Rijksbesluit van 8 april 2008, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met herziening taksen (taksen 2008)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 januari 2008, nr. WJZ 7154377;

Gelet op de artikelen 24, vijfde lid, 32, eerste lid, 61, eerste en tweede lid, 92 en 95 van de Rijksoctrooiwet 1995;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 6 februari 2008, nr. W10.08.0023/III/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 3 april 2008, nr. WJZ 8026918;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bedrag dat krachtens artikel 24, vijfde lid, van de wet bij de indiening van een aanvrage om octrooi moet zijn betaald, is:

    a. bij elektronische indiening: € 80, en

    b. bij indiening op papier: € 120.

b. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zinsdeel «de artikelen 32, derde lid, en 37, derde lid, van de wet, bij de indiening van een in die artikelen» vervangen door: artikel 32, eerste lid, bij de indiening van een in dat artikel.

2. Het woord «nieuwheidsonderzoek» wordt telkens vervangen door: onderzoek naar de stand van de techniek.

3. Het bedrag «€ 340» wordt vervangen door: € 100.

c. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het bedrag dat krachtens artikel 61, eerste of tweede lid, van de wet ter zake van de instandhouding van een octrooi onderscheidenlijk een Europees octrooi elk jaar moet worden betaald, is voor:

    het vierde jaar

    € 40

     

    het vijfde jaar

    € 100

     

    het zesde jaar

    € 160

     

    het zevende jaar

    € 220

     

    het achtste jaar

    € 280

     

    het negende jaar

    € 340

     

    het tiende jaar

    € 400

     

    het elfde jaar

    € 500

     

    het twaalfde jaar

    € 600

     

    het dertiende jaar

    € 700

     

    het veertiende jaar

    € 800

     

    het vijftiende jaar

    € 900

     

    het zestiende jaar

    € 1.000

     

    het zeventiende jaar

    € 1.100

     

    het achttiende jaar

    € 1.200

     

    het negentiende jaar

    € 1.300

     

    het twintigste jaar

    € 1.400

     

B

In artikel 7, tweede lid, wordt «nieuwheidsonderzoek» vervangen door: onderzoek naar de stand van de techniek.

C

Artikel 23, vierde lid, vervalt.

D

De aanduiding van hoofdstuk 5 komt te luiden:

Hoofdstuk 5. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot certificaten, aanvragen om certificaten en om verlenging van de duur van verleende certificaten.

E

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

  • 1. Het bedrag dat bij het indienen van een aanvrage om een certificaat of verlenging van de duur van het certificaat moet worden betaald, is € 544.

  • 2. Indien de aanvragen om een certificaat en verlenging van de duur van het certificaat gelijktijdig worden ingediend, moet een bedrag worden betaald van € 800.

F

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

  • 1. Het bedrag dat krachtens artikel 95 van de wet voor een certificaat moet worden betaald, is voor:

    het eenentwintigste jaar

    € 1.600

     

    het tweeëntwintigste jaar

    € 1.800

     

    het drieëntwintigste jaar

    € 2.000

     

    het vierentwintigste jaar

    € 2.200

     

    het vijfentwintigste jaar

    € 2.400

     

    het zesentwintigste jaar

    € 1.300

     
  • 2. Artikel 6, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 5 juni 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 april 2008

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de tweeëntwintigste april 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: het Uitvoeringsbesluit). Daarbij gaat het om aanpassing van het Uitvoeringsbesluit aan de beleidsvisie Octrooibeleid en MKB (hierna: de beleidsvisie) die op 28 juni 2006 naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal is verstuurd1. In deze beleidsvisie wordt een samenhangend pakket van maatregelen gepresenteerd om het nationaal octrooisysteem voor het MKB toegankelijker te maken. Een viertal maatregelen zijn in de Rijksoctrooiwet 1995 doorgevoerd, te weten het afschaffen van het 6-jarig octrooi, het verkorten van de taksenvrije periode, de nieuwe mogelijkheid van het Engelstalig indienen en het beperken van de lijdelijkheid van Octrooicentrum Nederland (hierna: OCNL).

