Wet van 10 april 2008, houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de zorgsector het burgerservicenummer te gebruiken teneinde te waarborgen dat verwerkte persoonsgegevens op de betrokken cliënt betrekking hebben;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. zorg:

1°. zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

2°. vorm van hulp voor de kosten waarvan een subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of artikel 68 van de Zorgverzekeringswet;

3°. jeugdgezondheidszorg als omschreven bij of krachtens de Wet collectieve preventie volksgezondheid;

4°. handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

één en ander met inbegrip van de financiële afwikkeling;

c. zorgaanbieder:

1°. zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen;

2°. degene die in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg staat ingeschreven of die een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, van die wet is geregeld of aangewezen, en die zijn beroep uitoefent anders dan in het kader van een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen;

d. indicatieorgaan:

1°. indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

2°. stichting als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

e. zorgverzekeraar:

1°. zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

2°. zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Zorgverzekeringswet;

3°. verzekeringsonderneming als bedoeld in de eerste richtlijn schadeverzekering voor zover deze verzekeringen aanbiedt of uitvoert krachtens welke het verzekerde risico de behoefte aan zorg is waarop bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geen aanspraak bestaat en waarbij de verzekerde prestaties het bij of krachtens de Zorgverzekeringswet geregelde te boven gaat;

f. cliënt: degene aan wie zorg wordt verleend, voor wie zorg wordt geïndiceerd of voor wie zorg wordt verzekerd;

g. burgerservicenummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

h. eerste richtlijn schadeverzekering: richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan (PbEG L 228).

Artikel 2

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij aan te wijzen artikelen van deze wet niet gelden voor bepaalde vormen van zorg, categorieën van zorgaanbieders, categorieën van indicatieorganen of categorieën van zorgverzekeraars.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen handelingen die rechtstreeks verband houden met zorg, worden aangewezen als zorg in de zin van deze wet, waarbij uitvoerders of verzekeraars van die handelingen kunnen worden aangewezen als zorgaanbieders onderscheidenlijk zorgverzekeraars in de zin van deze wet.

Artikel 3

Indien het betreft een zorgaanbieder waarbij natuurlijke personen of rechtspersonen gezamenlijk een organisatorisch verband vormen dat strekt tot de verlening van zorg, richten de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen zich tot ieder van die personen.

HOOFDSTUK 2. GEBRUIK BURGERSERVICENUMMER

Artikel 4

Een zorgaanbieder gebruikt het burgerservicenummer van een cliënt met het doel te waarborgen dat de in het kader van de verlening van zorg te verwerken persoonsgegevens op die cliënt betrekking hebben.

Artikel 5

De zorgaanbieder stelt de identiteit en het burgerservicenummer van een cliënt vast:

a. wanneer de cliënt zich voor de eerste maal tot de zorgaanbieder wendt ter verkrijging van zorg;

b. voor zover dat redelijkerwijs nodig is ter uitvoering van artikel 12 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

Artikel 6

  • 1. De zorgaanbieder stelt de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, dat de cliënt hem desgevraagd ter inzage geeft.

  • 2. De zorgaanbieder neemt aard en nummer van het in het eerste lid bedoelde document in zijn administratie op.

Artikel 7

  • 1. Teneinde het burgerservicenummer van de cliënt vast te stellen, raadpleegt de zorgaanbieder het nummerregister en de registraties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 2. De zorgaanbieder kan de raadpleging, bedoeld in het eerste lid, achterwege laten indien het burgerservicenummer is verstrekt door een andere gebruiker als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, die bij of krachtens wet gehouden is het burgerservicenummer van de cliënt vast te stellen aan de hand van het nummerregister en de registraties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 3. De zorgaanbieder kan de raadpleging, bedoeld in het eerste lid, achterwege laten indien de zorgaanbieder het burgerservicenummer heeft verkregen uit een basisadministratie van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel 8

De zorgaanbieder neemt het burgerservicenummer van de cliënt in zijn administratie op bij het vastleggen van persoonsgegevens met betrekking tot de verlening van zorg.

Artikel 9

De zorgaanbieder vermeldt bij het verstrekken van persoonsgegevens met betrekking tot de verlening van, indicatiestelling voor of verzekering van zorg aan een zorgaanbieder, een indicatieorgaan of een zorgverzekeraar steeds het burgerservicenummer van de cliënt.

Artikel 10

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in de artikelen 8 en 9, voldoet.

Artikel 11

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over door zorgaanbieders te verwerken feiten of gegevens met betrekking tot cliënten van wie het vaststellen van de identiteit of het burgerservicenummer onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.

