Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2008, 15 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2008, 15 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie, van 2 juli 2007, FM 2007-01430 M;
Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties;
De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 2007, nr. W06.07.0187/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, mede namens Onze Minister van Justitie, van 18 december 2007, FM 2007-1828 U;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De bijlage bij artikel 5c van het Uitvoeringsbesluit Wet melding ongebruikelijke transacties en Wet identificatie bij dienstverlening wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel IIA komt de volzin onder het kopje «Geldtransfers» te luiden: Contante transacties van € 2.000 of meer waarbij de gelden ter beschikking worden gesteld in de vorm van chartaal geld of cheques, of door middel van een credit-of debetcard, dan wel betaalbaar worden gesteld in de vorm van chartaal geld, cheques of door storting op rekening, tenzij het een transactie betreft door een geldtransactiekantoor dat de afwikkeling van de transactie overlaat aan een ander geldtransactiekantoor waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, eveneens van toepassing is.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Financiën,
W. J. Bos
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de tweeëntwintigste januari 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Artikel I, onderdeel A, van dit besluit ziet op een wijziging van de meldingsplicht voor geldtransfers. In de huidige situatie vinden er vaak dubbele meldingen plaats op basis van de objectieve indicator voor geldtransactiekantoren. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat zowel het geldtransactiekantoor dat de betalingsdiensten aanbiedt aan de cliënt (de agent), als het geldtransactiekantoor dat de betaling verder verwerkt voor deze agent (netwerkprovider), transacties meldt op basis van de objectieve indicator. Dit zorgt voor onnodige administratieve lasten. De wijziging van deze indicator heft deze situatie op; uitsluitend de netwerkprovider zal nog een melding behoeven te verrichten op basis van de objectieve indicator. Omdat de netwerkprovider deze melding op een efficiëntere wijze kan verrichten dan de agent, heeft de wijziging ook in dit opzicht een gunstig effect op de administratieve lasten. In de toelichting op de Regeling indicatoren ongebruikelijke transacties 2005 is het voornemen tot deze aanpassing vermeld (Stcrt. 2005, nr. 164, blz. 7).
In november 2001 is door wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties (hierna: Wet MOT) en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993, een identificatie- en meldingsplicht ingevoerd voor handelaren in zaken van grote waarde (handelaren in voertuigen, schepen, edelmateriaal, kunst en antiek). Bij amendement is daarbij tevens bepaald dat deze wetswijziging diende te worden geëvalueerd op doeltreffendheid en effecten in de praktijk (Kamerstukken II 2001/02, 28 018, nr. 10).
In mei 2006 is de genoemde evaluatie afgerond en in de vorm van een rapport aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/06, 30 576, nr. 1). Op grond van de uitkomsten van de evaluatie zijn in dit rapport tevens mogelijkheden bezien om een betere balans te vinden tussen de lasten die de regelgeving met zich meebrengt voor de melders en de waarde van meldingen voor de criminaliteitsbestrijding. Daarbij is het voornemen geuit om het drempelbedrag dat geldt voor de objectieve indicator voor handelaren in zaken van grote waarde te verhogen naar € 25.000. De reden hiervoor is dat ongebruikelijke transacties met een grotere contante waarde veel vaker de status «verdacht» blijken te krijgen – zo blijkt uit cijfers van FIU-Nederland Ongebruikelijke Transacties – dan transacties van geringere omvang. Met de verhoging van het drempelbedrag voor de objectieve meldingsplicht verbetert de verhouding tussen de inspanning die de melders leveren voor het melden van ongebruikelijke transacties en de resultaten van de meldingsplicht. Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties zal als gevolg van de wijziging naar verwachting met 79% dalen, terwijl het aantal verdacht verklaarde transacties op deze indicator afneemt met slechts 40%. Artikel I, onderdeel B, van dit besluit realiseert de verhoging van het drempelbedrag van de objectieve indicator voor handelaren in zaken van grote waarde.
Administratieve lasten aanpassing indicator handelaren in zaken van grote waarde
Het kabinet heeft zich gecommitteerd om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven rijksbreed te reduceren (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5). Voor de Wet MOT is toegezegd dat de lasten met de helft worden gereduceerd in 2006. Voor de bancaire sector is op dit punt een belangrijke stap gezet door introductie van een meer subjectieve meldingsplicht (Stcrt. 2005, nr. 164, blz. 7). Door de aanpassing van deze indicatorenregeling per 1 november 2005 zijn de administratieve lasten afgenomen tot € 34,1 miljoen per jaar. Met de verhoging van het drempelbedrag van de objectieve indicator voor de handelaren in zaken van grote waarde kan een belangrijke vervolgstap worden gezet.