Met betrekking tot het Uitvoeringsbesluit brengt de beleidsvisie de volgende taksenwijziging met zich:

– aanpassen van de instandhoudingstaksen;

– verlagen van de taks voor het onderzoek naar de stand van de techniek van het nationaal type; en

– elektronisch indienen stimuleren door indieningtaksen te differentiëren voor elektronisch indienen en op papier.

Gelijktijdig worden aanpassingen doorgevoerd uit de Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PbEG L 387) (hierna: de verordening).

Bij de voorbereiding van dit besluit zijn de Nederlandse Antillen en Aruba betrokken. Het besluit is van toepassing op de Nederlandse Antillen, maar gelet op artikel 113, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 niet op Aruba.

2. Uitwerking van de beleidsvisie in het Uitvoeringsbesluit

Het huidige systeem kent een periode waarin geen instandhoudingstaksen behoeven te worden betaald. Deze zogenoemde «taksenvrije periode» geldt gedurende de eerste vier jaar vanaf de aanvraagdatum van het octrooi. Deze periode van vier jaar is destijds ingevoerd om het rijksoctrooi te synchroniseren met de verleningsduur van Europees octrooien. Die verleningsduur is inmiddels opgelopen naar gemiddeld vijf jaar, waardoor dit argument niet meer valide is. In de beleidsvisie is voorgesteld om deze taksenvrije periode met één jaar te verkorten2. Het verkorten van de taksenvrije periode beoogt octrooihouders eerder te prikkelen om bewust de afweging te maken hun octrooi al dan niet in stand te houden, doordat de instandhoudingstaks eerder moet worden betaald. Aangezien instandhoudingstaksen pas verschuldigd zijn nadat het octrooi is verleend, heeft de verkorting van de taksenvrije periode van vier naar drie jaar alleen maar effect, indien de verleningsduur van het octrooi binnen de taksenvrije periode valt. OCNL verleent een octrooi doorgaans kort na achttien maanden. Diegenen die via OCNL een rijksoctrooi hebben aangevraagd, beginnen dan met het betalen van de eerste instandhoudingstaks drie jaar na indiening. Het Europese Octrooibureau verleent een Europees octrooi gemiddeld pas in het vijfde jaar na indiening van de aanvraag. Houders van een Europees octrooi starten daardoor veel later met het betalen van de eerste instandhoudingstaks. Dit zou betekenen dat houders van rijksoctrooien veel meer instandhoudingstaksen betalen dan houders van Europese octrooien. Om deze ongelijkheid zoveel mogelijk op te heffen, wordt de grondslag waarop instandhoudingstaksen worden geheven met dit besluit aangepast. De hoogte van de verschuldigde jaartaks zal voortaan afhankelijk gesteld worden van de indieningdatum van de octrooiaanvraag. Voor elk jaar na indiening, startend vanaf het vierde jaar na indiening, wordt een vaste instandhoudingstaks bepaald. Hierdoor betaalt de octrooihouder altijd een vaste instandhoudingstaks die gekoppeld is aan het aantal jaar na indiening. De octrooihouder die zijn Europees octrooi bijvoorbeeld pas in het zesde jaar na indiening in Nederland valideert, begint met het betalen van de instandhoudingstaks die voor het zevende jaar staat3. Bovendien wordt met deze taksenwijziging het Nederlandse taksenregime meer in lijn gebracht met die van de grote octrooilanden in Europa4. Door de manier van taksen heffen aan te passen voor alle toekomstige en reeds verleende octrooien zou de taksenopbrengst structureel hoger worden, omdat men begint met betalen van de instandhoudingstaks die gekoppeld is aan het aantal jaren na indiening. Om deze meeropbrengsten zoveel mogelijk direct terug te geven aan de octrooihouders zijn de instandhoudingstaksen voor de eerste tien jaar na indiening aanzienlijk verlaagd.