  • 2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste lid, voldoet.

Artikel 12

  • 1. De zorgaanbieder kan van de bij of krachtens de artikelen 5, 6, 7 en 17 gestelde verplichtingen afwijken voor zolang dit noodzakelijk is voor het verlenen van spoedeisende zorg aan een bepaalde cliënt.

  • 2. Indien op grond van het eerste lid wordt afgeweken van de bij of krachtens de artikelen 5, 6 en 17 gestelde verplichtingen met betrekking tot het vaststellen van de identiteit van de cliënt, is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 10 en 11 slechts van toepassing voor het opvragen en raadplegen van persoonsgegevens van de cliënt en is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 en 9 niet van toepassing.

  • 3. Indien op grond van het eerste lid wordt afgeweken van de bij of krachtens de artikelen 5, 6, 7 en 17 gestelde verplichtingen is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 8, 9, 10 en 11 niet van toepassing.

Artikel 13

  • 1. Op de zorgverzekeraar die is aangewezen op grond van artikel 2, tweede lid, alsmede op de zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 3°, is, met uitzondering van de bewaartermijn als omschreven in artikel 86, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, tweede tot en met vijfde lid, en 86 van de Zorgverzekeringswet van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de verzekering van respectievelijk handelingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en zorg als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 3°.

  • 2. Personen werkzaam bij of ten behoeve van de zorgverzekeraar, bedoeld in het eerste lid, voor wie niet reeds uit hoofde van ambt of beroep een geheimhoudingplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens die zij op grond van de eerste volzin verwerken, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht.

  • 3. Het College van toezicht op de zorgverzekeringen, genoemd in artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet is, voor zover dat niet aan andere toezichthouders is voorbehouden, belast met het toezicht op de uitvoering van het eerste lid door zorgverzekeraars. De artikelen 89, eerste, tweede en zesde lid, 94, 95, eerste en vierde lid, 99, 100 tot en met 106, 108, tweede en derde lid, 109 tot en met 113, 115 en 117 van de Zorgverzekeringswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 89, eerste, tweede en zesde lid, uitsluitend van toepassing is voor zover het een verzoek van het College van toezicht op de zorgverzekeringen betreft.

HOOFDSTUK 3. REGISTERS

Artikel 14

  • 1. Er worden ingesteld een register van zorgaanbieders, een register van indicatieorganen en een register van zorgverzekeraars waarin onderscheidenlijk een zorgaanbieder, een indicatieorgaan en een zorgverzekeraar op hun verzoek worden opgenomen teneinde gebruik te kunnen maken van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 2. Elk register wordt ingesteld en beheerd door Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instelling.

Artikel 15

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het opnemen, wijzigen en verwijderen van gegevens in onderscheidenlijk uit de in artikel 14 bedoelde registers van zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars, alsmede over het beheer van de registers, in ieder geval wat betreft de beveiliging van persoonsgegevens en het toezicht op het functioneren van de registers.

  • 2. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen bijdragen van de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars worden verlangd in de kosten van de registers.

  • 3. De beheerder van een register als bedoeld in artikel 14 verschaft aan een in het register ingeschreven zorgaanbieder, indicatieorganen en zorgverzekeraar op diens verzoek een middel waarmee deze ten behoeve van de raadpleging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, toegang kan krijgen tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 4. De beheerder kan voor het middel een vergoeding verlangen.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de kenmerken, de aanvraag, de productie, de verstrekking, het beheer, de beveiliging, het gebruik en de intrekking van alsmede de vergoeding voor het middel.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

De zorgaanbieder verstrekt op verzoek aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 8, eerste lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen kosteloos alle inlichtingen en gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de eerstgenoemde wetten voor wat betreft het gebruik van het burgerservicenummer.

Artikel 17

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ten aanzien van:

    a. de wijze en het tijdstip waarop burgerservicenummers van personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet cliënt zijn van een zorgaanbieder, een indicatieorgaan of een zorgverzekeraar, aan deze ter beschikking worden gesteld;

    b. de wijze waarop de zorgaanbieder, het indicatieorgaan en de zorgverzekeraar de identiteit en het burgerservicenummer vaststellen van de cliënten, bedoeld onder a;

    c. de verwerking van persoonsnummers van de cliënten, bedoeld onder a, waarover de zorgaanbieder, het indicatieorgaan en de zorgverzekeraar op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beschikken.

  • 2. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën cliënten, zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars.