Bij de vorige wijziging in het indicatorenstelsel in 2005 werden de administratieve lasten van de grootwaardehandelaren geraamd op € 10,7 miljoen uitgaande van 16.881 meldingen. Sindsdien is het aantal meldingen van grootwaardehandelaren autonoom gedaald. Uit het jaaroverzicht 2005 van FIU-Nederland blijken er in 2005 13.767 meldingen te zijn gedaan door de handelaren in zaken van grote waarde.
Lasten na wijziging indicatorenstelsel 2005 | Lasten na stelselwijziging | |
---|---|---|
Variabele lasten | € 10.280.529 | € 1.896.611 |
Kosten meldingen | 16.881 à 596,50 per melding | 2.891 à 596,50 per melding |
Kosten identificaties | 16.881 à € 12,50 per identificatie | 13.767 à € 12,50 per identificatie |
Vaste lasten | € 437.151 | € 437.151 |
Totale kosten | € 10.717.680 | € 2.333.762 |
Met de verhoging van het drempelbedrag is een identificatie niet meer automatisch gekoppeld aan een melding. Immers de identificatieplicht zal blijven gelden bij contante transacties van € 15.000 of meer (dit vloeit voort uit Europeesrechtelijke verplichtingen). De kosten voor identificatie en melding zijn per transactie op respectievelijk € 12,50 en € 596,50 geraamd. Door het verhogen van het drempelbedrag zal het aantal meldingen aanzienlijk afnemen (een geschatte daling van 79%). Het variabele deel van de lasten neemt zo flink af, terwijl de kosten voor identificatie en de vaste lasten onveranderd blijven. Uiteindelijk kunnen de administratieve lasten zo worden beperkt tot € 2.333.762.
Administratieve lasten aanpassing meldingsplicht geldtransfers
De meldingen van ongebruikelijke transacties bij geldtransfers vinden vooral plaats op basis van de objectieve indicator die tot melding verplicht van geldtransacties van € 2.000 of hoger. In 2005 vonden 81% en in 2004 93% van de meldingen door geldtransactiekantoren plaats op basis van deze indicator. Daarom kan worden gesteld dat gemiddeld ongeveer 85% van de geldtransfermeldingen heeft plaatsgevonden op basis van de objectieve indicator.
Voor het melden van een transactie aan FIU-Nederland voert de agent een aparte handeling uit. Allereerst wordt de transactie ingevoerd voor verdere verwerking door de netwerkprovider. Vervolgens worden dezelfde gegevens in een ander systeem nogmaals handmatig ingevoerd ten behoeve van de objectieve meldingsplicht. De netwerkprovider, die de transactiegegevens ontvangt van de verschillende aangesloten agenten, kan met behulp van zijn systemen automatisch de te melden transacties selecteren. Dit bestand wordt vervolgens verzonden aan FIU-Nederland. Door de efficiënte inrichting van dit systeem kunnen de netwerkproviders de melding op een zeer kostenbesparende wijze uitvoeren.
De administratieve lasten voor geldtransferaanbieders (geldtransactiekantoren) zijn geschat op € 7,8 miljoen. 85% van de meldingen van de money transfers wordt op basis van de objectieve indicator gemeld. De administratieve lasten voor het objectief melden bedragen daarmee € 6,63 miljoen. Administratieve lasten worden berekend door het aantal handelingen te vermenigvuldigen met de kosten van een individuele melding. Met de onderhavige wijziging vindt op beide elementen een belangrijke besparing plaats. Het aantal meldingen op basis van de objectieve indicator zal enerzijds met de helft worden gereduceerd. Anderzijds zal een halvering van de kosten per melding mogelijk worden door het meldproces via de veel beter daartoe ingerichte netwerkprovider te laten verlopen. Met de onderhavige wijziging zullen de lasten op grond van de objectieve indicator voor geldtransactiekantoren daarom dalen tot € 1,66 miljoen. Opgeteld bij de kosten verbonden aan de subjectieve indicator van de meldingsplicht (€ 1,17 miljoen) bedragen de totale lasten dan € 2,83 miljoen.