Instandhoudingstelsels zijn in de meeste landen progressief stijgende stelsels. Hoe langer een octrooi in stand wordt gehouden hoe meer er voor moet worden betaald. De gemiddelde levensduur van een octrooi is zeven jaar. Conform het voornemen uit de beleidsvisie zijn de instandhoudingstaksen vanaf het tiende jaar progressiever gemaakt om te bewerkstellingen dat deze octrooien niet langer dan noodzakelijk in stand worden gehouden.

Met het afschaffen van het goedkope 6-jarig octrooi is in de beleidsvisie voorgesteld om de kosten voor het onderzoek naar de stand van de techniek van het nationale type van € 340 te verlagen naar € 100 en te versterken met een schriftelijke opinie. Hierdoor is het verschil in drempelkosten5 beperkt en is in samenhang met de gewijzigde opbouw van de instandhoudingstaksen het 20-jarige octrooi vanuit kostenoogpunt voor zoveel mogelijk aanvragers een reëel alternatief voor het afgeschafte 6-jarig octrooi.

Voor het indienen van octrooiaanvragen is een indieningstaks verschuldigd. Deze bedraagt thans € 90. Het betreft hier een bedrag dat, afgezien van een neutrale omrekening naar een Eurobedrag in 2001, ongewijzigd is gebleven sinds 1997. Hoewel kostendekkendheid op het niveau van iedere individuele taks niet noodzakelijk is, is in de loop der jaren een scheefgroei ontstaan in de verhouding tussen de verwerkingskosten en het daarvoor verschuldigde tarief. Bij wijze van bijdrage in de gestegen kosten wordt de indieningstaks verhoogd tot €120.

Sinds 17 december 2005 is het mogelijk om octrooiaanvragen bij OCNL elektronisch in te dienen en eind 2006 is bij OCNL de hele keten van aanvraag tot registratie geautomatiseerd. Dit heeft voordelen voor de aanvrager: minder administratieve lasten en een snellere respons van OCNL. Ook stelt elektronisch indienen OCNL in staat om aanzienlijk efficiënter en goedkoper te werken. De met de verwerking van een elektronisch ingediende aanvraag gemoeide kosten zijn beduidend lager dan die welke zijn verbonden aan een op papier ingediende aanvraag. Wie zijn octrooiaanvraag elektronisch indient veroorzaakt daarmee aanzienlijk minder kosten. Het wordt redelijk geacht dit tot uitdrukking te laten komen in de hoogte van de tarieven. Met het oog hierop en om het elektronisch aanvragen te stimuleren wordt de taks voor elektronische indiening vastgesteld op € 80.

Tenslotte is conform artikel 52 van de verordening het bedrag vastgesteld dat is verschuldigd in geval van een verzoek om verlening van het certificaat voor respectievelijk de indiening en de instandhouding.

3. Administratieve lasten en gevolgen voor het bedrijfsleven

De wijziging in het taksenregime brengt geen verandering in de administratieve lasten met zich mee. Dit besluit is aan ACTAL voorgelegd. ACTAL heeft besloten dit besluit niet te selecteren voor een toets.

De taksenaanpassing betreft enkel een wijziging van de hoogte van de te betalen instandhoudingstaksen en grondslag waarop wordt geheven, door voortaan een vaste instandhoudingstaks per jaar na indiening te heffen in plaats van het van voren af aan beginnen met betalen van een eerste instandhoudingstaks na verlening, ongeacht de duur van de verlening. Omdat de taksenopbrengsten hierdoor structureel hoger zouden worden, zijn de instandhoudingstaksen voor de eerste tien jaar na indiening verlaagd. Gedurende de gemiddelde levensduur van een octrooi (zeven jaar), zal een octrooihouder voortaan € 485 minder aan instandhoudingstaksen betalen. Octrooihouders die hun octrooi langer dan 10 jaar in stand houden, moeten extra betalen. Dit loopt op tot € 2.201 als het octrooi de volle twintig jaar in stand wordt gehouden. Deze meeropbrengsten worden slechts in beperkte mate opgebracht door het Nederlandse bedrijfsleven. Van de 136.000 van kracht zijnde octrooien in Nederland komt slechts 16.000 (12%) uit Nederland.

