Besluit van 25 april 2008, houdende wijzigingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 januari 2007, nr. DJZ2008002844, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Woningwet, de Wet voorkeursrecht gemeenten, de Huisvestingswet, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet rampen en zware ongevallen, de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Wetboek van Strafrecht, de Wet politieregisters en de Wet wapens en munitie;

De Raad van State gehoord (advies van 13 februari 2008, nr. W08.08.0024/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 april 2008, nr. DJZ2008038443, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I. VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 1.1

Hoofdstuk VII van de bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Na de categorie Wet inzake de luchtverontreiniging wordt een categorie ingevoegd, luidende:

Wet ruimtelijke ordening

– (artikel 6.12) door de gemeenteraad, dan wel burgemeester en wethouders, vastgesteld exploitatieplan, voor zover op grond daarvan de verplichting bestaat aan een bouwvergunning een voorschrift tot betaling van een exploitatiebijdrage te verbinden.

B

In de categorie Wet voorkeursrecht gemeenten komen de vermelding van de artikelen en de daarbij behorende omschrijving als volgt te luiden:

– (artikel 2, in samenhang met artikel 3, 4 of 5) aanwijzing van gronden bij besluit van de gemeenteraad;

– (artikel 6) voorlopige aanwijzing van gronden bij besluit van burgemeester en wethouders.

Artikel 1.2

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vierde lid, wordt «10 en 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onder a en b, 3.10, eerste lid, 3.26, eerste lid, 3.27, eerste lid, 3.28, eerste lid, 3.29, eerste lid, 3.40, eerste lid, 3.41, eerste lid, en 3.42, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

B

In artikel 5, eerste lid, wordt «een besluit als bedoeld in de artikelen 10, 11, eerste en tweede lid, 15, eerste lid, 17, eerste lid, 19, eerste, tweede en derde lid, 28, 37, 39b en 40, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van een besluit tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 11 van de Woningwet» vervangen door: een besluit als bedoeld in de artikelen 3.1, eerste tot en met derde lid, 3.6, eerste lid, 3.10, eerste lid, 3.22, eerste lid, 3.23, eerste lid, 3.26, eerste lid, 3.27, eerste lid, 3.28, eerste lid, 3.29, eerste lid, 3.40, eerste lid, 3.41, eerste lid, 3.42, eerste lid, 4.2, eerste lid en 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 11 van de Woningwet.

C

Artikel 5, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. De gemeenteraad geeft geen toepassing aan artikel 3.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor zover het bestemmingsplan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toelaat ten aanzien waarvan niet wordt voldaan aan de grenswaarde of de afstanden, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk onvoldoende rekening wordt gehouden met de richtwaarde of de afstanden, bedoeld in het tweede lid.

D

In artikel 13, vierde lid, wordt «een gemeentelijk of regionaal structuurplan of naar een streekplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door «een gemeentelijke, regionale of provinciale structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening», en wordt «dat plan» telkens vervangen door: die structuurvisie.

E

Artikel 13, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op besluiten als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, onderscheidenlijk 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de aanwijzing geen betrekking heeft op een concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is.

Artikel 1.3

Het Besluit geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.8, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De kaart of kaarten, bedoeld in het derde lid, worden ingericht met inachtneming van de volgende voorschriften:

    a. de kaarten worden getekend op een duidelijke ondergrond;

    b. de begrenzing van het gebied waarop het plan betrekking heeft, wordt met een duidelijke lijn op de kaarten aangegeven;

    c. de kaarten worden vervaardigd op een schaal van ten minste 1 op 10 000, tenzij de omvang van het gebied of de aard van het plan een andere schaal noodzakelijk maakt;

    d. uit de kaarten moet blijken de aansluiting van het in het plan begrepen gebied aan het daaromheen gelegen gebied;

    e. voor zover in het plan gronden zijn begrepen waarvan de bestemming in de naaste toekomst voor verwezenlijking in aanmerking komt, worden deze gedeelten vervat in één of meer kaarten op een schaal van ten minste 1 op 2500, waarop voorts de kadastrale grenzen, sectie en nummers van de in deze gedeelten van het plan begrepen percelen zijn aangegeven;

    f. indien een bestemmingsplan uit meerdere kaarten bestaat, moet uit een overzichtskaart de aansluiting van de kaarten onderling en de aansluiting aan het daaromheen gelegen gebied blijken;

    g. op de kaarten worden de schaal en de noordpijl aangegeven;

    h. op de kaarten worden de bestaande gebouwen en de namen van de belangrijkste wegen, straten en waterwegen aangegeven.

    De kaarten moeten op duidelijke en overzichtelijke wijze worden uitgevoerd. Zij moeten voorts van duurzaam materiaal vervaardigd worden en goed vermenigvuldigbaar zijn.

B

De titel van § 4.1.1 komt te luiden:

§ 4.1.1 Bestemmingsplan of procedure als bedoeld in artikel 3.10, 3.23, 3.27 of 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening.

C

In artikel 4.1, vierde lid, wordt «artikel 36 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: artikel 3.37 van de Wet ruimtelijke ordening.

D

In artikel 4.2 wordt «besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: besluit als bedoeld in artikel 3.10, 3.23, 3.27 of 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening.

E

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid vervalt «tot vrijstelling» en wordt na «wethouders» ingevoegd: , onderscheidenlijk gedeputeerde staten of Onze Minister.

2. In het derde lid wordt «tot vrijstelling, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 4.2,.

F

In artikel 4.4 vervalt «tot vrijstelling».