Totale reductie administratieve lasten
Met de beide aanpassingen wordt een belangrijke stap gezet in de verwezenlijking van de administratieve lasten-doelstelling voor de Wet MOT. Na de eerdere wijziging van de indicatoren d.d. 1 november 2005 daalden - zoals eerder vermeld - de administratieve lasten voor de gehele Wet MOT tot € 34,1 miljoen. De administratieve lasten voor de handelaren in zaken van grote waarde hadden met € 10,72 miljoen nog een relatief groot aandeel in dit totaal. Door dit besluit zullen deze administratieve lasten echter met € 8,35 miljoen dalen tot € 2,33 miljoen. De lasten voor de geldtransferaanbieders waren berekend op € 7,8 miljoen. Deze administratieve lasten zullen met € 4,97 miljoen dalen tot € 2,83 miljoen. De totale reductie van de administratieve lasten als gevolg van dit komt daarmee op € 13,32 miljoen (€ 8,35 en € 4,97 miljoen). De resterende lasten voor de Wet MOT bedragen € 20,78 miljoen.
Onderhavige wijziging betreft de situatie waarin een de agent de afwikkeling van een contante transactie van € 2.000 of meer overlaat aan een netwerkprovider. In deze situatie zouden beide instellingen – zij vallen onder artikel 1,onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit – verplicht zijn een melding op basis van deze objectieve indicator te verrichten. FIU-Nederland zou als gevolg twee meldingen ontvangen over dezelfde transactie. De informatie over de cliënt die bij een melding verstrekt moet worden, is gelijk voor de agent en de netwerkprovider.
In de nieuwe situatie is de netwerkprovider verplicht melding te doen van transacties van € 2.000 of meer op basis van gegevens verkregen van de agent. Daarbij geldt de wettelijke termijn om binnen veertien dagen nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden de verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie aan FIU-Nederland te melden. In het geval van een melding op basis van de objectieve indicator wordt gerekend vanaf het moment dat de netwerkprovider de opdracht tot het verwerken van de transactie van de agent ontvangt.
De netwerkprovider is in voorkomende gevallen verantwoordelijk voor de objectieve meldingen en is daarmee verantwoordelijk voor het verifiëren van de ontvangstbewijzen (volledigheidscontrole), die door FIU-Nederland aan hem zullen worden gestuurd. Van de door FIU-Nederland aan de politie en het Openbaar Ministerie doorgemelde transacties worden zowel aan de netwerkproviders als de agenten afloopberichten verstrekt. Deze informatie kan een rol spelen bij het melden op basis van de subjectieve indicator. Op zowel netwerkproviders als agenten blijft immers onverkort de verplichting rusten om meldingen op basis van de subjectieve indicator te verrichten.
De gekozen aanpak betreft een tijdelijke oplossing. Het onderscheid tussen een geldtransactiekantoor die betalingsdiensten aanbiedt aan de cliënt en een geldtransactiekantoor dat voor de afwikkeling van de transactie zorgt zal wettelijk worden geregeld.
In artikel I, onderdeel B, is het drempelbedrag van de objectieve indicator voor het melden van een ongebruikelijke transactie voor handelaren in zaken van grote waarde gesteld op € 25.000. Voorheen gold de verplichting tot het melden van transacties op basis van de objectieve indicator van € 15.000 of meer. De verplichting voor een handelaar in zaken van grote waarde om conform artikel 2 en 6 van de Wet identificatie bij dienstverlening bij iedere contante transactie van € 15.000 of meer de identiteit van de cliënt vast te stellen, alsmede een aantal gegevens op te nemen in de administratie, blijft gehandhaafd. Ook blijft de subjectieve meldingsplicht onverkort van kracht. Deze subjectieve meldingsplicht behelst het melden van transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
In de brief van de minister van Financiën d.d. 1 februari 2007 (IPAL 2007-00024 M) is aangegeven dat alle wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten op vaste verandermomenten inwerking dienen te treden om de lasten voor burgers en ondernemingen te beperken. Een uitzondering op de vaste verandermomenten is mogelijk wanneer bedrijven en instellingen of anderen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding of als er sprake is van reparatie van onbedoelde negatieve effecten van wet- en regelgeving voor bedrijven en instellingen. Deze uitzonderingsbepaling wordt in paragraaf 4.3 genoemd in de voornoemde brief. Van deze situatie is hier sprake en derhalve wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. De inwerktreding geschiedt met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad.
De Minister van Financiën,
W. J. Bos
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.