Momenteel vraagt ongeveer 40% van de aanvragers van een 20-jarige octrooi een onderzoek van het nationale type. Dat betekent dat naar verwachting 700 van de huidige 1800 aanvragers kiezen voor een onderzoek naar de stand van de techniek van het nationale type dat € 240 goedkoper wordt. Voor hen is er sprake van een vermindering van een financiële last van in totaal € 172.000. Per saldo leidt de afschaffing van het 6-jarig octrooi en het verlagen van de taks voor het onderzoek naar de stand van de techniek van het nationale type tot een vermindering van de financiële lasten van ongeveer € 127.000 (verhoging met € 45.000 en vermindering met € 172.000), in het geval dat het octrooi 20 jaar in stand wordt gehouden. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het bedrag van € 794 dat voor het onderzoek naar de stand van de techniek van het internationale type moet worden betaald is gehandhaafd. Reden hiervan is dat het van belang is om internationaal enigszins in de pas lopen. Wanneer het verschuldigde bedrag voor het onderzoek van het internationale type te laag is in vergelijking met andere Europese landen, kan dit buitenlandse aanvragers stimuleren om voortaan in Nederland octrooi aan te vragen.

Sinds 17 december 2005 is het – als gezegd – mogelijk om een octrooiaanvraag langs elektronische weg in te dienen6. Aanvragers die langs elektronische weg hun aanvraag indienen, krijgen een korting van €10. Indienen op papier wordt € 30 duurder en gaat dus € 120 kosten. Door het differentiëren van de indieningtaksen van € 90 naar € 80 voor elektronische indiening en van € 90 naar € 120 voor een indiening op papier wordt het alternatief met de minste administratieve lasten voor het bedrijfsleven, te weten via elektronische weg het meest voordeligst. Een dergelijke differentiatie heeft destijds ook het proces van invoering van elektronische indiening bij het Europees Octrooibureau versneld. In het 2006 heeft gemiddeld 15% van de aanvragers hun octrooiaanvraag langs elektronische weg ingediend. Hierbij zij opgemerkt dat over het hele jaar 2006 genomen er een duidelijke stijging is waar te nemen. Deze trend heeft zich voortgezet in het eerste half jaar van 2007, met een gemiddeld percentage van ca. 26%. Als deze trend zich voortzet zal tegen het eind van het eerste kwartaal van 2008 het gemiddelde ten minste ca. 40% zijn. De verwachting is echter dat door de prijsdifferentiatie het percentage sterker zal toenemen dan reeds de trend is. Bij de invoering van het elektronisch indienen is er van uitgegaan dat uiteindelijk 75% van de aanvragers hun octrooiaanvraag langs elektronische weg zal indienen. De prijsdifferentiatie draagt bij aan het zo snel mogelijk realiseren van dit verwachte percentage van 75% elektronisch indieningen, zoals bij de invoering was ingeschat. De potentiële AL-reductie bedraagt dan uiteindelijk € 1.9 miljoen.

4. Notificatie

De ontwerp-regeling is op 20 december 2007 gemeld aan de Europese Commissie (notificatienummer 2007/0696/NL) ter voldoening aan artikel 8, tweede lid, van richtlijn 89/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Terzake zijn geen reacties ontvangen.

Artikelen

Artikel I, onderdeel A, onder a en b.3

Op het tarief van deze taksen is al ingegaan in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

Artikel I, onderdeel A, onder b.1

Deze wijziging vloeit rechtstreeks voort uit de hiervoor genoemde wijzigingswet. Bij die wet is de delegatiebepaling van artikel 32, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 overgeheveld naar artikel 32, eerste lid, van die wet en verder is, vanwege het afschaffen van het 6-jarig octrooi, artikel 37 geschrapt (zie mede paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting).