G

Artikel 4.21, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Artikel 3.8, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 5.4, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Met betrekking tot deze kaart of kaarten is artikel 3.8, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.4

De bijlage bij het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1.2.1b wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden:

§ 1.2.1b. Gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan voorschriften krachtens de Wet ruimtelijke ordening

2. Onderdeel i komt te luiden:

i. Overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een bestemmingsplan, projectbesluit of besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van de Wet ruimtelijke ordening;.

3. Na onderdeel i wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. Gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een exploitatieplan.

B

Paragraaf 1.2.6, onderdeel e, komt te luiden:

e. Gegevens en bescheiden samenhangend met een eventueel benodigde ontheffing of benodigd projectbesluit krachtens de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een eventueel benodigd besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet;.

C

Paragraaf 1.4, onderdeel a, komt te luiden:

a. De gegevens en bescheiden, genoemd in paragraaf 1.2.1b, onderdelen a tot en met i;.

D

Paragraaf 3.2.2b wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden:

§ 3.2.2b. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan voorschriften krachtens de Wet ruimtelijke ordening (§1.2.1b)

2. Onderdeel i komt te luiden:

i. Een bestemmingsplan kan regels bevatten, ter toetsing waaraan nadere gegevens van de aanvrager nodig zijn. Dat betreft met name de regels over uitvoerbaarheid als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en daarbinnen de in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening omschreven woningbouwcategorieën sociale huurwoning, sociale koopwoning en particulier opdrachtgeverschap. Ook een projectbesluit en besluiten als bedoeld in de artikelen 3.40, 3.41 en 3.42 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen voorschriften over de uitvoerbaarheid bevatten, waaraan een bouwaanvraag wordt getoetst. Voor een uitleg over de woningbouwcategorieën zij verwezen naar de toelichting bij onderdeel j (exploitatieplan). Ook bij andere bouwplannen kunnen nadere gegevens nodig zijn, bijvoorbeeld bij de aanvraag van een bedrijfswoning.

3. Na onderdeel i wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Woningwet, moet de bouwvergunning worden geweigerd bij strijd met een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Toetsing is alleen aan de orde bij bouwplannen waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist en die nader zijn aangewezen bij artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de toetsing aan de regels voor de woningbouwcategorieën sociale huurwoning, sociale koopwoning of particulier opdrachtgeverschap kan overlegging van nadere gegevens nodig zijn. De definitie van deze categorieën is opgenomen in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het betreft de volgende gegevens: bij een sociale koopwoning gegevens waaruit blijkt dat de woning in de betreffende categorie wordt verkocht en bewoond zal worden door iemand die tot de doelgroep behoort. De gegevens kunnen mede betrekking hebben op de inschrijving voor de woning en de toewijzing ervan. Bij een sociale huurwoning betreft het gegevens waaruit aannemelijk wordt dat de woning in de betreffende categorie wordt geëxploiteerd. Deze gegevens betreffen de toekomstige exploitant. Gegevens kunnen mede betrekking hebben op de inschrijving voor de woning en de toewijzing ervan. Bij particulier opdrachtgeverschap betreft het gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de regels voor particulier opdrachtgeverschap in het Besluit ruimtelijke ordening en exploitatieplan. Voorts kunnen bij alle soorten bouwplannen gegevens nodig zijn ter toetsing aan de locatie-eisen in het exploitatieplan. Een voorbeeld betreft de eisen voor bouwrijp maken.

E

Paragraaf 3.2.7, onderdeel e, komt te luiden:

e. Indien voor het verlenen van een bouwvergunning een ontheffing of projectbesluit krachtens de Wet ruimtelijke ordening dan wel een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet benodigd is, geldt de aanvraag om bouwvergunning tevens als aanvraag om een dergelijke ontheffing, een dergelijk projectbesluit of besluit. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie ten behoeve van deze aanvraag noodzakelijk is en geven aan op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.

F

De tabel behorende bij paragraaf 3.3.3 komt te luiden:

 

Verklaring bij digitale indiening

Aanvraag-formulier

Tekeningen / plattegronden

Doorsneden

Constructie-tekeningen

Gevel-tekeningen

Situatie-tekeningen

Beschikkingen / vergunningen

Rapportages / berekeningen

Certificaten

Overig / onbepaald

Te verstrekken informatie A = op papier / X = op papier of digitaal)

1.1

a

Naam, correspondentieadres en handtekening aanvrager

A

X

         
 

b

Naam en adres gemachtigde, inclusief machtiging

 

X

         
 

c

Gegevens onderneming(en) die de werkzaamheden uitvoert/uitvoeren

 

X

         
 

d

Uittreksel Kamer van Koophandel uitvoerende bouwwerkzaamheden

          

X

 

e

Aard van de bouwwerkzaamheden

 

X

         
 

f

Lokale en kadastrale aanduiding

 

X

X

        
 

g

(geraamde) aannemeningssom

 

X

         
 

h

Overzichtslijst/verklaring digitaal ingediende gegevens en bescheiden

A

         

X

1.2.1a

 

Rapport archeologisch bodemonderzoek

        

X

  

1.2.1b

a

Plattegronden en doorsnedetekeningen

  

X

        
 

b

Aanduiding bestemmingen

  

X

        
 

c

Beoogd gebruik

 

X

         
 

d

Inhoud en bruto vloeroppervlakte

 

X

         
 

e

Afmetingen perceel en situering

  

X

   

X

    
 

f

Hoogte bouwwerk en aantal bouwlagen

   

X

       
 

g

Inrichting parkeervoorzieningen

  

X

        
 

h

Indieningsvereisten Agrarische Adviescommissie

          

X

 

i

Overige indieningsvereisten in verband met het toetsingskader krachtens de Wet ruimtelijke ordening

          

X

 

j

Indieningsvereisten exploitatieplan

          

X

1.2.2

a

Geveltekeningen en belendende bebouwing

  

X

  

X

     
 

b

Detailtekeningen gezichtsbepalende bouwdelen

   

X

 

X

     
 

c

Foto’s bestaande situatie en omliggende bebouwing

          

X

 

d

Materiaal- en kleurgebruik

 

X

        

X

1.2.3

1a

Belastingen en belastingcombinaties constructie

    

X

   

X

  
 

1b

De uiterste grenstoestand van de bouwconstructie

        

X

  
 

2

Kwaliteitsverklaringen e.d.

