten om de technische invulling van de certificering bij ministeriële regeling vorm te geven. Hierbij zullen de bijlagen van richtlijn nr. 2006/23/EG leidend zijn.

Artikel II

Bij de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG zijn de hoofdstukken 2 en 5 van de Wet luchtvaart gewijzigd. Artikel II past de verwijzingen in het Besluit alcoholonderzoeken hieraan aan.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 juni 2008, nr. 109.

Naar boven