Artikel I, onderdelen A, onder b.2, en B

Bij de Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995 (Stb. 2007, 479) is onder andere in artikel 34, tweede lid, (zie artikel I, onderdeel I) de zinsnede «nieuwheidsonderzoek» vervangen door: onderzoek naar de stand van de techniek. Aldus wordt de strekking van dat onderzoek beter tot uitdrukking gebracht. Met de wijziging van de artikelen 6, derde lid, en 7, tweede lid, is het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in overeenstemming met de terminologie van de Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel I, onderdeel C

Nu de verplichting tot waarmerking van de vertaling niet langer bij de Rijksoctrooiwet 1995 is vereist, is het vierde lid van artikel 23 geschrapt.

Artikel I, onderdeel E

Krachtens artikel 52, onder 3.c, van Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PbEG L 387) (hierna: de verordening) kunnen de lidstaten voor de aanvraag voor een (aanvullend beschermings-) certificaat en voor de aanvraag voor verlenging van de duur van een certificaat een taks in rekening brengen. Besloten is van deze mogelijkheid ook gebruik te maken voor de aanvraag voor verlenging van de duur van een certificaat (dus een verlenging in het kader van pediatrisch gebruik van een octrooi), hetgeen heeft geleid tot aanpassing van artikel 30 van de Rijksoctrooiwet 1995.

Om gelijktijdige indiening van een aanvraag om een (aanvullend beschermings-)certificaat en verlenging van de duur van het certificaat te bevorderen is een laag tarief van € 800 vastgesteld.

Artikel I, onderdeel F

Zoals in het algemeen deel van de toelichting al is opgemerkt zijn de instandhoudingstaksen vanaf het tiende jaar progressiever gemaakt om te bewerkstelligen dat deze octrooien niet langer dan noodzakelijk in stand worden gehouden.

Deze progressieve stijging is ook doorgevoerd voor het eenentwintigste jaar en volgende jaren; de bedoelde jaren hebben betrekking op de instandhouding van een aanvullend beschermingscerticaat als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Rijksoctrooiwet 1995. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het begrip instandhoudingstaks louter betrekking heeft op (de instandhouding van) een octrooi. Zoals bekend blijft een verleend octrooi, behoudens eerder verval of vernietiging door de rechter, van kracht tot het verstrijken van een termijn van twintig jaren te rekenen vanaf de datum van indiening. De bedragen, opgenomen in artikel 31, eerste lid, van het besluit, hebben betrekking op de instandhouding van het zogenoemde aanvullend beschermingscertificaat (zie artikel 95 van de Rijksoctrooiwet 1995) en op een verlenging van dat certificaat in het kader van geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik als bedoeld in de verordening. De laatste is op € 1.300 gesteld aangezien de verlenging 6 maanden bedraagt.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 635, nr. 1.

XNoot
2

Artikel 61 van de Rijksoctrooiwet is hiertoe aangepast, kamerstukken II 2006/07, 30 975, nr. 2.

XNoot
3

Of achtste jaar, indien indiening en verlening van het Europees octrooi in dezelfde kalendermaand valt en de datum van verlening na indiening valt ex artikel 61, tweede lid, tweede zin, ROW 1995).

XNoot
4

Het Nederlandse taksenregime verschilt nu op dit punt van die van de ons omringende landen (DE, BE, FR en UK).

XNoot
5

Drempelkosten bestaan uit een taksengedeelte en eventuele kosten die gemaakt moeten worden voor het opstellen en indienen van de octrooiaanvraag. Het taksengedeelte van de drempelkosten bestaat uit de indieningstaks en de taks voor een onderzoek naar de stand van de techniek. Het afgeschafte 6-jarig octrooi kende geen onderzoek naar de stand van de techniek en was daarmee € 340 goedkoper dan het toenmalige 20-jarige octrooi.

XNoot
6

Stcrt. 15 december 2005, nr. 244, pag. 13.

Naar boven