         

X

 

1.2.4

1a

EPC, thermische eigenschappen en luchtdoorlatendheid

        

X

  
 

1b

Geluidwering uitwendige scheidingsconstructie, geluidabsorptie en overige geluidwering

        

X

  
 

1c

Daglichttoetreding

  

X

     

X

  
 

1d

Ventilatievoorzieningen, verbrandingsgassen en verbrandingslucht

  

X

     

X

  
 

1e

Brandveiligheid en rookproductie

         

X

 
 

1f

Brand- en rookcompartimentering

  

X

     

X

  
 

1g

Vluchtroute en brandveiligheidsvoorzieningen

  

X

        
 

1h

Noodstroomvoorziening en -verlichting

  

X

     

X

  
 

1i

Wateropname materialen vloer, wand en plafonds in sanitaire ruimten

   

X

       
 

1j

Lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen

   

X

       
 

1k

Riolering en hemelwaterafvoeren

  

X

X

       
 

1l

Gas-, elektra- en waterleiding, inclusief

Aansluitpunten

  

X

X

       
 

1m

Drinkwater- en warmwatervoorzieningen

  

X

X

       
 

1n

Inbraakwerendheid

         

X

 
 

1o

Weren van ratten en muizen

  

X

X

       
 

1p

Gebruiksfunctie en afmetingen van ruimten

  

X

        
 

1q

Opslagplaats afvalstoffen

  

X

        
 

1r

Opslagplaats gevaarlijke stoffen

  

X

        
 

1s

Stallingsruimte voor fietsen

  

X

        
 

1t

Integrale toegankelijkheid en toegankelijkheid van ruimten

  

X

        
 

1u

Trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen

  

X

X

     

X

 
 

1v

Opstelplaats aanrecht, kooktoestel, stooktoestel en ww-voorzieningen

  

X

        
 

1w

Aanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte, liften en liftschachten

  

X

X

       
 

1x

Hoogteligging vloeren

   

X

       
 

1y

Draairichting draaiende delen

     

X

     
 

2

Kwaliteitsverklaringen e.d.

         

X

 

1.2.5

a

Bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid

Bouwplaats

      

X

    
 

b

Brandveiligheidinstallaties

        

X

X

 
 

c

bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen.

  

X

        
 

d

Sloopvergunning

       

X

   
 

e

Rapportage bodemgesteldheid

        

X

  

1.2.6

a

Kernenergiewet/Wet Milieubeheer

       

X

   
 

b

Wet Ziekenhuisvoorzieningen

       

X

   
 

c

Monumentenvergunning

       

X

   
 

d

Indieningsvereisten experimentele bouw

          

X

 

e

Indieningsvereisten in verband met afwijkingsmogelijkheden van de Wet ruimtelijke ordening

          

X

 

f

Advies van de Commissie tunnelveiligheid

        

x

  
 

g

Toestemming artikel 14 EU-richtlijn nr. 2004/54/EG

          

X

Artikel 1.5

De bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begrippen «plan als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» en «plan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» en de daarbij behorende omschrijvingen vervallen.

2. Het begrip «plan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» en de daarbij behorende beschrijving komen te luiden:

plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening:

plan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, alsmede:

a. voor zover het plan wordt genoemd in kolom 3 van de onderdelen C onderscheidenlijk D: een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.4, eerste lid, onder a, van die wet;

b. voor zover het plan wordt genoemd in kolom 4 van de onderdelen C onderscheidenlijk D: een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, en een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.22, eerste lid, en 3.23, eerste lid, van die wet.

B

Onderdeel C, kolom 3, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de categorieën 1.1, 1.4, 2.1, 3.2, 3.3, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 16.2 en 28 wordt «Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

2. In de categorieën 1.2, 1.3 en 1.5, wordt «het plan, bedoeld in de artikelen 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

3. In de categorieën 2.2, 2.3, 3.1, 4.1, 4.2, 8 tot en met 10.2, 13, 14, 16.1, 16.3 tot en met 17.2, 18.2 tot en met 18.6 en 20.1 tot en met 26 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

4. In categorie 15.1 wordt «het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

5. In de categorieën 3.4, 10.3, 11.1 tot en met 11.4 en 15.2 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet.

6. In de categorieën 6.1 en 6.2 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a en 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

7. In de categorieën 12.1 en 12.2 wordt «Het plan, bedoeld in artikel 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet ruimtelijke ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

C

In onderdeel C, kolom 4, wordt in de categorieën 1.2, 1.3, 1.5, 2.2, 2.3, 3.1, 3.4, 4.1, 4.2, 9 tot en met 11.4, 15.2, 18.1 en 24 «het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet.

D

Onderdeel D, kolom 3, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de categorieën 1.1 en 15.1 wordt «het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

2. In categorie 1.2 wordt «het plan, bedoeld in de artikelen 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

3. In de categorieën 2 en 3, 8.3, 10.3 tot en met 11.5, 15.3 en 48 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10 en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet.

