Besluit van 29 april 2008, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet geluidhinder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juli 2007, nr. DJZ2007068737, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 108 en 184 van de Wet geluidhinder;

De Raad van State gehoord (advies van 16 augustus 2007, nr. W08.07.0228/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 april 2008, nr. DJZ2008042465, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Er is een zone als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet geluidhinder rond het industrieterrein Tweede Maasvlakte, voor zover deze zone ligt in het deel van de Noordzee dat niet gemeentelijk is ingedeeld.

  • 2. De grenzen van de zone zijn aangegeven op de kaart in de bij dit besluit behorende bijlage.

  • 3. Buiten de in het eerste lid bedoelde zone mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Tweede Maasvlakte de waarde van 50 dB(A) niet overschrijden.

Artikel 2

Als bevoegd gezag voor de uitoefening van de in de Wet geluidhinder vervatte bevoegdheden wordt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam aangewezen. Dit betrekt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne en provinciale staten van de provincie Zuid-Holland bij de uitvoering.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling geluidszone Tweede Maasvlakte.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 april 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de vijftiende mei 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage behorende bij het Besluit vaststelling geluidszone Tweede Maasvlakte

stb-2008-158-1.gif

NOTA VAN TOELICHTING

De Rotterdamse haven

De Rotterdamse haven vormt met een oppervlakte van ruim 10.000 hectare en een jaarlijkse bezoekingsgraad van circa 30.000 zeeschepen en 135.000 binnenschepen een belangrijke internationale spil op het gebied van overslag en distributie. De haven is daarmee niet alleen van grote betekenis voor de economische ontwikkeling van Nederland, maar is óók op Europees niveau van strategisch belang.

Voor het behoud van haar positie is het noodzakelijk dat de haven optimaal kan inspelen op specifieke behoeften uit de markt. Dat betekent niet alleen dat de haven in de toekomst nóg grotere schepen moet kunnen ontvangen, ook zal zij ruimte moeten bieden voor de navenante schaalvergroting van havenactiviteiten.

De ruimte in de haven is echter schaars, de vraag naar grote terreinen – met name aan diep water – overstijgt inmiddels het aanbod. Onderzoek heeft uitgewezen dat uitbreiding van de haven in de vorm van een nieuwe landaanwinning hiervoor de beste oplossing biedt.

Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Eind 2006 heeft het parlement ingestemd met de Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (de PKB).

De PKB voorziet erin dat de haven van Rotterdam wordt uitgebreid met de Maasvlakte 2. Maasvlakte 2 betreft een nieuw gebied van circa 2.000 hectare, waarvan ongeveer de helft als bedrijventerrein zal worden uitgegeven. Het project is daarmee voor Nederlandse begrippen van een ongekende maat en schaal. Aan de aanleg, de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 is daarom een hoge ambitie gekoppeld, waarbij duurzaamheid centraal staat.

Relatie met artikel 40 van de Wet geluidhinder

In het bestemmingsplan Maasvlakte 2 zal aan gronden onder meer een zodanige bestemming worden gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh).

In artikel 1 van de Wgh wordt het begrip «industrieterrein» als volgt gedefinieerd:

«terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit.»

Artikel 40 van de Wgh bepaalt het volgende:

«Indien bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting, vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.»

De geluidszone rond het industrieterrein Maasvlakte 2 zal zich zodanig ver in de richting van de zee uitstrekken, dat deze de gemeentegrenzen van Rotterdam en van Westvoorne en de provinciegrens van Zuid-Holland overschrijdt. Ten westen van die grens zijn de gemeenteraden van Rotterdam en van Westvoorne derhalve niet bevoegd om een geluidszone vast te stellen, en – omdat dat gebied niet gemeentelijk is ingedeeld – kan ook een andere gemeente die zone niet vaststellen. Dat vormt een probleem aangezien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 zich op het standpunt stelt dat uit artikel 41 (thans artikel 40) van de Wet geluidhinder voortvloeit dat daadwerkelijk de zone gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan voor het industrieterrein moet zijn vastgesteld.

Gekozen oplossing

Een alternatieve mogelijkheid om een geluidszone vast te stellen wordt gevormd door het in hoofdstuk VIII van de Wet geluidhinder opgenomen artikel 108. Op grond van die bepaling kan bij algemene maatregel van bestuur (amvb) een gebied waar «ernstige geluidhinder optreedt of is te verwachten, welke niet of niet voldoende door toepassing van de voorgaande hoofdstukken kan worden bestreden» worden aangewezen als geluidszone. Blijkens de memorie van toelichting2 is bij een op artikel 108 gebaseerde amvb onder andere gedacht aan bronnen die niet vallen onder de toepassing van reeds voorgestelde saneringsregelingen, zoals de buiten Nederland liggende luchtvaartterreinen, industriegebieden en oefenterreinen, waarvan het invloedsgebied zich over Nederlands grondgebied uitstrekt.