  • 3. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van de bepalingen in deze wet, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet omtrent het gebruik van het burgerservicenummer alsmede omtrent het vaststellen van de identiteit en het burgerservicenummer van cliënten.

Artikel 17a

  • 1. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van een wettelijke verplichting tot gebruik van het burgerservicenummer kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat daarbij aan te wijzen categorieën zorgaanbieders, indicatieorganen of zorgverzekeraars voor daarbij aan te wijzen vormen van zorg gedurende een daarbij aan te wijzen periode het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van een cliënt mogen gebruiken.

  • 2. Op het gebruik van het burgerservicenummer op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, is het gestelde bij of krachtens deze wet, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet omtrent het gebruik van het burgerservicenummer, met inbegrip van de beveiliging, de geheimhouding, het toezicht en de handhaving, alsmede omtrent het vaststellen van de identiteit en het burgerservicenummer van cliënten van toepassing met dien verstande dat:

    a. ingevolge die toepassing een bevoegdheid in plaats van een verplichting ontstaat tot het gebruik van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer;

    b. het gestelde omtrent het vaststellen van de identiteit en het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, slechts van toepassing is ten aanzien van cliënten waarvan dat nummer wordt gebruikt;

    c. de zorgaanbieder, het indicatieorgaan en de zorgverzekeraar worden aangemerkt als gebruiker in de zin van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

Artikel 17b

De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 18

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

B

In artikel 9bis, eerste lid, wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, zijn sociaal-fiscaalnummer.

C

Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De verzekerde vermeldt bij de aanvraag zijn burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, zijn sociaal-fiscaalnummer.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Op het indicatieorgaan, bedoeld in het eerste lid, en de stichting, bedoeld in het vierde lid, is, met uitzondering van de bewaartermijn als omschreven in artikel 52, eerste lid, het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9bis, tweede tot en met vijfde lid, en 52 van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nemen van onderscheidenlijk het besluit, bedoeld in het eerste lid, en het besluit, bedoeld in het vierde lid.

D

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

2. Onder vernummering van het vijfde tot het zesde lid, worden het tweede tot en met het vierde lid vervangen door:

  • 2. De zorgverzekeraar stelt bij de eerste opname in zijn administratie en vervolgens indien daartoe aanleiding is het burgerservicenummer van de verzekerde vast met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg. Bij het ontbreken van het burgerservicenummer verifieert de zorgverzekeraar het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde indien daartoe aanleiding is.

  • 3. De zorgverzekeraar gebruikt het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde met het doel te waarborgen dat de in het kader van de verzekering van zorg te verwerken persoonsgegevens op die verzekerde betrekking hebben.

  • 4. Bij gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de in de artikelen 53 tot en met 56 genoemde personen en instanties wordt voor zover die personen en instanties tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer gebruikt.

  • 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars in de zin van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg die niet in de artikelen 53 tot en met 56 zijn genoemd.

3. In het zesde lid wordt «eerste, tweede en vierde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, voldoet.

  • 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden over de bij de gegevensuitwisseling, bedoeld in het vierde en vijfde lid, te verwerken feiten of gegevens met betrekking tot verzekerden van wie het vaststellen van het burgerservicenummer of het sociaal-fiscaalnummer onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de verwerking van die feiten of gegevens voldoet.

  • 9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vormen van zorg als bedoeld in artikel 6, alsmede categorieën van zorgverzekeraars en in de artikelen 53 tot en met 56 genoemde personen en instanties worden uitgezonderd van de toepassing van het bepaalde bij of krachtens eerste tot en met het achtste lid.

Artikel 19

Artikel 10 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister zendt een afschrift van een beschikking als bedoeld in het eerste lid aan de beheerder van het register van zorgaanbieders, bedoeld in artikel 14 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg.

Artikel 20

De Wet toelating zorginstellingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 9, tweede lid, wordt toegevoegd: en aan de beheerder van het register van zorgaanbieders, bedoeld in artikel 14 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg.

2. Aan artikel 14, derde lid, wordt toegevoegd: en aan de beheerder van het register van zorgaanbieders, bedoeld in artikel 14 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg.

Artikel 21

De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

u. burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

B

In artikel 4, eerste lid, en artikel 9, tweede lid, onderdeel a, wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

C

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Op de stichting, bedoeld in het derde lid, is, met uitzondering van de bewaartermijn als omschreven in artikel 86, eerste lid, het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, tweede tot en met vijfde lid, en 86 van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de indicatie, bedoeld in het derde lid.

D

Aan artikel 26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het College toezicht zendt de beheerder van het register van zorgverzekeraars, bedoeld in artikel 14 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, onverwijld een afschrift van de melding onder vermelding van de datum van ontvangst ervan.