4. In de categorieën 4.1, 4.2, 8.1, 8.2, 9, 10.1, 10.2, 13, 14, 15.2, 16.1 tot en met 18.4, 20.1 tot en met 24.1 en 25.1 tot 47 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

5. In de categorieën 5.1 tot en met 5.4 en 24.2 wordt «Het plan, bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

6. In de categorieën 6.1 en 6.2 wordt «Het plan, bedoeld in de artikelen 2a en 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

7. In de categorieën 12.1 en 12.2 wordt «Het plan, bedoeld in artikel 2a, 4a, 7, 10, 11, eerste lid, en 36c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

E

Onderdeel D, kolom 4, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de categorieën 1.1 tot en met 4.2, 8.1 tot en met 11.5, 15.3, 17.2, 24.1, 24.2, 27 en 43 wordt «het plan, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet.

2. In categorie 48 wordt «het plan, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: het plan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 1.6

Artikel 5, tweede lid, van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994 komt te luiden:

  • 2. Een saneringsprogramma bevat voorts één of meer kaarten, met bijbehorende verklaring, waarbij in elk geval de begrenzing van het industrieterrein en de rond dat terrein vastgestelde zone met een duidelijke lijn op de kaarten wordt aangegeven.

    Deze kaart of kaarten worden ingericht met inachtneming van de volgende voorschriften:

    a. de kaarten worden getekend op een duidelijke ondergrond;

    b. de begrenzing van het gebied waarop het plan betrekking heeft, wordt met een duidelijke lijn op de kaarten aangegeven;

    c. de kaarten worden vervaardigd op een schaal van ten minste 1 op 10 000, tenzij de omvang van het gebied of de aard van het plan een andere schaal noodzakelijk maakt;

    d. uit de kaarten moet blijken de aansluiting van het in het plan begrepen gebied aan het daaromheen gelegen gebied;

    e. indien een bestemmingsplan uit meerdere kaarten bestaat, moet uit een overzichtskaart de aansluiting van de kaarten onderling en de aansluiting aan het daaromheen gelegen gebied blijken;

    f. op de kaarten worden de schaal en de noordpijl aangegeven;

    g. op de kaarten worden de bestaande gebouwen en de namen van de belangrijkste wegen, straten en waterwegen aangegeven.

Artikel 1.7

In artikel 1, onder b, van het Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening wordt «artikel 57 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: artikel 8.5 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 1.8

Het Besluit voorkeursrecht gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en c komen te luiden:

b. besluit tot aanwijzing: een besluit als bedoeld in artikel 2 in samenhang met artikel 3, 4 of 5 van de wet alsmede een besluit als bedoeld in artikel 9a, eerste of tweede lid, in samenhang met artikel 2 in samenhang met artikel 3, 4 of 5 van de wet;

c. besluit tot voorlopige aanwijzing: een besluit als bedoeld in artikel 6 van de wet, alsmede een besluit als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, in samenhang met artikel 6 van de wet.

2. Onderdeel d vervalt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Het raadsbesluit en het voorstel van burgemeester en wethouders vermelden» vervangen door: «Het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing vermeldt» en wordt «het raadsbesluit of het voorstel van burgemeester en wethouders» vervangen door: het besluit.

2. In het tweede lid wordt «Het raadsbesluit en het voorstel van burgemeester en wethouders vermelden» vervangen door: «Het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing vermeldt» en wordt «waarop het besluit of het voorstel berust» vervangen door: op basis waarvan het besluit is genomen.

3. In het derde lid wordt «Het raadsbesluit en het voorstel van burgemeester en wethouders vermelden» vervangen door: Het besluit vermeldt.

C

In artikel 3, eerste lid, wordt «de kadastrale kaart bedoeld in artikel 2, derde lid» vervangen door: het kadastraal overzicht, bedoeld in artikel 3, derde lid.

D

In het opschrift van hoofdstuk III wordt «Kennisgeving» vervangen door: Mededeling.

E

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «De kennisgeving overeenkomstig artikel 4, tweede lid» vervangen door: «De mededeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid», wordt «het raadsbesluit of het voorstel van burgemeester en wethouders» vervangen door: «het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing» en wordt «het raadsbesluit onderscheidenlijk het voorstel van burgemeester en wethouders» vervangen door: «het besluit» en vervalt: «en van een mededeling omtrent het bestaan en het doel van de registratie, bedoeld in hoofdstuk IV».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De mededeling van het besluit tot aanwijzing door provinciale staten of Onze Minister en de kennisgeving van het besluit tot voorlopige aanwijzing door gedeputeerde staten vermeldt tevens:

    a. of het betrokken perceel reeds is aangewezen door een ander bevoegd gezag;

    b. het rechtsgevolg van het besluit voor een reeds bestaande aanwijzing of voorlopige aanwijzing van het betrokken perceel;

    c. indien een opgave als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, is gedaan, op welke wijze gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister invulling geven aan de indeplaatstreding, bedoeld in artikel 9a, vijfde onderscheidenlijk zesde lid, van de wet.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «Burgemeester en wethouders» ingevoegd: , gedeputeerde staten of Onze Minister.

2. In het tweede en derde lid wordt na «burgemeester en wethouders» telkens ingevoegd: , gedeputeerde staten of Onze Minister.

3. In het derde lid wordt na «de gemeente» ingevoegd: , de provincie of de Staat.

Artikel 1.9

Het Besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, derde lid, vervalt.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

2. In het enige lid wordt «beschikking tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: beschikking tot ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening, dan wel het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder f, van die wet.

Artikel 1.10

Het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a, derde lid, vervalt.

B

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

2. In het enige lid wordt «beschikking tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: beschikking tot ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening, dan wel het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder f, van die wet.

Artikel 1.11

Het Huisvestingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, tweede lid, onder a, wordt «artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In de verordening kan worden bepaald dat een splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:

    a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of voor een herziening daarvan in procedure is,

    b. het ontwerp voor dat plan, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd,

    c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan nagestreefde of na te streven doeleinden, en

    d. het belang dat de vergunningsaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.