In het onderhavige besluit, dat strekt tot uitvoering van artikel 108 van de Wet geluidhinder, wordt de geluidszone rond het industrieterrein Maasvlakte 2 vastgesteld, voor zover deze geluidszone zich uitstrekt over niet gemeentelijk ingedeeld gebied. Op de kaart bij dit besluit is de ligging van de gehele geluidszone rondom het industrieterrein Maasvlakte 2 weergegeven. Dit besluit ziet echter, zoals hierboven vermeld, slechts op de aanwijzing van het buitengemeentelijke deel van de geluidszone (het gearceerde gebied op de kaart). De vaststelling van dit niet gemeentelijk ingedeelde deel van de geluidszone heeft plaatsgevonden in overleg met de raden van de gemeenten Rotterdam en Westvoorne en met provinciale staten van Zuid-Holland. Voor aanwijzing van de delen van de geluidszone die in gemeentelijk ingedeeld gebied liggen, vindt aanpassing van de bestemmingsplannen van de gemeenten Rotterdam, respectievelijk Westvoorne plaats.

Afstemming met systematiek Wgh

Voor niet provinciaal ingedeelde gebieden is in beginsel geen bevoegd gezag aangewezen. Op grond van artikel 184 Wgh wordt daarom het bestuursorgaan aangewezen dat wordt belast met het in de aangewezen zone uitoefenen van het bevoegd gezag met betrekking tot de uitvoering van de Wgh. Ook wordt vastgelegd welke andere bestuursorganen bij die uitvoering betrokken dienen te worden (artikel 2).

Artikel 110 van de Wgh biedt de mogelijkheid om bij een algemene maatregel van bestuur als de onderhavige met het oog op het voorkomen of beperken van geluidhinder in en buiten de zone nadere regels te stellen omtrent de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting vanwege industrieterreinen, wegen of spoorwegen zijn geregeld in de hoofdstukken V, VI of VII van de Wgh. Het betreft hier maatregelen in verband met de geluidsbelasting die wordt of zou kunnen worden ondervonden door nieuw te bouwen, geprojecteerde, aanwezige, in aanbouw zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of andere geluidsgevoelige terreinen. Doordat de aangewezen zone geheel boven zee ligt, bevinden zich binnen de zone niet dergelijke woningen, gebouwen of terreinen, hetgeen naar verwachting in de toekomst niet anders zal zijn. Hierdoor zijn nadere regels omtrent de genoemde onderwerpen niet opportuun.

Begrenzing geluidzone

De begrenzing van de gehele geluidzone rond het industrieterrein Tweede Maasvlakte is onderbouwd in het Bestemmingsplan Maasvlakte 2 van de gemeente Rotterdam (Voorontwerp februari 2007) en het daaraan ten grondslag liggende Milieueffectrapport Bestemming Maasvlakte 2 (Havenbedrijf Rotterdam NV eindrapport 23 februari 2007). Het in dit besluit opgenomen deel van de geluidzone betreft het gebied in de Noordzee dat niet gemeentelijk is ingedeeld.

Bedrijfseffectentoets

Het onderhavige besluit, dat een noodzakelijk onderdeel vormt van de besluitvorming rond Maasvlakte 2, heeft louter positieve effecten voor het bedrijfsleven. In de eerste plaats wordt het areaal waarop bedrijven zich kunnen vestigen aan diep water aanzienlijk vergroot. In de tweede plaats zal de realisatie van Maasvlakte 2 de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven aanzienlijk versterken.

Inwerkingtreding

Het moment van inwerkingtreding van dit besluit is afgestemd op de voorgenomen datum van vaststelling van de ten behoeve van Maasvlakte 2 gewijzigde bestemmingsplannen van de gemeenten Rotterdam en Westvoorne, zodat op effectieve wijze aan artikel 40 van de Wet geluidhinder wordt voldaan.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 juni 2008, nr. 109.

XNoot
1

ABRvS 28 mei 2003, nr. 200201570/1; Gst. 2003, 7194, 168.

XNoot
2

Kamerstukken II 1975/76, 13 639, nrs. 1–4, p. 98.

Naar boven