E

In artikel 35, eerste lid, onderdeel a, wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

F

Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid worden het tweede en derde lid vervangen door:

2. De zorgverzekeraar stelt bij de eerste opname in zijn administratie en vervolgens indien daartoe aanleiding is het burgerservicenummer van de verzekerde vast met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg. Bij het ontbreken van het burgerservicenummer verifieert de zorgverzekeraar het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde indien daartoe aanleiding is.

3. De zorgverzekeraar gebruikt het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde met het doel te waarborgen dat de in het kader van de verzekering van zorg te verwerken persoonsgegevens op die verzekerde betrekking hebben.

4. Bij gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de stichtingen, bedoeld in artikel 14, derde lid, alsmede tussen de zorgverzekeraars en de in de artikelen 88 en 89 genoemde personen en instanties wordt, voor zover die stichtingen, personen en instanties tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer gebruikt.

5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars in de zin van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg die niet in de artikelen 88 en 89 zijn genoemd.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, voldoet.

  • 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden over de bij de gegevensuitwisseling, bedoeld in het vierde en vijfde lid, te verwerken feiten of gegevens met betrekking tot verzekerden van wie het vaststellen van het burgerservicenummer of het sociaal-fiscaalnummer onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de verwerking van die feiten of gegevens voldoet.

  • 9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vormen van zorg of andere diensten als bedoeld in artikel 11, alsmede categorieën van zorgverzekeraars, van stichtingen als bedoeld in artikel 14, derde lid, en van in de artikelen 88 en 89 genoemde personen en instanties worden uitgezonderd van de toepassing van het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het achtste lid.

G

Artikel 118 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «het in dat document opgenomen sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: het met inachtneming van artikel 7 van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg vastgestelde burgerservicenummer.

2. In het vierde lid wordt «sociaal-fiscaalnummer» vervangen door: burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

Artikel 22

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juli 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg) (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 186, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13, derde lid, komt te luiden:

3. De Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg, is, voor zover dat niet aan andere toezichthouders is voorbehouden, belast met het toezicht op de uitvoering van het eerste lid door zorgverzekeraars. De artikelen 89, eerste, tweede en zesde lid, van de Zorgverzekeringswet en de artikelen 77, 79, 80, 81, 83, eerste en vierde lid, 88, 89, 90 tot en met 95, 97 tot en met 103, 104, tweede lid, 105 en 106 van de Wet marktordening gezondheidszorg zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat artikel 89, eerste, tweede en zesde lid, van de Zorgverzekeringswet uitsluitend van toepassing is voor zover het een verzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit betreft.

B

In artikel 21, onderdeel D, wordt «Het College toezicht» vervangen door: De zorgautoriteit.

Artikel 23

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juli 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg) (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 186, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt na artikel 113 van die wet een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 113a

Artikel 13, derde lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg komt te luiden:

3. De Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg, is, voor zover dat niet aan andere toezichthouders is voorbehouden, belast met het toezicht op de uitvoering van het eerste lid door zorgverzekeraars. De artikelen 89, eerste, tweede en zesde lid, van de Zorgverzekeringswet en de artikelen 77, 79, 80, 81, 83, eerste en vierde lid, 88, 89, 90 tot en met 95, 97 tot en met 103, 104, tweede lid, 105 en 106 van de Wet marktordening gezondheidszorg zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat artikel 89, eerste, tweede en zesde lid, van de Zorgverzekeringswet uitsluitend van toepassing is voor zover het een verzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit betreft.

Artikel 24

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 mei 2005 ingediende voorstel van wet houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning) (Kamerstukken II 2004/2005, 30 131, nrs. 1–2), na tot wet te zijn verheven, in werking is getreden of in werking treedt, komt artikel 18 van de Wet maatschappelijke ondersteuning als volgt te luiden:

Artikel 18

Bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen personen en instellingen kunnen het burgerservicenummer, of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer, van een persoon die een eigen bijdrage verschuldigd is, gebruiken voor zover dat noodzakelijk is ter uitvoering van de artikelen 16 en 19, waarbij eveneens van dat nummer gebruik kan worden gemaakt:

a. in het verkeer met de persoon op wie het nummer betrekking heeft, en

b. in hun contacten met de personen en instanties voor zover deze zelf gemachtigd zijn tot het gebruik van het nummer.

Artikel 25

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg.

Artikel 26

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan alsmede voor verschillende vormen van zorg en categorieën van zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 10 april 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de twintigste mei 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 380

Naar boven