2. In het tweede lid, onder a, en derde lid, wordt «artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» telkens vervangen door: artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 1.12

Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.1, eerste lid, wordt na «bestemmingsplan» telkens ingevoegd: dan wel de daarvoor geldende beheersverordening.

B

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 4.2, eerste en tweede lid, worden vervangen door een nieuw lid, luidende:

  • 1. Het bevoegd gezag neemt de in bijlage 3 gestelde afstanden in acht bij:

    a. het vaststellen van een bestemmings- of inpassingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, 3.26 of 3.28, onderscheidenlijk artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening;

    b. het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder f, van die wet;

    c. het wijzigen van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid, onder a, van die wet;

    d. het verlenen van ontheffing van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.23 van die wet;

    e. het verlenen of wijzigen van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer.

2. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

3. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» telkens vervangen door: eerste en tweede lid.

C

In artikel 5.3.2, zesde lid, wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd: dan wel de beheersverordening.

HOOFDSTUK II SLOTBEPALINGEN

Artikel 2.1

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 2.2

Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit Wet ruimtelijke ordening.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 april 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de vijftiende mei 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige algemene maatregel van bestuur vormt een aanvulling op de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Invoeringswet Wro). In de Invoeringswet Wro zijn de wijzigingen opgenomen in de bestaande wetten die noodzakelijk zijn in verband met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het betreft onder andere de Woningwet, de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. In de Invoeringswet Wro zijn ook wijzigingen opgenomen van de Wro zelf alsmede van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg).

De wijzigingen in voornoemde wetten noodzaken tot wijzigingen van op die wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur (amvb’s). Deze wijzigingen zijn in het onderhavige besluit opgenomen. Volledigheidshalve zij hier nog eens opgemerkt dat ten gevolge van het intrekken van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing het op die wetten gebaseerde Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro 1985) en het Besluit stads- en dorpsvernieuwing van rechtswege zijn komen te vervallen.

De wijzigingen zijn voornamelijk technisch van aard. Het betreft aanpassing van verwijzingen naar de WRO of het Bro 1985. Hierbij is aangesloten bij de systematiek van de Invoeringswet Wro. Dit betekent dat zoveel mogelijk is gekozen voor een een-op-een omzetting van verwijzingen. Waar in een amvb werd verwezen naar artikelen van de WRO of het Bro 1985, wordt nu verwezen naar de corresponderende artikelen van de Wro of het Bro.

Het invoeringsbesluit bevat ook enkele inhoudelijke veranderingen welke voortvloeien uit de Grondexploitatiewet. Deze betreffen het opnemen van een exploitatieplan als beperkingenbesluit in de bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, het wijzigen van indieningsvereisten voor een aanvraag bouwvergunning in verband met de toetsing van een bouwplan aan het exploitatieplan en de regels over de uitvoerbaarheid in een bestemmingsplan. In de Invoeringswet Wro wordt onder andere de Wvg aangepast. Dit betekent dat ook het Besluit voorkeursrecht gemeenten (Bvg) moet worden aangepast. Het onderhavige besluit voorziet hierin.

In het onderhavige besluit zijn alle amvb’s die wijziging behoeven in verband met de Wro en de Invoeringswet Wro, gebundeld aangepast. De systematiek sluit aan bij die van de Invoeringswet Wro waarbij de wijzigingen in de amvb’s in alfabetische volgorde zijn opgenomen.

In de memorie van toelichting bij de Wro en in de nota van toelichting bij het Besluit ruimtelijke ordening is al uitgebreid ingegaan op de effecten van de nieuwe regelgeving op bestuur, burgers, bedrijven en instellingen. Ook zijn daarbij de bedrijfs- en milieueffecten in beeld gebracht. Voor het Bro geldt al dat het geen zelfstandige bedrijfseffecten toevoegt. Dit geldt in dezelfde mate voor de milieueffecten. Bij de doorwerking in het onderhavige besluit is daarvan dus evenmin sprake.

In het verlengde hiervan kan worden opgemerkt dat uit dit besluit ook geen administratieve lasten voor burgers en bedrijven voortvloeien.

Ingevolge artikel 10.1 van de Invoeringswet Wro behoefde het ontwerp van het onderhavige besluit niet te worden voorgehangen bij de Kamers der Staten-Generaal.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1 Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

De bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) bevat de zogenoemde beperkingsbesluiten die krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wkpb zijn aangewezen.

Onderdeel B van het onderhavige artikel strekt tot aanpassing van die besluiten aan de Wvg zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro.

Onderdeel A van dit artikel voegt aan de aangewezen beperkingenbesluiten het exploitatieplan toe, bedoeld in artikel 6.12 van de Wro, voor zover op grond van dat plan de verplichting bestaat aan een bouwvergunning een voorschrift tot betaling van een exploitatiebijdrage te verbinden. Een exploitatieplan kan voor kopers van onroerende zaken van groot belang zijn. Op een perceel kan op grond van een exploitatieplan een verplichting rusten om bij een bouwvergunning een exploitatiebijdrage over te maken aan de gemeente. Deze verplichting beïnvloedt de waarde van de onroerende zaak. Omdat ook nietsvermoedende kopers en andere verkrijgers van gronden, woningen of andere gebouwen daarmee geconfronteerd kunnen worden, dient in een openbaar register een aantekening te worden opgenomen dat bij een bouwvergunning voor het betreffende perceel een exploitatiebijdrage kan worden opgelegd. Bij raadpleging van het exploitatieplan kan de koper constateren met welke exploitatiebijdrage hij zal worden geconfronteerd. Het exploitatieplan, voor zover op grond daarvan de verplichting bestaat aan een bouwvergunning een voorschrift tot betaling van een exploitatiebijdrage te verbinden, is daarom in de bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wkpb aangemerkt als een beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wkpb.

Artikel 1.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen

A

Artikel 2, vierde lid, verwees naar enkele bepalingen omtrent het gemeentelijk bestemmingsplan uit de WRO. Ook de nieuwe Wro kent de figuur van het gemeentelijk bestemmingsplan en biedt de mogelijkheid dit door burgemeester en wethouders te laten uitwerken zodat de verwijzing daaraan wordt aangepast. De Wro kent echter ook enkele nieuwe figuren waarin bestemmingen worden vastgelegd. Voor gemeenten is dit het projectbesluit. Voor provincie en rijk zijn dit het inpassingsplan en het projectbesluit. Deze besluiten worden daarom aan de opsomming toegevoegd. Verder zijn ook opgenomen de artikelen waarin Rijk, provincie en gemeente de mogelijkheid hebben een beheersverordening buiten toepassing te verklaren.

B

Artikel 5, eerste lid, verwees naar bepalingen uit de WRO. Deze verwijzingen zijn aangepast aan de desbetreffende nieuwe figuren uit de Wro. Opmerking verdient nog dat in gevallen als waarop artikel 5, eerste lid, Bevi ziet, namelijk (nieuwe) planologische ontwikkelingen, er geen plaats is voor een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 Wro.

C

Artikel 5, zesde lid, verwees naar de vrijstelling die gedeputeerde staten aan de raad kunnen verlenen van de tienjaarlijkse herzieningsplicht van het bestemmingsplan. Deze vrijstellingsmogelijkheid komt in de Wro niet terug. Deze is dan ook uit artikel 5, zesde lid, geschrapt.

D

De figuur van de structuurvisie komt in de Wro in de plaats van het structuurplan en streekplan uit de WRO. Artikel 13, vierde lid, is hieraan technisch aangepast.

E

Het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan door gedeputeerde staten en de verklaring van geen bezwaar bij de projectvrijstelling komen in de Wro niet terug. De aanwijzing van de Minister respectievelijk gedeputeerde staten van artikel 37 WRO komt in de Wro terug in artikel 4.2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 4.4, eerste lid, onder a. Het artikel is nu zodanig geredigeerd dat beoordeling van het groepsrisico voor rekening komt van het aanwijzende bestuursorgaan, indien die aanwijzing concreet is, en er geen mogelijkheid is daarvan af te wijken.

Artikel 1.3 Besluit geluidhinder

A

In artikel 3.8, vierde lid, van het Besluit geluidhinder wordt artikel 16 Bro 1985 van overeenkomstige toepassing verklaard op de kaarten die bij een saneringsprogramma behoren. Artikel 16 bevat voorschriften ten aanzien van deze kaarten. In het nieuwe Bro komt een hiermee vergelijkbare bepaling niet terug. Dit houdt verband met het feit dat het nieuwe stelsel uitgaat van digitale plannen, met daarop specifiek toegesneden voorschriften. Het voert te ver om deze eisen van overeenkomstige toepassing te verklaren op de kaarten behorend bij een saneringsprogramma. Daarom is artikel 16 Bro 1985 integraal overgenomen in het vierde lid van artikel 3.8.

B tot en met F

De vrijstellingsmogelijkheid van artikel 19 WRO komt in de Wro niet meer terug. Daarvoor in de plaats komt het projectbesluit (voor gemeenten, provincies en Rijk), en de amvb-lijst op basis van artikel 3.23. Onder B tot en met F worden de bepalingen van het Besluit geluidhinder hierop aangepast.

G en H

De artikelen 4.21, derde lid, en 5.4, tweede lid, zijn aangepast aan het nieuwe artikel 3.8, vierde lid, door deze bepaling van overeenkomstige toepassing te verklaren.

A tot en met D en F

Het onderdeel grondexploitatie van de Wro heeft inhoudelijke gevolgen voor de toetsing van bouwvergunningaanvragen. Aangezien het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) een limitatieve opsomming bevat van de gegevens en bescheiden die gemeenten mogen opvragen bij een aanvraag om bouwvergunning is aanpassing van dat besluit aan de Wro noodzakelijk.

Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Woningwet, moet de bouwvergunning worden geweigerd bij strijd met een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Toetsing is alleen aan de orde bij bouwplannen waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist en die nader zijn aangewezen bij artikel 6.2.1 van het Bro. Dat betreft nieuwbouwplannen en grote uitbreidingen of functieveranderingen. Met name voor de toetsing aan de regels voor de woningbouwcategorieën sociale huurwoning, sociale koopwoning of particulier opdrachtgeverschap (de definitie van deze categorieën is opgenomen in artikel 1.1.1 van het Bro) kan overlegging van nadere gegevens en bescheiden nodig zijn. Het betreft de volgende gegevens: bij een sociale koopwoning gegevens waaruit blijkt dat de woning in de betreffende categorie wordt verkocht en bewoond zal worden door iemand die tot de doelgroep behoort. De gegevens kunnen mede betrekking hebben op de inschrijving voor de woning en de toewijzing ervan. Bij een sociale huurwoning betreft het gegevens waaruit aannemelijk wordt dat de woning in de betreffende categorie wordt geëxploiteerd. Deze gegevens betreffen de toekomstige exploitant. Gegevens kunnen mede betrekking hebben op de inschrijving voor de woning en de toewijzing ervan. Bij particulier opdrachtgeverschap betreft het gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de regels voor particulier opdrachtgeverschap in het Bro en exploitatieplan.

Voor de berekening van de exploitatiebijdrage, welke als voorschrift aan de bouwvergunning wordt verbonden, zijn geen aanvullende gegevens van de aanvrager nodig.

Wel kunnen bij alle soorten bouwplannen gegevens nodig zijn ter toetsing aan de locatie-eisen in het exploitatieplan. Een voorbeeld betreft de eisen voor bouwrijp maken.

In de onderdelen A, onder 1 en 3, B, D, onder1 en 3, en F zijn de wijzigingen in verband met de indieningsvereisten met betrekking tot het exploitatieplan verwerkt.

Ook een bestemmingsplan kan regels bevatten, ter toetsing waaraan nadere gegevens van de aanvrager nodig zijn. Dat betreft met name de regels over uitvoerbaarheid als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wro en daarbinnen de in artikel 1.1.1 van het Bro omschreven woningbouwcategorieën sociale huurwoning, sociale koopwoning en particulier opdrachtgeverschap. Een projectbesluit en besluiten als bedoeld in de artikelen 3.40, 3.41 en 3.42 van de Wro kunnen voorschriften over de uitvoerbaarheid bevatten, waaraan een bouwaanvraag wordt getoetst. Een zelfde toetsing aan woningbouwcategorieën kan dus aan de orde komen bij een bestemmingsplan en de daarop betrekking hebbende bepalingen van de Wro en het Bro. Daarbij is er één verschil. In een bestemmingsplan mag uitsluitend een percentageregeling met betrekking tot de drie genoemde woningbouwcategorieën worden opgenomen. Het percentage is een gegeven dat de gemeente zelf moet leveren en controleren. Voor het overige geldt wat hiervoor is opgemerkt.

Ook bij andere bouwplannen kunnen nadere gegevens nodig zijn ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan, bijvoorbeeld bij de aanvraag van een bedrijfswoning.

In de onderdelen A, onder 1 en 2, B, C, D, onder 1 en 2, en F zijn de wijzigingen in verband met de indieningsvereisten met betrekking tot het bestemmingsplan verwerkt.

De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt ingetrokken ingevolge de Invoeringswet Wro. Daarmee vervalt ook de basis voor een leefmilieuverordening. Daarom is indiening van gegevens in verband met de toetsing aan een leefmilieuverordening niet meer aan de orde en kunnen de onderdelen i van de paragrafen 1.2.1b en 3.2.2b (oud) vervallen. In onderdeel A, onder 2, en onderdeel D, onder 2 zijn deze wijzigingen verwerkt.

Artikel 1.4 Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning

E

Onderdeel E bevat een technische aanpassing. In paragraaf 3.2.7, onder e, van de bijlage bij het Biab wordt gesproken van «vrijstelling ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening» of «vrijstelling». In de nieuwe Wro is niet langer sprake van «vrijstelling» maar van een ontheffing, projectbesluit of besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet. Laatstgenoemd besluit betreft een besluit in afwijking van een beheersverordening. Paragraaf 3.2.7, onder e, van de bijlage is aldus aangepast.

Artikel 1.5 Besluit milieu-effectrapportage 1994

De wijzigingen in de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage zijn groot in aantal, maar beperkt in die zin dat deze uitsluitend betrekking hebben op het aanpassen van verwijzingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening naar de desbetreffende bepalingen in de nieuwe Wro.

Artikel 1.6 Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994

Artikel 5, tweede lid, van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994 geeft voorschriften over de wijze waarop de kaarten moeten zijn ingericht. De wijziging komt overeen met de in artikel 1.3 van dit besluit opgenomen wijziging van het Besluit geluidhinder. Naar de toelichting op die bepaling wordt kortheidshalve verwezen.

Artikel 1.7 Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening

Dit betreft een technische aanpassing van artikel 1, onder b.

Artikel 1.8 Besluit voorkeursrecht gemeenten

In de Invoeringswet Wro is de Wet voorkeursrecht gemeenten aangepast aan de nieuwe planvormen uit de Wro en is het rijks- en provinciaal voorkeursrecht geregeld. Daarnaast is de procedure tot aanwijzing van gronden voor een voorkeursrecht vereenvoudigd door het terugbrengen van het aantal besluitmomenten. Deze aanpassingen nopen tot technische aanpassing van het Besluit voorkeursrecht gemeenten. Deze aanpassingen van het Bvg worden hieronder toegelicht.

A

In artikel 1, onder b en c, zijn de begripsbepalingen van het Bvg aangepast aan de wijzigingen van de Wvg. Als gevolg van de vereenvoudiging van de vestigingsgrondslagen wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen «raadsbesluit» en «voorstel van burgemeester en wethouders» maar tussen «besluit tot aanwijzing» en «besluit tot voorlopige aanwijzing». De definities verwijzen daarbij naar zowel het gemeentelijk, provinciaal als rijksvoorkeursrecht.

Omdat in de wet het begrip koper al is gedefinieerd kon dezelfde omschrijving van het begrip in onderdeel d wegens overbodigheid vervallen.

B

Het eerste, tweede en derde lid zijn technisch aangepast aan de nieuwe begripsbepalingen.

Met de in het tweede lid opgenomen wijziging van de woorden «op grond waarvan» in «op basis waarvan» wordt vastgelegd dat als gevolg van de in de Invoeringswet Wro vereenvoudigde vestigingsgrondslagen het besluit niet langer de planologische grondslag waarop het voorkeursrecht(besluit) daadwerkelijk berust dient te vermelden, maar de planologische grondslag op basis waarvan het (voorlopige) aanwijzingsbesluit is genomen. Door de in de Invoeringswet Wro geïntroduceerde nieuwe systematiek van vestigingsgrondslagen hoeft een voorkeursrecht niet steeds opnieuw bij besluit bestendigd te worden. Het voorkeursrecht loopt van rechtswege door indien tijdig een opvolgend ruimtelijk plan is vastgesteld. Dit betekent dat het voorkeursrecht rechtsgeldig kan zijn zonder dat het nog berust op hetzelfde ruimtelijke plan als dat op basis waarvan het aanwijzingsbesluit is genomen.

C

Artikel 3, eerste lid, is aangepast aan het nieuwe artikel 3, derde lid, van de Wvg.

D

Het opschrift van hoofdstuk III is aangepast aan de nieuwe terminologie waarin niet langer het begrip «kennisgeving» centraal maar de mededeling.

E

In de tekst van dit artikel wordt de verwijzing aangepast aan de nieuwe nummering van artikelen in de wet. Daarnaast is de tekst technisch aangepast aan de nieuwe begripsbepalingen. Het zinsdeel dat verwijst naar de registratie, bedoeld in hoofdstuk IV, is geschrapt omdat hoofdstuk IV van het Bvg ingevolge het Aanwijzingsbesluit bij de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken vervalt.

Het toegevoegde tweede lid geeft enige regels over de mededeling van het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing indien provincie of rijk gebruik maken van hun voorkeursrechtbevoegdheid. De mededeling door gedeputeerde staten of de minister dient in dat geval, naast de in het eerste lid genoemde eisen te vermelden of het betrokken perceel op dat moment al is aangewezen door een ander bevoegd gezag (onder a). Daarnaast dient te worden vermeld wat het rechtsgevolg van het genomen besluit is voor het reeds bestaande voorkeursrecht (onder b). Deze rechtsgevolgen worden in artikel 9b Wvg geregeld.

In artikel 9b, eerste en tweede lid, van de Wvg is eveneens geregeld, dat in het geval er een provinciaal of rijksvoorkeursrecht wordt gevestigd terwijl er reeds een opgave is gedaan, gedeputeerde staten of Onze Minister in de plaats treden van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten en dat de provincie onderscheidenlijk de Staat de plaats inneemt van de gemeente onderscheidenlijk de provincie. Gevolg van deze regeling is dat het indeplaatstredende orgaan en de indeplaatstredende rechtspersoon de volledige rechten en plichten van hun rechtsvoorganger overnemen zoals die in de lopende onderhandelingen in de aanbiedingsprocedure zijn ontstaan. De door de rechtsvoorganger gewekte verwachtingen in de precontractuele fase en diens proceshouding komen na vestiging van een provinciaal of rijksvoorkeursrecht tijdens een reeds lopende aanbiedingsprocedure dan ook voor rekening van het bestuursorgaan en de rechtspersoon die het «hogere» voorkeursrecht vestigen. Dit neemt niet weg dat gedeputeerde staten of de minister zelfstandig kunnen beslissen op welke wijze zij verder aan de lopende aanbiedingsprocedure vorm zullen geven. Daarom is in het tweede lid, onder c, opgenomen dat gedeputeerde staten of de minister dienen aan te geven hoe zij, indien door de verkoper reeds een opgave is gedaan, praktisch vorm zullen geven aan hun indeplaatstreding op grond van artikel 9b, eerste of tweede lid, Wvg. Zij dienen afhankelijk van de fase in de aanbiedingsprocedure bijvoorbeeld aan te geven wat hun houding is ten opzichte van de gevraagde prijs of wat hun proceshouding zal zijn. De genoemde informatie moet een plaats krijgen in het samenstel van de mededelingsbrief en het bijgevoegde afschrift of uittreksel van het besluit.

F

In het geval van een provinciaal voorkeursrecht of rijksvoorkeursrecht dienen voor gedeputeerde staten respectievelijk de minister dezelfde verplichtingen te gelden als voor burgemeester en wethouders. Alle artikelleden zijn in die zin aangepast.

Artikel 1.9 Besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg

A

In de Wet ruimtelijke ordening komt de goedkeuring van bestemmingsplannen niet meer terug. Artikel 4, derde lid, is daarom vervallen.

B

De verwijzingen in artikel 5 naar artikelen uit de WRO zijn vervangen door verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen in de nieuwe Wro.

Artikel 1.10 Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg

A

In de Wet ruimtelijke ordening komt de goedkeuring van bestemmingsplannen niet meer terug. Artikel 2a, derde lid, is daarom vervallen.

B

De verwijzingen in artikel 2b naar artikelen uit de WRO zijn vervangen door verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen in de nieuwe Wro.

Artikel 1.11 Huisvestingsbesluit

A

In artikel 12, tweede lid, onder a, is de verwijzing naar het artikel omtrent het bestemmingsplan technisch aangepast.

B

De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Wsdv) komt met de inwerkingtreding van de Wro te vervallen. De mogelijkheden van het stadsvernieuwingsplan en de leefmilieuverordening uit de Wsdv worden in de Wro in het bestemmingsplan geïncorporeerd. Artikel 13, eerste lid, is hierop aangepast.

De aanpassing in artikel 13, tweede lid, onder a, en derde lid, betreft de verwijzing naar het artikel omtrent het voorbereidingsbesluit welke technisch is aangepast.

Artikel 1.12 Vuurwerkbesluit

De wijzigingen in het Vuurwerkbesluit betreffen het aanpassen van verwijzingen van de WRO naar de Wro. De Wro kent het nieuwe instrument van de beheersverordening. Gemeenten kunnen voor een beheersverordening kiezen, in plaats van een bestemmingsplan, in gevallen waarin zij voor een bepaald gebied het bestaande gebruik willen vastleggen.

Evenzeer als de regels van het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn op een bestemmingsplan, dienen zij ook op een beheersverordening van toepassing te zijn. In de onderdelen A en C is daarom de beheersverordening toegevoegd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven